Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 1031
van den staatsman in ruste niets te
wenschen over; van de slag-om-den-arm-politiek,
waarin Gladstone het als eerste minister der
kroon tot zoo groote virtuositeit heeft gebracht,
b hier niets te bemerken.
In een open brief aan den hertog van
Westminster geeft de ex-premier een scherpe
kritiek op de houding van de mogendheden
in het algemeen en van Engeland in het bij
zonder. Hij herinnert, hoe ook hij indertijd
beproefd heeft een Europeesch concert tot
stand te brengen, maar spoedig moest inzien,
dat verschillende mogendheden dit concert
gansch anders opvatten dan Engeland en
daarin slechts de gelegenheid zagen voor on
beduidende en kinderachtige demonstratiën,
voor bedreigingen aan welke zelfs geen begin
van uitvoering werd gegeven.
In theorie beweren de mogendheden het
eens te zijn over twee beginselen, dat van
het Europeesch Concert en dat van de
onschendbaarheid van het Turksche rijk.
Doch zij zijn niet bezield door dezelfde ge
voelens en de beide beginselen zelven zijn
volkomen hersenschimmig, het tweede is zelfs
in den grond slecht. Wat de zaak nog veel
erger maakt, is, dat de mogendheden, bij
hare machtelooze, althans niet afdoende
samenwerking, geen rekening verkiezen te
houden met de gevoelens en de wenschen
van de'volkeren, uit wier naam zij moeten.
spreken.
De tijd is nu gekomen, zegt de heer Glad
stone, om ronduit te spreken. Twee jeugdige
souvereinen regeeren tegenwoordig over twee
groote natiën (Rusland en Duitschland); de
een heeft in, 't geheel geen ervaring, de ander
slechts eene zeer beperkte, en hunne geringste
manifestatiën verbazen en onthutsen de we
reld. Zij gebruiken hunne macht slechts, om
in »het concert" de vrijheid te bestrijden.
Engeland speelt hierbij eene zeer treurige rol.
Toen Gladstone in 1880 aan het roer kwam,
was zijn eerste werk geweest, aan Montenegro
en aan Griekenland de vervulling te verze
keren der hun bij het traktaat van 1878
gedane toezeggingen. Het Britsche ministerie
vermorste toen zijn tijd niet met pogingen om
»een lijk te galvaniseeren,'' maar besloot een
belangrijk deel van de bezittingen des sultans
te bezetten. Dat besluit miste zijne werking
niet; zoodra Abdoel Hamid er van in kennis
werd gesteld, gaf hij toe; Montenegro kreeg
eene rectificatie van zijne grenzen en Grie
kenland kreeg Thessaliö. Thans schijnt de
Duitsche keizer tot Engeland te zeggen:
«Turkije ken ik wel, en het concert ken ik
ook, maar wie zijt gij?" Het concert heeft
den toestand slechts verergerd. Voor twee
jaren heerschte in de Oostersche politiek wind
stilte: thans heeft Turkije een casus belli
tegen Griekenland en Griekenland tegen de
mogendheden. Na de vreeselijke ervaringen,
die men zoo ruimschoots heeft opgedaan, nog
te spreken over de integriteit van het Turksche
rijk, getuigt van eene onbegrijpelijke in
beelding. In het begin dezer eeuw kon die
phrase nog eenigen zin hebben; nu heef t zij
dit stellig niet meer. Rechten van Turkije
worden door de mogendheden zelven niet
erkend; dit blijkt reeds uit het feit, dat zij
den sultan Kreta hebben ontnomen. Indien
Turkije werkelijk nog regeeringsrechten bezit,
dan hebben de mogendheden bij eiken stap
het volkenrecht geschonden. Het plan om
Kreta weder over te leveren aan de Turksche
soldaten, aan de beulen der Armeniërs, schijnt
ongeloofelijk. De Turksche heerschappij over
Kreta heeft opgehouden te bestaan, het eiland
behoort tot Griekenland en heeft reeds drie
duizend jaren lang daartoe behoord. Grieken
land heeft aan Europa een grooten dienst
bewezen, door de Kreta-quaestie aan de mazen
der diplomatie te onttrekken. Wil men de
Grieksche natie bestraffen, laat men haar dan
naar Siberiëzenden. Maar volgensGladstone's
overtuiging zal geen enkel Europeesch volk
de tuchtiging van Griekenland goedkeuren.
Harer Majesteits zeer getrouwe oppositie
heeft in Engeland het recht om bijzonder
inconsequent te zijn. Wie gelooft een
oogenblik, dat de heer Gladstone als premier zou
hebben gezegd, wat hij thans als ambteloos
burger van de daken predikt? En wie kan
een oogenblik onderstellen, dat de oud-minis
ters Kimberley en Haroourt als leden van
de regeering zouden hebben gesproken gelijk
zij voor enkele dagen spraken als leiders der
liberale oppositie? Wie vergeet, dat het
ministerie-Gladstone in 18SG heeft mede
gewerkt tot het blocu* puci/ttjHr", dat Grie
kenland moest beletten aan Turkije den
oorlog te verklaren ?
Maar het is allerminst onze bedoeling, den
heer Gladstoue te verwijten, dat hij door
zijne inconsequentie op den verkeerden weg
is geraakt. Integendeel, wij gevoelen de
meeste sympathie voor hem, wanneer hij niet
om »redenen van staat'' zich gedwongen acht
eene houding aan te nemen, die met zijne
welbekende neigingen ten eenenmale strijdig
is. En wij willen gaarne gelooven, dat aan
zijn laatste schrijven de overwegingen der
partij-politiek vreemd zijn geweest, en dat
. op zijne scherpe kritiek het pectus est qitod
discrtuiii. facit of, in goed Hollandsen:
waar het hart vol van is, vloeit de mond
van over van toepassing mag worden
geacht.
Of deze edele verontwaardiging de meer
derheid der Engelsche natie bezielt en of
de heer Gladstone het recht heeft om te ge
wagen van een antagonisme tusschen regee
ring en volk, is eene andere vraag, die wij
niet zoo grifweg bevestigend zouden durven
beantwoorden. Zeker, er zijn indrukwek
kende meetings gehouden, en uit vele kringen
zijn welsprekende protesten opgegaan. Maar
toen de heer Balfour in het Lagerhuis, na
den scherpen aanval van Sir William
Harcourt, den leider der oppositie op schamperen
toon uitnoodigde een mol ie van wantrouwen
in te dienen, bleef Sir William elk antwoord
schuldig, omdat hij zeer wel wist, dat eene
groote meerderheid in het Parlement zich
aan de zijde der regeering zou scharen. Het
is mogelijk, dat onder den indruk van een
verrassend of pijnlijk incident deze stem
ming plotseling omslaat, maar voor het
oogenblik achten de meeste Engelsche volks
vertegenwoordigers het geraden, als
»Kealpolitiker" op te treden en zich niet door
ruin of meer vage hellenistische sympathieën
te laten medesleepen.
Toch heeft de kritiek van Gladstone, van
Kimberley en van Harcourt doel getroffen.
Want Lord Salisbury heeft zijn eigen beroep
op het Europeesch concert en op het beginsel
der integriteit van het Turksche rijk moeten
verdedigen en toelichten op eene wijze, die
duidelijk aantoont, dat hij al het zwakke
eener slechts door phrasen gedekte positie
gevoelt. Hij erkent, dat de samenwerking
der mogendheden door den zotten naam
»Europeesch concert* tamelijk belachelijk is
gemaakt, maar hij ziet in het gezamenlijk
optreden het eenige middel om aan een oorlog
te ontkomen. En wat de integriteit van het
Turksche rijk betreft nu ja, dat is geen
beginsel voor alle tijden; het beginsel zal
ongetwijfeld vroeger of later, mogelijk reeds
spoedig worden opgegeven. Maar wat dan
geschiedt, zal moeten gebeuren met toestem
ming van alle mogendheden.
Nog een weinig duidelijker is de Tempt;,
die overigens voor de rede van Lord Salis
bury niets dan lof heeft. Volgens dit blad
zou het eene groote dwaasheid zijn, te be
weren, dat men over die «integriteit" thans
spreekt in dezelfden zin als in 18:14 of in
1878. Allerminst mag dit beginsel worden
opgevat als eene straffeloosheid voor den
sultan of als de ontkenning der verwach
tingen en der aspiratiën van de aan hem
onderworpen volkeren. Eigenlijk beteekent
de formule niets anders, dan dat de mogend
heden, nu de Oostersche quaestie weder aan
de orde komt, een zoogenoemd proloculc de
désintéressfmc'H' hebben geteekend; dat zij
bij voorbaat afzien van eiken egoïstisohen
wedijver; dat zij er niet aan denken, als
eene roofzieke bende op de nalatenschap van
den Zieken Man aan te vallen.
Dat wil zeggen : de mogendheden gaan
(tot dusver!) eendrachtig samen, omdat zij
elkaar niet vertrouwen. Zij staan hand in
hand, in een kringetje, om Turkije en Grieken
land, want wie n hand vrij had, om
van beide handen niet eens te spreken, zou
die zeker uitstrekken naar andermans goed.
Eene overeenstemming, waarvan onderling
wantrouwen de voornaamste, zoo niet de
eenige grondslag is, kan zeker geen blijvende
beteekenis hebben. Dat weet men in Grieken
land even goed als elders en dat verklaart
de stoutmoedigheid, waarmede Griekenland
blijft weigeren, naar het pijpen van het
Europeesch conceit te dansen.
lllHIlHllluilliiiiiiiiiMiMiiiuiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiMimiiiimmiiniiiMiMliMulil
Sociali
milIIIIIIIIIIIICIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIimilimiillinMIIIIIIIIIIIIIHimmilllM
De Ondergang der Diainantindustrie
te Arasterdam.
Het bruyante optreden van den
Algemeenen Nederlandschen Diamantbewerkers
Bond; de vele werkstakingen door dit lichaam
direct en indirect uitgelokt, hebben althans
n voordeel opgeleverd: ook in de kringen
buiten het diamantvak is de belangstelling
in dezen tak van nijverheid, met welks bloei
de bloei van Amsterdam samenviel, opgewekt.
Alle bladen, groot en klein, geven voort
durend nauwkeurige berichten omtrent de
verschillende voorvallen in deze industrie,
vergezeld van opmerkingen en raadgevingen,
die bij alle goede bedoeling niet bij machte
zijn den snellen achteruitgang van het vak
te Amsterdam tegen te houden.
De Tclfijrmif (het dagblad l heeft de werk
lieden en patroons geïnterviewd, hier en te
Antwerpen, wat geen ander resultaat kon
hebben dan wat vroolijkheid bij het publiek,
en wat ergernis bij sommige betrokkenen,
om de eenvoudige reden dat de hoofdzaak
onaangeroerd bleef. Want de vraag door dit
blad gesteld: Amsterdam of Antwerpen, is
sinds lang geen vraag meer: het is een
voudig Antwerpen.
Wel heeft de Industrie hier nog veel meer
werklieden in dienst dan ginds, doch het
kapitaal der te Antwerpen verwerkt wor
dende diamant is ettelijke malen grooter dan
het Amsterdamsche.
Als oorzaak noemt de redacteur van het
orgaan van den A. N. D. B. met meer harts
tocht dan nauwkeurigheid, herhaaldelijk de
schachergeest en bekrompenheid der werk
gevers, terwijl in waarheid, bij zeer velen
althans, dient te worden gesproken van sen
timentaliteit.
Want er is maar n oorzaak voor het
verval der Industrie hier ter stede: dat is
de nalatigheid der werkgevers in het
ingebruikstellen der sxrj.MACinNK; er is maar
n middel om Amsterdam weer geleidelijk
te doen zijn het centrum van Diamanthandel
n Nijverheid, dat is: de algerneerie invoe
ring der SNUMACHINK.
Door deze machine, die een enorme hoe
veelheid arbeidskracht, en dus arbeids/oeui
bespaart (op welke wijze doet hier niet ter
zake) worden een zeer groot aantal
diamantsnijders en slijpers overbodig gemaakt, en
bij de tegenwoordige beperkte productie van
ruwe diamant, gedwongen een heenkomen
te zoeken, dat, helaas voor bijna allen, niet
anders dan een slecht kan zijn : en nu heb
ben de patroons bijna zonder uitzondering
oud-werklieden altijd uitgesteld deze ma
chine in de plaats te nemen van hun oud- j
collega's, zeer dikwijls hun bloedverwanten.
Die haar beproefden, deden dat in het ge
heim, als iets ongeoorloofds op kleine schaal,
proefnemingen, die bij gebrek aan ernst
mislukten.
Te Antwerpen, waar deze verhoudingen
niet bestonden, heeft men niet beide handen
het nieuwe werktuig aangegrepen, en het ge
volg is geweest, dat de te Amsterdam gefa
briceerde diamanten veel duurder dan de
Antwerpsche werden, vele buitenlandsche
kooplieden hunne inkoopen uitsluitend te
Antwerpen kwamen doen, en de Amster
damsche een beruchtheid van duurte hebben
gekregen en om die reden vaak worden af
gewezen.
De Antwerpsche heer Coetermans moet
dan ook niet weinig pret gehad hebben, toen
hij den welmeenenden Telegraaf-reporter maar
iets vóórkletste van voorkeur voor Mast of
de Kalverstraat: al is het waar, dat wij Am
sterdammers slechts als hooge noodzakelijk
heid aanvaarden een verhuizing naar een
stad als Antwerpen, een foetus en mummie
tegelijk.
En op nog een andere wijze, dan de hier
boven vermelde, heeft de A. N. D. B. in deze,
zij het dan ook anders dan hij bedoelde, zijn
nut gesticht.
Deze Bond, opgericht met de hulp van
eenige sentimcnteele werkgevers, heeft door
een reeks van gewelddaden er niet weinig
toe bijgedragen, deze voor vele werklieden
gunstige verhoudingen uit de wereld te
helpen; tijdens werkstakingen weiden bij de
patroons posten voer de huizen geplaatst,
boycotten in hun uiterste scherpte geprocla
meerd en uitgevoerd; personen op den
publieken weg aangerand. Dit laatste werd
door den voorzitter zooal niet goedgekeurd,
dan toch vergoelijkt; al welk geweld ten
hoogste afkeurenswaardig is, niet omdat het
geweld is, doch omdat het zich later, en wel
spoedig, tegen de werklieden-zelve moest
keeren; men gedroeg zich ik heb moeite
om niet te zeggen: tegen beter weten
in alsof men verkeerde in den bloei
tijd van een industrie, in het hartje van
een economisch-bloeiend tijdperk; terwijl men
zat in een tijd van economisch verval in
een industrie en décadence: en ongeveer
terzelfder tijd dat de heer Polak in hot vak
blad moest verklaren : »w ij hebben nog
niets g e w o n n e n", zaten een paar op
zweepte stakkers dit n iris te bekoopen met
gevangenisstraf.
Kinderachtig en bedenkelijk na dit geweld,
is het gepruil van den heer I'olak, dat de
Burgemeester van Amsterdam, zich niet wil
inlaten met de huidige uitsluiting door de
patroons: dit is als een kind, dat eerst een
beest plaagt, en als het dier kwaad wordt,
gauw achter paatje kruipt, die hem dan moet
helpen; en het is volstrekt niet vreemd dat
pa Meiiiesz daar geen trek iii heeft.
Intusschen, als werklieden en patroons uit
dit alles zullen geleerd hebben wat te doen,
en wat te laten, dan zal ook hier de dwang
der dingen voor Amsterdam in het algemeen,
niet dan heilzaam kunnen werken, want dit
ne feit staat boven alle geschil en geredeneer:
DE AMSTERDAMSCHE DIAMANT-INDUSTRIE
ZAL MODERN INGERICHT ZIJN, OF ZAL NIET ZIJN.
J. BATAVIER.
iiifiniiiiaHiiiiiiiiiMiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiuiiiiiiiiiiMiiiiiiitiitHiifiiHil
0?er ton en zün jongste drama,
in.
Wie het Xcilciiaiuisch Tooneel op zijn slechtst
wil zien, moet de opvoering van Ibsen's Jiorkinan
niet verzuimen. Wol is 't verdienstelijk, dat het
gezelschap 't zware stuk heeft aangedurfd, maar
het blijkt hoofdzakelijk een gevolg van onbedui
dende modezueht te zijn. Het wil nu en dan
een beetje meegaan met zijn tijd, ook eens iets
wagen, ook eens geducht modern wezen. Sterke
overtuiging, liefde voor Ibsen heeft de Raad
van Beheer zeker niet tot de opvoering geleid.
Er is eenvoudig nagedurfd wat voorgangers al
lang gewaagd hadden. Er is geen sprake van
zelfstandig optreden met iets bizonders, slechts
van gedweeëvolgzaamheid.
liet eerste gezelschap hier ter stede, dat Ibsen
met geavanceerden kunstzin, met oprecht enthou
siasme heeft gespeeld en goed deed kennen, was
het flinke troepje onder beheer van Kreukniet
en regie van v. Kuyk, de ware Ibsenvereorder,
met de onvergetelijke créatie's van mevr. Anna
Rössing.
liet Xedci'luiiihch Tooneel wil nu en dan met
de noodige ondervinding, den rijpen leeftijd eigen,
ook eens probeeren een beetje baan te breken.
Xa Jlluiicliellu en de Vrouw dei' Zcr, opgevoerd
zonder artistiek motief, nu met 't zelfde motief
HorkiiHtii. Helaas! en nu hebben ze zich toch
vergalopeerd. Het is toch maar waar wat Fallstaff
zegt: «Voorzichtigheid is 't beste gedeelte van
den moed." Wat moeten de Kaden van Beheer
nu doen ?
Het gaat niet zoo makkelijk de oudere acteurs
en actrices, vergroeid in slappe salonprullen enz.,
in een nieuwere gevoels- en denkwereld te ver
plaatsen en dan van hen iets bizonders te ver
wachten. Een stuk van Ibsen vereischt: begrip van
nieuwere litteratuur en moderne maatschappij-toe
standen ; het houden van groote en zuivere stem
mingen door de actie heen ; sympathie voor dat
soort werk en soliditeit van woord en gebaar.
De vlakke en lichte figuren uit de hedendaagsche
salon-prullaria contrasteeren met do massief be
werkte iiguren, de streng doordachte karakters,
de snijdende taal en hoekige ideeën van Ibsen.
als een luchtig en doorzichtig tuinhuis met een
donker en grimmig kasteel.
De artisten van het Nederlandsch Tooneel heb
ben voor 't meerendeel talent genoeg om alles
wat middelmatig is te kunnen spelen ; l>eyriji>eii,
doorleren van iets buitengewoons wordt hun te
zelden opgedragen. Hersenlooze of luchtige,
lichtkleurige tijdverdrijfkunst te geven is hun voor
naamste taak geweest.
Hun beste acteur Bouwmeester is zoo gelukkig,
zonder beredeneerd studeeren, door geniale
intuitie ineens te kunnen doorgronden wat anderen
door oefening en nadenken aan moeten leeren.
In Jiorkman werkte wel de grootsche stemming
uit Oedifnis nog na en gaf hij in 't laatste bedrijf
daarvan een kleine imitatie, misschien was de
opvatting minder juist, maar het was in ieder
geval sterk en tragisch.
De andere acteurs en actrices, behalve Mevr.
Brondgeest, hebben die gave niet en moeten door
veel herhalen en overpeinzen in hunne rollen
komen. Xu is 't ongeluk, dat 't hun uiterst moeilijk
valt, op die manier in Ibsen's werk thuis te
raken. Hun gevoel en denken, is te veel verstard
in oudere richting, in makkelijker stijl en hun
intuïtie te zwak om hen voldoende behulpzaam
te zijn.
Mevrouw lloltrop (Ella) wou sombere
Ibsenstemming geven en bereikte dat ook eenigszins
door langzaam, monotoon te spreken, star te
kijken en zacht-sleepeml te gaan.
Daar-tegen in mevr. I'anwols f(uinhild) scherp
en snijdend, meer lijkend op een oude, nijdige
koningin uit een oud drama, dan op een
Ibsenkarakter.
Stemming contra gén stemming.
Mej. Lorjé{mevr. Wilson), een kersversch
ingenutje, met een vlei-stemmetje van de
s.ilonstukschool in plaats de verlokkende en vervoe
rende incarnatie van zon-volle liefde en levenslust.
De heer Iloijaards scheen liefst een parodie op
zijn rol te maken. Geen spoor van meevoelen.
Hij riep zoo hard hij kon : leven ! leven ! stak
zijn armen omhoog, liep maar wat rond, maakte
zelfs de gebrekkige vertaling nog ongelukkiger
en had plezier in zijn onverschilligheid.
De heer A. van /.uylen, de ongelukkige tobber
Foldall, gat' een pittige creatie, dat was met die
van Bouwmeester de eenige.
De meeste hoofdscènes zijn verzwakt, het ge
heel is misverstaan.