De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1897 21 maart pagina 11

21 maart 1897 – pagina 11

Dit is een ingescande tekst.

No. 1030 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. 11 IE ezi Burgemeester VENIXU MEINESZ to< /«e/ bruidspaar SCHADD CM SANDERS: Wederzijds zijn de echtgenooten elkander getrouwheid, hulp en bijstand verschuldigd. B. W. iiiiiimimim door PlUlIKNBOER. Er zyn vele wegen, die naar Rome leiden, zoo ook, de belangrijkheid dier overeenstemming zy hier opgemerkt, naar onze goede stad. »0nze goede stad'', zeggen de voornaamsten ?onzer vroede vaderen en de voornaamsten in den handel met een vertrouwelijkheid en innigheid, als die, waarmee een moeder haar kind met epitheta in plaats van met den doopnaam liefkoost; ?en spreekt een onzer afgevaardigden der Tweede Kamer (onlangs nog gebeurd), dan heet zij zelfs onze gezegende stad. En zeer terecht. Het goede en de zegeningen zijn hier in ruime mate aanwezig; maar 't schoonst is toch wel. dat <ie verdeeling daarvan proportioneel plaats heeft en bij de toekenning van ieders deel is var, oneerigheid bijna geen sprake. Wij raadplegen geen oeconomische wetten : ons gevoel is ons tot richtsnoer, zoo verkrijgt de een op rechtmatige wijs zyn bankbiljetten en de ander ontvangt zoo veel of zoo weinig, dat-i nog wel een poosje bestaan kan zonder van honger te sterven. Tusschen deze beide typen krioelen de scha keeringen, beneden het laatste komen wij nooit, -want met zekerheid kan ik meedeelen, dat hon gerdood op direkte wijs hier nimmer is gecon stateerd. O, onze stad is goed ongezegend boven velen! Gebruik makend nu van een der vele wegen in den aanhef vermeld, als daar zijn: spoorwegen. modderwegen en waterwegen en dan de voorkeur gevend aan een dezer laatste, neemt de bezoeker, die wat tijdig per stoomboot de Maas opvoer, ons Rotterdam nog waar, slapend den slaap eener rechtvaardige. Zwier g het vaartuig doende deinen op'tgrijsgroene Maaswater, dat oppaarlend voor den boeg, met zware kabbels stuwt langs de zijden en stoeiens-moe in dolle vaart voorbij glijdt, breed ruischend ala zacht gezang van duizend stemmen, zóó viert de groote stroom al van verre den blijen intocht der binnenkomenden. En naderend, naderend, vertoont zij zich, de eerste koopstad van het land: de silhouet harer reuzenh'guur gedoezeld in vochtigen dampkring ; een uitdrukking van teerheid en weekheid, gelijk den oprechte siert, die gaat in reinen levens wandel. Weldra scheuren masten, schepen en huizen gaten in haar sluimerkleed van zijigen nevel, en naarmate deze wijkt voor 't zonlicht, dat blikkert op 't rusteloos water en praalt langs huizengevels vangt alom-groeiend >het leven" aan. Dit leven is »ons leven." Evenals de Eakimo, de Zigeuner, de Roodhuid elk heeft zijn leven, zoo hebben wij, van alle andere aardbewoners onderscheiden, ons leven. Ons leven, dat wil zeggen: den handel met zijn grooten aanhang. Wat wij doen, wat wij laten, wat wij deuken, wat wy praten: 't is handel, handel, handel. Wij hebben havens voor den handel en stra ten.... maar voor den handel: gaanderijen van sleepers wagens, karren, balen, kisten, petroleumvaten en margarinetonnetjes, alles netjes gecement in de wereldvermaarde Maasklei Te midden dezer dingen, die de vreemdelingen obstakels noemen, buitelen wij met bemodderde heenen en besmeurde handen en pakjes driftig door elkaar, vol genot over dat zijn in ons element. Daarnaar dorsten wij meer dan een hert nair de waterheken, dan een op 't drooge apengapende visch naar een bad. Onze hoofden, vervuld van dat ne, hebben geen plaattf voor andere . . . zaken. Zaken dat is koopmanschap, dat is praktijk, dat is geld, ziehier onzen lusthof; maar dat geklets over nieuwig heden, mooi en kunst is voor ons, flinke ferme kerels, een laf drankje, daarom vallen al die theorieën en moderniteiten hier in dorre aarde. Ook heeft de uitslag der beproevingen van het nieuwe ons niet tot voortgaan aangemoedigd. Daar is ons abattoir; eten wij nu goed vleeschV Hier moet de staart der zegeningen een veer l laten vliegen, want, niet bedektelijk, neen in de | courant komt dagelijks een rubriek voor waarin getracht wordt na te gaan, of er werkelijk schei ding is tusschen het vleeseh, dat wij consumeeren, en vergift. Geprezen de oude manieren van den ouden tijd, die zulke twijfelingen niet gekend heeft! En welk voordeel biedt onze vischhil V Roemruchtig als thans was de naam onzer >dames de la halle" ook voorheen, zelfs zonder over levering zouden wij dit weten, want onze vaderen, verdienste beloonend zonder aanzien des persoons, huldigden de reputatie o-zer visehvromven in den straatnaam »Visschersdijk." 't Is wel niet correct, doch »Vischvrouwendijk" ware te geëmancipeerd; bovendien de leer: dat man en vrouw n zijn nu ja n met den man tot hoofd der vereeniging, een hoofd moet je toch hebben en onbekendheid met het feminisme, deden de visschers officieel strijken gaan met de eer, die hunne egaas door de buiten wacht geschonken was. Dat paarden, die de haver verdienen, ze niet krijgen, komt meer voor en van meer dingen is er te zeggen, dat zij niet correct zijn. Wat dit laatste betreft: wij hadden onze .lames de la halle", maar een hal bezaten we niet, zoodat de harmonie tusschen het woord on het begrip een beetje carnaval leek te vieren. Dit feestje zou reeds lang geëindigd zijn. indien onze damos het gebouw, waar zij naar beroep kunnen uitoefenen, iets beter waardeerden. In plaat-i van te dringen om 0311 plaatsje, schijnen /ij de open lucht in de nabijheid verkieselijker te achten. De kruiwagens met cn-oog-troosteloos-denhemel-inkijkende schelvisschen vóór zich, gaan zij, gedreven door de verzoeken en dreigementen der politiemannen, in siakkengang langs de huizen, zóó de menschelijke voorzienigheid be spottend, die de fictie van den naam tot werke lijkheid wilde maken. Hoeveel meer vreugd beleven wij dan van onze groentevrouwen ! In een kring plaatsen zij haar stalletjes van 't eenvoudigste samenstel, een zij uitgezonderd, behangen met een zeildoekje, dat door regen en wind schroomvallig schijnt te worden ontzien. Een baaltje lompen met twee oo.gspleten en een neusstreep is do buste van de verkoopster, die op den achtergrond plomp afsteekt tegen de kleurvakken der vruchten en groenten. Troont zij daar niet, dan bereidt zij wellicht in de geïmproviseerde keuken het middagmaal; want het getal harer menschelijke functiën, die hier niet plaats hebben, is zeer gering. Allerminst ontevreden over haar gedwongen natuurleven. in groot contrast met het verwijfde dezer eeuw, bereikten onzen gemeenteraad nimmer klachten over koulijden, opgedane longziekten of rheumatiek; en ook wij, burgers van de stad, kijken met welgevallen naar dit zigeunerleven op de Groote Markt. Trotsch zijn wij op onze Groote Markt, groot, niet naar afmetingen, dat pleintje rnet enkele sprinkhanige hoornen; o neen, lengtematen, waar het te pas komt nog al van invloed op onze waardeering, tellen bij deze grootheid, geëerd om hare beteekenis, niet mee. Haar grond is klassiek; drager van Erasmus' beeld in metaal, het lustoord van Cares aan zijn voeten alreeds daarom doorluchtig blijkt hieruit tevens ons wijsgeerig inzicht omtrent de paring van stof en geest: niet zult gij leven bij de stof alleen, noch bij den geest alleen; maar bij stof' en geest beiden. Nadenkend tuurt de groote geleerde over zijn boek omlaag, als trachtte hij vruchteloos het systeem dier negotie-opRratien in aardappelen vast te stellen, wat duidelijk bewijst, boe zelfs de helderste koppen hun schaduwvlekken hebben. Bij allo uitnemendheid is dit een fout in die geleerden, dat zij immer in de weer zijn rnet hun stelsels ; een jaar op een koopmanskantoor en ze waren minder stelselmatig. In den handel kennen we geen stelsels, geen formules en er is welvaart, geld, weelde. Wel zeggen de heeren oeconornisteu dat ze daar niet voor behoeven te zorgen, maar of ze zouden lachen, indien zij in hun vak triomfeerden, als wij in bet onze ! Een hoogeschool ware hier op haar plaats, de wetenschap zou er van protiteeren. Tot de meest actuaele onderwerpen, die den doctor anders zou den nopen een schitterende dissertatie te schrij ven, behooren: gomeentesubsidie aan kinderspeel tuinen, onteigening van dorpen voor havenaanle», werkkring der bereden politie, stadsreiniging en onbegaanbare straten, handel en kunst. De kunst is ons tusschen-neus-en- lippen -deel van het leven, zij vult de pauzeeringen tusschen onze handelsbedrijven en zorgt voor de onont beerlijke verlichting onzer l oom-gedachte hersenen. Hooge, zware kunst, kunst, die n aandacht eischt en devoot gezicht, maakt nu eenmaal aan spraak op oaze belangstelling de goede smaak brengt hot mee en in de conversatie moet-je kunnen meepraten over voorname artiesten maar eigenlijk valt zij buiten onze sfeer. Wel onthouden wij haar onzen lot nirt; wel regeeren do handen en beenen enorm op do stilte gedu rende een ernstige voordracht en toch, wordt er beweerd, ten-rechte meen ik, volgt uit dit doen onze geringe vatbaarheid voor gevoelsuitingen. De kleine vroolijke kunst, de kunst om bij te lachen, te praten en te drinken, genieten wij beter, maakt ons enthousiast en zelfs is haar invloed merkbaar in onzen huizenbouw. Aardige geveltjes met kalkguirlandes, dikhuikige bloemvazen, grinnekende menschenhoofden, hier een ingehouden lachbui, daar schalling van pret, karakteristiek stemmend de nieuwe buurten, duwen nu hun fijn neusje en werpen gluurblikken in 't gedoe der oude stad. Vooral »bars" en proerl )kalen, die uitbreken in menigte, tooien zich mat artistieken voorhang en bun intérieur van goudleer en eikenhout, spijltjes, krullen en lofwerk is beeld van onze ojrspronkelijke versieringskunst. Volksvoorstellingen en volksconcerten brengen de kunst onder het volk dat wil zeggen, onder de lieden, die schraal bij kas zijn; daarom is de benaming minder juist: wie behoort er niet tot het volk en 't woord genomen in den zin van | rapalje, dan nog blijft de samenstelling onnauw| keurig, want niet kenmerken de uitvoeringen j zich door mindere kwaliteiten schoon zijn ze ' als voor de elite maar wel de beurzen van het publiek. Geluk door den handel, geluk door de kunst; is er ooit een mensch geweest, die meer verlangde dan dubbel gelukkig te zijn 'l Waarom zullen wij ons hoofd breken met arbeidersbeweging en politiek, geïmporteerde waar zonder groeikracht 'l Is rust dan niet goed ; waarvoor al dat bewegen, dat gltiiperig volgen van een prooi '! moeten roofdier-praktijken in onze samenleving worden overgebracht een samenleving, die zich door helder begrip en mooie hoedanigheden der menschon zoo hoog verheft boven de dierenwereld? Kvenmin raakt ons de politiek; wij, liberaal gewonnen en geboren, zijn de liberalen van zuiver ras en dit te weten is voldoende. Enkele uitnemende mannen, met groote kennis van zaken, behartigen de belangen, die wij met al onze beslommeringen zouden verwaarloozen, en dankbaarheid vervult ons bij 't overdenken der belangrijke resultaten. Ualachelijk is 't streven dier leeraars eener nieuwe politieke richting ; laatst nog sprak een per liberale dissenters in >:le Doelen" voor een j handjevol menschea met do kermis kun-je i er over de hoofden loopen groote woorden, die langs de ooren streken en zei in ziju repliek: dat wij hakend stonden, als conservatief element, maar hem bleken vooruitstrevender dan hijzelf te zijn. Verwarring op verwarring. Noch het een, noch het ander is waar; wij zijn liberaal, ondeelbaar, niet-verlengbaar, de eenig-mogelijke wijze. Onze voorspoed getuigt met eere van het liberalisme on leerden de menschen mear door voorbeelden, voorzeker de naam van ?;goede stad" ! stond in ons vaderland niet geheel alloen. l

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl