Historisch Archief 1877-1940
No. 1030
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
11
IE ezi
Burgemeester VENIXU MEINESZ to< /«e/ bruidspaar SCHADD CM SANDERS: Wederzijds zijn de echtgenooten elkander getrouwheid, hulp
en bijstand verschuldigd.
B. W.
iiiiiimimim
door PlUlIKNBOER.
Er zyn vele wegen, die naar Rome leiden,
zoo ook, de belangrijkheid dier overeenstemming
zy hier opgemerkt, naar onze goede stad.
»0nze goede stad'', zeggen de voornaamsten
?onzer vroede vaderen en de voornaamsten in den
handel met een vertrouwelijkheid en innigheid,
als die, waarmee een moeder haar kind met
epitheta in plaats van met den doopnaam liefkoost;
?en spreekt een onzer afgevaardigden der Tweede
Kamer (onlangs nog gebeurd), dan heet zij zelfs
onze gezegende stad.
En zeer terecht.
Het goede en de zegeningen zijn hier in ruime
mate aanwezig; maar 't schoonst is toch wel. dat
<ie verdeeling daarvan proportioneel plaats heeft
en bij de toekenning van ieders deel is var,
oneerigheid bijna geen sprake. Wij raadplegen
geen oeconomische wetten : ons gevoel is ons tot
richtsnoer, zoo verkrijgt de een op rechtmatige
wijs zyn bankbiljetten en de ander ontvangt zoo
veel of zoo weinig, dat-i nog wel een poosje
bestaan kan zonder van honger te sterven.
Tusschen deze beide typen krioelen de scha
keeringen, beneden het laatste komen wij nooit,
-want met zekerheid kan ik meedeelen, dat hon
gerdood op direkte wijs hier nimmer is gecon
stateerd.
O, onze stad is goed ongezegend boven velen!
Gebruik makend nu van een der vele wegen
in den aanhef vermeld, als daar zijn: spoorwegen.
modderwegen en waterwegen en dan de voorkeur
gevend aan een dezer laatste, neemt de bezoeker,
die wat tijdig per stoomboot de Maas opvoer, ons
Rotterdam nog waar, slapend den slaap eener
rechtvaardige.
Zwier g het vaartuig doende deinen
op'tgrijsgroene Maaswater, dat oppaarlend voor den boeg,
met zware kabbels stuwt langs de zijden en
stoeiens-moe in dolle vaart voorbij glijdt, breed
ruischend ala zacht gezang van duizend stemmen,
zóó viert de groote stroom al van verre den blijen
intocht der binnenkomenden.
En naderend, naderend, vertoont zij zich, de
eerste koopstad van het land: de silhouet harer
reuzenh'guur gedoezeld in vochtigen dampkring ;
een uitdrukking van teerheid en weekheid, gelijk
den oprechte siert, die gaat in reinen levens
wandel.
Weldra scheuren masten, schepen en huizen
gaten in haar sluimerkleed van zijigen nevel, en
naarmate deze wijkt voor 't zonlicht, dat blikkert
op 't rusteloos water en praalt langs huizengevels
vangt alom-groeiend >het leven" aan.
Dit leven is »ons leven."
Evenals de Eakimo, de Zigeuner, de Roodhuid
elk heeft zijn leven, zoo hebben wij, van alle
andere aardbewoners onderscheiden, ons leven.
Ons leven, dat wil zeggen: den handel met
zijn grooten aanhang. Wat wij doen, wat wij
laten, wat wij deuken, wat wy praten: 't is handel,
handel, handel.
Wij hebben havens voor den handel en stra
ten.... maar voor den handel: gaanderijen van
sleepers wagens, karren, balen, kisten,
petroleumvaten en margarinetonnetjes, alles netjes gecement
in de wereldvermaarde Maasklei
Te midden dezer dingen, die de vreemdelingen
obstakels noemen, buitelen wij met bemodderde
heenen en besmeurde handen en pakjes driftig
door elkaar, vol genot over dat zijn in ons element.
Daarnaar dorsten wij meer dan een hert nair
de waterheken, dan een op 't drooge apengapende
visch naar een bad.
Onze hoofden, vervuld van dat ne, hebben
geen plaattf voor andere . . . zaken. Zaken dat is
koopmanschap, dat is praktijk, dat is geld, ziehier
onzen lusthof; maar dat geklets over nieuwig
heden, mooi en kunst is voor ons, flinke ferme
kerels, een laf drankje, daarom vallen al die
theorieën en moderniteiten hier in dorre aarde.
Ook heeft de uitslag der beproevingen van het
nieuwe ons niet tot voortgaan aangemoedigd.
Daar is ons abattoir; eten wij nu goed vleeschV
Hier moet de staart der zegeningen een veer
l laten vliegen, want, niet bedektelijk, neen in de
| courant komt dagelijks een rubriek voor waarin
getracht wordt na te gaan, of er werkelijk schei
ding is tusschen het vleeseh, dat wij consumeeren,
en vergift.
Geprezen de oude manieren van den ouden
tijd, die zulke twijfelingen niet gekend heeft!
En welk voordeel biedt onze vischhil V
Roemruchtig als thans was de naam onzer >dames
de la halle" ook voorheen, zelfs zonder over
levering zouden wij dit weten, want onze vaderen,
verdienste beloonend zonder aanzien des persoons,
huldigden de reputatie o-zer visehvromven in
den straatnaam »Visschersdijk."
't Is wel niet correct, doch »Vischvrouwendijk"
ware te geëmancipeerd; bovendien de leer: dat
man en vrouw n zijn nu ja n met den
man tot hoofd der vereeniging, een hoofd moet
je toch hebben en onbekendheid met het
feminisme, deden de visschers officieel strijken
gaan met de eer, die hunne egaas door de buiten
wacht geschonken was.
Dat paarden, die de haver verdienen, ze niet
krijgen, komt meer voor en van meer dingen is
er te zeggen, dat zij niet correct zijn.
Wat dit laatste betreft: wij hadden onze .lames
de la halle", maar een hal bezaten we niet,
zoodat de harmonie tusschen het woord on het
begrip een beetje carnaval leek te vieren. Dit
feestje zou reeds lang geëindigd zijn. indien onze
damos het gebouw, waar zij naar beroep kunnen
uitoefenen, iets beter waardeerden. In plaat-i
van te dringen om 0311 plaatsje, schijnen /ij de
open lucht in de nabijheid verkieselijker te
achten.
De kruiwagens met
cn-oog-troosteloos-denhemel-inkijkende schelvisschen vóór zich, gaan
zij, gedreven door de verzoeken en dreigementen
der politiemannen, in siakkengang langs de
huizen, zóó de menschelijke voorzienigheid be
spottend, die de fictie van den naam tot werke
lijkheid wilde maken.
Hoeveel meer vreugd beleven wij dan van onze
groentevrouwen ! In een kring plaatsen zij
haar stalletjes van 't eenvoudigste samenstel, een
zij uitgezonderd, behangen met een zeildoekje,
dat door regen en wind schroomvallig schijnt te
worden ontzien. Een baaltje lompen met twee
oo.gspleten en een neusstreep is do buste van de
verkoopster, die op den achtergrond plomp afsteekt
tegen de kleurvakken der vruchten en groenten.
Troont zij daar niet, dan bereidt zij wellicht in
de geïmproviseerde keuken het middagmaal; want
het getal harer menschelijke functiën, die hier
niet plaats hebben, is zeer gering.
Allerminst ontevreden over haar gedwongen
natuurleven. in groot contrast met het verwijfde
dezer eeuw, bereikten onzen gemeenteraad nimmer
klachten over koulijden, opgedane longziekten of
rheumatiek; en ook wij, burgers van de stad,
kijken met welgevallen naar dit zigeunerleven op
de Groote Markt.
Trotsch zijn wij op onze Groote Markt, groot,
niet naar afmetingen, dat pleintje rnet enkele
sprinkhanige hoornen; o neen, lengtematen, waar
het te pas komt nog al van invloed op onze
waardeering, tellen bij deze grootheid, geëerd om
hare beteekenis, niet mee.
Haar grond is klassiek; drager van Erasmus'
beeld in metaal, het lustoord van Cares aan zijn
voeten alreeds daarom doorluchtig blijkt
hieruit tevens ons wijsgeerig inzicht omtrent de
paring van stof en geest: niet zult gij leven bij
de stof alleen, noch bij den geest alleen; maar
bij stof' en geest beiden.
Nadenkend tuurt de groote geleerde over zijn
boek omlaag, als trachtte hij vruchteloos het
systeem dier negotie-opRratien in aardappelen
vast te stellen, wat duidelijk bewijst, boe zelfs
de helderste koppen hun schaduwvlekken hebben.
Bij allo uitnemendheid is dit een fout in die
geleerden, dat zij immer in de weer zijn rnet
hun stelsels ; een jaar op een koopmanskantoor
en ze waren minder stelselmatig. In den handel
kennen we geen stelsels, geen formules en er is
welvaart, geld, weelde. Wel zeggen de heeren
oeconornisteu dat ze daar niet voor behoeven te
zorgen, maar of ze zouden lachen, indien zij in
hun vak triomfeerden, als wij in bet onze !
Een hoogeschool ware hier op haar plaats, de
wetenschap zou er van protiteeren. Tot de meest
actuaele onderwerpen, die den doctor anders zou
den nopen een schitterende dissertatie te schrij
ven, behooren: gomeentesubsidie aan kinderspeel
tuinen, onteigening van dorpen voor havenaanle»,
werkkring der bereden politie, stadsreiniging en
onbegaanbare straten, handel en kunst.
De kunst is ons tusschen-neus-en- lippen -deel
van het leven, zij vult de pauzeeringen tusschen
onze handelsbedrijven en zorgt voor de onont
beerlijke verlichting onzer l oom-gedachte hersenen.
Hooge, zware kunst, kunst, die n aandacht
eischt en devoot gezicht, maakt nu eenmaal aan
spraak op oaze belangstelling de goede smaak
brengt hot mee en in de conversatie moet-je
kunnen meepraten over voorname artiesten
maar eigenlijk valt zij buiten onze sfeer. Wel
onthouden wij haar onzen lot nirt; wel regeeren
do handen en beenen enorm op do stilte gedu
rende een ernstige voordracht en toch, wordt er
beweerd, ten-rechte meen ik, volgt uit dit doen
onze geringe vatbaarheid voor gevoelsuitingen.
De kleine vroolijke kunst, de kunst om bij te
lachen, te praten en te drinken, genieten wij
beter, maakt ons enthousiast en zelfs is haar
invloed merkbaar in onzen huizenbouw. Aardige
geveltjes met kalkguirlandes, dikhuikige
bloemvazen, grinnekende menschenhoofden, hier een
ingehouden lachbui, daar schalling van pret,
karakteristiek stemmend de nieuwe buurten,
duwen nu hun fijn neusje en werpen
gluurblikken in 't gedoe der oude stad.
Vooral »bars" en proerl )kalen, die uitbreken
in menigte, tooien zich mat artistieken voorhang
en bun intérieur van goudleer en eikenhout,
spijltjes, krullen en lofwerk is beeld van onze
ojrspronkelijke versieringskunst.
Volksvoorstellingen en volksconcerten brengen
de kunst onder het volk dat wil zeggen, onder
de lieden, die schraal bij kas zijn; daarom is de
benaming minder juist: wie behoort er niet tot
het volk en 't woord genomen in den zin van
| rapalje, dan nog blijft de samenstelling
onnauw| keurig, want niet kenmerken de uitvoeringen
j zich door mindere kwaliteiten schoon zijn ze
' als voor de elite maar wel de beurzen van
het publiek.
Geluk door den handel, geluk door de kunst;
is er ooit een mensch geweest, die meer verlangde
dan dubbel gelukkig te zijn 'l Waarom zullen
wij ons hoofd breken met arbeidersbeweging en
politiek, geïmporteerde waar zonder groeikracht 'l
Is rust dan niet goed ; waarvoor al dat bewegen,
dat gltiiperig volgen van een prooi '! moeten
roofdier-praktijken in onze samenleving worden
overgebracht een samenleving, die zich door
helder begrip en mooie hoedanigheden der
menschon zoo hoog verheft boven de dierenwereld?
Kvenmin raakt ons de politiek; wij, liberaal
gewonnen en geboren, zijn de liberalen van
zuiver ras en dit te weten is voldoende.
Enkele uitnemende mannen, met groote kennis
van zaken, behartigen de belangen, die wij met
al onze beslommeringen zouden verwaarloozen,
en dankbaarheid vervult ons bij 't overdenken
der belangrijke resultaten.
Ualachelijk is 't streven dier leeraars eener
nieuwe politieke richting ; laatst nog sprak een
per liberale dissenters in >:le Doelen" voor een
j handjevol menschea met do kermis kun-je
i er over de hoofden loopen groote woorden, die
langs de ooren streken en zei in ziju repliek:
dat wij hakend stonden, als conservatief element,
maar hem bleken vooruitstrevender dan hijzelf
te zijn. Verwarring op verwarring.
Noch het een, noch het ander is waar; wij
zijn liberaal, ondeelbaar, niet-verlengbaar, de
eenig-mogelijke wijze.
Onze voorspoed getuigt met eere van het
liberalisme on leerden de menschen mear door
voorbeelden, voorzeker de naam van ?;goede stad"
! stond in ons vaderland niet geheel alloen.
l