De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1897 21 maart pagina 4

21 maart 1897 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 1030 Naret-Eoning de kleedkamer .binnengaan, met den wijsvinger op zyn wang wyzen en met deftige stem zeggen: »Naret, zie jij hier die traan, die mannelyke traan! Weg was myne illusie. O, ik heb heel wat van die oudjes gekend. Den grooten Andries Snoek heb ik nog zien spelen. Dat was a's een koning, weet u, breed, en een stem als een storm. Hoedt en Bingley herinner ik me heel goed; zy hadden eene directie in den Haag, eene uitstekende directie. Hoedt zie ik nog op de repetitie met een lange pijp in z'n mond. Daar was ook een acteur Stoopendaal, heel goed en zoo vele anderen, die de acteurs van nu niet verbeteren. Het tooneeileven was geheel anders, amicaler. Dat kwam wel door de vele reizende gezelschap pen, waar men, door steeds by elkaar te zyn, als het ware familie werd. Over de reizende gezel schappen moet u niet licht denken, die waren heel goed en verdienden veel geld. Daar waren ambulante gezelschappen van Kup, Obelt en Koning, van den ouden Rozeveldt, van Glanzenap, van Stalknecht, enz. Als met de Amsterdamsche kermis Hoedt en Bingley uit den Haag in den Hoogduitschen Schouwburg (Grand-Théatre, A. v. Lier) drie weken kwamen spelen, was ik altijd in het orkest. Avond aan avond heb ik daar De Bloedzuigers zien spelen en toen dat stukje later in het Park, waar W. Stumpff directeur werd, gespeeld zou worden door een gezelschapje van myn aanstaanden schoonvader, van eenen Saqui, eu de hoofdpersoon ziek werd, heb ik die rol gespeeld en zóó goed, dat ik voor het tooneel geboren scheen. Al spoedig speelde ik in dienzelfden Hoog duitschen Schouwburg in de Amsteistraatbij eene kinderkomedie, onder directie van Ximenes en Pereira, natuurlijk Jodoeus in De Bloedzuigers. Dat is het eigenlijke begin van iuiju tooneelloopbaan. De muziek bleef ik echter getrouw. Ouder geworden, narn ik met Bram van Lier feesten en concerten aan. We verdienden samen een goed stuk brood. Maar op zekeren dag werd ik geroepen bij m'nheer Duport, die het I'unschhuis van Benjamin, de Graiid-Salon, waar nu de schilders hun so ciëteit hebben: Arti et Aiuicitiae, had overge nomen. Hy stelde me voor aan eenen acteur Keesing. Mietje Klein heeft later met hem gespeeld. Kort en goed, die zei me dat hij in den Grand-Salon een gezelschap wilde vormen om Zondagsavonds te spelen tegen een entree van 75 cents, een glas punsch er onder begrepen. Ik nam het aan. Maar wat gebeurt ? Bram van Lier wil me niet meer zien of kennen: «iemand die in een punschhuis komedie speelt, kijk ik niet meer aan, die is mijn vriend niet!" Mooi ! dacht ik, heel mooi ! Maar later, m'nheer ! heeft dezelfde Bram van Lier by mij in den Salon in de Amstelstraat een engagement gehad. Hij was een charmante jongen ! De zaken in de Grand-Salon gingen zoo goed, dat de eigenaar er jaloersch op werd en zelf het gebouw weer wilde exploiteeren. imnMiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiniiMiiiiiiiiiiiiiinmiiiiiiii dezelfde kamer stond te strijken. Zij droeg een afgedankten grijzen reg. i m mtel van hare nicht Elisabeth als huisjapon. Het was een aardig kopje, maar van gestalte was het meisje zoo mager, dat hare ledematen bij iedere beweging scherpe, spitse hoeken vormden. Zij kon geen kool verdragen. En dan kocht hare moeder dikwijls stilletjes paardeTleesch, de jongens wisten het niet, maar zij had het gemerkt en kon het niet naar binnen krijgen. Mevrouw Wichern keek plotseling naar de klok aan den muur en vroeg angstig: Zijn de jongens van Smidt al niet lang thuis?" Op hetzelfde oogenblik kwamen hare beide andere zoons, die in de stad op het gymnasium gingen, met de noodige drukte de trap op. Zij stormden de kamer binnen en Lodewijk vloog naar zijne moeder toe met de vraag, of hij teekenles mocht nemen. »Hoe bedenk je dat nu in eens?" vroeg mevrouw Wichern streng. Moet je je dan rog meer van. je werk laten aftrekken':" Hare stem hokte en klonk half schreiend. //Jelui gaat stellig niet over, als je zoo boemelt. En nu ook nog teekenles ..." //De leeraar van onze klasse heeft zelf gezegd, dat ik het leeren moest," zei de jongen en kreeg een kleur van trots. Hij vindt, dat ik aanleg heb, heel veel zelfs." Mevrouw Wichern keek haar zoon verschrikt aan. Al weer een nieuwe moeielijkheid! Ja, in haar mans familie zat talent voor teekenen... Zij keek wantrouwig, vijandig bijna, naar hare kinderen. Was er misschien niet een, die ook nog muzieklessen zou willen nemen? Hoe kon zij met mogelijkheid zich heenslaan door al de cischen, die aan haar gesteld werden? Als zij 's avonds dood moe in haar bed lag, be gon zij te rekenen en te overleggen, hoe zij nog iets zou kunnen uitzuinigeri. Dan rekende zij, rekende, tot zij, badend in het zweet, niet meer kon, en al de getallen letterlijk gedaante kregen en om haar bed en voor haar gezicht heen en weer dansten. Wanneer zij dan insliep, was zij weer met die getallen bezig en werd er onophoudelijk door geplaagd. Zij moest haar zwager aunenhofer iets voorrekenen zij wist niet wat het wou maar niet uitkomen, maar hij zei: »Pas toch vooral op, Klaralief, van niemand ooit geld te leenen. Dat is het begin van een wissen ondergang." En onderwijl wist zij, dat zij juist van plan was geweest, hem om geld te vragen. Zij had het nog niet gedaan. Maar ook bij klaarlichten dag, als zij belder bij haar verstand was, zag zij het oogenblik Daar stonden we. Maar.... op een goeien dag, liet Duport ons roepen om te vertellen dat hy de suikerbakkerij in de Nes thans hebben de katholieken er eena school had gekocht en daar een schouw burg liet bouwen, waar hy ons een vast enga gement aanbood. Den laatsten avond dat wy' in het punschhuis speelde, gaf Duport ons een souper. Aan het dessert zou ook een taart voorgediend worden. Uit die taart kwamen bij het trancheeren al onze contracten te voorschijn en ieder vond zich voor een hooger cijfer geëngageerd dan hij gedacht had. Het engageeren gaat thans anders. Enfin ! Met Duport ging ik naar den Salon des Variétés in de Nes en was met de kermissen, met eigen gevormd gezelschap op reis. Door verschil met Duport scheidde ik met van Biene my af. Wij stichtten samen den Salon des Variétés in de Amstelstraat, die wij plechtig openden met een cantate, gedicht door onzen souffleur Lion, later redacteur van: Het Dagblad van Z\dd-Holland en 's Grarenhage, Daar heb ik met verschillende compagnons jaren lang gespeeld en het directeurschap gevoerd. Zomers waren wij op reis en maakten ons populair. Toen de Kon. Ver. Het Nederlandsch Tooneel opgericht was en Louis Bouwmeester drie jaar later er aan verbonden werd, heb ik my'n directeurschap neer gelegd en opgehouden te spelen. Ik was toen ruim GO jaar. Ik geloof dat ik er verstandig aan heb gedaan. Ik heb my'n roem niet overleefd en ik geniet nog van mijn leven. Den 17den Maart ben ik 82 jaar geweest en ik heb met mijne kleinzoons en kleindochters nog de quadrille gedanst. Ik was dansmeester, 's Mid dags heb ik met mijne achterkleinkinderen een »hop-Mariannetje" gedanst en »Eeii patertje langs den kant". Mijn kleinzoon Nico ??hij is nog een blauwen Maandag aan het tooneel geweest heeft een heele mooie speech gehouden. De jongen heeft me waarachtig aangedaan. »Nico," heb ik toen gezegd, ik ben niet je grootvader! ik ben je vriend!" Ds meeste inenschen zijn op 82jarigen leefty'd oud; ik niet, ik voel me jong. Ik spaar me in niets. Ik eet wat ik wil, graag en met smaak. Ik houd nog veel van mijn natje en mijn droogje. Vroeg naar bed ga ik niet. Ik, met m'n 82 jaar, leef als 'de jongelui. Een verjaardag is een drukke dag voor me. Alleen voor my'n kinderen, kleinkinderen en achterklein kinderen, die dan hier komen, is het huis te klein. Toch doet zoo'n dag je goed. Weet u wel, dat ik den 17den Maart al 25 jaar dood ben geweest. Ja, ze hebben eens een leelyke grap met me uitgehaald, en ik her inner me niet, dat ik ooit zoo boos ben fc«rfeest. Vrienden van me u begrijpt: rrieiiden! ik hoef niets meer te zeggen dan vrienden! hadden in de krant gezet, dat ik was overleden. Ik heb mij goed gehouden en op mijn beurt in de krant deze advertentie gezet: »De ondergeteekende betuigt zijn hartelijken dank voor de vele blijken van ManggMliuy bij sijn overlijden onderranden. Tot geruststelling eijr-er talrijke vrienden heeft Mj de eer hun zijn rolmaakten welstand te melden, en tevens de nader komen, dat zij het zou moeten doen. //Ik heb jelui dikwijls genoeg gezegd, dat wij niets te missen hebben voor privaatlessen," antwoordde zij haren zoon. Haar gezicht nam eeue harde, koude uitdrukking aan. Anders kon zij er niet tegen op. Zonder een woord meer s'ms ?- j i -j. o b zij de kamer uit. Hare dochter trok verachtelijk met de hoeken van haar mond. /?Daar had je niet over behoeven te beginnen," zei ze eu streek het ijzer driftig over het verstelde linnengoed. Men wil toch graag eens probeeren," bromde de jongen en gooide zijn boeken hard op de tafel. Probeeren," dacht het meisje bitter. Zij hal hare moeder tot dat ongelukkige proces aangezet, omdat zij zich verbeeld had, dat recht recht was, en als zij maar iels uitbetaald kregen van den pacha, kon zij haar examen voor onderwijzeres doen. Haar oom en tante op het goed vonden wel is waar, dat een meisje in liuis de beste gelegenheid heeft om zich nuttig te maken en dat het voor haar niet uoodig was een beroep te kiezen. Als het in huis maar niet zoo vreugdeloos was! Nu had zij zich al lang in alles geschikt en zag haar heele leveu als een lange, eentonige, stoffige weg voor zich. Als hare broers eens in staat zouden zijn voor zich zelf te zorgen, dan was hare jeugd voorbij. Dat had zij al dikwijls uitgerekend. Maar het kwam er ook niet op aan, want een mau zou er toch nooit aan deuken, haar te trouwen. Mevrouw Wichern had een stofdoek genomen en begon, om een voorwendsel te hebben 'm alleen te blijven, in de mooie kamer stof af te nemen. Zij had nog eeue mooie kamer met een roode canapéen een gebeeldhouwde kast uit vroegere, betere dagen. Maar in die kamer werd alleen gestookt, als de familie van het landgoed bij haar kwam. Nu was het er, bij het stormachtige Novemberweer zoo koud, dat hare vingers stijf werden en zij zoo'u akelig, ijzig gevoel kreeg in ha^r rug. Zij moest een besluit nemen. Maar haar hoofd was zoo moe eu in de war, dat zij ondertusscheri met den stoffi^en doek geheel zonder reden over het geborduurde kleedje op tafel stond te wrijven. De plotselinge terugkomst van haar broeder Huibert had het verleden, dat door het tegenwoor dige met al zijn eischen wat naar den achtergrond was gedrongen, weer verlevendigd. Zij kon maar niet begrijpen, dat men hem bij de Tanuenhofers zoo vriendelijk ontving, hem, die . . .. (Wordt vervolgd.) verspreiders van liet gerucht van zijnen dood te verzekeren, dat zij hem daarmede Jtet genoegen heliïten verschaft, te mogen ondervinden, hoeveel deelneming en sympathie deze tijding heeft doen ontstaan.''' l(j Juni 1872. N. JUBELS. Is ie niet goed, die advertentie ! De heeren, Van Victor Driessens was het anders ver rukkelijk mooi. Die scène met mevr. Beermans bij de kachel b.v. Heel waar m'nheer. Maar weet u, wat ge beurd is ? Niet ? Dan zal ik het u vertellen. We speelden, toen Driessens aan den Salon ver bonden was, met de kermis te Zaandam en op Judels in de rol run den Schoolmeester". </c menden.' die de advertentie gesteld hebben, zijn al lang dood, en ik leef nog. Ik hoop honderd jaar te worden, minstens ! .. . Dan bpeelt u zeker nog eens De School meester ! De Schoolmeester, de schoolmeester ! wat wil men toch van die schoolmeester. Bamberg héft hem ook gespeeld, m'nheer Kreeft heeft hem ook gespeeld, m'nheer Kreeft! ... mooi, heel mooi, allemachtig mooi ! ... Dat is zoo 't Haalt niet bij u. 't Is niet }>u Schoolmeester. Weet u wat ze vergeten zegt vertrouwe lijk Judels »dat ze den Schoolmeester ernstig, heel ernstig moeten spelen. Ze maken er een grappenmaker van. Toen ik hem den eersten avond speelde, haalden de meisjes die voor jongens ageerden als ik zeg meisjes, dan bedoel ik artisten als Suze Sablairolles. Madame Oorijn, Floor Samethini, enz. allerlei grappen, uit, ze gooiden me met propjes, trokken neuzen tegen me, enz. Ik werd er werkelijk boos om en zei vol kwaadheid: »Nu moet het uit zijn, bengels!" Dit had een succes, m'nheer, een succes, ik kan het u niet zeggen. Ik wist met-een hoe ik spelen moest. En dan had ik jongens ! Zóó krijg ik ze nooit weer. Een l'ieter Dissel als David Strelitsky in de De Schau/meester was komt nooit terug. Daarom speel ik nooit De Schoolmeester meer openlijk. Ik zing nog wel eens met mijne klein kinderen of achterkleinkinderen liedjes er uit, als ze »0paa" weten te vleien. Als ik jarig ben, kom ik er niet af. De heele familie zingt dan mee. Eerst wil ik niet. Dan begint er een: ->B, a, B a, en een ander: Een leerschool is het rnenschelijk leven"; dan word ik kwasi-kwaad en zeg, als het moet, dan goed. Attentie alsjeblieft! En dan gaat er een hoera op, dat kunt u denken. En dan is het, neen, Opaa, eerst een glas champagne. Nu dat glas wordt gevolgd door meer. En dan begint het. Ik rnoet zeggen alleraardigst. We gevoelen ,dan, dat we bij elkaar hooren ; d,jn volgenden dag ben ik weer de jongeheer Judels of Sjuul; maar dien dag, vooral dien avond gevoel ik iets in mij als vader Abraham, stamvader van een talrijk kroost en neurie ik in mij zelf, als ik weer alleen hen, van zelf en onbewust: »O!i IK'/it-on i'li'e micti.i' i/n'aii sein de sa /<iinille.''' Ziet u, bij die gelegenheden speel ik He Schoolmeester, als we zoo geheel onder ons zijn. ??Hoor eens, als ik nog eens zou spelen, zou ik een drama of een treurspel kiezen. Een drama ? Ja, een drama, m'nheer ! Heeft u nooit J'aljas van me gezien. Men heett gezegd en geschreven dat mijn J'aljas mooier was dan van Victor Driessens. nog een andere plaats in Noord-IIolland. De gezelschappen wisselden elkaar af. Zekeren avond speelde Driessens te Zaandam l'aljas, dat ik er de vorige kermis gemaakt had met een razend succes. Den volgenden morgen kruisten onze gezelschappen elkander. Driessens met zyn groote stem riep me toe: alwel, Sjuul, hoe is het geweest ? Ik antwoordde : «prachtig, succes en een krans, zie maar !'" En Driessens antwoordde : In Zaandam niets, geen volk en dood als pieren. In m'n mooiste scène riepen die ver vloekte houtmannen: Leve Judels! en bij het uit gaan weer : Leve Judels! Dat 's vreemd," zei ik, zoo leuk mogelijk. «Maar u kunt begrijpen, wat 'n pleizier het mij deed. Ik heb altijd zin in het drama, zelfs in het treurspel gehad. Van nature ben ik ernstig, maar ik leef onder den vloek altijd komisch te moeten zijn. Als ik een ernstig gezicht zet, lacht ieder; als ik een ernstig woord spreek, lacht ieder; als ik ernstig speelde, lachten allen. Toen ik jong was, had ik tot ideaal: treurspel speler te worden. De inenschen zeiden : »ik had er zoo'n aanleg voor." Er was zelfs iemand, een zekere m'nheer de Boer, een verzamelaar van schilderijen, die mij, bijna nog een jongen, meftnam naar den grootvader van Mie'je Klein en GÜUS Morin, naar mijnheer Jelgerhuis, acteur, teekenaar en schilder, om hem te laten hooren hoe mooi ik brokken uit De Cid kon uitzeggen. ?.Uitzeggen", dat is het immers tegenwoordig V Juist m'nheer Judels, »uitzeggen!" Jelgerhuis hoorde me geduldig aan. Hij trok soms wel rare gezichten, maar hij hield zich goed. liet was niet makkelijk voor hem, want, ter wijl ik bezig was het treurspel op te snijden, hoor ik telkens: miauw, miauw!" Dat ded^n liiter heb ik het gehoord de dochters van Jel gerhuis. Ik liet me door het kattengeluid niet van m'n stuk brengen en bleef in denheldentoon. Eensklaps stond Jelgerhuis op en zei deftig : »llet is genoeg knaap, het is nog wel wat zwaar voor je. Studeer maar braaf!" Ik wist genoeg. Voor het treurspel scheen ik niet geboren. Toch is mijne voorliefde voor het treurspel mij niet tot nadeel geweest; het gaf mij vast de kracht tot het dramatisch-komische en daardoor kon ik op het gemoed werken. Zelfs bij het zingen van couplet ten heb ik het ondervonden. Wanneer ik in De Schoolmeester een treurtoon legde in het lied : »Een leerschool is het menschelijk leven", sprak ik tot het hart; dat voelde ik, en het is mij gezegd. Anderen hebben dat niet gekund. Het is dus niet alleen geluk, dat er by het

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl