De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1897 11 april pagina 4

11 april 1897 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 1033 Eindelijk, toen men hem ry'p achtte voor de grap, nam Rodolphe Salis hem apart. »Hoor eens. Hier kunt gjj Sarcey niet spreken, maar ik wil u op weg helpen. Morgen ochtend is h\j thuis. Hij ontvangt dan wel niet, omdat het de dag is, waarop hij zijn feuilleton schrijft, maar gij kunt zeggen dat hij u besteld heeft, dan laat men u wel binnen. Ge klimt naar de tweede verdieping en klopt. Er wordt »binnen" geroepen. Ge vindt een dikken kalen heer, die opstaat en vraagt wat er van uw dienst is. U zegt dan: »Ik wensch menheer Sarcey te spreken", en hij zal zeggen: »Die ben ik." Maar dat is niet zoo. Die heer is een secretaris, die er voor betaald wordt om lastige bezoekers te ontvangen en afteschepen. Let nu wel op, wat ik u zeg te doen. Ge moet hem laten zien, dat ge er alles van weet, hem een stevigen tik op zijn buik geven (dat is het teeken) en glimlachend zeggen: >Ik laat me niets wijsmaken!" Een flinken tik op zijn dikken buik, en precies die woorden: »Ik laat me niets wijsmaken!" . ...»A1 word ik honderd jaar," zegt Sarcey, >ik zal de scène niet vergeten. Op een Zaterdag zat ik mjjn feuilleton te schreven, toen er aan de deur geklopt werd, en op mijn «binnen!" verscheen een jonge man, doodverlegen en angstig, maar die zich vreeselyk moedig hield. «Mon sieur Francisque Sircey ?" vroeg hy met eene stem, waarin zijn zenuwachtigheid al heel slecht verborgen was. »Die ben ik," antwoordde ik. Hij deed een stap vooruit, gaf me een flinken slag op mijn maag en riep, als een kind dat een lesje opzegt: >Ik laat me niets wijsmaken !" Een oogenblik was ik sprakeloos van verbazing. »Pardon, nujnheer," zei ik, zonder boos te worden, »ik ben de persoon die u wenscht te spreken." Nu lachte hij hartelijk : »U Sarcey ! Geen flauwe grappen ! ik ken toch Tonele wel, ik zie hem alle avonden, al acht dagen lang !" Och zoo ? alle avonden, en waar dan ? In den Chat noir natuurlijk ! riep hij tri omfantelyk uit. Nu werd mij die zaak duidelijk, en omdat ik geen tyd had, zette ik hem even kort uiteen, dat h\j beetgenomen was. Hy was woedend, hij was als razend. In den Cltat noir teruggekeerd, wilde hy alles kort en klein slaan. Maar ze maakten zich daar over den armen jongen man zoo vroolijk, en begonnen er zijne opvoeding met zoo krachtigen ernst, dat hij Parijs moest verlaten om in de provincie zijn droomen van litterairen roem te gaan begraven. Sarcey stelt verder Salis' verdiensten voor de humoristische litteratuur in 't licht, die door de pers niet voldoende gereleveerd zijn, en besluit met: »Vrede zij uw assche, mon neveu !" v. L. mil iilliiltllilii Inziet in ie hoofdstad. Wij gingen er ons langzamerhand al op voorbe reiden dat beroemde bnitenlandsche zangeressen in de groote concertzaal van ons Concertgebouw niet altijd den indruk maken die men zich voorstelt. Daarom was het de vorige week eene verrassing liiiiuiiiiimiMiiiimmimiiiiMiimiMimiiM toch wilden ze wel hun heele leven zoo vliegen, vliegen: Daarheen, daarheen! Waarvan geen terugkeer, Waarheen geen weg is. .." En zij, vervuld van gezonde, jonge poëzie, zochten elkanders blik. Het scheen hun toe, dat ze elkaar oneindig veel hadden te zeggen, dat er aan 't winterkanaal iets grootsch en heiligs was geschied; maar hoe 't begonnen was en waar 't eindigen zou zij wisten het niet. Wat is het overal vredig! mompelde Tolja, om zich heen starende. Een ieder is nu thuis; zie, door alle vensters schijnen de lichten. Niet iedereen is tehuis!... klonk't bevende stemmetje van Wera. En zij wees hem op de ge bogen gestalte van een grijsaard, de bevende hand naar hen uitstrekkend, het hoofd ontbloot. Zij waren hem echter reeds voorbijgereden, doch Tolja beval terug te keeren en, bij den ouden man stilhoudend, wierp hij hem een handvol zilvergeld toe. De oude tromde zich in allerhande bochten, bekruisigde zich en stamelde: God zal 't u vergelden, edele heer! God schenke u geluk met uw schoone dame!. .. Zij waren reeds een heel eind verder, toen de man daar nog stond te buigen, met ontbloot hoofd. Deze dubbele zegenwensch scheen hun een goed voorteeken. Zij lachten elkaar toe; plotseling nam Tolja Wera's hand uit de mof en kuste ze innig. Wat houd ik toch veel van je, Wera! .. . Hij hield het kleine handje in de zijne. Hij voelde, hoe een warme stroom van uit haar hand overging in de zijne en door al zijn aderen vloeide; en deze onzichtbare strooming bracht hen al nader en nader, als de schakels van ijzeren ketenen; ze te verbuigen, te verbreken zouden ze niet in staat zijn geweest. En wie weet, Tolja, hoevelen er nog ziin als Lisa, alleen, verlaten, ongelukkig, wachtend den dood. God! hoe afschuwelijk dit te moeten denken!... Ja, 't is vreeselijk! ... sprak hij op den toon van een andere. Er is veel verdriet op de wereld !... Een koude rilling overviel hen plotseling bij de gedachte aan zooveel leed. 't Was in een dier oogenblikken, waarin een duidelijk visioen van 't onvermijdelijk einde de dood, na een worsteling tegen wanhoop, verlatenheid, ellende, zich plotseling voor uw verbeelding stelt en meedoogenloos ver nietigt alle geluk, hetzij heimelijk of met geweld. Wera drukte zich met een licht gekreun dicht eene zangeres te hooren die in de concertzaal vol komen op haar plaats was: Mll. Preghi. Zij was geen onbekende voor ons publiek, doch thans heeft zij nog grooter indruk gemaakt dan een vorig maal. De stembeheersching, de wijze van zingen, de zeer muzikale voordracht en vergeten wij dit niet de gemakkelijkheid en vaardigheid, getuigen van groote gaven die volkomen harmonisch ont wikkeld zijn. Mlle. Preghi was reeds eenige jaren in kleinere, doch zeer artistieke kringen te Parijs zeer gunstig bekend, doch eerst sedert een viertal jaren is het haar ook gelukt zich aldaar voor het groote publiek te doen hooren, waardoor zij onmiddelijk naam heeft gemaakt. Te Parijs is talent alleen niet voldoende, gij moet relaties hebben die de deuren wijd voor u open zetten. Menig begaafd kunstenaar wiens gesternte hem niet gunstig was heeft gebrek ge leden ondanks zijn groot talent, doch is men eenmaal ^arrivé" dan opent zich een schoone toekomst. Mej. Preghi is arrivée" dank zij haar groot succes op de Concerts Colonne; zij verdiende dit succes ten volle, want zij gaf, wars van alle effectbejag, sobere, schoone kunst te ge nieten. Dat bleek vooral uit Li Gaptive van Berlioz, en wellicht het meest uit de geestige, meesterlijke wijze waarop zij de aria uit: Der Slreit zwischcn Phoebus mid Pan: Patron, das macht der Wind zong. Ditmaal werd die aria door de voordracht niet alleen volkomen in het juiste licht gesteld, doch het verschil in deze voordracht en een vroegere was zoo sterk dat men die bijna zou kunnen ver gelijken met de wijze waarop Beckmesser en W altlier Stokinij het Preislied zougen. Zoowel de schoone zang als de meesterlijke be geleiding van den heer Mengelberg bliezen aan dit stukje het ware leven in. Bij de concertzaal blijvende kan ik melding maken van de derde Beethoven-soiree. Het pro gramma was nu eenigszins anders samengesteld. Het vioolconcert werd voorafgegaan en gevolgd door twee kleinere ouvertures (Videlio en Kymotif) en na de pauze werd de 7e Symphotrie uitgevoerd. Die rangschikking was voordeeliger voor de groote werken. Eene .ymphonie en een concert in dezelfde afdeeling uitgevoerd,drukten elkander vroeger een igszins, nu viel al het licht op het vioolconcert door den heer Spoor voorgedragen. Wie dit concert in het openbaar voordraagt geeft getuigenis van moed en zelfbewuste kracht, want met dit werk zijn geen gemakkelijke lauweren te behalen. De vertolker moet niet alleen alles gecen wat hij bezit, hij moet ook alles bezitten wat hem tot meester stempelt. Wie dit niet gevoelt is geen echt kunstenaar en wie het wel gevoelt, huivert voor de groote ver antwoordelijkheid die op hem rust als vertolker van zulk een werk. De beer Spoor verkeerde in dit laatste geval en dat strekt hem tot eer. De trouwe en sympa thieke concertmeester van ons orkest bleek sterk onder den indruk te zijn en was zichzelf daardoor niet zoo meester als een vorige maal toen ik hem als solist hoorde. Vooral het eerste deel leed daar zeer onder; toch had men vaak gelegenheid de zeer schoone, artistieke kwaliteiten van dezen violist te waardeeren. aan Tolja en deze, ook bevend van ontroering, sloot haar vast in de armen en kuste haar, kuste haar, alsof hij haar beschermen wilde tegen het onvermijdelijk noodlot. Wera's hartje hield bijkans op te kloppen, toen zij hem den kus teruggaf. Hoelang zij in die oogenblikken van vergetelheid verwijlden, ze wisten het niet, doch alles schemerde hun vaag voor de oogen: sneeuw, electrische lichten, huizen... Tolja! Tolja!... fluisterde Wera, 't eerst tot de werkelijkheid terugkeerende. Wera! En hij bracht haar handje aan de lippen en kuste, kuste zonder eind; en zijn jong, schoon gelaat straalde van geluk en tranen glinsterden aau de donkere wimpers. Ik heb je lief, ik heb je lief, Wera!. .. En we schreien beiden als kleine kinderen! schertste Wera door haar tranen heen. Nu naar huis! riep de opgewonden Tolja. Laat ik het nog eens mogen zeggen... ik heb je lief!... Seinen, onafscheidelijk van zijn heer, werd zoo vroolijk gestemd, dat het aan zijn rug was te zien, hoe hij zat te schateren. Ja waarlijk, zijn breede rug lachte mee, en ook de glinsterende sneeuwvlokjes, welke onverwacht de lucht vervullende, een sierlijken dans ten uit voer brachten, ter eere der verloofden ; ook de maan lachte hun nog even toe, alvorens door de witte wolkjes te worden verduisterd en de telephooiidraden zongen vroolijk: Ik weuscli u geluk! Ik weusch u geluk! Na enkele oogenblikken waren ze thuis. Wera verborg haar gelukkig, gloeiend gezichtje en betraande oogen in den schoot harer moeder; Tolja stortte ook zijn hart uit bij de schreiende Marie Petrowna en eindigde: . Moedertje, moedertje, nu noem ik u geen tante meer! Daria schaterde het luide uit en mops blafte. Toen een ieder een weinigje was bekomen, vroeg Daria: Nu, en waar zijn de handschoenen? De handschoenen? antwoordde de van geluk stralende Wera, terwijl ze de hand van Tolja drukte en quasi verschrikte oogeu opzette. De handschoenen? Waarlijk, ik heb ze vergeten! Het publiek bracht hem eene warme ovatie en zijne leerlingen schonken hem een reuzeukrans, (die echter op een ongelukkig oogenblik werd aangeboden). Ik hoop den heer Spoor dit concert later nog eens te hooren spelen, want dan zal hij meer zichzelf kunnende beheerschen ons ook een grootscher beeld van dit werk kunnen geven. Zijn talent stelt hem hiertoe duukt mij ten volle in staat. De zevende Symphonie genoot eene zeer schoone vertolking, vooral ook wat de natuurlijke frasee ring betreft. * * * Het stokpaardj; van de Ned. Opera openbaarde zich dit jaar vooral in het streven om buiteulandsche gasten te laten optreden. Zoolang de/,e instelling bestaat is nog geen jaar zoo rijk geweest aan buitenlandsche sterren (zoowel vaste als dwaalsterren) die in hunne taal verhaalden wat wij anders in schoon Nederlandsen hoorcu. De aanwezigheid van eeuige Italiaansclie zan gers heeft het bestuur vau de Ned. Opera op de gedachte gebracht den tenorzaiiger, den heer Oxylia, de rol van Cauio in l'uljas te laten zingen en spelen. Ik weet niet welk standpunt deze zanger in de appreciatie van zijne landgenooten inneemt, doch de indruk dien ik van zijne vertolking licb gekregen verschilt zeker veel vaii den smaak van het Ita liaansclie publiek en tevens van dien van het publiek dat deze voorstelling bijwoonde, want na de eerste acte, waarin deze zanger zich als ceu zeer geroutineerd en levendig speler had doen kennen, doch voor mijn gevoel een zeer sterk staaltje van muzikalen wansmaak in zij a zang had gegeven barstte ecu oorverdoovend applaus los. Dat het gasteu-systeeni eigenlijk overbodig is bleek mij bij de opvoering van l)e(u) yii<!geinle(i\) Hollander, waarvan ik de eerste twee bedrijven met belangstelling hoorde. Die vertolking was het beste wat ik in langen tijd van de Ntd. Opera heb gezien. De titelrol was bij den heer Orelio in voortref felijke, artistieke handen. Hij belieerschte deze partij op zoo scliooue wijze, dat hij voortdurend boeide en ons deed medeleven zijn somber, nood lottig leven. Mevr. Engelen belieerschte de partij van Scuf/i in vocaal opzicht veel beter dan vroeger: met veel genoegen hoorde ik haar zang. Wat spel betreft acht ik deze partij minder voor haar geschikt, bij haar spel mist men juist het suggestieve ; men vergeet geen oogenblik dat het spel is, doch als ziuiy waardeer ik hare vertolking zeer. De heer Engelen had een zeer goed typs gemaakt van den kapitein ])ala»d en de heer Tijssen was als 'E,ik eveneens te prijzen. Jammer dat de partij van den stuurman aan een zoo onbevoegden was toevertrouwd. Behalve het spinlied dat edeler ge zongen kan worden, gaven de ensembles reden tot tevredenheid. Van deze opvoering heeft de heer Van der Linden alle eer. Wat de regie betreft, wijs ik er op, dat ik het als een groote fout beschouw dat Erik bij zijn vertrek in de tweede acte zonder hoed en geweer vertrekt. Dit geeft toch den indruk alsof het opzettelijk geschiedt is om dadelijk de jaloezie van den Hollander op te wekken. Hij, die in zijn lang leven al zooveel ervaringen van vrouwen-ontrouw heeft opgedaan, moet wel bijzonder wantrouwend op dat punt zijn geworden. Het ligt dus voor de hand dat hij dadelijk moest te vragen: Wiens hoed is dat?" Dienzelfden avond werd een ballet uitgevoerd, Payche van dea heer M. H. van 't Kruijs, door het gezelschap vau de Fraiische Opera, voorafge gaan door Normii. Toen de eerste opera van den heer Vau 't Kruijs werd opgevoerd, bleek het dat de componist veel gevoelde voor balletmuziek en dat hij voor dit genre een beslist talent bezit. Deze eigenschap zou men nu juist niet zoeken bij iemand die van zijn geloof organist is, doch les extrêmes se touchent. Hoe het ook zij, in zijne ballet-muziek en andere compositiëen toont de Heer Van 't Kruys beslist fransche neigingen, in het karakter van de muziek van Gounod, Massenet e.a. Pxyché. op aantrekkelijke wijze gemonteerd en gearrangeerd door den balletmeester Aubert, laat zich aangenaam aanzien en aanhooren. De muziek klinkt gracieus en de componist heeft bijna overal voor wat men noemt eene doorschijnende instru mentatie gezorgd. Ca ue manque pas d'air." Zeer karakteristiek of persoonlijk acht ik deze muziek niet, doch alles klinkt aangenaam en melodieus. Do componist, die ook het scenario ontwierp, toont echter op muzikaal en ehoregraphisch gebied in dit genre iets zeer goeds te kunnen prestoeren. Wat kleur en expressie aangaat zou m. i. wat minder soberheid niet geschaad hebben, de aan dacht wordt te spoedig van de muziek weer naar het toonecl geleid men vergeet het een wel eens door het ander. Daaraan schrijf ik het dan ook toe dat het publiek zich er toe bepaalde aan het slot alleen de dauseuses-étoiles als hulde voor hare voortreffelijke voetcn-coloratuur en smaak volle, bevallige standen en bewegingen, terug te roepen en den componist, die zelf dirigeerde, geheel vergat. De vioolsoli werden niet talent vertolkt doch over liet geheel waren leider en orkest het nog al eens met elkander oneens; vooral bij de eerste violen was meermalen groote ongelijkheid optenierken. Het muzikale van dit ballet karakteriseerend, zou men kunnen zeggen : een bevallig maar wat te vluchtig bewerkt tafereeltje. VAN MILLIGEN. Johannes Brahms. t _Een groot kunstenaar is heengegaan, een man wiens naam in ds muzikale wereld weerklonk als een der groote helden in het rijk der tonen. Het is thans niet de vraag of die man wel eens te hoog geschat is, of hij, al of niet, de voort zetter is geweest van de groote classici, want hierbij speelt de subjectieve appreciatie en de kunstsmaak een groote rol. Doch allen die onze kunst liefhebben staren hem met weemoed in het hart na, want hij heeft groote daden verricht voor die kunst. Itijk was zijne fantasie, hoog en edel was zijn streven, meesterlijk waren de bouw en den vorm van zijne kunstwerken, machtig waren de open baringen van zijn geest. Hij heeft zicii niet tot n kunstvorm bepaald, doch zich in verschillende richtingen bewogen. Het zal weinig protest uitlokken wanneer gezegd wordt, dat in zijn werken voor kamermuziek Urahms het rijkste en schoonste gegeven heeft dat in hem was, en niet al te gewaagd is de voorspelling, dat hij in die werken het langst zal leven. Waar kunstleven is, heerscht strijd over kunst opvattingen, en ook Brahms heeft zijne getrouwe volgelingen en heele of halve tegenstanders. Die voor en tegenstanders zullen na zijn dood den strijd voortzetten. Doch thans, nu de mare van het overlijden van den grooten toonkunstenaar tot ons is gekomen, brengen allen hem hulde en buigen zij zich voor zijn grooten geest. De ridders onzer kunst staren met naar de aarde gekeerde lansen en vanen op zijn graf en brengen hem een laatsten, eerbiedigen groet. v. M. Inhoud van Tijdschriften. KiycnlTtHird No. 15: De groote manoeuvers, door Virginie Loveling. VII. Een tocht dwars door het ijs van Kampen naar Urk, door H. K. van der Woerd, met afbeeldingen. (Slot). Het schatkistje der Keizerin, naar het Zweedsch van Selma Lagerlöf. (Slot). Langs het oude pad (bij de plaat). Terugkeer van de markt, (Lentemorgen in Provence), naar de .schilderij van E. Mayan. Van een Atjchsche Sultane en een Hollandschen Commissaris, door Herman van IJ. Het Zoölogisch Station te Xapels, met af beeldingen. Een geschenk aan Dr. A. Knijper, met afbeelding. Feuilleton. 40 cents per regel. TRADE MARK. MARTELL'S COGNAC. Dit beroemde merk is verkrijg baar bij alle soliede Wijnhandelaars en bij de representanten HOOIMI % \« A? IBIU l \IEII, te Amsterdam. Prijzen van af ?2.50 per Flest H. RAHR te Utrecht. Pianofabriek. Binnen- en Buitenl. Muziekhandel. Amerikaansche Orgels. Ruime keuze in Huurpiano's. MEIJROOS & KALSHOVEN, A r nhe m. Piano-, Orgel- en Muziekhandel. Ruime keuze in Huurpiano's. 1$ K D te T'sS Goessche Zoute Beschuitjes. TV A t ^o , ?? Te Amsterdam bij BERND. E1CEIHOLTZ. j GERBER &ZOON. Nog slechts enkele exemplaren van de vroeger uitgegeven PENen POTLOODKRASSEN door Joh. Braakensiek zijn te beko men a f 0.50 per exemplaar bij Van Holkema & Warendorf, Singel 542, Amsterdam.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl