Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 1030
andere uitweg open. Indien de heer Bredius,
na het gebeurde, zonder eenig protest, zijne
vorige betrekking weder aanvaardt, zullen
velen in de meeningr yerkeeren dat het onrecht
aan zijn zijde is. Zijn aanvrage om ontslag
blijkt dan eenvoudig een bedreiging te zijn
geweest.
De heer Bredius zou de aangewezen per
soon zijn geweest den heer Obreen als direc
teur van het Rijksmuseum te Amsterdam te
vervangen. Het schijnt dat hij ook werkelijk,
gelijktijdig met den heer Hofstede de Groot,
aJs directeur der schilderijen-af deeling is in
aanmerking gekomen. Beiden hadden als
voorwaarde gesteld een hervorming of reor
ganisatie, niet alleen wat de rangschikking
der schilderijen betreft, maar ook in de be
kleeding van vloeren en muren. De Minister
had deze voorwaarde met beide handen moe
ten aannemen, want er is, volgens het oordeel
van alle deskundigen, dringend behoefte aan
een reorganisatie, Hier leggen wij tevens den
vinger op de nadeelige zijde van den over
dreven centralisatie-gtest, die bij ons in
kunstzaken bestaat. De handen der directeuren
zijn door hunne instructiën zoodanig gebon
den, dat zij niet de bevoegdheid hebben een
schilderij te verhangen, zonder hoogere auto
risatie. Het is of men niet met zelfstandige
mannen, maar met kinderen te doen heeft.
Opmerkelijk is echter de verklaring die door
den Minister omtrent het rijksmuseum werd
afgelegd en in strijd is met vroegere officieele
mededeelingen, namelijk dat het rijksmuseum
veeleer is een architectonisch monument, waarin
de schilderijen een zekere decoratieve plaats
bekleeden dan eene inrichting, waarin de
schilderijen het best tot hun recht komen.
Toen ik, een aantal jaren geleden, bij deopening
van het nieuwe museum met andere woorden
ongeveer hetzelfde beweerde en op de on
doelmatige inrichting en gebrekkige
veilichting van het rijksmuseum wees, werd daarop
geen acht geslagen. Zooals gewoonlijk, be
hield liet hol geschetter over het
Hooverachtig rijksmuseum" de overhand, waar men
den magischen glans van Rembrandt had
weggetooverd. Eerst nadat eenige
buitenlandsche autoriteiten als Dr. Bode en Emile
Michel, benevens eenige Hollandsche schil
ders, zooals Jozef Israëls en Jan Veth hunne
afkeuring hadden uitgesproken, begon er
eenige meerdere belangstelling te komen. De
billijkheid der klachten en opmerkingen zijn
door den minister thans in zooverre erkend,
dat hij het wenschelijk zou oprdeelen er eenige
lokalen bij te bouwen. Het is echter de vraag
of aan het rijksmuseum, dat reeds zoovele
schatten heeft verslonden, nog meer moet
worden ten koste gelegd en of het stedelijk
bestuur van Amsterdam niet verstandiger
deed, hare kunstverzameling uit het rijks
museum naar het nieuwe stedelijke museum
over te brengen, welks doelmatige inrichting
door den minister zoozeer geprezen werd.
Wat nu het persoonlijk twistgedingtusschen
den heer Bredius en den minister betreft, zoo
had de kunst minder schade geleden, indien
hij ditmaal zijn wijsheid niet uit het evangelie
Van Houten, maar uit het evangelie van
Markus geput had en den candidaat van den
directeur benoemd had. Bij een schilderijen
kabinet van zoo beperkten omvang als het
Mauritshuis, moet de aanstelling van twee
directeuren als een zaak van overdreven
weelde worden beschouwd. Beter n goed
bezoldigd directeur dan twee, die de toelage
genieten van een goed gesalarieerd klerk. Het
examen dat aan den heer Markus werd afge
nomen was bovendien belachelijk en onge
rijmd, en bewijst slechts dat de doctrinaire
geest nog altijd in de af'deeling van kunsten
en wetenschappen voortleeft. De kunstgeschie
denis omvat een uitgestrekt gebied en het is
gemakkelijk eenige onbevredigende antwoor
den uit te lokken. Indien de heer Waller aan
dezelfde proef was onderworpen, hetgeen dan
niet meer dan billijk was geweest, zou hij
evenmin geslaagd zijn. Met het denkbeeld der
kunstmatige aankweeking van museumdirec
teuren in de officieele trekkas, zullen de voor
standers der vrije kunstontwikkeling evenmin
zijn ingenomen. Bij zulke kleingeestige staats
bemoeiingen wordt men bijkans geneigd den
tijd terug te wenschen, toen de kunst geen
regeeringszaak" was.
J. E. BANCK.
Mijnheer Dividend,
De tramquaestie vraagt weder de aandacht.
Sedert December 1880, toen de heer Sanders
voor het eerst met zijn plan kwam heeft
zij dat reeds zoo dikwijls gedaan. Men weet
Amsterdam zal het niet licht vergeten
hoe de quaestie in Mei 1890 een nieuwe phase
is ingetreden, door de nieuwe concessie,
thans nog van kracht, en men weet ook hoe
op dit oogenblik, zestien jaar na het verschijnen
van het plan-Sanders, men nog altijd de
lijnen vraagt, toen uitgesteld, en in hoofdzaak
tot op dezen dag noodig geoordeeld.
Zestien jaar lang heeft men, zoo niet op alle
dan toch zeker op rele manieren, de A. O.-M.
gediend en den voor de onwikkeling van de
nieuwe stadsquartieren onontbeerlijken
tramaanleg tegengehouden, m. a. w. het algemeen
belang achtergesteld bij bijzondere belangen.
Uil dit oogpunt heeft inen de Iramquaeslie te
bezit n.
Wij willen de geschiedenis dier treurige
quaestie niet verder ophalen. Voldoende is
het, er op te wijzen, nu er ten opzichte der
monopolies, in handen van particulieren,
een betere geest in den Raad heerscht,
de concessie in 1890 aan de A. O.-M. ver
leend, ook thans nog oorzaak kan zijn, dat
het algemeen belang niet tot zijn recht komt.
Immers wij lezen in de voordracht van B. & W.
van 4 Maart j.l. dat naasting het ergste
waarmee men de A. O. M. kan dreigen »dank
zij de concessie van '90, voor de aandeelhouders
geen schrikbeeld behoeft Ie zijn" en ook, dat
B. & W. aan een opdragen van de exploitatie
aan derden, bij naasting, moeilijk kunnen
denken met het oog op de bezwarende be
paling van art. 18 sub b. Deze fraaie bepa
ling, voldoende om den geest der concessie
te doen kennen, luidt: »indien de Gemeente
na de naasting de exploitatie aan derden op
draagt, betaalt zij als premie, geheel te harer
keuze, hetzij een bedrag, vertegenwoordigende
naar een rentevoet van 4 pCt. 's jaars, de
met samengestelde interest (en in de onder
stelling dat dividend en tantièmes betaalbaar
zijn op l Mei) berekende contante waarde van
hetgeen aan de aandeelhouders boven 5 pCt.
over het gestort maatschappelijk kapitaal, en
aan de Directie in tantiumes alsnog zoude
ten goede komen, volgens den maatstaf van
het gemiddelde der deswege werkelijk genoten
sommen over de laatste 5 jaren, aan de naasting
voorafgaande, wanneer de concessie eerst met
l Januari 1910 ware ingetrokken; hetzij het
bedrag, vertegenwoordigende de industrieele
waarde, welke drie deskundigen, te benoemen
en oordeelende volgens de regelen van artikel
26 dezer concessie, aan de onderneming, ein
digende l Januari 1910, boven die door den
kapitaalstaat aangeduid, zullen toekennen."
Voegt men hier nu nog bij het bepaalde
in art. 2: dat de gemeente binnen de geheele
oude stad geen recht zal hebben »tot het aan
leggen en expioiteeren van tramlijnen of het
verlengen van bestaande lijnen"; dat aan an
dere maatschappijen of' ondernemers dat recht
door de gemeente niet kan verleend worden,
dan nadat de A. O.-M. geweigerd heeft de
voorgestelde lijnen aan te leggen en te expioi
teeren; verder dat de A. O.-M. van het nu
aan Amsterdam toegevoegde gedeelte van
Xieuwer-Amstel gelijksoortige bepalingen heeft
weten te verkrijgen zoodat er tusschen
de oude stad en het vroegere
NieuwerAmstel haast geen terrein voor traniaanleg
door de gemeente of'door anderen overschiet
dan heeft men eenig begrip van de vrijheid
der gemeente en van de macht der A. O.-M.,
welke laatste in het bezit van de vette en de
vetste lijnen, eigenlijk uitsluitend over de uit
breiding van het tramweguet te beslissen
heeft, zoodat, het spreekt van zelf. het niet
de vraag is: hoeveel uitbreiding van het
tramwegnet is noodig in het belang der nieuwe
en der oude stad, van handel, nijverheid en
verkeer, maar hoeveel uitbreiding van dat
net kan nog worden toegestaan, zal het divi
dend niet dalen beneden lu a 11 p(Jt? Kan
het nog een lijntje velen, welnu, eindelijk, zóó
lang gepord, dat zij niet meer weigeren durft,
strijkt de A. O.-M. de hand over het hart
en zij geeft het. Zou er een kwart pCt.
dividend, en dat is een evenredige daling
van de tantièmes der directie, mee g--* ;!cid
zijn. dan laat zij zulk een lijntje 111,^ foor
de gemeente over, al zou het dan ook voor
zien in de schreeuwendste behoeften van de
zich ontwikkelende buitenwijk.... M. a. w.
de geheele tramweg aanleg en exploitatie in
oud en nieuw Amsterdam staat, onder de
gemoedelijke leiding en beschikking van
Mijnheer.... Dtride.nd.
Dit is de feitelijke toestand. Hoe dien te
doen eindigen ? ziedaar de kern van de
tramquaestie.
De directeur van Publieke Werken schrijft
in zijn rapport:
»Slechts door naasting kan de gemeente
terug krijgen de vrijheid, vroeger prijs gegeven''.
»Xaasting der Amsterdamsche
Omnibusmaatschappij geeft vrijheid de Sanders lijnen
in eigen handen te houden, geeft gelegenheid
geleidelijk de exploitatie der Amsterdamsche
Omnibus-maatschappij-lijnen met paarden om
te zetten in exploitatie met electriciteit, dien
tengevolge de exploitatie van alle stedelijke
lijnen als n samenhangend geheel overeen
goed gekozen net in handen te nemen.
»Een dergelijke exploitatie van het geheele
net in ne hand, mits goed geleid, waartoe
de Gemeente evengoed, als een particuliere
Maatschappij, de personen vinden kan, moet
goede resultaten geven.
»Dezc weg, de eenige rationeele weg, kan
thans worden ingeslagen , is de concessie een
maal verleend, hetzij aan Sanders, hetzij aan
de Amsterdamsche Omnibus-maatschappij, als
uitbreiding harer oude concessie, dan wordt
voor het vervolg de terugkoop hoogst be
zwarend, zoo niet ondoenlijk."
Dr. ( om-missie vin bijstand i/t lid bcln er tier
I'itblicke Werl;en motiveert, haar oordeel leu
slotte aldus:
! »Uit dien voor de Gemeente hoogst
nadeeligen toestand kan zij maar langs eenen weg
geraken. Kaast zij de onderneming der Amster
damsche omnibus-maatschappij niet, dan blijft
zij wat het. gebied aangaat omschreven in de
Amsterdamsche concessie voor onbe/inaldcn lijd
en wat aangaat het gebied omschieven in (ie
Nieuirrr-Ainstelschr concessie, voor nog meer
dan i'ijt-cn rij/Hij jamt in de onmogelijkheid
om bij de regeling van het tramverkeer alleen
en uitsluitend met het algemeen belang te
rade te gaan. en zullen integendeel voor deze
de geheele Gemeente beheersehende rayons
de belangen der Amsterdamsche
omnibusmaatschappij den doorslag geven."
»Op geen e andere wijze dan door het in
eigen beheer nemen der tramlijnen in de
buitenwijken en het naasten van het net der
Amsterdamsche Omnibus maatschappij, kan
de Gemeente de voor haar onmisbare vrijheid
verkrijgen, om het tramverkeer te regelen
zonder op iris anders Ie lellen dan oj> de be
hoeften van de iitge;cicncn der verschillende
stadswijken en op de financieele belangen der
Gemeente".
Zoo luidde de conclusie van de heeren
Treub, H. S. van Lennep, D. Schut, Kuinders,
Kuipers, Serrurier en van den heer Heineken,
die inmiddels de comm. verliet. Men zou denken,
dat, als men dit advies van deze heeren en
van den directeur van Publieke Werken
uitvoerig toegelicht in zeer degelijke rapporten
voor zich heeft, de zaak beslist kon heeten.
Toch is dat geenszins het geval.
B. en W. zouden tot naasting genegen
zijn .... niet als het eerste, het eenige middel
om uit de moeielijkheden te geraken, maar
als laatste redmiddel. Zij stellen voor :
»0ns te machtigen met de Amsterdamsche
Omnibus maatschappij en met den heer Sanders
in onderhandeling te treden, ten einde te
geraken tot eene verdeeling der bestaande
en der gewenschte lijnen tusschen de Amster
damsche O.iniibus-maatschappij en den heer
Sanders zoodanig, dat aan elk der
concessionnarissen een aantal lijnen zou worden ge
geven, wier aanleg en exploitatie technisch
van elkander gescheiden kunnen zijn en
blijven ; ten einde zoo spoedig mogelijk voor
stellen tot eene definitieve oplossing van het
tramverkeer-vraagstuk aan uwe goedkeuring
te onderwerpen''.
We laten de vraag daar waarom B. en
W., nu zij 10 Dec. 1890 reeds in het bezit
waren van alle advie/sen omtrent deze zaak,
niet maar vast eens onderhandeld hebben
met de A. O.-M. en den heer Sanders. Immers
het vercischt al een bijzonder krachtig opti
misme, om te ineenen, dat een onder
handeling met de A. O.-M., in het gelukkig
bezit van twee concessies, een voor onbepaalde»
tijd en n voor ~>~> jaar. en dan nogal in den
toestand, dat zij naar B. en W.'s eigen ver
klaring: naasting niet als schrikbeeld behoeft
te beschouwen! tot iets leiden kan, wat op
vrijheid der gemeente gelijkt. Trouwens om
vrijheid der gemeente schijnt het
wonderlijkerwijze B. en W. niet te doen ! Zij willen, als
hadden /.ij aan n concessionaris niet genoeg,
er nog een bij nemen ... eri onderhandelen
met de A. O.-M. en met Sanders, om deze twee
tot elkaar te brengen, d.w. z. hen na eenigen tijd
van kennismaking Kamen een wettig huwelijk
te doen sluiten, bij welk echtpaar de gemeente
dan kan inwonen als dienstmaagd, natuurlijk
op zeer vereerende voorwaarden; Een oor
spronkelijk denkbeeld. Als men zoo tal van
jaren er over getobd heeft, dat men zich niet
onbelemmerd kan bewegen, zich nog een
band aan te leggen, of' liever zich als een
vlieg in een spinneweb te laten inweven,
met niet de geringste kans om er ooit weer
uit te komen ! Want de heer Sanders is een
voortreffelijk man, vaardig, bekwaam,
practisoh, aan zijn onvermoeid streven heeft
Amsterdam een uitmuntende verbinding met
X -Holland over liet Y te danken, en zijn
tramplannen voor de hoofdstad hebben den
tand des ids nu zestien jaren getrotseerd;
hij heeft bewezen een juist inzicht in de be
hoefte aan tram-verkeer te hebben. Maar
in de hoedanigheid van Concessionaris, in
samenu:erking met de A. <>. M., zou hij niet
zijn uitstekende eigenschappen als particulier
ondernemer den rechtstoestand der gemeente
zeker niet beter maken. Men weet al tegoed, wat
n concessie is, om er thans t tree te begeeren,
die toch geen concurreenndc concessies kunnen
worden. Ons dunkt, dit voorstel van B. en \V.
moft weldra blijken een doodgeboren kindje
te wezen.
Behalve B. en AV. beveelt dan ook niemand
dit aan.
De directeur van Pub. AV. concludeert:
'"Atii'ij'.imj der conccssie-aanrrnag bunders": de
commissie van bijstand geeft den raad: de
concessie-aanvragen Kanders af te irij', eii': en
de linantieele commissie schrijft: »»Xevens
de bestaande concessie een andere aan derden
te geven, acht de, meerderheid in geen <jer<d
irens/'iie.lijt; en /',/// kan Mcb daarin» geheel
rcrrrnigc.n niet bet adnes om de minrrrnjen e,an
de betren Sanders en IJos-Kisatntj a/tcicijien".
Xualleadvlscerendenheleen ge vaar schijnen
te achten het concessie-stelsel nog uit te
breiden, zal de strijd wel gevoerd moeten
worden over nansüng ran de, A. O. J/ of
handhaving der A. (). M. en haar tot het
aanleggen van nog enkele lijnen te verhielden.
Deze iiaasting wordt bestreden door de
financieele commissie. Principieel intusschen,
zoo wordt uitdrukkelijk verklaard, is de meer
derheid niet tegen naasting. Maar als financiers
hebben zij bezwaren. 15ij naasting zou nieu
krijgen: l'."> p('t. als paardentrekkracht blijft
behouden; f>.7i>p(X als electrische trekkracht
wordt toegepast. Van die cijfers echter is men
niet zeker, terwijl ten gevolge van allerlei
omstandigheden de premie van (;7.~>l)0ii gld.
in volgende jaren licht lager zal zijn.
Aan deze financieele beschouwing ontbreekt
wel iets, zal zij volledig zijn. Ie. had de con
cessie er op moeten wijzen, dat de cijfers ge
nomen zijn naar de resultaten van het,
tramverkeer zooals het thans is, maar dat dit
verkeer in de oude stad niet weinig zal toe
nemen, door do exploitatie van de lijnen van
het plan Sanders, de btadslijtien en de daaraan
verblinden buitenlijnen naar Haarlem en
Zaandam, afgezien nog van den aanwas der
bevolking, waardoor steeds betere resultaten te
verwachten zijn. 2e. heeft de nancieeJe com
missie volstrekt niet vermeld, dat, blijkens
! het rapport, uitgebracht door den directeur
van l'u!>. W., de paardentrekkracht haar
tijd gehad heeft en de electrische trek
kracht, met hare voordeelige gevolgen, weldra
ook in de oude stad zal moeten worden in
gevoerd, ;>J. dat een ijemeenlelijl;c inrichting
tot verschaffing van eleclrische trekkracht
en arbeidskracht, op den duur niet kan
uit; blijven, en het een groot voordeel voor de
gemeente zal zijn, als zij, met het oog
op de exploitatie van eigen tramlijnen,
tot de stichting daarvan zal kunnen over
gaan. AVat echter in het rapport van de fi
nancieele commissie wel het meest treft, is, dat het
de hooge tevredenheid van enkele der commis
sieleden vermeldt en zelfs niet de geringste
klacht uit over den jammerlijken toestand,
waarin de gemeente ten opzichte der tram
exploitatie tot dusver heeft verkeerd en natuur
lijker wijze zal moeten blijven verkeeren, zoo
lang mijnheer Dividend de opperste rechter
is. Hoe het toch mogelijk is, dat een commis
sie van gemeenteraadsleden, die weten, dat de be
deeling der buitenwijken met trams, nu reeds
langer dan tien j aar, tengevolge van de A. O.
M.heerschappij een onvervulde behoefte is ge
bleven nog schrijft, dat het publiek weinig
op de exploitatie heeft aan te merken, begrijpen
wij niet. Zeker de paarden zitten goed in 't
vleesch en de wagens zijn netjes maar dat
dit hoofdzaak zou zijn, ontkennen we ten
sterkste; hoofd; n ei k :ijn de noodde, lijnen,
en juist die ontbreken, terwijl de prijzen zoo
lang mogelijk zóó hoog gehouden werden,
als maar met voeg geschieden kon. Waarlijk
als het rapport en bet advies niet door een
commissie van gemeenteraadsleden, maar door
het bestuur der Amst. Omn. Maatsch. zelf ge
schreven was zou de inhoud van dat stuk
slechts weinig anders hebben kunnen zijn!
Indien wij de beteekenis van het rapport
der financieele commissie goed begrijpen dan
wil dat der A O.-M. de sterkste der partijen in
deze, nog toevoegen: maak U maarniet onge
rust. Wij zullen niet verder gaan, dan over
enkele lijntjes met U wat te scharrelen, tot
ook nu weer de quaestie van de baan is en
mijnheer Dividend meester van het terrein
blijft.
Xu is het, natuurlijk, een deugd voor een
c immissie van financiën uit een zuiver finan
cieel oogpunt de tramconcessie der A. O.-M,
te i ekijken, maar we zouden ineenen, (lat
wanneer zij dit doet, ze niet mag nalaten in
Ite.t financieel belang der gemeente zich de vraag
te stellen, of naasting zonder eigen exploitatie
ook zou kunnen geschieden met de zekerheid
van voordeel voor de gemeente.
Aangenomen dat de berekening door den
directeur van Publ. W. gegeven onbetrouw
baar is, dat zij niet alleen ni>;émaar ook tegen
kan vallen ... is dan tevens uitgemaakt, dat
de gemeente bij naasting risico zal moeten
loopen?
Immers volstrekt niet. De gemeente kan
naasten en de exploitatie aan derden toever
trouwen ; aan derden, die haar waarborgen min
stens de / 80.000, welke thans de train jaarlijks
der gemeente afwerpt. En zou men inderdaad
meenen.dat de gemeente de lijnen van het,
planSanders aanleggende, en de bestaande tram
lijnen naastende, niemand zou bereid vinden
die lijnen te expioiteeren, met betaling van de
uilkeering thans genoten... vermeerderd met
een evenredig bedrag voor de nieuwe lijnen?
De financieele commissie heeft Jinancieele
bezwaren; maar waarom beveelt zij dan niet
aan : de naasting van het oude net Ie doei t
afhangen van de aanbieding van een soliede
maatschappij, of' van een solied persoon, die
de exploitatie overneemt, onder voorwaarden,
waarbij alle mogelijke verlies voor de gemeente
buitengesloten is?
Dit s toch allereerst te beproeven, opdat de
gemeente uit dezen toestand van vernedering
worde geholpen en de handen weder vrij
krijge.
Toch nog liever zouden wij den Kaad tot
een ander besluit zien komen.
Hij naaste de A. O. M. en voere, geleidelijk
het plan-Sanders uit.
Langzamerhand worde de paardentrekkracht
in de oude stad vervangen door electrische
trekkracht en de gemeente neme zelve de
exploitatie ter hand. Geheel meester van het
terrein kan zij ook geheel aan de behoefte
voldoen, en de tram die diensten laten be
wijzen, welke het zich ontwikkelend verkeer
in de steeds grooter wordende stad eischt.
Xu of nooit, zouden wij zeggen ; want wanneer
was (Ie gelegenheid gunstiger om aan den band
door de concessie van 90 zich aangelegd, te
ontkomen? A^óóralles toch i s daartoe noodig, dat
men beschikken kunne over een persoon volko
men vertrouwd met hetgeen op tramaanleg
eri exploitatie betrekking heeft. Den heer San
ders een concessie te verleenen, naast die der
A. O. M. is o. i. niet aanbevelenswaardig.
Een man echter als hij. die steeds getoond
heeft te begrijpen wat Amsterdam ten op
zichte van het tram-verkeer behoeft, en die
zich als een uitnemend bekwaam en practisch
technicus heeft, doen kennen, onder weiken
titel dan ook, tot leider van den
tramwegaanleg en exploitatie te kiezen, het is,
ineenen wij, ecu voorrecht daartoe in de ge
legenheid te zijn. Steeds is het argument tegen
naasting gewv'est, de ouzerheid een persoon
te vinden, die zulk een bedrijf goed weet te
beheeren. Welnu, dut argument kan thans
geen dienst doen. De persoon is er. Indien
men nu maar den lust. en den moed heeft om
door te tasten. /,al Amsterdam na eenigen
tijd een tramwegnet kunnen hebben, dat door
zijn samenhang van de deelen in de oude en
in de nieuwe stad. in verbinding niet buiten
lijnen, en bij toepassing van electrische trek
kracht behalve de vele voordeeleii voor
het verkeer, ook voor de schatkist aanzienlijk
grootere balen geeft, dan de thans geldende
concessie. \Vant, hoe zeer nu reeds het,
tramverkeer van beteekenis is, het verkeert nog
slechts in zijn begin; door lagere tarieven,
betere aansluitingen en talrijker verbindingen
niet de buitengemeenten zal het aanzienlijk
toenemen. Op een groote vermeerdering van
het vervoer had de tinancieele commissie moe
ten rekenen, en zal ieder moeten rekenen, die
over het voort lateti duren der bestaande
concessie een oordeel heeft uit te spreken.
Deze vermeerdering echter ook uit een
niet