De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1897 18 april pagina 3

18 april 1897 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

No. 1034 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. der leeraren bijwonen. Hij moet zien of het onderwijs volgens het programma gegeven ?wordt. Denkt u nu een directeur, die Hoofd der school te IJ was: die na jaren lange studie een acte M. O. bijv. Nederlandsen haalde, en. die de les bijvroont van den leeraar in natuurkunde of scheikunde of mechanica. De oud-leeraar zegt, dat de jongens meestal zulke juiste beoordeelaars zijn. Hoe zou een leerling der 5e kl. wel denken over dat bezoek van dien directeur? Zou het ook mo gelijk zijn dat doctoren niet gaarne een oud onderwijzer boven zich geplaatst zien ? Kan men van een niet-gepromoveerden leeraar verwachten, dat het hem hinderen zal een doctor tot hoofd der school te hebben? Wel licht hebben zij, die den directeur benoemen moesten, gemeend dat men ook d'iarom liever een doctor moet nemen. De oud leeraar ziet in den directeur niet veel meer dan een ge woon leeraar, die met de administratie der school belast is. 't Is waar, de directeur is de primus inter pares. Zoo is het ook aan het gymnasium. De wetgever heeft ongetwijfeld weer het oog gehad op de omstandigheid dat vele jonge mannen bij het M. O. zouden komen, die niet gaarne onder een directeur zouden staan, zooals een onderwijzer onder het Hoofd, of een postcommies onder zijn chef. 't Moet eenigermate de verhouding zijn als die van Ontvanger tot Controleur, 't Zou anders te vreezen zijn geweest dat vele jonge mannen niet den langen, moeilijken en kostbaren weg van gymnasium en universiteit zouden af leggen, maar liever officier, ontvanger of iets dergelijks zouden worden, wat veel gemakke lijker en veel goedkooper is. En dreef de zucht naar studie en de begeerte om een titel te verkrijgen hen naar de universiteit, dan konden ze predikant of advocaat of genees heer worden. De directeur is dus de primus inter pares. Dech dit wil niet slechts zeggen dat hij bij 't naar huis gaan, aan het Hoofd van den stoet mag marcheeren. Directeur zijn beteekent iets meer. »De bestemming van den directeur verschilt van die der overige leeraren; wel wordt hem een gedeelte van het onderwijs opgedragen, maar het is bovenal zijn taak voorden samen hang en den geregelden gang van het geheel te zorgen". (Mem rie van Toelichting) De leeraren, die geen goede orde hebhen, of niet altijd geheel rechtvaardig zijn in 'c straffen van leerlingen, zoodat deze bij den directeur komen klagen, of geen voldoende resultaten doen zien van hun onderwijs, of zich niet houden aan voorschriften betreffende het opgeven van huiswerk of 't nazien van huiswerk, weten wel dat de directeur nog iets anders te doen heeft dan administratie te houden. JEa wat de directeur nog meer te doen heeft.... dat kan men slechts voldoende beoordeelen als men directeur is of geweest is. Leeraren, die geen orde hebben; in een woord, die ongeschikt zijn, moest men ont slaan"; zoo ongeveer beweert de vriend van den oud-leeraar, Fitters vittend Hoofd. Volkomen waar! Zoo ten minste zulk een leeraar een tijd gegeven is om zich te bekwa men en zoo hij dat niet gekund of' gewild heeft. Maar men moet het niet doen voorkomen alsof de dir. eener H. B. daartoe de macht nif.t en een school-Hoofd de macht wel heeft. Ik ben in meerdere gemeenten lid der plaatselijke schoolcommissie geweest en ik heb onderwijzers bij het L. O. gekend, die ik heb bewonderd; doch ook, die ik al heel onberekend vond voor hun taak: die weinig UIIIUIflMMIIIIIMMIimillllllllMlllllllllllimilllllllllMIMIIIIIIIimimilllllUtlll uiiniiiiiiiiiiiiHiiiiiiiiiitiiiitiiiiininiiniiiiiiinimiiiiiiiiiiiiiiiiiiMiiitiiiiiinj IDE Naar 't l'ransch, VAX GUST. GUESVILLER. Het gebedenboekje onder den eenen arm, de parapluie onder den anderen, stapte juffrouw Herbaalt, haar japon met beide handen omhoog houdend, met voorzichtige pasjes voorwaarts. Het had vroeg in den ochtend geregend en overal lagen groote plassen. Zij stak dwars de straat over en hield stil voor een timmermanswinkel, waaruit een groot gedruisch haar in de ooren klonk. Aarze lend bleef ze op den drempel staan en haar stem eenigszins uitzettend, riep ze: »Meneer Darcy !" Het gedruisch hield op en een klein dik mannetje met opgestroopte mouwen, den hamer nog in de hand, kwam naar voren. Na haar met een licht hoofdknikje te hebben begroet, vroeg hij op beleefden toon: «Wel, juffrouw llerbault, hoe maakt u 't?" «Dank u, goed," en glimlachend liet ze er op volgen, als vertelde ze hem een groot nieuwtje: »Ik kom voor de volière, weet u?'; Darcy glimlachte nu op zijn beurt. Ja, hij wist het. Sinds de laatste twee jaar ging er bijna geen week voorbij, of juffrouw Herbault kwam een praatje met hem maken, dat altijd eindigde met de woorden: «Meneer Darcy, ik ben aan het opsparen voor een volière en als ik genoeg heb, moet u die voor me maken." Waarop hij dan altijd onveranderlijk hetzelfde antwoordde: »Tot uw dienst juffrouw, u hebt maar te bevelen." En daar bleef het bij. Als gewoonlijk begon Darcy dan ook nu met te zeggen: »Tot uw dienst, juffrouw ..." Maar hij werd onmiddellijk in de'rede gevallen door juffrouw Herbault, die op vroolijken toon tot hem slag hadden om onderwijs te geven; weinig tact om met kinderen om te gaan en waar 't een leven was als een oordeel, zoo er geen vreemde in het lokaal was. Ik heb niet gezien dat zulke onderwijzers ontslagen werden. Ook heb ik wel eens gehoord van armendokters, die niet of niet meer op de hoogte waren der wetenschap en die bovendien de armen verwaarloosden voor hunne betalende patienten; maar ik heb niet gezien dat zij ont slagen werden. Ook heb ik wel eens gehoord van predikanten, die heelemaal van richting veranderd waren, die hunne kerken leeg ge preekt hadden en die toch kalm bleven, waar zij waren. Zelden heb ik gezien dat een ambtenaar ontslagen of verwerkt werdt, omdat hij minder geschikt was; ja toch enkele voor beelden ken ik, nu ik er goed over nadenk; die ambtenaren waren leeraren bij het M. O. Maar, nomina sunt odiosa ik mag geen namen noemen. Men moet mij in dezen gelooven op mijn woord. »Vele leeraren zijn te knap; te geleerd; de overmaat van geleerdheid moest ingewisseld worden voor tact, toewijding, waarachtige be langstelling", zoo ongeveer heet het, verder. Gesteld: een leeraar kan te knap zijn; heeft hij daarom geen toewijding ? geen belangstelling in zijne leerlingen ? Ik zie 't verband niet goed. 't Wil me voor komen dat iemand, die de studie verwaarloost en dus te eeniger tijd alles behalve te knap is, gebrek aan toewijding heeft. En hoe gaat dat: een beetje geleerdheid inruilen tegen tact en toewijding ? dat is me te geleerd; vat gij het, geachte lezers ? (Slot volgt). Aan de Thessalische grens. Voor zoover uit de tegenstrijdige berichten over de gebeurtenissen aan de grens van Griekenland en Turkije op te maken valt, zijn de Grieken daar de aanvallers geweest. De Grieksche kroonprins Constantijn, die er het bevel voert over de troepen van koning George, heeft klaarblijkelijk geen schuld aan het gebeurde. Hij heeft bij herhaling getoond, dat hij de oorlogskans voor Griekenland allesbehalve gunstig acht; maar noch hij, noch de koning zijn sterk genoeg om zich te verzetten tegen den aandrang van het volk, dat door de woelingen van de EthnikèHetaina, de nationale liga, steeds opgewondener wordt en zich hals over kop in een oorlog wil storten. Sedert het bekend is geworden, dat de kroonprins zijn best doet om een oorlog met Turkije te vermijden, wordt hij door de be volking van Larissa en zelfs door vele Griek sche officieren met in het oogloopende koel heid behandeld. Intusschen heeft de Grieksche regeering doen weten, dat hare geregelde troepen aan den inval op Turksch grond gebied geen deel hebhen genomen, en dat daarbij vrijwilligers uit Macedoniëen Epirus, benevens enkele Italianen onder leiding van Amilcare Cipriani betrokken zijn geweest. Aangenomen, dat dit werkelijk zoo is, dan hebben deze door de Ethnikèlletairia uit geruste en onderhouden, en door gewezen Grieksche officieren gecommandeerde onge regelde troepen toch eene operatiebasis ge vonden in de onder bevel van den kroonprins staande legermacht, gelijk zij trouwens, na llltllltnillllllllllllllHIMHIIIIIlllUHIIIIUntllllllllllHIIIIMIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIII zei: »'t Is in orde, hoor meneer Darcy ik kom vragen, of u nu maar de maat wilt komen nemen." De hemdsmouwen werden naar beneden ge trokken, de winkel werd aan de zorg van den knecht toevertrouwd en vergezeld door meneer Darcy keerde juffrouw llerbault huiswaarts. Ze kwamen weldra aan de kerk, die met haar witte muren helder afstak tegen de haar omrin gende lindeboomen, sloegen vervolgens links af naar de weiden en liepen in de korte schaduwen der vlierboomhagen verder. Daar de grond langzamerhand droog was ge worden, had juffrouw Herhault haar rokken weer laten zakken en omdat ze tamelijk stijf waren en klokvormig uitstonden, gaven ze aan de silhouette van hun eigenaarster lang, schraal, smaller nog door den puntigen capuchon, dien zij op het hoofd droeg den eigenaardigen vorm van een suikerbrood, terwijl de schaduw van Darcy een kort ineengedrongen dikbuikig man netje met eenigszins afstaande armen en wijd fladderende broekspijpen precies geleek op het profiel van een appelwijnkruik. Onderweg legde juffrouw llerbault, haar met gezel uit, hoe zij de vollere wenschte ingericht te hebben. Zij moest tamelijk groot zijn, met verscheidene verdiepingen en was bestemd voor allerlei doeleinden. Beneden zouden kippen, eenden en kor.ijnen komen, op den top moest een klokketorentje als windwijzer gemaakt worden enz., enz. »Wat dunkt u er van. meneer Darcy'?" Deze bleef een oogenblik staan, om na te denken en antwoordde toen met een bedenkelijk hoofdschudden : >Daar zal een heeleboel hout aan gaan, juffrouw." ?iNn, laat er een heeleboel hout aan gaan," klonk het haastig terug; ik heb er nu lang genoeg voor opgespaard." Zoo sprekend, kwam het tweetal aan het huisje van juffrouw llerbault, dat met roo ie dakpannen gedekt en aan den voorgevel dicht met klimop en klokbloempjes begroeid was. Juffrouw llerbault schelde aan en een stevig, vroolijk uitziend dienstmeisje dat bezig was, onder de appelboomen waschgoed op te hangen, kwam haastig naar de voordeur loopen, deed open en zei tot haar meesteres: »De brieven door de Turken met bebloede koppen te zijn teruggejaagd, eene schuilplaats hebben ge vonden op Grieksch gebied. Niet onmogelijk is het zeker, dat de Turken hun daar eenige kogels hebben nagezonden. Turkije zou van het gebeurde gemakkelijk een casus belli kunnen maken, maar het is wel genoodzaakt, geduld te blijven oefenen. Het weet, dat het van eene overwinning op de Grieken geenerlei voordeel zou kunnen behalen. De mogendheden hebben immers nadrukkelijk verklaard, dat zij den overwin naar in dezen strijd niet zouden toestaan, de vruchten van zijn inspanning te plukken. Die verklaring geldt natuurlijk ook voor Griekenland, maar te Athene heeft men in de laatste twee maanden gemerkt, hoe lang zaam en onzeker het veelgeprezen Europeesch Concert is in het ten uitvoer leggen van zijn bedreigingen. Vooral nu er van de blokkade van den Piraeus niets schijnt te zullen komen, meent de Grieksche regeering het terrein van hare tegen Turkije gerichte werkzaamheid van Creta, waar zij voorloopig niets kan uitrichten, naar de Thessalische grens te kunnen overbrengen. Wat deze grens betreft, mag men niet uit het oog verliezen, dat zij voor Griekenland veel minder gunstig is, dan die welke het land in 1878 op het congres van Berlijn toegezegd kreeg. De bepalingen van het hier tot stand gekomen tractaat verkregen eerst in 1887 een begin van uitvoering; in strijd met die bepalingen bleef het zuidelijk gedeelte van Albaniëen het berggebied van den Olympus aan Turkije, dat daardoor tegenover Griekenland strategisch in een veel gunstiger positie kwam, dan in 1878 door de mogendheden was bedoeld. De eisch tot eene rectificatie der grenzen is dus niet zoo uit de lucht gegrepen als sommigen be weren. De Frankfurter Zeitung merkt op, dat de Grieken niet geheel ongelijk hebben als zij thans willen nemen wat hun door de mogendheden plechtig en uitdrukkelijk is toegezegd. »Deze motiveering van een vredebreuk aan de Turksche grens houdt wel geen steek," zoo gaat het Frankforter blad voort »maar de Grieken kunnen zich beroepen op een praecedent, dat zelfs in Duitschland, waar men hen zoo scherp veroordeelt, met ingenomenheid is begroet. De vergelijking ligt voor de hand tusschen den tocht der «duizend van Marsala" tot bevrijding der Zuid-Italianen van de ver dorven heerschappij der Bourbons, en den inval der door de Ethnikèlletairia uitgeruste drie duizend in Macedonië, tot bevrijding van de Hellenen, die onder de niet minder corrupte heerschappij van den Sultan leven. Voor het oordeel van het groote publiek over het al of niet gerechtvaardigde van een aanval, zal het resultaat wel beslissend zijn: hebben de Grieken succes, dan zal men »de drie duizend" als helden prijzen; delven zij in den strijd met de Turken het onderspit, dan zal men hen uitmaken voor vredeverstoorders en zeggen, dat zij hun verdiende straf' hebben gekregen. Tot dat andere erfge namen van den Zieken Man komen, om diens einde te verhaasten, erfgenamen wier aanspraken nog minder gerechtvaardigd zijn dan die der Hellenen, doch die over meer bataillons beschikken kan dezen." besteller heeft een brief voor u gebracht, hier is ie." Juffrouw llerbault nam hem aan, bekeek hem en zag in een hoek van de enveloppe de volgende woorden gedrukt: Mr. Carrasignac, notaris te Toulouse. Meneer Darcy stond in afwachtende houding zijn mouwen op te stroopen. «Gaat u gerust je gang, meneer Darcy; neemt u de maat maar vast," en dit zeggende ging zij naar binnen, om te zien, welk nieuws die voor haar onverwachte brief wel bevatten zou. Mejii/foitu;.' De heer llerbault, (Désiré, Jacques, Aristide) uw oom en mijn cliënt, aangetast door een ernstige ongesteldheid, te ernstiger nog wegens zijn meer dan hoogen ouderdom, heeft mij zijn verlangen te kennen gegeven, dat hij u nog gaarne eens zou willen zien en verzocht mij. u dit mee te deelen. Ik hoop, dat ge niet zult aarzelen, aan zijn verzoek te voldoen, te meer, daar ge zijn eenige wettelijke erfgename zijt en uw tegenwoordigheid alhier noodig is om een paar zoogenaamde vrienden, die uw oom om den tuin zoeken te leiden, te verdrijven. Met verschuldigde hoogachting enz. Juffrouw llerbault schudde het hoofd. Wel stellig niet! Zou ze zich zulk een last op den hals halen ? Was die nare oom Aristide, die egoïstische rijke leoglooper er niet altijd op be dacht geweest zijn arme, ja soms zelfs in hoogst behoeftige omstandigheden verkeerende familie leden te ontwijken 'i Had hij ze niet herhaalde malen smadelijk bejegend, was hij niet doof ge weest voor alle smeekbeden, ontoegankelijk voor elke opwelling van edelmoedigheid ? Maar de notaris sprak in zijn brief van een erfenis... De erfenis ! Het kon haar eigenlijk weinig schelen, vooral nu ze voelde, dat ze een dagje ouder begon te worden en alleen maar voor zich zelf te zorgen had. Waarom zich beter voor te doen, dan ze was; ze zou die erfenis wel willen gaan halen, maar ... oom woonde zoo ver weg . .. heel in Toulouse! Ze nam een spoorwegboekje, bladerde er even in en las toen halfoverluio Er is nog eene omstandigheid, die men niet uit het oog mag verliezen bij de beoor deeling van het gevaarlijke van den toestand aan de Grieksch-Turkeehe grens. Het onder houd der troepen in Thessalie kort aan de Grieksche regeering schatten gelds en zij zal waarschijnlijk terugdeinzen voor het vooruit zicht, af die millioenen geheel nutteloos te hebben uitgegeven. Na enkele weken te staan voor een berooide schatkist, zonder te kunnen wijzen op eene enkele ernstige poging tot be vrediging der nationale aspiratiön, ziedaar eene kans, waaraan koning George zich waarschijnlijk niet zal durven blootstellen. In deze geheele ongelukkige quaestie is eigenlijk elk der betrokkenen beurtelings te ver en niet ver genoeg gegaan. Jammer dat men nog niet eens van voren af aan kan beginnen! Wilhelm H en Bismarck. Vorst Bismarck heeft op zijn verjaardag geenerlei gelukwensch van keizer Wilhelm ontvangen. Zekere heer de Grahl, eeu leverancier van hof'berichtjes, die o,)k al de onjuiste lezing van den. door den czar te Breslau gehouden toast in de wereld had ge bracht, had wel is waar verzekerd, dat de keizer op l April een zeer hartelijk telegram naar Friedrichsruh had gezonden, maar ook dit leugentje om bestwil (?) is achterhaald. Er is geen telegram gekomen, noch een harte lijke, noch een koel officieel telegram. Bismarck heeft het er naar gemaakt, zal men beweren. Ongetwijfeld Sedert zijn »protestreis" door Duitschland in 1892 heeft hij geen gelegenheid laten voorbijgaan om te toonen, hoe diep hij door het hem gegeven ontslag was gegriefd en hoe geringe meening hij koesterde van de politiek zijner opvolgers. En hij heeft zich niet tot kritiek bepaald, maar zich nu en dan onthullingen veroor loofd, die hij zelf, indien ze van anderen waren gekomen toen hij nog aan het roer was, met onverbiddelijke gestrengheid als hoogverraad zou hebben vervolgd. Dit alles zou het verklaarbaar maken, dat de door liet ontslag afgebroken betrekkingen tusschen den keizer en den voormaligen rijkskanselier niet waren hersteld. Maar toen de Duitsche Rijksdag den 2)isten Maart 1895 met 11!)! tegen 4G stemmen weigerde, aan eene huldiging van Bismarck op diens verjaardag of/ieicrl deel te nemen, zond keizer Wilhelm onmiddellijk aan den oud-rij kskanselier het volgende telegram: »Ik spreek tegenover Uwe Doorluchtigheid mijne diepste verontwaardiging uit over het zooeven door den Rijksdag genomen besluit, dat in volkomen tegenspraak is met de ge voelens van de Duitsche vorsten en van hunne volkeren." Het uitblijven van den keizerlijken geluk wensch op t April 1897 is eene rehabilitatie voor den »van allerhoogste zijde" zoo scherp veroordeelden Rijksdag. Het is eerlijker en consequenter dan het verontwaardigingstelegratu. Het is in overeenstemming met de koele en gereserveerde wijze, waarop Bismarck zelf de korte vleugjes vau keizerlijke »genade" sints zijn ontslag heeft opgenomen. »Van hier naar Parijs "2 uur. . . van Parijs naar ouloiise ... o, wacht: Toulouse?Cahors Brives I'aris... Tmilouse?Capdenac?Brives Paris.. . Toulouse?Bordeaux!" Juffrouw Herbert ontstelde. «Bordeaux!" herhaalde ze zacht. Dat zou kunnen. Bordeaux lag dicht genoeg bij Toulouse, om zonder eenige onwaarschijn lijkheid te kunnen zeggen: dat zij voor dringende aangelegenheden naar Toulouse geroepen was en eenmaal zoo dicht in de buurt zijnde, niet had willen nalaten, hem even te komen opzoeken. Dat leek toch heel natuurlijk, nietwaar en het zou eigenlijk wel te doen zijn ook, ze had dan tevens 'n geschikte gelegenheid, om l'aul ein delijk eens weer te zien. Eindelijk ! Hoe lang had ze al niet op een of ander dergelijk voorwendsel gewacht. En ze begreep, dat ze er toch een hebben moest, want Paul was een haar heilig aandenken, dat ze in de diepste diepte van haar hart had verborgen. dat ze in eere hield, zooals we heilige beelden vereeren. Ze zag hem niet alleen voor zich, beschenen door het zachte licht der jeugd, door den helderen glans van haar onbezorgden jongemeisjes-tijd, als de «intieme vriend', dïen ze plaagde en die alles gewillig verdroeg. Ze herdacht nog die heerlijke illusies, wreed verstoord door de koude werkelijkheid. De eerste en eenige liefde, zacht ontloken door den eersten adem van haar naïf enthousiasme en het rein kinderlijk vertrouwen in hem, een liefde, die zich ontplooit als een bloem. Doch als een nederige bloem, die men niet ontdekt in den schaduw waar haar geur vergaat, als een versmade, verdorde bloem, thans verdroogd tus schen de smartelijken bladzijde van het boek des levens En liet was daarom, dat juffrouw llerbault in weerwil van haar rimpels, haar grijze haren en haar muts, ook thana nog een voorwendsel noodig had, om haar steeds jong blijvend hart tot kalmte te brengen, want alle emoties, alle schroomval ligheid, alle vrees kwamen zich van uit het droevig verleden achtereenvolgens aan haar opdringen .... Er werd geklopt. .Binnen."

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl