Historisch Archief 1877-1940
No. 1030
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
tooneelspelen moet bekomen, ook nog iets anders :
ziel en geest. Praat zoo mooi je wilt, heb geen
hart en geest, ten leste verveel je de menschen.
Die zin voor het dramatische heeft me ook
geholpen in de rol van den verongelijkten broer
van Pierre, in De twee Weegen van D'Ennery.
Judels in de rol van Pierre in De Ttvee Weezen".
Daar hangen er fotograflën van: het eene als ik
verdrukt en verstooten en ellendig ben, en het
andere als ik het mes opneem om my te
wreken. Ik heb van die rol veel pleizier
gehad.
Judels als Pierre in De Twee Weezen.''
Judels kijkt op z'n horloge. Het is twaalf uur.
Bij den laatsten slag van de klok roept de meid :
»m'nheer komt u koffiedrinken!"
Judels gaat naar de huiskamer zijner dochter
en eet en drinkt als een man in de kracht van
z'n leven.
Na het dejeuner gaat Judels weer naar zijn
kamer, kleedt zich keurig aan. Zoodra de on
berispelijk glimmende hoed op het hoofd staat,
gaat Judels uit, weer of geen weer, met stok of
parapluie.
Zijn eerste weg is naar het Rembrandtplein,
naar den tooneelkapper Coïni. Daar laat hij zich
mooi maken. En dan gaat het in de richtingvan
de Kalverstraat. Van links en rechts wordt Judels
gegroet. Sierlijk neemt hij den hoed af en groet
buigend, lachend. Hij brengt bezoeken bij oude,
goede vrienden of vriendinnen en blijft veelal
buitenshuis dineeren. 's Avonds gaat hij doorgaans
naar een schouwburg en komt na afloop geregeld
in hotel Mille Colonnes. Daar is hij onder
besclierming van den eigenaar, den heer van
Goethem, als kind aan huis. Alle bezoekers ken
nen hem. HU heeft zich onder het uittrekken
van de jas tal van malen naar rechts en links
te wenden om te groeten. Het is er m'nheer
Judels voor en m'nheer Judels na. In de verte
of nabij staan vreemden op en stooten elkaar aan
en zeggen: Gut, daar heb je Judels ook, wat
ziet de kerel er goed uit !
Eindelijk kan hy gaan zitten, op z'n bevoor
rechte plaats, aan de artistentafel, de ovale tafel
bij het buffet en zegt: »Dag heeren !"
Dag Sjuul! Dag m'nheer Judels, Dag Sjuul!
Waar heb-je van avond gezeten, Sjuul.
Wat kom-je laat, jongeheer !
Natuurlijk in een komedie, De menschen
hebben mooi gespeeld, mooi, waarachtig, heel
mooi.... maar" . En dan komt de kritiek.
Judels blyft doorgaans tot het laatste, en wil
nooit thuis gebracht worden: «Voor jongelui op
myn jaren komt dat niet te pas," zegt hij. »Als ik
de heeren wil thuis brengen, hebben ze 't maar
voor 't zeggen."
Zoo volgt voor Judels de eene genoegelijke
dag op den ander, en wie hem Woensdag
17 Maart gelukt wenschte met zijn 82sten ge
boortedag en hem goed aanzag, zooals hij op het
portret is, dan gaf hem geen veertig.
Judel's jeugd is als eens arends jeugd. De op
gewektheid heeft hem behouden, en het geluk,
een zeer welgesteld man te zijn, welgestelde
kinderen en kleinkinderen te hebben. Zyn pad
gaat op rozen. Mogen ze nog lang voor hem
bloeien.
J. H. R.
(Uit een in dit jaar verschijnend werk :
Onze Tooneelisten. Thuis en op de planken).
il imiiiiimimiiiiiiiiim
inziet in de Hoofdstad
Alle in deze kroniek te bespreken uitvoeringen
hadden plaats in het Concertgebouw. Het was een
hoogst interessante week! Wij genoten van een
abonnementsconcert waarop o. a. de Berlijnsche
pianiste Frl. Emma Kocli zich deed hooren. Daarop
volgde eene soiree van de dames lloll met mede
werking van mevr. Oldeboom-Lutkeman en den
heer H. W. Hofmeester; de volgende avond werd
het eerste Beethovenconcert door den heer Mengel
berg eu zijn orkest, met medewerking van de
pianiste mevr. Bosmans-Benedicts gegeven en ein
delijk had de donateurs-repetitie van Caecilii/, voor
het eerst onder leiding van den heer Mengelberg
plaats.
Dat waren vier concerten waarvan de verslag
gever evenzeer geniet als de toehoorders en in zoo'n
geval is het een onvermengd genot er me,ding van
te maken.
Het interessantste van het solistenconcert was
het spel van Erl. Koch, die door de voordracht
van een concert van Brahms weer toonde eene
pianiste te zijn wie het niet in de eerste plaats
om uiterlijk succes te doen is. Ik stip tevens
aan dat deze dame op hare tournee in Holland
niet alleen dit concert, doch ook concerten van
Saint Saëns en van Beethoven zal voordragen.
Dat getuigt voor hare veelzijdigheid.
In het zooveel eisehende concert van Brahms
heeft mej. Koch mij zeer voldaan. Vooral de beide
laatste deelen werden bizonder schoon voorgedragen.
Het orkest dat een zeer moeilijke taak had, kweet
zich daar niet minder artistiek van. In eene Nocturne
van Chopin heeft Mej. Koch eveneens grooten indruk
gemaakt. De keuze van Liszt's Don Juan-Faiitasie
was minder gelukkig, bovendien waren in deze
voordracht sporen van vermoeidheid merkbaar.
Mej. Koch en het orkest gaven het meeste genot
op dit concert. Wel toonde de zanger de heer
Hoffmann in de voordracht van Wotan's Absehied
veel stemmiddelen te bezitten en was hij hieiin
gelukkiger dan in de liederen, doch hij is in de
concertzaal minder op zijn plaats dan in de opera.
Gebreken die in de opera niet zoo opvallen, komen
in de concertzaal veel scherper uit. Dat was hier
weder het geval.
Even interessant is het samenspel van de dames
Roll, die in de reeds meergenoemde variatie'n van
Ulfert Sehults en in werken voor twee piano's van
Reinecke, Saint-Saëns, Rubinstein en Raff weer
toonden tot hoe groote eenheid van opvatting en
spel zij het hebben gebracht. De variatiëa leverden
hiervan reeds het bewijs, /ij slaagden nog schooner
dan een vorige maal. Evenzeer is de
Maufred-bewerking van Reinecke te roemen en niet minder
SaintSaëus: Danse Macabrc, waar de eigenaardige
orkesteffecten op bizonder gelukkige wijze werden geïmi
teerd. Het waren vertolkingen van den eersten rang.
Mevr. Oldenboom toonde weer door de voordracht
van een zevental liederen van Sclmmaun, Brahms,
Massenet, Mann en van schrijver dezer kroniek dat
zij een onzer beste zangeressen is, die men gaarne
hoort en aan wie ieder componist zeer dankbaar
mag zijn wanneer zij de liederen zoo vertolkt als
mevr. Oldenboom dit dien avond deed.
Welk een degelijk violist de heer Hofmeester
is weten wij eveneens. Hij had een hoogst ge
lukkige avond en droeg zijne soli Concert van
Brueh (Ie deel), Canzona van Drilsma (eeue aan
trekkelijke compositie van een jong Amsterdamsen
componist) en de Tunziceisen van Amanda eu Julius
lloutgeu meesterlijk voor.
Summa Summarum een concert dat veel genot
verschafte en waarbij de beide dames pianisten
beurtelings op uitstekende wijze zich als
compagnalrice deden hooren.
De Beethoven-Concerten hebben in de periode
dat de heer Ke- directeur was, buitengewoon vee!
succes gehad. Bij die gelegenheid hebben wij toen
ook eenige vau de minder bekende werken van
den grooten meester gehoord. Toen werd op ieder
van de negen concerten een mnphouie gespeeld.
Het concertgebouw heeft aan het einde van dit
seizoen een vijftal Beethoven soirees aangekondigd
waarvan de eerste 1.1. Zondagavond plaats had.
iitiiniiiiMMiiiiiHniii
Uitgevoerd werd de eerste en derde Symphonie en
daartusschen het 3e Klavierconcert.
Daar deze symphonieën, vooral de derde, in den
laatsten tijd nog al eens gespeeld zijn, behoeven
wij hierover niet uitvoerig te zijn. Het zij vol
doende te vermelden dat deze vertolkingen
geheel op de hoogte van dit orkest stonden. Me
vrouw Bosmans?Benedicts heeft als pianiste zeer
veel indruk gemaakt met hare artistieke voordracht
van het 3e Concert. De edele distinctie die overal
te bespeuren was, gaf aan haar spel een geheel
eigenaardig cachet. Met groote ingenomenheid heb
ik deze voordracht gevolgd.
Deze eerste soiree was nog niet druk bezocht.
Ik veronderstel en hoop dat de volgende een
talrijker bezoek zullen trekken. Docli de afgeloopen
week was zulk een drukke concertweek, dat het
niet te verwonderen is dat dit concert niet zoo
bezocht was als het verdiende.
De donateurs-repetitie van Caerilia is nooit
slecht bezocht. Van heinde en verre kwamen de
getrouwen ook thans weer (er waren bezoekers
uit Zeeland en Groningen) naar deze repetitie.
Ditmaal was de belangstelling bijzonder groot, om
dat het orkest belangrijk gewijzigd is en een nieuwe
directeur van Caecilia zou optreden. De heer
Viotta die gedurende acht jaar met. buitengewoon
talent en groote toewijding deze uitvoeringen heeft j
geleid, voelde zich gedrongen te bedanken, omdat
zijne betrekking te 's Gravenhage hem niet meer
veroorloofde alle bezigheden te Amsterdam te blij
ven waarnemen. De maatschappij, zal zij aan haar
roeping beantwoorden, vereischt groote zorgen,"
schreef mr. Viotta aan het Bestuur, //en zooals hare
werkzaamheden thans gewijzigd zijn, is het mij
niet mogelijk, die langer waar te nemen."
In het verslag waarin mr. Viotta noode afscheid
neemt van Caecilia, wordt hulde gebracht aan het
geen hij voor deze maatschappij gedaan heeft,
welke hulde ieder zeker gaarne zal onderschrijven,
want vele schoone uitvoeringen heeft hij ons ge
schonken, hoewel de omstandigheden ?waaronder
Ca:cilia moest werken meer berekend waren op
vroegere orkesttoestanden, dan wel op de tegen
woordige.
De heer Mengelberg aangezocht om de betrek
king van direkteur te aanvaarden, begreep dat,
wilde CiEcilia het standpunt van vroeger blijven
innemen, eene omwenteling in de bezetting j
van het orkest moest plaats hebben. Hij wist te |
bewerken dat het geheele orkest van het concert
gebouw toetrad als lid en dat de blazers die geen
lid van zijn orkest waren, werden vervangen door
die van het concertgebouw.
De zwakke zijde van Creeilia was juist de be
zetting van vele partijen bij de blaasinstrumenten,
omdat wij in de laatste jaren in dit opzicht aan
iets beters gewend waren.
Wij kregen nu dus niet alleen veel verbeterde groe
pen van blaasinstrumenten doch ook van strijkin
strumenten, daar nu aan iedere lessenaar een lid
van het concertgebouw geplaatst is.
Dat dit van niet weinig iuvloed op de eenheid j
van uitvoering was, kan men zich voorstellen. Het
orkest ontwikkelde een klank die verrassend was
en levens werden de verschillende werken: Ouver
ture- Coriolan en 5e Symphouie van Beethoven,
benevens de Ge Symphonie van schaikowski op
schitterende wijze vertolkt.
De Symphonie van Tschaikowski spande als
muzikale voordracht, m. i. de kroon. De heer
Mengelberg geeft den indruk zijne opvatting, vaak
ouder den invloed van het oogenblik aan zijn orkest
te suggereeren. Er komt daardoor in de vertol
kingen iets spontaans, er blijft iets frisch in, dat
iedereu keer weer eens een ander kijkje op een
werk geeft.
Bij Tschaikowski was de elasticiteit van tempo
voor mijn gevoel het bevredigendst. Ik voeg er
bij voor mijn gevoel, want over opvattingen is het
zeer gevaarlijk te strijden, vooral bij Beethoven,
j waar men, zonder het te willen, wel eens te veel
aan de traditie blijft vasthouden.
Ik geef daarom, geheel als mijne subjectieve
meening, dat ik mij met de opvatting van de 5e
niet alt.ijd vereeuigen kon.
e tweede satz was mij op veel plaatse.n wat
langzaam, doch het meeste bezwaar heb ik tegen
de ritenuti, van het eerste motief van het eerste
deel. Ik zou dit als opvatting eerbiedigen, wanneer
den heer Mengelberg consequent ware geweest,
doch bij het begin maakte hij bijna geen ritenuto
(waarmede ik het geheel eens beu) eu later zeer :
groote ritenuti. M. i. verbreken die bovendien het
logisch verband van den geheeleu satz. \
Met zijn eerste optreden eu het behaalde succes
in dezen kring, wensch ik den eer Mengelberg
van harte geluk; ik twijfel niet of Ctecilia zal
met deze schoonebezettintr, ouder zijne beproefde
leiding zeer veel kunstgenot in de toekomst kunnen
schenken.
VAN MlLLICEN.
'.S. De uitvoering van Caecilia heeft ten volle
aan de verwachting beantwoord niet alleen, doch
die nog overtroffen. De totaalindruk was voor
treffelijk. Men moge het met Mengelberg's op- :
vat.ting eens zijn of niet, men moge vinden dat
hij de langzame ternpi overdrijft, toch weet hij u
i onder den indruk van zijne opvatting te brengen,
| en der groote massa tot een schoon geheel te
bei zielen. Aan het nieuwe orkest want dat is
l het werkelijk een dankbaar welkom.
v. M.
Tentoonstelling ?au Knnstnüyerneid te Leiden,
Ja, Leiden is toch een aardig stadje; zoo echt
Hollandsch is het mooie Rapenburg, zoo
genoegelijk klein-steedsch-leeg de lange Breestraat,
zoo echt in bet kader van een stad-van-wetenschap
bij-traditie de ontelbare Musea, waar mooie en
leelijke dingen soms als in een pakhuis zijn op
gestapeld, zooals het Ethnografisch Museum of
gemoedel\jk-burgerlijk-echt in hun omgeving zijn
b\j elkaar gebracht, zooals dat in de oude
Laekenhal gedaan is.
In zoo'n stadje te werken moet een vreugd zyn,
omdat men er stil, genoegelijk van de groote
lawaai-wereld afgezonderd, als het ware in een
athmospheer van veel mooie tradities leeft, die
jammerlijk genoeg door de meesten geheel ver
geten en weer door enkelen van meer geheugen
moeten worden in herinnering gebracht. En
zoo'n tentoonstelling van nieuw trachten is dan
een van de middelen De Heeren C. Verster,
J. Loeber Jr. en W. Brouwer komt daarom veel
lof toe, met zooveel toewijding en zorg deze
expositie georganiseerd te hebben.
Al wordt deze verzameling proeven met den
wel wat wijdschen titel van keuze-tentoonstelling
aangekondigd, kan men niet zeggen dat zij
een juist en volkomen beeld geeft van wat er
op dit gebied op dit oogenblik in Nederland
gedaan wordt, want enkelen van de sterksten in
dit streven hebben hun werken niet ingezonden,
en van degenen die inzonden is niet altijd het
beste werk aanwezig; zoo gaat het meer, maar
waar men vooraf wist dat het aantal beoefenaars
niet groot was, en hun bereiken nog geenszins,
bij een, in de volle kracht is, mocht zelfs van
geen keuze gesproken worden, daarom is op deze
tentoonstelling van alles zoo wat, een goede ge
legenheid om veel te leeren en 't bij een overdoen
beter en juister te doen slagen.
Aan 't einde van het prettige zaaltje hangt een
onmetelyk tapijt uit de Amersfoortsche
tapytfabriek, naar ontwerp van Colenbrander uitgevoerd.
Dat hangen nu is uit den aard zeer verkeerd.
Want dit is over 't algemeen nog de groote
fout van de meeste tentoonstellingen, de dingen
worden je zoo mooi voorgediend, bijna op een
presenteerblaadje, in zoo heel andere conditiën
als zij zullen verkeeren eenmaal het werkelijke
leven binnengetreden, dat er hoogst moeilijk
over te oordeelen valt. Zoo bijv. met dit tapijt.
Het hangt en ik weet dat de inrichters van
deze expositie daar geen schuld aan hebben,
maar de tapijtfabrikant moest een exemplaar
zenden dat op de grond kon en mocht liggen,
waar de ingezonden stoelen en tafels en kasten
opgeplaatst mochten worden, de cretonnes en
meer zulke wandversieringen bij zouden wor
den opgehangen, glad en recht, alsof ze een
wand waren, en daar de ingezonden
spiegellasten en gesneden schilderij - encadrementen
op, kortom dat alles zoodanig kon worden in
gericht, totdat er een zaal of een kamer was
^aangekleed" geheel en al zooals ze om in te
wonen wezen moest, en het publiek moest vrij
over die tapijten mogen loopen, in de stoelen en
op de banken kunnen gaan zitten en zoodoende
zich overtuigen dat de dingen die men daar ziet,
ook werkelijk bruikbare waarde hebben, en met
elkaar een mooi geheel vormen. Want de nieuwe
beweging op kunstnijverheidsgebied wil betere
kunst, goed! maar die is het gevolg van oordeel
kundiger en aesthetischer gebruik van materiaal,
en alles moet beginnen en eindigen by de ware
gebruikswaarde. En men ziet niet op een
afstand van drie meter, van achter een gespan
nen koord, of een stoel gemakkelijk zit, en of
een tafel de goede hoogte heeft, maar men on
dervindt dit door er op of aan te gaan zitten.
Die kleine tapijtjes van Colenbrander, die daar
zijn, wil ik gaarne superbe noemen, het groote
bevalt mij minder, en de inzending
oud-Kozenburgsch van een Amsterdammer ??is niet
van de gelukkigste.
Het aardewerk uit de fabriek «Holland" valt
er evenwel toch geheel bij in het water, zulke
kleurtjes en vormen konden evengoed op doek
of hout of ieder ander materiaal als gebakken
aarde zijn aangebracht en is dit geen gewel
dige fout ? is dit niet de reden waarom het er
zoo duf uitziet '?
Er zijn houtsneden en meubelen van De Bazel
en Lauweriks, waaronder een aardig stoeltje.
gebattikte lappen van Thorn Prikker, nog niet
ver genoeg en te atelier-achtig, photos naar meu
belen van Berlage; uitgevoerde meubelen uit de
fabriek van Haag te Amsterdam naar teekeningen
van Seeman, veel van het knappe werk van Duco
Crop, een aardig proefje van knap smeedwerk,
minder fraaie tapijten uit Deventer en een kleine
vitrine met boekbinderswerk, wat ook op de nu
laatst gehouden expositie in Amsterdam was, waar
onder een paar werkjes van een jong Haarlemmer,
den heer J. Smits, werkelijk als uitstekend mogen
genoemd worden. Een klein in perkament boekje
met mooie paarsche ornamenteeringen is gewoon
weg prachtig en goed.
Het is een aardige, ofschoon zeer incomplete
tentoonstelling, en daar de belangstelling in Leiden
zoo groot is, hoop ik wel dat, deze proef voor her
haling, met correcties, vatbaar is.
Tjl. MOLKENHUER.
De St. Bavo te Haarlem.
De oude Sint Baaf te Haarlem, op de mooie
markt, naast de terecht hoog geroemde on
langs opgeknapte vleeschhal, wordt nu aan
de ik zal maar zeggen facade, gerestaureerd.
En bij deze gelegenheid heeft men in het nabije
Stadhuis, in de zaal waar de prachtige monu
menten van Haarlems grootsten stadgenoot
hangen, een tentoonstellinkje gemaakt van oude
teekeningen en gravuren, die de kerk in vroeger
tijden weergeeft. Heel veel onderscheid is er
niet in bet toenmalige en het tegenwoordige
aspect, maar misschien is dit aan de data der
teekeningen te wijten die meest op zijn vroegst
uit de 17e eeuw zijn, in welke tijd er naar
waarschijnlijkheid 't minst veranderd is. Oudere
documenten zouden misschien andere inzichten
geven, maar uit de 14e en 15e eeuw is daar
geen teekening, of die er nog wel zijn V
Maar uit een absoluut schilders oogpunt zijn
deze teekeningen zeer merkwaardig. Van Gerrit
Berckheijde uit 1(580 een magnifike teekening in
grijs en bruin van de markt, de vischmarkt en
een deel van de oude kathedraal, van P.
Saendam verscheidene aanzichten, en een mooie photo
naar een schilderijtje van Job-Berckheijde dat
in Dresden is, het interirur van de kerk ver
beeldend Van Vincent v. d. Vinne een reeks
interieurs waar ontelbare ex-votos als
allerakeligste dronkemansn'guren allen schotsen en scheef,