De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1897 21 maart pagina 2

21 maart 1897 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 1030 andere uitweg open. Indien de heer Bredius, na het gebeurde, zonder eenig protest, zijne vorige betrekking weder aanvaardt, zullen velen in de meeningr yerkeeren dat het onrecht aan zijn zijde is. Zijn aanvrage om ontslag blijkt dan eenvoudig een bedreiging te zijn geweest. De heer Bredius zou de aangewezen per soon zijn geweest den heer Obreen als direc teur van het Rijksmuseum te Amsterdam te vervangen. Het schijnt dat hij ook werkelijk, gelijktijdig met den heer Hofstede de Groot, aJs directeur der schilderijen-af deeling is in aanmerking gekomen. Beiden hadden als voorwaarde gesteld een hervorming of reor ganisatie, niet alleen wat de rangschikking der schilderijen betreft, maar ook in de be kleeding van vloeren en muren. De Minister had deze voorwaarde met beide handen moe ten aannemen, want er is, volgens het oordeel van alle deskundigen, dringend behoefte aan een reorganisatie, Hier leggen wij tevens den vinger op de nadeelige zijde van den over dreven centralisatie-gtest, die bij ons in kunstzaken bestaat. De handen der directeuren zijn door hunne instructiën zoodanig gebon den, dat zij niet de bevoegdheid hebben een schilderij te verhangen, zonder hoogere auto risatie. Het is of men niet met zelfstandige mannen, maar met kinderen te doen heeft. Opmerkelijk is echter de verklaring die door den Minister omtrent het rijksmuseum werd afgelegd en in strijd is met vroegere officieele mededeelingen, namelijk dat het rijksmuseum veeleer is een architectonisch monument, waarin de schilderijen een zekere decoratieve plaats bekleeden dan eene inrichting, waarin de schilderijen het best tot hun recht komen. Toen ik, een aantal jaren geleden, bij deopening van het nieuwe museum met andere woorden ongeveer hetzelfde beweerde en op de on doelmatige inrichting en gebrekkige veilichting van het rijksmuseum wees, werd daarop geen acht geslagen. Zooals gewoonlijk, be hield liet hol geschetter over het Hooverachtig rijksmuseum" de overhand, waar men den magischen glans van Rembrandt had weggetooverd. Eerst nadat eenige buitenlandsche autoriteiten als Dr. Bode en Emile Michel, benevens eenige Hollandsche schil ders, zooals Jozef Israëls en Jan Veth hunne afkeuring hadden uitgesproken, begon er eenige meerdere belangstelling te komen. De billijkheid der klachten en opmerkingen zijn door den minister thans in zooverre erkend, dat hij het wenschelijk zou oprdeelen er eenige lokalen bij te bouwen. Het is echter de vraag of aan het rijksmuseum, dat reeds zoovele schatten heeft verslonden, nog meer moet worden ten koste gelegd en of het stedelijk bestuur van Amsterdam niet verstandiger deed, hare kunstverzameling uit het rijks museum naar het nieuwe stedelijke museum over te brengen, welks doelmatige inrichting door den minister zoozeer geprezen werd. Wat nu het persoonlijk twistgedingtusschen den heer Bredius en den minister betreft, zoo had de kunst minder schade geleden, indien hij ditmaal zijn wijsheid niet uit het evangelie Van Houten, maar uit het evangelie van Markus geput had en den candidaat van den directeur benoemd had. Bij een schilderijen kabinet van zoo beperkten omvang als het Mauritshuis, moet de aanstelling van twee directeuren als een zaak van overdreven weelde worden beschouwd. Beter n goed bezoldigd directeur dan twee, die de toelage genieten van een goed gesalarieerd klerk. Het examen dat aan den heer Markus werd afge nomen was bovendien belachelijk en onge rijmd, en bewijst slechts dat de doctrinaire geest nog altijd in de af'deeling van kunsten en wetenschappen voortleeft. De kunstgeschie denis omvat een uitgestrekt gebied en het is gemakkelijk eenige onbevredigende antwoor den uit te lokken. Indien de heer Waller aan dezelfde proef was onderworpen, hetgeen dan niet meer dan billijk was geweest, zou hij evenmin geslaagd zijn. Met het denkbeeld der kunstmatige aankweeking van museumdirec teuren in de officieele trekkas, zullen de voor standers der vrije kunstontwikkeling evenmin zijn ingenomen. Bij zulke kleingeestige staats bemoeiingen wordt men bijkans geneigd den tijd terug te wenschen, toen de kunst geen regeeringszaak" was. J. E. BANCK. Mijnheer Dividend, De tramquaestie vraagt weder de aandacht. Sedert December 1880, toen de heer Sanders voor het eerst met zijn plan kwam heeft zij dat reeds zoo dikwijls gedaan. Men weet Amsterdam zal het niet licht vergeten hoe de quaestie in Mei 1890 een nieuwe phase is ingetreden, door de nieuwe concessie, thans nog van kracht, en men weet ook hoe op dit oogenblik, zestien jaar na het verschijnen van het plan-Sanders, men nog altijd de lijnen vraagt, toen uitgesteld, en in hoofdzaak tot op dezen dag noodig geoordeeld. Zestien jaar lang heeft men, zoo niet op alle dan toch zeker op rele manieren, de A. O.-M. gediend en den voor de onwikkeling van de nieuwe stadsquartieren onontbeerlijken tramaanleg tegengehouden, m. a. w. het algemeen belang achtergesteld bij bijzondere belangen. Uil dit oogpunt heeft inen de Iramquaeslie te bezit n. Wij willen de geschiedenis dier treurige quaestie niet verder ophalen. Voldoende is het, er op te wijzen, nu er ten opzichte der monopolies, in handen van particulieren, een betere geest in den Raad heerscht, de concessie in 1890 aan de A. O.-M. ver leend, ook thans nog oorzaak kan zijn, dat het algemeen belang niet tot zijn recht komt. Immers wij lezen in de voordracht van B. & W. van 4 Maart j.l. dat naasting het ergste waarmee men de A. O. M. kan dreigen »dank zij de concessie van '90, voor de aandeelhouders geen schrikbeeld behoeft Ie zijn" en ook, dat B. & W. aan een opdragen van de exploitatie aan derden, bij naasting, moeilijk kunnen denken met het oog op de bezwarende be paling van art. 18 sub b. Deze fraaie bepa ling, voldoende om den geest der concessie te doen kennen, luidt: »indien de Gemeente na de naasting de exploitatie aan derden op draagt, betaalt zij als premie, geheel te harer keuze, hetzij een bedrag, vertegenwoordigende naar een rentevoet van 4 pCt. 's jaars, de met samengestelde interest (en in de onder stelling dat dividend en tantièmes betaalbaar zijn op l Mei) berekende contante waarde van hetgeen aan de aandeelhouders boven 5 pCt. over het gestort maatschappelijk kapitaal, en aan de Directie in tantiumes alsnog zoude ten goede komen, volgens den maatstaf van het gemiddelde der deswege werkelijk genoten sommen over de laatste 5 jaren, aan de naasting voorafgaande, wanneer de concessie eerst met l Januari 1910 ware ingetrokken; hetzij het bedrag, vertegenwoordigende de industrieele waarde, welke drie deskundigen, te benoemen en oordeelende volgens de regelen van artikel 26 dezer concessie, aan de onderneming, ein digende l Januari 1910, boven die door den kapitaalstaat aangeduid, zullen toekennen." Voegt men hier nu nog bij het bepaalde in art. 2: dat de gemeente binnen de geheele oude stad geen recht zal hebben »tot het aan leggen en expioiteeren van tramlijnen of het verlengen van bestaande lijnen"; dat aan an dere maatschappijen of' ondernemers dat recht door de gemeente niet kan verleend worden, dan nadat de A. O.-M. geweigerd heeft de voorgestelde lijnen aan te leggen en te expioi teeren; verder dat de A. O.-M. van het nu aan Amsterdam toegevoegde gedeelte van Xieuwer-Amstel gelijksoortige bepalingen heeft weten te verkrijgen zoodat er tusschen de oude stad en het vroegere NieuwerAmstel haast geen terrein voor traniaanleg door de gemeente of'door anderen overschiet dan heeft men eenig begrip van de vrijheid der gemeente en van de macht der A. O.-M., welke laatste in het bezit van de vette en de vetste lijnen, eigenlijk uitsluitend over de uit breiding van het tramweguet te beslissen heeft, zoodat, het spreekt van zelf. het niet de vraag is: hoeveel uitbreiding van het tramwegnet is noodig in het belang der nieuwe en der oude stad, van handel, nijverheid en verkeer, maar hoeveel uitbreiding van dat net kan nog worden toegestaan, zal het divi dend niet dalen beneden lu a 11 p(Jt? Kan het nog een lijntje velen, welnu, eindelijk, zóó lang gepord, dat zij niet meer weigeren durft, strijkt de A. O.-M. de hand over het hart en zij geeft het. Zou er een kwart pCt. dividend, en dat is een evenredige daling van de tantièmes der directie, mee g--* ;!cid zijn. dan laat zij zulk een lijntje 111,^ foor de gemeente over, al zou het dan ook voor zien in de schreeuwendste behoeften van de zich ontwikkelende buitenwijk.... M. a. w. de geheele tramweg aanleg en exploitatie in oud en nieuw Amsterdam staat, onder de gemoedelijke leiding en beschikking van Mijnheer.... Dtride.nd. Dit is de feitelijke toestand. Hoe dien te doen eindigen ? ziedaar de kern van de tramquaestie. De directeur van Publieke Werken schrijft in zijn rapport: »Slechts door naasting kan de gemeente terug krijgen de vrijheid, vroeger prijs gegeven''. »Xaasting der Amsterdamsche Omnibusmaatschappij geeft vrijheid de Sanders lijnen in eigen handen te houden, geeft gelegenheid geleidelijk de exploitatie der Amsterdamsche Omnibus-maatschappij-lijnen met paarden om te zetten in exploitatie met electriciteit, dien tengevolge de exploitatie van alle stedelijke lijnen als n samenhangend geheel overeen goed gekozen net in handen te nemen. »Een dergelijke exploitatie van het geheele net in ne hand, mits goed geleid, waartoe de Gemeente evengoed, als een particuliere Maatschappij, de personen vinden kan, moet goede resultaten geven. »Dezc weg, de eenige rationeele weg, kan thans worden ingeslagen , is de concessie een maal verleend, hetzij aan Sanders, hetzij aan de Amsterdamsche Omnibus-maatschappij, als uitbreiding harer oude concessie, dan wordt voor het vervolg de terugkoop hoogst be zwarend, zoo niet ondoenlijk." Dr. ( om-missie vin bijstand i/t lid bcln er tier I'itblicke Werl;en motiveert, haar oordeel leu slotte aldus: ! »Uit dien voor de Gemeente hoogst nadeeligen toestand kan zij maar langs eenen weg geraken. Kaast zij de onderneming der Amster damsche omnibus-maatschappij niet, dan blijft zij wat het. gebied aangaat omschreven in de Amsterdamsche concessie voor onbe/inaldcn lijd en wat aangaat het gebied omschieven in (ie Nieuirrr-Ainstelschr concessie, voor nog meer dan i'ijt-cn rij/Hij jamt in de onmogelijkheid om bij de regeling van het tramverkeer alleen en uitsluitend met het algemeen belang te rade te gaan. en zullen integendeel voor deze de geheele Gemeente beheersehende rayons de belangen der Amsterdamsche omnibusmaatschappij den doorslag geven." »Op geen e andere wijze dan door het in eigen beheer nemen der tramlijnen in de buitenwijken en het naasten van het net der Amsterdamsche Omnibus maatschappij, kan de Gemeente de voor haar onmisbare vrijheid verkrijgen, om het tramverkeer te regelen zonder op iris anders Ie lellen dan oj> de be hoeften van de iitge;cicncn der verschillende stadswijken en op de financieele belangen der Gemeente". Zoo luidde de conclusie van de heeren Treub, H. S. van Lennep, D. Schut, Kuinders, Kuipers, Serrurier en van den heer Heineken, die inmiddels de comm. verliet. Men zou denken, dat, als men dit advies van deze heeren en van den directeur van Publieke Werken uitvoerig toegelicht in zeer degelijke rapporten voor zich heeft, de zaak beslist kon heeten. Toch is dat geenszins het geval. B. en W. zouden tot naasting genegen zijn .... niet als het eerste, het eenige middel om uit de moeielijkheden te geraken, maar als laatste redmiddel. Zij stellen voor : »0ns te machtigen met de Amsterdamsche Omnibus maatschappij en met den heer Sanders in onderhandeling te treden, ten einde te geraken tot eene verdeeling der bestaande en der gewenschte lijnen tusschen de Amster damsche O.iniibus-maatschappij en den heer Sanders zoodanig, dat aan elk der concessionnarissen een aantal lijnen zou worden ge geven, wier aanleg en exploitatie technisch van elkander gescheiden kunnen zijn en blijven ; ten einde zoo spoedig mogelijk voor stellen tot eene definitieve oplossing van het tramverkeer-vraagstuk aan uwe goedkeuring te onderwerpen''. We laten de vraag daar waarom B. en W., nu zij 10 Dec. 1890 reeds in het bezit waren van alle advie/sen omtrent deze zaak, niet maar vast eens onderhandeld hebben met de A. O.-M. en den heer Sanders. Immers het vercischt al een bijzonder krachtig opti misme, om te ineenen, dat een onder handeling met de A. O.-M., in het gelukkig bezit van twee concessies, een voor onbepaalde» tijd en n voor ~>~> jaar. en dan nogal in den toestand, dat zij naar B. en W.'s eigen ver klaring: naasting niet als schrikbeeld behoeft te beschouwen! tot iets leiden kan, wat op vrijheid der gemeente gelijkt. Trouwens om vrijheid der gemeente schijnt het wonderlijkerwijze B. en W. niet te doen ! Zij willen, als hadden /.ij aan n concessionaris niet genoeg, er nog een bij nemen ... eri onderhandelen met de A. O.-M. en met Sanders, om deze twee tot elkaar te brengen, d.w. z. hen na eenigen tijd van kennismaking Kamen een wettig huwelijk te doen sluiten, bij welk echtpaar de gemeente dan kan inwonen als dienstmaagd, natuurlijk op zeer vereerende voorwaarden; Een oor spronkelijk denkbeeld. Als men zoo tal van jaren er over getobd heeft, dat men zich niet onbelemmerd kan bewegen, zich nog een band aan te leggen, of' liever zich als een vlieg in een spinneweb te laten inweven, met niet de geringste kans om er ooit weer uit te komen ! Want de heer Sanders is een voortreffelijk man, vaardig, bekwaam, practisoh, aan zijn onvermoeid streven heeft Amsterdam een uitmuntende verbinding met X -Holland over liet Y te danken, en zijn tramplannen voor de hoofdstad hebben den tand des ids nu zestien jaren getrotseerd; hij heeft bewezen een juist inzicht in de be hoefte aan tram-verkeer te hebben. Maar in de hoedanigheid van Concessionaris, in samenu:erking met de A. <>. M., zou hij niet zijn uitstekende eigenschappen als particulier ondernemer den rechtstoestand der gemeente zeker niet beter maken. Men weet al tegoed, wat n concessie is, om er thans t tree te begeeren, die toch geen concurreenndc concessies kunnen worden. Ons dunkt, dit voorstel van B. en \V. moft weldra blijken een doodgeboren kindje te wezen. Behalve B. en AV. beveelt dan ook niemand dit aan. De directeur van Pub. AV. concludeert: '"Atii'ij'.imj der conccssie-aanrrnag bunders": de commissie van bijstand geeft den raad: de concessie-aanvragen Kanders af te irij', eii': en de linantieele commissie schrijft: »»Xevens de bestaande concessie een andere aan derden te geven, acht de, meerderheid in geen <jer<d irens/'iie.lijt; en /',/// kan Mcb daarin» geheel rcrrrnigc.n niet bet adnes om de minrrrnjen e,an de betren Sanders en IJos-Kisatntj a/tcicijien". Xualleadvlscerendenheleen ge vaar schijnen te achten het concessie-stelsel nog uit te breiden, zal de strijd wel gevoerd moeten worden over nansüng ran de, A. O. J/ of handhaving der A. (). M. en haar tot het aanleggen van nog enkele lijnen te verhielden. Deze iiaasting wordt bestreden door de financieele commissie. Principieel intusschen, zoo wordt uitdrukkelijk verklaard, is de meer derheid niet tegen naasting. Maar als financiers hebben zij bezwaren. 15ij naasting zou nieu krijgen: l'."> p('t. als paardentrekkracht blijft behouden; f>.7i>p(X als electrische trekkracht wordt toegepast. Van die cijfers echter is men niet zeker, terwijl ten gevolge van allerlei omstandigheden de premie van (;7.~>l)0ii gld. in volgende jaren licht lager zal zijn. Aan deze financieele beschouwing ontbreekt wel iets, zal zij volledig zijn. Ie. had de con cessie er op moeten wijzen, dat de cijfers ge nomen zijn naar de resultaten van het, tramverkeer zooals het thans is, maar dat dit verkeer in de oude stad niet weinig zal toe nemen, door do exploitatie van de lijnen van het plan Sanders, de btadslijtien en de daaraan verblinden buitenlijnen naar Haarlem en Zaandam, afgezien nog van den aanwas der bevolking, waardoor steeds betere resultaten te verwachten zijn. 2e. heeft de nancieeJe com missie volstrekt niet vermeld, dat, blijkens ! het rapport, uitgebracht door den directeur van l'u!>. W., de paardentrekkracht haar tijd gehad heeft en de electrische trek kracht, met hare voordeelige gevolgen, weldra ook in de oude stad zal moeten worden in gevoerd, ;>J. dat een ijemeenlelijl;c inrichting tot verschaffing van eleclrische trekkracht en arbeidskracht, op den duur niet kan uit; blijven, en het een groot voordeel voor de gemeente zal zijn, als zij, met het oog op de exploitatie van eigen tramlijnen, tot de stichting daarvan zal kunnen over gaan. AVat echter in het rapport van de fi nancieele commissie wel het meest treft, is, dat het de hooge tevredenheid van enkele der commis sieleden vermeldt en zelfs niet de geringste klacht uit over den jammerlijken toestand, waarin de gemeente ten opzichte der tram exploitatie tot dusver heeft verkeerd en natuur lijker wijze zal moeten blijven verkeeren, zoo lang mijnheer Dividend de opperste rechter is. Hoe het toch mogelijk is, dat een commis sie van gemeenteraadsleden, die weten, dat de be deeling der buitenwijken met trams, nu reeds langer dan tien j aar, tengevolge van de A. O. M.heerschappij een onvervulde behoefte is ge bleven nog schrijft, dat het publiek weinig op de exploitatie heeft aan te merken, begrijpen wij niet. Zeker de paarden zitten goed in 't vleesch en de wagens zijn netjes maar dat dit hoofdzaak zou zijn, ontkennen we ten sterkste; hoofd; n ei k :ijn de noodde, lijnen, en juist die ontbreken, terwijl de prijzen zoo lang mogelijk zóó hoog gehouden werden, als maar met voeg geschieden kon. Waarlijk als het rapport en bet advies niet door een commissie van gemeenteraadsleden, maar door het bestuur der Amst. Omn. Maatsch. zelf ge schreven was zou de inhoud van dat stuk slechts weinig anders hebben kunnen zijn! Indien wij de beteekenis van het rapport der financieele commissie goed begrijpen dan wil dat der A O.-M. de sterkste der partijen in deze, nog toevoegen: maak U maarniet onge rust. Wij zullen niet verder gaan, dan over enkele lijntjes met U wat te scharrelen, tot ook nu weer de quaestie van de baan is en mijnheer Dividend meester van het terrein blijft. Xu is het, natuurlijk, een deugd voor een c immissie van financiën uit een zuiver finan cieel oogpunt de tramconcessie der A. O.-M, te i ekijken, maar we zouden ineenen, (lat wanneer zij dit doet, ze niet mag nalaten in Ite.t financieel belang der gemeente zich de vraag te stellen, of naasting zonder eigen exploitatie ook zou kunnen geschieden met de zekerheid van voordeel voor de gemeente. Aangenomen dat de berekening door den directeur van Publ. W. gegeven onbetrouw baar is, dat zij niet alleen ni>;émaar ook tegen kan vallen ... is dan tevens uitgemaakt, dat de gemeente bij naasting risico zal moeten loopen? Immers volstrekt niet. De gemeente kan naasten en de exploitatie aan derden toever trouwen ; aan derden, die haar waarborgen min stens de / 80.000, welke thans de train jaarlijks der gemeente afwerpt. En zou men inderdaad meenen.dat de gemeente de lijnen van het, planSanders aanleggende, en de bestaande tram lijnen naastende, niemand zou bereid vinden die lijnen te expioiteeren, met betaling van de uilkeering thans genoten... vermeerderd met een evenredig bedrag voor de nieuwe lijnen? De financieele commissie heeft Jinancieele bezwaren; maar waarom beveelt zij dan niet aan : de naasting van het oude net Ie doei t afhangen van de aanbieding van een soliede maatschappij, of' van een solied persoon, die de exploitatie overneemt, onder voorwaarden, waarbij alle mogelijke verlies voor de gemeente buitengesloten is? Dit s toch allereerst te beproeven, opdat de gemeente uit dezen toestand van vernedering worde geholpen en de handen weder vrij krijge. Toch nog liever zouden wij den Kaad tot een ander besluit zien komen. Hij naaste de A. O. M. en voere, geleidelijk het plan-Sanders uit. Langzamerhand worde de paardentrekkracht in de oude stad vervangen door electrische trekkracht en de gemeente neme zelve de exploitatie ter hand. Geheel meester van het terrein kan zij ook geheel aan de behoefte voldoen, en de tram die diensten laten be wijzen, welke het zich ontwikkelend verkeer in de steeds grooter wordende stad eischt. Xu of nooit, zouden wij zeggen ; want wanneer was (Ie gelegenheid gunstiger om aan den band door de concessie van 90 zich aangelegd, te ontkomen? A^óóralles toch i s daartoe noodig, dat men beschikken kunne over een persoon volko men vertrouwd met hetgeen op tramaanleg eri exploitatie betrekking heeft. Den heer San ders een concessie te verleenen, naast die der A. O. M. is o. i. niet aanbevelenswaardig. Een man echter als hij. die steeds getoond heeft te begrijpen wat Amsterdam ten op zichte van het tram-verkeer behoeft, en die zich als een uitnemend bekwaam en practisch technicus heeft, doen kennen, onder weiken titel dan ook, tot leider van den tramwegaanleg en exploitatie te kiezen, het is, ineenen wij, ecu voorrecht daartoe in de ge legenheid te zijn. Steeds is het argument tegen naasting gewv'est, de ouzerheid een persoon te vinden, die zulk een bedrijf goed weet te beheeren. Welnu, dut argument kan thans geen dienst doen. De persoon is er. Indien men nu maar den lust. en den moed heeft om door te tasten. /,al Amsterdam na eenigen tijd een tramwegnet kunnen hebben, dat door zijn samenhang van de deelen in de oude en in de nieuwe stad. in verbinding niet buiten lijnen, en bij toepassing van electrische trek kracht behalve de vele voordeeleii voor het verkeer, ook voor de schatkist aanzienlijk grootere balen geeft, dan de thans geldende concessie. \Vant, hoe zeer nu reeds het, tramverkeer van beteekenis is, het verkeert nog slechts in zijn begin; door lagere tarieven, betere aansluitingen en talrijker verbindingen niet de buitengemeenten zal het aanzienlijk toenemen. Op een groote vermeerdering van het vervoer had de tinancieele commissie moe ten rekenen, en zal ieder moeten rekenen, die over het voort lateti duren der bestaande concessie een oordeel heeft uit te spreken. Deze vermeerdering echter ook uit een niet

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl