Historisch Archief 1877-1940
10
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 1030
Kolonel Va»,
bevelhebber der Grieksche troepen op Kreta.
ALLERLEI.
De heer Boele Sr. te Kampen, de algemeen
bekende sigarenfabrikant, heeft met het oog op
het vijftigjarig bestaan zijner fabriek een prijs
vraag uitgeschreven voor een reclamekaart.
Tot deelneming aan dezen wedstrijd worden
alleen toegelaten de werken van Nederiandsche
en in Nederland gevestigde kunstenaars. De ont
werpen moeten zijn oorspronkelijke teekeningen
en de afmetingen, doaraan te geven, mogen niet
meer bedragen dan 76 X ^ cM. en niet minder
dan 04 X 50 cM. In elke tpekening moet op
zeer duidelijk wijze zijn uitgedrukt, (iat deze
winkelkaart de aandacht zal hebben te vestigen op
het handelsartikel: sigaren.
?D" ontwerpen moeien worden gezonden aan
de oefenschool bij 'a Rijks museum,
Hobbemastraat 25, te Amsterdam, vóór 21 Mei 1897.
Drie pryzen worden uitgeloofd van onder
scheidenlijk ?500, ?300 en / 200.
De beoordeeling der ingezonden ontwerpen
zal plaats hebben te Amsterdam, door een jury,
bestaande uit de heeren : Aug. Allebó,
hoogleeraardirecteur der Rijks-Academie van Beeldende
Kunsten; A. Le Comte, kunstschilder te Delft;
dr. P. J. H. Cuypers, architect; Josef Israëls,
kunstschilder; Fred. Leenhoff, hoogleeraar aan
de Rijks-Academie van Beeldende Kunsten; W.
B. G. Molkenboer, directeur der
Rijksnormaalschool vuor teekenonderwijzers: B W. Wierink,
directeur der industrieschool van de Maatschahpij
voor den Werkenden Stand, alhier.
O die Critici!
(Naar het Fratisch van PIEHKE VÉBEK.)
Sam is in groote verlegenheid.
Hij heeft nooit iets gelezen; dat is niet zijne
schuld: het heelt hem aan tijd ontbroken. Overi
gens heeft hij, omdat hij bang was voor eene on
volledige beschaving, zich liever geheel buiten de
litteraire beweging van de laatste veertig jaren
gehouden.
Nu moet hij over een paar dagen bij een ge
meenschappelijk vriend daieereu met Paul Hervieu,
den beroemden romanschrijver.
Sam kent zijn wereld; hij weet heel goed, dat
een welopgevoed mensch tot een auteur, dadelijk
bij de eerste ontmoeting, moet zeggen: O natuur
lijk ken ik u bij reputatie; ik ben een warm be
wonderaar van uw taleut. Ik heb uw boek ge
lezen: het is heerlijk!" En dan moet hij door
een paar citaten het bewijs leveren van zijn zaak
kennis.
Maar Sam heeft ook geen tijd om eerst Paul
Hervieu te lezen.
Waartoe zou dat ook dienen? Er zijn lieden,
welke men crititi noemt, en die iemand voor een
kleinigheid een uitstekend eu ter zake dienend
oordeel kant en klaar opdisschen. Die zullen onge
twijfeld iets over Paul Hervieu hebben eii Sam
volkomen op de hoogte helpen. Als men een beetje
geheugen heeft en zich netjes bij algemeenheden
houdt, dan zal het wel gaan.
Hij neemt dus eeiie verzameling //karakter
schetsen" van den bekenden aestheticus \, en
leest daar: //Paul Hervieu is scherper, maar minder
spontaan dan Daudet."
-»» All-Heil!
Dat is zeker heel duidelijk voor iemand, die
Daudet heeft gelezen, maar moet Sam nu Daudet
lezen? Daarvoor heeft hij geen tijd! Hij zal zich
dus houden aan het artikel van den beroemden Z.
(Sam raadpleegt alleen de beste bronnen!) Daar
ontdekt hij: //Daudet is een Zola zonder grootheid,
maar met meer naïeviteit."
Goed. Sam gaat opnieuw naar de bron. Wat
zeggen de critici van Zola? Hij vindt: Uitvoe
riger, maar minder nauwgezet, dan laubert."
Flaubert? Wie is dat? De critici van zijne
dagen noemen hem: nauwgezetter en warmer
dan Balzac."
Sam laat zich door niemand intimidceren, zelfs
niet door critici van een verdwenen generatie. Wie
| is die Balzac? Wel, dat is heel eenvoudig: //de
? Chateaubriand van de bourgeoisie."
| Nu begint Sam boos te worden. Hij informeert,
| zich naar Chateaubriand, en vindt, dat die, volgens
Hartstochtelijk irielrijder, die hij 't ]iiatwfi>elcn
t??pedaal gebruikt: Drommels! ik kom vandaag
'niet vooruit!
vieu eigenlijk is ;
eten gaan ."
eerst dan kan ik met hem uit
Zola contra Zola.
De rarijsche rechtbank heeft uitspraak gedaan
in het proces van den heer Fasquelle, den uit
gever der Jlouyon Macquart serie, tegen den heer
Laporte, die eere «bloemlezing" had doen ver
schijnen van de meest scabreuse passages uit
Zola's werken. Het boekje van den heer Laporte
was, volgens diens verdediger, alleen geschreven,
of liever gecompileerd met de edele bedoeling
om aan te toonen, hoe onwaardig Zola was om
lid te worden van de deftige en brave Académie
J''ru»rmfe. Het kan zijn, dat de heer Laporte
werkelijk die bedoeling beeft gehad, maar de booze
wereld beweerde, dat deze verzameling van uit
hun verband gerukte tooneelen en tafereelen,
Mm zorg!
" Kitn>i>n (tot 'Klein-Ki'i'ln'i: >IIuil maar niet, ventje! Ik heb dien aardiger.
vriendelijken Turkschen politieagent verzocht te blijven en op je te pissen !"
Een yeryelenfie preek.
wM ingelichte lieden //de Bossuet van Int eerste
keizerrijk" is.
Ja, maar wat is Bossuet anders dan de Heilige
Johaiines Chrysostomus van de l?de eeuw?"
Sam houdt zich dus aan Chrysostoinus; hij ver
liest den moed niet, ofschoon hij wel wat neer
slachtig is geworden. Ik heb hem geraden, een
voudig Paul Ilervieu te lezen. Maar hij antwoordde
mij: //Neen, ik wil het iijne van de zaak weten,
het naadje van de kous; de critici zijn er immers
om het publiek voor te lichten? en als ze dit niet
deden en nutteloos waren, zou min ze dan niet,
lang hebben afgeschaft: Jk zal de zaak tot het
einde doorzetten, zoo noodig tot, Jahve, den oor
sprong aller defmitiën, en v uu dtfinitie tot di liuitie
zal ik komen tot de kennis van hetgeen Paul
lierslechts een N/tr<r.s ile sciinddle op het oog had.
Deze laatste onderstelling wordt door de teeke
ningen op den omslag van het boekje wel
eenigszins gewettigd. De rechtbank had intusschen
alleen de vraag' te beslissen, of de heer Laporte
kon worden veroordeeld wegens nadruk, en be
antwoordde die vraag in ontkennenden zin, juist
diiidid de medegedeelde fragmenten uit hun ver
band waren gerukt en dus slechts een zeer on
volkomen en onvolledig beeld konden geven van
Xola's werken.
Het komt ons voor, dat de Parijsche rechters
hiermede een zeer bedenkelijk praecedent hebben
gesteld en dat hunne uitspraak althans niet zal
strekken, om den eerbied te verhoogen voor de
litteraire critiek. Eerlijk en waardig kan de aldus
Scüoüzès,
Grieksch minister van buitenlar.dsche zaken.
gesanctioneerde methode van den heer Laporte
zeker niet worden genoemd.
Toen Iludyard Kipling onlangs uit Amerika
terugkeerde, zag bij op de tafel in dorookkajuit
een boek liggen, getiteld : 1'luin Tati't /roiii the
Ilillx. »Is dat uw hoek V' vroeg een mede
reiziger. »Ja," antwoordde Kipling. «Pardon,''
kwam een joi gmensch tusschenbeide, »het is van
mij !'' »\een, toch niet," hernam Kipling, »het
is werkelijk van mij.' «Maar, mijnbeer....'
begon de ander weer, »ik heb het pas gekocht."
»Dat kan wel zijn, meneer, maar ik heb het
geschreven."
Een bronzen medaille,
In de 'l'ielsclte ('onniiit van l!) Febr. j.l. komt
het volgende bericht voor:
»Bij Kon. Besluit is, als blijk van goedkeuring
en tevredenheid, de bronzen medaille en een
loffelijk getuigschrift toegekend aan den heer
C. P. van Lidth de Jeude, alhier, wegens de met
gevaar van eigen leven verrichtte redding van
2 kinderen uit de Stadsgracht, op 11 Januari j.l.'"
Waar ik deze zaak releveer, geschiedt dit, om
den heer Van Lidth de Jeude ook buiten Tiel
te doen kennen als een edel mensch, wiens veel
vuldige pogingen om drenkelingen van een anders
wissen dood te redden met bizonderen lof mogen
worden vermeld. De redding toch, hierboven.
bedoeld, is lang niet de eenige; stellig een tiental
malen begaf de beer v. L. zich te water, en -l
maal geschiedde dit met levensgevaar.
Indien men den gemoedelijke man toevoegt, jij
bent ook maar altijd bereid er in te springen,
dan klinkt het eenvoudige antwoord »ik kan geen
leed zien ' en dit medegevoel noopt hem steeds
weer, zijn eigen leven in de waahschaal te stellen.
Schrijver dezes had eenige malen bet angstige
genoegen zoo'n redding bij te wonen, en aldus
getuige te zijn van de buitengewone stoutmoe
digheid en het groote beleid waarmee dit ge
schiedde. Deed het zijnen vele vrienden genoegen,
dat hem hiervoor een officieel blijk van goed
keuring werd gegeven, het heeft toch eenige
verwondering verwekt, slechts een bronzen en
niet een gouden of minstens zilveren medaille
is toegekend.
Vermoedelijk is bij de aanvrage slechts de
laatste redding vermeld geworden en moet dus
daarin de oorzaak schuilen.
Hoe dit ook zij, de heer v. L. heeft zijn medaille
ten volle verdiend en getoond, een rnenschenvriend
te zijn, in den waren zin des woords.
Tiel, Maart 1S<)7. M.
De Democratie in Amerika,
; "<t-..."--iv...?S$jfë^'~:--::'-\
:^%^^j^M^.
J ,^-^m^^i^.
De juffrouw heeft betere dagen gekend !