De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1897 21 maart pagina 5

21 maart 1897 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

No. 1030 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. tooneelspelen moet bekomen, ook nog iets anders : ziel en geest. Praat zoo mooi je wilt, heb geen hart en geest, ten leste verveel je de menschen. Die zin voor het dramatische heeft me ook geholpen in de rol van den verongelijkten broer van Pierre, in De twee Weegen van D'Ennery. Judels in de rol van Pierre in De Ttvee Weezen". Daar hangen er fotograflën van: het eene als ik verdrukt en verstooten en ellendig ben, en het andere als ik het mes opneem om my te wreken. Ik heb van die rol veel pleizier gehad. Judels als Pierre in De Twee Weezen.'' Judels kijkt op z'n horloge. Het is twaalf uur. Bij den laatsten slag van de klok roept de meid : »m'nheer komt u koffiedrinken!" Judels gaat naar de huiskamer zijner dochter en eet en drinkt als een man in de kracht van z'n leven. Na het dejeuner gaat Judels weer naar zijn kamer, kleedt zich keurig aan. Zoodra de on berispelijk glimmende hoed op het hoofd staat, gaat Judels uit, weer of geen weer, met stok of parapluie. Zijn eerste weg is naar het Rembrandtplein, naar den tooneelkapper Coïni. Daar laat hij zich mooi maken. En dan gaat het in de richtingvan de Kalverstraat. Van links en rechts wordt Judels gegroet. Sierlijk neemt hij den hoed af en groet buigend, lachend. Hij brengt bezoeken bij oude, goede vrienden of vriendinnen en blijft veelal buitenshuis dineeren. 's Avonds gaat hij doorgaans naar een schouwburg en komt na afloop geregeld in hotel Mille Colonnes. Daar is hij onder besclierming van den eigenaar, den heer van Goethem, als kind aan huis. Alle bezoekers ken nen hem. HU heeft zich onder het uittrekken van de jas tal van malen naar rechts en links te wenden om te groeten. Het is er m'nheer Judels voor en m'nheer Judels na. In de verte of nabij staan vreemden op en stooten elkaar aan en zeggen: Gut, daar heb je Judels ook, wat ziet de kerel er goed uit ! Eindelijk kan hy gaan zitten, op z'n bevoor rechte plaats, aan de artistentafel, de ovale tafel bij het buffet en zegt: »Dag heeren !" Dag Sjuul! Dag m'nheer Judels, Dag Sjuul! Waar heb-je van avond gezeten, Sjuul. Wat kom-je laat, jongeheer ! Natuurlijk in een komedie, De menschen hebben mooi gespeeld, mooi, waarachtig, heel mooi.... maar" . En dan komt de kritiek. Judels blyft doorgaans tot het laatste, en wil nooit thuis gebracht worden: «Voor jongelui op myn jaren komt dat niet te pas," zegt hij. »Als ik de heeren wil thuis brengen, hebben ze 't maar voor 't zeggen." Zoo volgt voor Judels de eene genoegelijke dag op den ander, en wie hem Woensdag 17 Maart gelukt wenschte met zijn 82sten ge boortedag en hem goed aanzag, zooals hij op het portret is, dan gaf hem geen veertig. Judel's jeugd is als eens arends jeugd. De op gewektheid heeft hem behouden, en het geluk, een zeer welgesteld man te zijn, welgestelde kinderen en kleinkinderen te hebben. Zyn pad gaat op rozen. Mogen ze nog lang voor hem bloeien. J. H. R. (Uit een in dit jaar verschijnend werk : Onze Tooneelisten. Thuis en op de planken). il imiiiiimimiiiiiiiiim inziet in de Hoofdstad Alle in deze kroniek te bespreken uitvoeringen hadden plaats in het Concertgebouw. Het was een hoogst interessante week! Wij genoten van een abonnementsconcert waarop o. a. de Berlijnsche pianiste Frl. Emma Kocli zich deed hooren. Daarop volgde eene soiree van de dames lloll met mede werking van mevr. Oldeboom-Lutkeman en den heer H. W. Hofmeester; de volgende avond werd het eerste Beethovenconcert door den heer Mengel berg eu zijn orkest, met medewerking van de pianiste mevr. Bosmans-Benedicts gegeven en ein delijk had de donateurs-repetitie van Caecilii/, voor het eerst onder leiding van den heer Mengelberg plaats. Dat waren vier concerten waarvan de verslag gever evenzeer geniet als de toehoorders en in zoo'n geval is het een onvermengd genot er me,ding van te maken. Het interessantste van het solistenconcert was het spel van Erl. Koch, die door de voordracht van een concert van Brahms weer toonde eene pianiste te zijn wie het niet in de eerste plaats om uiterlijk succes te doen is. Ik stip tevens aan dat deze dame op hare tournee in Holland niet alleen dit concert, doch ook concerten van Saint Saëns en van Beethoven zal voordragen. Dat getuigt voor hare veelzijdigheid. In het zooveel eisehende concert van Brahms heeft mej. Koch mij zeer voldaan. Vooral de beide laatste deelen werden bizonder schoon voorgedragen. Het orkest dat een zeer moeilijke taak had, kweet zich daar niet minder artistiek van. In eene Nocturne van Chopin heeft Mej. Koch eveneens grooten indruk gemaakt. De keuze van Liszt's Don Juan-Faiitasie was minder gelukkig, bovendien waren in deze voordracht sporen van vermoeidheid merkbaar. Mej. Koch en het orkest gaven het meeste genot op dit concert. Wel toonde de zanger de heer Hoffmann in de voordracht van Wotan's Absehied veel stemmiddelen te bezitten en was hij hieiin gelukkiger dan in de liederen, doch hij is in de concertzaal minder op zijn plaats dan in de opera. Gebreken die in de opera niet zoo opvallen, komen in de concertzaal veel scherper uit. Dat was hier weder het geval. Even interessant is het samenspel van de dames Roll, die in de reeds meergenoemde variatie'n van Ulfert Sehults en in werken voor twee piano's van Reinecke, Saint-Saëns, Rubinstein en Raff weer toonden tot hoe groote eenheid van opvatting en spel zij het hebben gebracht. De variatiëa leverden hiervan reeds het bewijs, /ij slaagden nog schooner dan een vorige maal. Evenzeer is de Maufred-bewerking van Reinecke te roemen en niet minder SaintSaëus: Danse Macabrc, waar de eigenaardige orkesteffecten op bizonder gelukkige wijze werden geïmi teerd. Het waren vertolkingen van den eersten rang. Mevr. Oldenboom toonde weer door de voordracht van een zevental liederen van Sclmmaun, Brahms, Massenet, Mann en van schrijver dezer kroniek dat zij een onzer beste zangeressen is, die men gaarne hoort en aan wie ieder componist zeer dankbaar mag zijn wanneer zij de liederen zoo vertolkt als mevr. Oldenboom dit dien avond deed. Welk een degelijk violist de heer Hofmeester is weten wij eveneens. Hij had een hoogst ge lukkige avond en droeg zijne soli Concert van Brueh (Ie deel), Canzona van Drilsma (eeue aan trekkelijke compositie van een jong Amsterdamsen componist) en de Tunziceisen van Amanda eu Julius lloutgeu meesterlijk voor. Summa Summarum een concert dat veel genot verschafte en waarbij de beide dames pianisten beurtelings op uitstekende wijze zich als compagnalrice deden hooren. De Beethoven-Concerten hebben in de periode dat de heer Ke- directeur was, buitengewoon vee! succes gehad. Bij die gelegenheid hebben wij toen ook eenige vau de minder bekende werken van den grooten meester gehoord. Toen werd op ieder van de negen concerten een mnphouie gespeeld. Het concertgebouw heeft aan het einde van dit seizoen een vijftal Beethoven soirees aangekondigd waarvan de eerste 1.1. Zondagavond plaats had. iitiiniiiiMMiiiiiHniii Uitgevoerd werd de eerste en derde Symphonie en daartusschen het 3e Klavierconcert. Daar deze symphonieën, vooral de derde, in den laatsten tijd nog al eens gespeeld zijn, behoeven wij hierover niet uitvoerig te zijn. Het zij vol doende te vermelden dat deze vertolkingen geheel op de hoogte van dit orkest stonden. Me vrouw Bosmans?Benedicts heeft als pianiste zeer veel indruk gemaakt met hare artistieke voordracht van het 3e Concert. De edele distinctie die overal te bespeuren was, gaf aan haar spel een geheel eigenaardig cachet. Met groote ingenomenheid heb ik deze voordracht gevolgd. Deze eerste soiree was nog niet druk bezocht. Ik veronderstel en hoop dat de volgende een talrijker bezoek zullen trekken. Docli de afgeloopen week was zulk een drukke concertweek, dat het niet te verwonderen is dat dit concert niet zoo bezocht was als het verdiende. De donateurs-repetitie van Caerilia is nooit slecht bezocht. Van heinde en verre kwamen de getrouwen ook thans weer (er waren bezoekers uit Zeeland en Groningen) naar deze repetitie. Ditmaal was de belangstelling bijzonder groot, om dat het orkest belangrijk gewijzigd is en een nieuwe directeur van Caecilia zou optreden. De heer Viotta die gedurende acht jaar met. buitengewoon talent en groote toewijding deze uitvoeringen heeft j geleid, voelde zich gedrongen te bedanken, omdat zijne betrekking te 's Gravenhage hem niet meer veroorloofde alle bezigheden te Amsterdam te blij ven waarnemen. De maatschappij, zal zij aan haar roeping beantwoorden, vereischt groote zorgen," schreef mr. Viotta aan het Bestuur, //en zooals hare werkzaamheden thans gewijzigd zijn, is het mij niet mogelijk, die langer waar te nemen." In het verslag waarin mr. Viotta noode afscheid neemt van Caecilia, wordt hulde gebracht aan het geen hij voor deze maatschappij gedaan heeft, welke hulde ieder zeker gaarne zal onderschrijven, want vele schoone uitvoeringen heeft hij ons ge schonken, hoewel de omstandigheden ?waaronder Ca:cilia moest werken meer berekend waren op vroegere orkesttoestanden, dan wel op de tegen woordige. De heer Mengelberg aangezocht om de betrek king van direkteur te aanvaarden, begreep dat, wilde CiEcilia het standpunt van vroeger blijven innemen, eene omwenteling in de bezetting j van het orkest moest plaats hebben. Hij wist te | bewerken dat het geheele orkest van het concert gebouw toetrad als lid en dat de blazers die geen lid van zijn orkest waren, werden vervangen door die van het concertgebouw. De zwakke zijde van Creeilia was juist de be zetting van vele partijen bij de blaasinstrumenten, omdat wij in de laatste jaren in dit opzicht aan iets beters gewend waren. Wij kregen nu dus niet alleen veel verbeterde groe pen van blaasinstrumenten doch ook van strijkin strumenten, daar nu aan iedere lessenaar een lid van het concertgebouw geplaatst is. Dat dit van niet weinig iuvloed op de eenheid j van uitvoering was, kan men zich voorstellen. Het orkest ontwikkelde een klank die verrassend was en levens werden de verschillende werken: Ouver ture- Coriolan en 5e Symphouie van Beethoven, benevens de Ge Symphonie van schaikowski op schitterende wijze vertolkt. De Symphonie van Tschaikowski spande als muzikale voordracht, m. i. de kroon. De heer Mengelberg geeft den indruk zijne opvatting, vaak ouder den invloed van het oogenblik aan zijn orkest te suggereeren. Er komt daardoor in de vertol kingen iets spontaans, er blijft iets frisch in, dat iedereu keer weer eens een ander kijkje op een werk geeft. Bij Tschaikowski was de elasticiteit van tempo voor mijn gevoel het bevredigendst. Ik voeg er bij voor mijn gevoel, want over opvattingen is het zeer gevaarlijk te strijden, vooral bij Beethoven, j waar men, zonder het te willen, wel eens te veel aan de traditie blijft vasthouden. Ik geef daarom, geheel als mijne subjectieve meening, dat ik mij met de opvatting van de 5e niet alt.ijd vereeuigen kon. e tweede satz was mij op veel plaatse.n wat langzaam, doch het meeste bezwaar heb ik tegen de ritenuti, van het eerste motief van het eerste deel. Ik zou dit als opvatting eerbiedigen, wanneer den heer Mengelberg consequent ware geweest, doch bij het begin maakte hij bijna geen ritenuto (waarmede ik het geheel eens beu) eu later zeer : groote ritenuti. M. i. verbreken die bovendien het logisch verband van den geheeleu satz. \ Met zijn eerste optreden eu het behaalde succes in dezen kring, wensch ik den eer Mengelberg van harte geluk; ik twijfel niet of Ctecilia zal met deze schoonebezettintr, ouder zijne beproefde leiding zeer veel kunstgenot in de toekomst kunnen schenken. VAN MlLLICEN. '.S. De uitvoering van Caecilia heeft ten volle aan de verwachting beantwoord niet alleen, doch die nog overtroffen. De totaalindruk was voor treffelijk. Men moge het met Mengelberg's op- : vat.ting eens zijn of niet, men moge vinden dat hij de langzame ternpi overdrijft, toch weet hij u i onder den indruk van zijne opvatting te brengen, | en der groote massa tot een schoon geheel te bei zielen. Aan het nieuwe orkest want dat is l het werkelijk een dankbaar welkom. v. M. Tentoonstelling ?au Knnstnüyerneid te Leiden, Ja, Leiden is toch een aardig stadje; zoo echt Hollandsch is het mooie Rapenburg, zoo genoegelijk klein-steedsch-leeg de lange Breestraat, zoo echt in bet kader van een stad-van-wetenschap bij-traditie de ontelbare Musea, waar mooie en leelijke dingen soms als in een pakhuis zijn op gestapeld, zooals het Ethnografisch Museum of gemoedel\jk-burgerlijk-echt in hun omgeving zijn b\j elkaar gebracht, zooals dat in de oude Laekenhal gedaan is. In zoo'n stadje te werken moet een vreugd zyn, omdat men er stil, genoegelijk van de groote lawaai-wereld afgezonderd, als het ware in een athmospheer van veel mooie tradities leeft, die jammerlijk genoeg door de meesten geheel ver geten en weer door enkelen van meer geheugen moeten worden in herinnering gebracht. En zoo'n tentoonstelling van nieuw trachten is dan een van de middelen De Heeren C. Verster, J. Loeber Jr. en W. Brouwer komt daarom veel lof toe, met zooveel toewijding en zorg deze expositie georganiseerd te hebben. Al wordt deze verzameling proeven met den wel wat wijdschen titel van keuze-tentoonstelling aangekondigd, kan men niet zeggen dat zij een juist en volkomen beeld geeft van wat er op dit gebied op dit oogenblik in Nederland gedaan wordt, want enkelen van de sterksten in dit streven hebben hun werken niet ingezonden, en van degenen die inzonden is niet altijd het beste werk aanwezig; zoo gaat het meer, maar waar men vooraf wist dat het aantal beoefenaars niet groot was, en hun bereiken nog geenszins, bij een, in de volle kracht is, mocht zelfs van geen keuze gesproken worden, daarom is op deze tentoonstelling van alles zoo wat, een goede ge legenheid om veel te leeren en 't bij een overdoen beter en juister te doen slagen. Aan 't einde van het prettige zaaltje hangt een onmetelyk tapijt uit de Amersfoortsche tapytfabriek, naar ontwerp van Colenbrander uitgevoerd. Dat hangen nu is uit den aard zeer verkeerd. Want dit is over 't algemeen nog de groote fout van de meeste tentoonstellingen, de dingen worden je zoo mooi voorgediend, bijna op een presenteerblaadje, in zoo heel andere conditiën als zij zullen verkeeren eenmaal het werkelijke leven binnengetreden, dat er hoogst moeilijk over te oordeelen valt. Zoo bijv. met dit tapijt. Het hangt en ik weet dat de inrichters van deze expositie daar geen schuld aan hebben, maar de tapijtfabrikant moest een exemplaar zenden dat op de grond kon en mocht liggen, waar de ingezonden stoelen en tafels en kasten opgeplaatst mochten worden, de cretonnes en meer zulke wandversieringen bij zouden wor den opgehangen, glad en recht, alsof ze een wand waren, en daar de ingezonden spiegellasten en gesneden schilderij - encadrementen op, kortom dat alles zoodanig kon worden in gericht, totdat er een zaal of een kamer was ^aangekleed" geheel en al zooals ze om in te wonen wezen moest, en het publiek moest vrij over die tapijten mogen loopen, in de stoelen en op de banken kunnen gaan zitten en zoodoende zich overtuigen dat de dingen die men daar ziet, ook werkelijk bruikbare waarde hebben, en met elkaar een mooi geheel vormen. Want de nieuwe beweging op kunstnijverheidsgebied wil betere kunst, goed! maar die is het gevolg van oordeel kundiger en aesthetischer gebruik van materiaal, en alles moet beginnen en eindigen by de ware gebruikswaarde. En men ziet niet op een afstand van drie meter, van achter een gespan nen koord, of een stoel gemakkelijk zit, en of een tafel de goede hoogte heeft, maar men on dervindt dit door er op of aan te gaan zitten. Die kleine tapijtjes van Colenbrander, die daar zijn, wil ik gaarne superbe noemen, het groote bevalt mij minder, en de inzending oud-Kozenburgsch van een Amsterdammer ??is niet van de gelukkigste. Het aardewerk uit de fabriek «Holland" valt er evenwel toch geheel bij in het water, zulke kleurtjes en vormen konden evengoed op doek of hout of ieder ander materiaal als gebakken aarde zijn aangebracht en is dit geen gewel dige fout ? is dit niet de reden waarom het er zoo duf uitziet '? Er zijn houtsneden en meubelen van De Bazel en Lauweriks, waaronder een aardig stoeltje. gebattikte lappen van Thorn Prikker, nog niet ver genoeg en te atelier-achtig, photos naar meu belen van Berlage; uitgevoerde meubelen uit de fabriek van Haag te Amsterdam naar teekeningen van Seeman, veel van het knappe werk van Duco Crop, een aardig proefje van knap smeedwerk, minder fraaie tapijten uit Deventer en een kleine vitrine met boekbinderswerk, wat ook op de nu laatst gehouden expositie in Amsterdam was, waar onder een paar werkjes van een jong Haarlemmer, den heer J. Smits, werkelijk als uitstekend mogen genoemd worden. Een klein in perkament boekje met mooie paarsche ornamenteeringen is gewoon weg prachtig en goed. Het is een aardige, ofschoon zeer incomplete tentoonstelling, en daar de belangstelling in Leiden zoo groot is, hoop ik wel dat, deze proef voor her haling, met correcties, vatbaar is. Tjl. MOLKENHUER. De St. Bavo te Haarlem. De oude Sint Baaf te Haarlem, op de mooie markt, naast de terecht hoog geroemde on langs opgeknapte vleeschhal, wordt nu aan de ik zal maar zeggen facade, gerestaureerd. En bij deze gelegenheid heeft men in het nabije Stadhuis, in de zaal waar de prachtige monu menten van Haarlems grootsten stadgenoot hangen, een tentoonstellinkje gemaakt van oude teekeningen en gravuren, die de kerk in vroeger tijden weergeeft. Heel veel onderscheid is er niet in bet toenmalige en het tegenwoordige aspect, maar misschien is dit aan de data der teekeningen te wijten die meest op zijn vroegst uit de 17e eeuw zijn, in welke tijd er naar waarschijnlijkheid 't minst veranderd is. Oudere documenten zouden misschien andere inzichten geven, maar uit de 14e en 15e eeuw is daar geen teekening, of die er nog wel zijn V Maar uit een absoluut schilders oogpunt zijn deze teekeningen zeer merkwaardig. Van Gerrit Berckheijde uit 1(580 een magnifike teekening in grijs en bruin van de markt, de vischmarkt en een deel van de oude kathedraal, van P. Saendam verscheidene aanzichten, en een mooie photo naar een schilderijtje van Job-Berckheijde dat in Dresden is, het interirur van de kerk ver beeldend Van Vincent v. d. Vinne een reeks interieurs waar ontelbare ex-votos als allerakeligste dronkemansn'guren allen schotsen en scheef,

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl