De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1897 28 maart pagina 2

28 maart 1897 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 1031 van den staatsman in ruste niets te wenschen over; van de slag-om-den-arm-politiek, waarin Gladstone het als eerste minister der kroon tot zoo groote virtuositeit heeft gebracht, b hier niets te bemerken. In een open brief aan den hertog van Westminster geeft de ex-premier een scherpe kritiek op de houding van de mogendheden in het algemeen en van Engeland in het bij zonder. Hij herinnert, hoe ook hij indertijd beproefd heeft een Europeesch concert tot stand te brengen, maar spoedig moest inzien, dat verschillende mogendheden dit concert gansch anders opvatten dan Engeland en daarin slechts de gelegenheid zagen voor on beduidende en kinderachtige demonstratiën, voor bedreigingen aan welke zelfs geen begin van uitvoering werd gegeven. In theorie beweren de mogendheden het eens te zijn over twee beginselen, dat van het Europeesch Concert en dat van de onschendbaarheid van het Turksche rijk. Doch zij zijn niet bezield door dezelfde ge voelens en de beide beginselen zelven zijn volkomen hersenschimmig, het tweede is zelfs in den grond slecht. Wat de zaak nog veel erger maakt, is, dat de mogendheden, bij hare machtelooze, althans niet afdoende samenwerking, geen rekening verkiezen te houden met de gevoelens en de wenschen van de'volkeren, uit wier naam zij moeten. spreken. De tijd is nu gekomen, zegt de heer Glad stone, om ronduit te spreken. Twee jeugdige souvereinen regeeren tegenwoordig over twee groote natiën (Rusland en Duitschland); de een heeft in, 't geheel geen ervaring, de ander slechts eene zeer beperkte, en hunne geringste manifestatiën verbazen en onthutsen de we reld. Zij gebruiken hunne macht slechts, om in »het concert" de vrijheid te bestrijden. Engeland speelt hierbij eene zeer treurige rol. Toen Gladstone in 1880 aan het roer kwam, was zijn eerste werk geweest, aan Montenegro en aan Griekenland de vervulling te verze keren der hun bij het traktaat van 1878 gedane toezeggingen. Het Britsche ministerie vermorste toen zijn tijd niet met pogingen om »een lijk te galvaniseeren,'' maar besloot een belangrijk deel van de bezittingen des sultans te bezetten. Dat besluit miste zijne werking niet; zoodra Abdoel Hamid er van in kennis werd gesteld, gaf hij toe; Montenegro kreeg eene rectificatie van zijne grenzen en Grie kenland kreeg Thessaliö. Thans schijnt de Duitsche keizer tot Engeland te zeggen: «Turkije ken ik wel, en het concert ken ik ook, maar wie zijt gij?" Het concert heeft den toestand slechts verergerd. Voor twee jaren heerschte in de Oostersche politiek wind stilte: thans heeft Turkije een casus belli tegen Griekenland en Griekenland tegen de mogendheden. Na de vreeselijke ervaringen, die men zoo ruimschoots heeft opgedaan, nog te spreken over de integriteit van het Turksche rijk, getuigt van eene onbegrijpelijke in beelding. In het begin dezer eeuw kon die phrase nog eenigen zin hebben; nu heef t zij dit stellig niet meer. Rechten van Turkije worden door de mogendheden zelven niet erkend; dit blijkt reeds uit het feit, dat zij den sultan Kreta hebben ontnomen. Indien Turkije werkelijk nog regeeringsrechten bezit, dan hebben de mogendheden bij eiken stap het volkenrecht geschonden. Het plan om Kreta weder over te leveren aan de Turksche soldaten, aan de beulen der Armeniërs, schijnt ongeloofelijk. De Turksche heerschappij over Kreta heeft opgehouden te bestaan, het eiland behoort tot Griekenland en heeft reeds drie duizend jaren lang daartoe behoord. Grieken land heeft aan Europa een grooten dienst bewezen, door de Kreta-quaestie aan de mazen der diplomatie te onttrekken. Wil men de Grieksche natie bestraffen, laat men haar dan naar Siberiëzenden. Maar volgensGladstone's overtuiging zal geen enkel Europeesch volk de tuchtiging van Griekenland goedkeuren. Harer Majesteits zeer getrouwe oppositie heeft in Engeland het recht om bijzonder inconsequent te zijn. Wie gelooft een oogenblik, dat de heer Gladstone als premier zou hebben gezegd, wat hij thans als ambteloos burger van de daken predikt? En wie kan een oogenblik onderstellen, dat de oud-minis ters Kimberley en Haroourt als leden van de regeering zouden hebben gesproken gelijk zij voor enkele dagen spraken als leiders der liberale oppositie? Wie vergeet, dat het ministerie-Gladstone in 18SG heeft mede gewerkt tot het blocu* puci/ttjHr", dat Grie kenland moest beletten aan Turkije den oorlog te verklaren ? Maar het is allerminst onze bedoeling, den heer Gladstoue te verwijten, dat hij door zijne inconsequentie op den verkeerden weg is geraakt. Integendeel, wij gevoelen de meeste sympathie voor hem, wanneer hij niet om »redenen van staat'' zich gedwongen acht eene houding aan te nemen, die met zijne welbekende neigingen ten eenenmale strijdig is. En wij willen gaarne gelooven, dat aan zijn laatste schrijven de overwegingen der partij-politiek vreemd zijn geweest, en dat . op zijne scherpe kritiek het pectus est qitod discrtuiii. facit of, in goed Hollandsen: waar het hart vol van is, vloeit de mond van over van toepassing mag worden geacht. Of deze edele verontwaardiging de meer derheid der Engelsche natie bezielt en of de heer Gladstone het recht heeft om te ge wagen van een antagonisme tusschen regee ring en volk, is eene andere vraag, die wij niet zoo grifweg bevestigend zouden durven beantwoorden. Zeker, er zijn indrukwek kende meetings gehouden, en uit vele kringen zijn welsprekende protesten opgegaan. Maar toen de heer Balfour in het Lagerhuis, na den scherpen aanval van Sir William Harcourt, den leider der oppositie op schamperen toon uitnoodigde een mol ie van wantrouwen in te dienen, bleef Sir William elk antwoord schuldig, omdat hij zeer wel wist, dat eene groote meerderheid in het Parlement zich aan de zijde der regeering zou scharen. Het is mogelijk, dat onder den indruk van een verrassend of pijnlijk incident deze stem ming plotseling omslaat, maar voor het oogenblik achten de meeste Engelsche volks vertegenwoordigers het geraden, als »Kealpolitiker" op te treden en zich niet door ruin of meer vage hellenistische sympathieën te laten medesleepen. Toch heeft de kritiek van Gladstone, van Kimberley en van Harcourt doel getroffen. Want Lord Salisbury heeft zijn eigen beroep op het Europeesch concert en op het beginsel der integriteit van het Turksche rijk moeten verdedigen en toelichten op eene wijze, die duidelijk aantoont, dat hij al het zwakke eener slechts door phrasen gedekte positie gevoelt. Hij erkent, dat de samenwerking der mogendheden door den zotten naam »Europeesch concert* tamelijk belachelijk is gemaakt, maar hij ziet in het gezamenlijk optreden het eenige middel om aan een oorlog te ontkomen. En wat de integriteit van het Turksche rijk betreft nu ja, dat is geen beginsel voor alle tijden; het beginsel zal ongetwijfeld vroeger of later, mogelijk reeds spoedig worden opgegeven. Maar wat dan geschiedt, zal moeten gebeuren met toestem ming van alle mogendheden. Nog een weinig duidelijker is de Tempt;, die overigens voor de rede van Lord Salis bury niets dan lof heeft. Volgens dit blad zou het eene groote dwaasheid zijn, te be weren, dat men over die «integriteit" thans spreekt in dezelfden zin als in 18:14 of in 1878. Allerminst mag dit beginsel worden opgevat als eene straffeloosheid voor den sultan of als de ontkenning der verwach tingen en der aspiratiën van de aan hem onderworpen volkeren. Eigenlijk beteekent de formule niets anders, dan dat de mogend heden, nu de Oostersche quaestie weder aan de orde komt, een zoogenoemd proloculc de désintéressfmc'H' hebben geteekend; dat zij bij voorbaat afzien van eiken egoïstisohen wedijver; dat zij er niet aan denken, als eene roofzieke bende op de nalatenschap van den Zieken Man aan te vallen. Dat wil zeggen : de mogendheden gaan (tot dusver!) eendrachtig samen, omdat zij elkaar niet vertrouwen. Zij staan hand in hand, in een kringetje, om Turkije en Grieken land, want wie n hand vrij had, om van beide handen niet eens te spreken, zou die zeker uitstrekken naar andermans goed. Eene overeenstemming, waarvan onderling wantrouwen de voornaamste, zoo niet de eenige grondslag is, kan zeker geen blijvende beteekenis hebben. Dat weet men in Grieken land even goed als elders en dat verklaart de stoutmoedigheid, waarmede Griekenland blijft weigeren, naar het pijpen van het Europeesch conceit te dansen. lllHIlHllluilliiiiiiiiiMiMiiiuiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiMimiiiimmiiniiiMiMliMulil Sociali milIIIIIIIIIIIICIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIimilimiillinMIIIIIIIIIIIIIHimmilllM De Ondergang der Diainantindustrie te Arasterdam. Het bruyante optreden van den Algemeenen Nederlandschen Diamantbewerkers Bond; de vele werkstakingen door dit lichaam direct en indirect uitgelokt, hebben althans n voordeel opgeleverd: ook in de kringen buiten het diamantvak is de belangstelling in dezen tak van nijverheid, met welks bloei de bloei van Amsterdam samenviel, opgewekt. Alle bladen, groot en klein, geven voort durend nauwkeurige berichten omtrent de verschillende voorvallen in deze industrie, vergezeld van opmerkingen en raadgevingen, die bij alle goede bedoeling niet bij machte zijn den snellen achteruitgang van het vak te Amsterdam tegen te houden. De Tclfijrmif (het dagblad l heeft de werk lieden en patroons geïnterviewd, hier en te Antwerpen, wat geen ander resultaat kon hebben dan wat vroolijkheid bij het publiek, en wat ergernis bij sommige betrokkenen, om de eenvoudige reden dat de hoofdzaak onaangeroerd bleef. Want de vraag door dit blad gesteld: Amsterdam of Antwerpen, is sinds lang geen vraag meer: het is een voudig Antwerpen. Wel heeft de Industrie hier nog veel meer werklieden in dienst dan ginds, doch het kapitaal der te Antwerpen verwerkt wor dende diamant is ettelijke malen grooter dan het Amsterdamsche. Als oorzaak noemt de redacteur van het orgaan van den A. N. D. B. met meer harts tocht dan nauwkeurigheid, herhaaldelijk de schachergeest en bekrompenheid der werk gevers, terwijl in waarheid, bij zeer velen althans, dient te worden gesproken van sen timentaliteit. Want er is maar n oorzaak voor het verval der Industrie hier ter stede: dat is de nalatigheid der werkgevers in het ingebruikstellen der sxrj.MACinNK; er is maar n middel om Amsterdam weer geleidelijk te doen zijn het centrum van Diamanthandel n Nijverheid, dat is: de algerneerie invoe ring der SNUMACHINK. Door deze machine, die een enorme hoe veelheid arbeidskracht, en dus arbeids/oeui bespaart (op welke wijze doet hier niet ter zake) worden een zeer groot aantal diamantsnijders en slijpers overbodig gemaakt, en bij de tegenwoordige beperkte productie van ruwe diamant, gedwongen een heenkomen te zoeken, dat, helaas voor bijna allen, niet anders dan een slecht kan zijn : en nu heb ben de patroons bijna zonder uitzondering oud-werklieden altijd uitgesteld deze ma chine in de plaats te nemen van hun oud- j collega's, zeer dikwijls hun bloedverwanten. Die haar beproefden, deden dat in het ge heim, als iets ongeoorloofds op kleine schaal, proefnemingen, die bij gebrek aan ernst mislukten. Te Antwerpen, waar deze verhoudingen niet bestonden, heeft men niet beide handen het nieuwe werktuig aangegrepen, en het ge volg is geweest, dat de te Amsterdam gefa briceerde diamanten veel duurder dan de Antwerpsche werden, vele buitenlandsche kooplieden hunne inkoopen uitsluitend te Antwerpen kwamen doen, en de Amster damsche een beruchtheid van duurte hebben gekregen en om die reden vaak worden af gewezen. De Antwerpsche heer Coetermans moet dan ook niet weinig pret gehad hebben, toen hij den welmeenenden Telegraaf-reporter maar iets vóórkletste van voorkeur voor Mast of de Kalverstraat: al is het waar, dat wij Am sterdammers slechts als hooge noodzakelijk heid aanvaarden een verhuizing naar een stad als Antwerpen, een foetus en mummie tegelijk. En op nog een andere wijze, dan de hier boven vermelde, heeft de A. N. D. B. in deze, zij het dan ook anders dan hij bedoelde, zijn nut gesticht. Deze Bond, opgericht met de hulp van eenige sentimcnteele werkgevers, heeft door een reeks van gewelddaden er niet weinig toe bijgedragen, deze voor vele werklieden gunstige verhoudingen uit de wereld te helpen; tijdens werkstakingen weiden bij de patroons posten voer de huizen geplaatst, boycotten in hun uiterste scherpte geprocla meerd en uitgevoerd; personen op den publieken weg aangerand. Dit laatste werd door den voorzitter zooal niet goedgekeurd, dan toch vergoelijkt; al welk geweld ten hoogste afkeurenswaardig is, niet omdat het geweld is, doch omdat het zich later, en wel spoedig, tegen de werklieden-zelve moest keeren; men gedroeg zich ik heb moeite om niet te zeggen: tegen beter weten in alsof men verkeerde in den bloei tijd van een industrie, in het hartje van een economisch-bloeiend tijdperk; terwijl men zat in een tijd van economisch verval in een industrie en décadence: en ongeveer terzelfder tijd dat de heer Polak in hot vak blad moest verklaren : »w ij hebben nog niets g e w o n n e n", zaten een paar op zweepte stakkers dit n iris te bekoopen met gevangenisstraf. Kinderachtig en bedenkelijk na dit geweld, is het gepruil van den heer I'olak, dat de Burgemeester van Amsterdam, zich niet wil inlaten met de huidige uitsluiting door de patroons: dit is als een kind, dat eerst een beest plaagt, en als het dier kwaad wordt, gauw achter paatje kruipt, die hem dan moet helpen; en het is volstrekt niet vreemd dat pa Meiiiesz daar geen trek iii heeft. Intusschen, als werklieden en patroons uit dit alles zullen geleerd hebben wat te doen, en wat te laten, dan zal ook hier de dwang der dingen voor Amsterdam in het algemeen, niet dan heilzaam kunnen werken, want dit ne feit staat boven alle geschil en geredeneer: DE AMSTERDAMSCHE DIAMANT-INDUSTRIE ZAL MODERN INGERICHT ZIJN, OF ZAL NIET ZIJN. J. BATAVIER. iiifiniiiiaHiiiiiiiiiMiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiuiiiiiiiiiiMiiiiiiitiitHiifiiHil 0?er ton en zün jongste drama, in. Wie het Xcilciiaiuisch Tooneel op zijn slechtst wil zien, moet de opvoering van Ibsen's Jiorkinan niet verzuimen. Wol is 't verdienstelijk, dat het gezelschap 't zware stuk heeft aangedurfd, maar het blijkt hoofdzakelijk een gevolg van onbedui dende modezueht te zijn. Het wil nu en dan een beetje meegaan met zijn tijd, ook eens iets wagen, ook eens geducht modern wezen. Sterke overtuiging, liefde voor Ibsen heeft de Raad van Beheer zeker niet tot de opvoering geleid. Er is eenvoudig nagedurfd wat voorgangers al lang gewaagd hadden. Er is geen sprake van zelfstandig optreden met iets bizonders, slechts van gedweeëvolgzaamheid. liet eerste gezelschap hier ter stede, dat Ibsen met geavanceerden kunstzin, met oprecht enthou siasme heeft gespeeld en goed deed kennen, was het flinke troepje onder beheer van Kreukniet en regie van v. Kuyk, de ware Ibsenvereorder, met de onvergetelijke créatie's van mevr. Anna Rössing. liet Xedci'luiiihch Tooneel wil nu en dan met de noodige ondervinding, den rijpen leeftijd eigen, ook eens probeeren een beetje baan te breken. Xa Jlluiicliellu en de Vrouw dei' Zcr, opgevoerd zonder artistiek motief, nu met 't zelfde motief HorkiiHtii. Helaas! en nu hebben ze zich toch vergalopeerd. Het is toch maar waar wat Fallstaff zegt: «Voorzichtigheid is 't beste gedeelte van den moed." Wat moeten de Kaden van Beheer nu doen ? Het gaat niet zoo makkelijk de oudere acteurs en actrices, vergroeid in slappe salonprullen enz., in een nieuwere gevoels- en denkwereld te ver plaatsen en dan van hen iets bizonders te ver wachten. Een stuk van Ibsen vereischt: begrip van nieuwere litteratuur en moderne maatschappij-toe standen ; het houden van groote en zuivere stem mingen door de actie heen ; sympathie voor dat soort werk en soliditeit van woord en gebaar. De vlakke en lichte figuren uit de hedendaagsche salon-prullaria contrasteeren met do massief be werkte iiguren, de streng doordachte karakters, de snijdende taal en hoekige ideeën van Ibsen. als een luchtig en doorzichtig tuinhuis met een donker en grimmig kasteel. De artisten van het Nederlandsch Tooneel heb ben voor 't meerendeel talent genoeg om alles wat middelmatig is te kunnen spelen ; l>eyriji>eii, doorleren van iets buitengewoons wordt hun te zelden opgedragen. Hersenlooze of luchtige, lichtkleurige tijdverdrijfkunst te geven is hun voor naamste taak geweest. Hun beste acteur Bouwmeester is zoo gelukkig, zonder beredeneerd studeeren, door geniale intuitie ineens te kunnen doorgronden wat anderen door oefening en nadenken aan moeten leeren. In Jiorkman werkte wel de grootsche stemming uit Oedifnis nog na en gaf hij in 't laatste bedrijf daarvan een kleine imitatie, misschien was de opvatting minder juist, maar het was in ieder geval sterk en tragisch. De andere acteurs en actrices, behalve Mevr. Brondgeest, hebben die gave niet en moeten door veel herhalen en overpeinzen in hunne rollen komen. Xu is 't ongeluk, dat 't hun uiterst moeilijk valt, op die manier in Ibsen's werk thuis te raken. Hun gevoel en denken, is te veel verstard in oudere richting, in makkelijker stijl en hun intuïtie te zwak om hen voldoende behulpzaam te zijn. Mevrouw lloltrop (Ella) wou sombere Ibsenstemming geven en bereikte dat ook eenigszins door langzaam, monotoon te spreken, star te kijken en zacht-sleepeml te gaan. Daar-tegen in mevr. I'anwols f(uinhild) scherp en snijdend, meer lijkend op een oude, nijdige koningin uit een oud drama, dan op een Ibsenkarakter. Stemming contra gén stemming. Mej. Lorjé{mevr. Wilson), een kersversch ingenutje, met een vlei-stemmetje van de s.ilonstukschool in plaats de verlokkende en vervoe rende incarnatie van zon-volle liefde en levenslust. De heer Iloijaards scheen liefst een parodie op zijn rol te maken. Geen spoor van meevoelen. Hij riep zoo hard hij kon : leven ! leven ! stak zijn armen omhoog, liep maar wat rond, maakte zelfs de gebrekkige vertaling nog ongelukkiger en had plezier in zijn onverschilligheid. De heer A. van /.uylen, de ongelukkige tobber Foldall, gat' een pittige creatie, dat was met die van Bouwmeester de eenige. De meeste hoofdscènes zijn verzwakt, het ge heel is misverstaan.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl