De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1897 18 april pagina 4

18 april 1897 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 1034 Maar wat het rechtvaardigheidsgevoel van de Duitsche natie, en men mag wel zeggen van de geheele beschaafde wereld heeft ge krenkt, is niet het uitblijven van een gelukwensch, maar het stelselmatig naar den achtergrond dringen der heldenfiguur van den Ijzeren Rijkskanselier, om eeii onver diend relief te geven aan de figuur van keizer Wilhelm I, die door zijn keizerlijken kleinzoon nog slechts als »Wilhelm de Groote" wordt vermeld. Keizer Wilhelm II is een machtig man, maar de geschiedenis kan hij niet ongedaan maken. En met het omkeeren der rollen is de nagedachtenis van zijn braven, eerlijken en bescheiden grootvader allerminst gediend. Ware dat even onjuiste als min achtende woord van «handlangers" door hem niet uitgesproken, dan zou zijn stilzwijgen op l April waardig zijn geweest; nu is het de voortzetting eener demonstratie, welke zelfs door het grootste ongelijk van Bismarck's zijde niet tot een waardige kan worden gemaakt. Signalementen uit den Utrechtschen Gemeenteraad door JAN VAN 'T STICHT. J. W. Schubart. Wederom heeft onze Raad en onze stad eene geheel eigenaardige persoonlijkheid verloren in dokter Schubart. Al blonk hij nu juist in den Raad niet uit door veel- en welbespraaktheid er zijn er wel, die de laatste eigenschap geheel missen en aan de eerste desniettemin den vrijen teugel vieren in de stad was hjj zóó algemeen bekend, dat zelfs kleine kinderen, als zij de roode wielen van zijn rijtuig met zijn weldoorvoeden koetsier op den bok zagen voorbijrijden, elkander aanstootten en met kinderlijke vereeriug zeiden: daar gaat dokter Schubart! Hij was in de laatste jaren de ziel der Vereeniging tot viering van nationale feesten en bij volks feesten en kinderfeesten kon men hem nog altijd vooraan zien om kleinen en grooten te wijzen op de beteekenis van den dag ... v /or het Vaderland en voor het Huis van Oranje! Die beiden waren in zijn hoofd en hart zoo onaf scheidelijk verbonden, dat zij naar zijne overtuiging in waarheid slechts n waren. En hij verstond het om met zijn eenvoudig, gemoedelijk woord die overtuiging op het juiste oogenblik met zoo blijk bare oprechtheid uittespreken, dat zijn hoorders altijd door zijne geestdrift werden medegesleept. Ik heb het voorrecht gehad den braven, eenvoudigen Schubart jarenlang te kennen en vooral ook in den laatsteu tijd zijne toewijding aan de belangen der gemeente te bewonderen. Het kon eok haast niet anders of hij moest onze stad lief hebben. Hij is er meen ik, geboren en had er in elk geval zijn zorgelooze jeugd doorgebracht. Hoe hij zijne militair-ree lisolie loopbaan in het Militair Hospitaal alhier begon als ,pü" met het korte huisje aan mouwvest heet dat in het leger en den langen degen om, w^et ik alleen van hooren zeggen. Ik had eerst de jaren des onderscheids bereikt toen hij reeds de epauletten droeg en de heusche, de oorlogzuchtige sabel hem om de heupen hing. O, die sabel! Ik hoor hem nog rinkelen in de schede als hij, de vredelievendste mau der wereld, met geestdrift sprak van goed en bloed, dat wij moesten veil hebben voor Vaderland en Koning! In '63 bij de viering van oni 50-jarig onafhankelijk volksbestaan, op dien gedenkwaardigen Kozakkendag, 28 November, zag ik hem de ouden van dagen, die den slag van Waterloo hadden moegestreden, van den grond opheffen en naar het rijtuig dragen, waarin zij IIIIMIIIIItllllllllMfllltHllllllllllllllltllllllllllllllllllllllllllll Darcy, z\jn mouwen omlaag trekkende, ver scheen op den drempel. 'Jongens, jongens, wat zal daar een massa hout voor noodig zjjn, juffrouw!" «Meneer Darcy, het spijt me verschrikkelijk, dat ik n voor niets zoo heb moeten lastig vallen;" en op den brief wijzende, vervolgde ze, »ik ga oogenblikkelijjk op reis, en ik moet zóó ver, dat ik al myn opgespaarde geld wel zal noodig hebben... We moeten dus nog maar weer een beetje geduld hebben, meneer Darcy." En meneer Darcy antwoordde op gemoedeIjjken toon : »Tot uw dienst juffrouw Herbault, u hebt slechts te kommandeeren." II. En juffrouw Herbault ging op reis. Oom Aristide verkeerde werkelijk in hoogst edenkelyken toestand, niettemin slaagde hij er met alle krachtsinspanning in, zijn nicht te herkennen. Maar het scheen of met deze poging z\jne laatste krachten geheel waren uitgeput, want bijna onmiddellijk, nadathijjuffrouw Herbault de hand had toegestoken, viel hy achterover en verzonk in een toestand van volslagen machtelooaheid, waaruit hij niet weder ontwaakte. Juffrouw Herbault verliet geen oogenblik de donkere, muffe ziekekamer en paste met de haar eigen nauwgezetheid den zieken oom op, geheel vergetend, hoe onheusch hy vroeger haar en de haren bejegend had. Vergeefs ried de dokter haar aan, eenige beweging of verstrooiing te nemen. Wat zou ze in 's hemels naam doen in die vreemde stad, waar ze niemand kende en weg noch steg wist? Ze bleef dus thuis en wanneer er niets anders voor haar te doen was zocht ze zichzelf afleiding te bezorgen, door aan de toekomst te denken. Zjj voelde een groote gejaagdheid in haar binnenste opkomen, als ze dacht aan het aan staand wederzien. Haar beste Paul!! Hoe zou ze hem terugvinden. Ze had hem sinds die voor haar zoo onvergetelyke reis naar Arachon, toen hij in gezelschap was van zy'n nu gestorven moeder, niet weer gezien. Dat zou nu al acht jaar worden dezen zomer. Ze herinnerde zich nog met een stillen, den optocht door de stad gingen maken. En die gebrekkige ouden, vol dankbaarheid, lieten zich medesiepen door des dokters geestdrift en stemden met hunne bevende stemmen mede in, in het toen algemeene feestlied en zongen zwaaiend met hoeden en handen: Weg met Napoleon leve Willem drie. Wat de dokter al niet deed in '64 en '66, toen de Pruisen zegevierend tegen de Düppler Schanze en Oostenrijk waren opgetrokken en men hier te lande beducht begon te worden, dat de Z ndnadelgeweren ook weieens op ons konden worden gericht, om bij het volk het bewustzijn te doen post vatten, dat Nederland zich kon en moest verdedigen, dat zal de historie later aan onze nazaten wel mededeelen. Met zijnen vriend Klokke werd de oprichting der burgerscberpschutters-vereeniging de Zwijger voorbereid, en ofschoon de leden daarvan geene andere militaire uitrusting hadden dan de buksen, die hun bij hunne oefeningen ter beschikking wer den gegeven, droegen zij toch, wanneer zij, zooals dikwijls gebeurde, en corps door de straten trokken ter onderscheiding van hunne medeburgers witte hoeden met een groen lintje om den breeden rand gezoomd. Ik zie hen nog, ik weet niet meer bij welke gelegenheid, een langen propagandatocht door de stad maken, de oude professor Vreede mede in het eerste gelid, en in de bijeenkomst, die daarna gehouden werd, teekende ieder aanwezige de oude professor alweer bovenaan eene plechtige verklaring dat hij zich verplichtte om in tijden van gevaar de wapens ter verdediging van het vader land optenemen. Dat was een bewijs van grooten moed in die dagen toen er zooveel en aanhoudend over aanstaand gevaar gesproken en geschreven werd, dat iedereen dacht dat een oorlog onver mijdelijk was. En het hielp, de geestdrift plantte zich voort! De Weerbaarheid werd opgericht, een uniform maakte het lidmaatschap daarvan voor de jonge lingschap zeer begeerlijk, zelfs de Koning ver scheen m dat uniform en eindelijk werd er in de heide aan de Bilt een legerkamp gehouden in echte soldatententen, te midden waarvan boven de Koninklijke tent de standaardvlag woei, als blijk der aanwezigheid van Zijne Majesteit tusschen zijne getrouwe onderdanen. Welke vreugde, welke voldoening voor Schubart, die in dien tijd met zijnen vriend Klokke onver moeid was bezig geweest om de liefde voor vorst en land bij het volk aan te wakkeren. Alles, zelfs de toen pas herlevende onschuldige rederijkers kamers, werden daartoe dienstbaar gemaakt. Daar werden bij voorkeur stukken gespeeld, die betrek king hadden op onze vaderlaudsche geschiedenis: het Kind van Staat of Montigny en dergelijke, en als dan na de voorstelling de dames naar huis waren gebracht en de heeren, teruggekomen, de beenen nog eens gezellig onder de tafel schoven, dan declameerde dr. Schubart: de taal is gansch het volk! En Klokke liet er op volgen, dat we in die taal het eerst den lieven moedernaam had den leeren stamelen. En als er bezoek van buiten Was wat heel dikwijls gebeurde dan sprong Boele uit Kampen op een stoel en toostte met zooveel geestdrift op ous roemrijk voorgeslacht, dat iedereen de handen al klaar had om in luid applaus los te barsten. Maar vóórdat die uitbar sting kwam, stond de lange figuur van Vrugtman uit Zutfen boven op een tafel en dwong de ge heele vergadering ademloos naar hem te luisteren, als hij met uitgestrekte armen en grooten nadruk de versregels declameerde uit den Montigny: O, als dan 't nageslacht, zoo groot zoo rijk gezegend, Zich in dan heilstroom baadt, die op zijn velden regent, Dan, dan vergele het nooit, wat arm het heeft verlost En welk een zee van bloed zijn vrijheid heeft gekost! Het donderend applaus, dat na die regels uitbrak, werd door niets geëvenaard dan door het bedonderd gezicht van den heer Boele, wiens schitterende toost geheel vergeten was door de rederijkers. geestdrift, waarmede zijn concurrent de aan allen llimlimiiMMili IIIIIIMIIIMIII MIIIIIIII ; minimi weemoedigen glimlach haar blooheid en tevens haar vyandige nieuwsgierigheid, toen ze voor den eersten keer het huis binnentrad van Paul, (eigenlek haar Paul) die getrouwd was en twee allerliefste kinderen bezat. Maar ze had nog geen uur in dien hartelijken, gezelligen kring doorgebracht, of ze gevoelde zich geheel over wonnen door de bokoorlijke Jieftalligheid van het jonge huismoedertje en de schalksche plage rijen der kinderen, maar hoofdzakelijk toen ze gezien had, hoe gelukkig Paul zich voelde en hoeveel geluk er van hem zelf uitstraalde. En met de eenvoudigheid van haar liefhebbend hart, bekende ze sul in zich zelve, dat zy hem niet gelukkiger zou gemaakt hebben. Van toen af werden de oade vriendschaps banden weder nauwer aangehaald, men bezocht elkaar af en toe, schreef lange brieven .. . helaas, zooals het zoo dikwyls gaat in de wereld, ging het ook nu. Zonder bepaalde redenen werden de bezoeken schaarscher, de brieven korter en langzamerhand hield alle gemeenschap geheel op. Maar indien geen persoonlijke redenen, doch de druk der omstandigheden oorzaak zijn van een dergelijke verwydering, bleven de vriendschap pelijke gevoelens toch voortleven in het diepst van het gemoed, al schijnen ze ook voor korter of langer tijd te sluimeren. En het was daarom dan ook, dat juffrouw Herbault geen oogenblik twyfelde, of ze zou van harte welkom zijn bij dien vriend uit haar kinderjaren, den eenigen dien ze ooit had gehad... Toen ze aan den avond van den zesden dag weer in aangenaam gepeins verzonken zat, werd ze opgeschrikt door een ongewoon geluid van den kant, waar de zieke, nog altijd bewusteloos, lag. Ze stond haastig op, sloeg de bedgordijnen een weinig terug. . . Oom Aristide had den laatsten adem uitgeblazen. Nog een heele week moest juffrouw Herbault wachten, voordat het testament kon worden geopend. Eerst was ze ongeduldig, daarna begon ze ongerust te worden, want de dagen snelden voorbij, vervelend en nutteloos en de tijd van haar rondreisbiljet was byna verstreken. (Slot rolflt.) bekende regels zoo juist ter snede had uitgesproken. Alleen dokter Schubart liet zich door die van buiten geleerde regels niet medesiepen. Hij drong door den kring heen, die zich om Vrugtman met opgeheven glazen verzameld had en hij zocht Boele op, die berustend op zijn stoel zat en drukte hem met tranen in de oogen de band en dankte hem: ,dat was van het hart tot het hart!" Zoo was dokter Schubart in den besten t.ijd zijns levens! Altijd vol oprechtheid en geestdrift als hij over het Vaderland en het Oranjehuis sprak en al zal het hem in zijne latere levensjaren misschien zelf wel toegeschenen hebben, dat hij zich in zijn jongeren tijd wel wat druk gemaakt heeft voor denkbeeldige gevaren, men zal hem altijd moeten nageven, dat hij was een trouw en braaf man, die meende wat hij zeide, en die de zaken, die hij voorstond steunde met al de kracht, die hem ten dienste stond. Vond hij in den gemeenteraad geene gelegenheid om bijzonder uit te munten, zoodat hij daar slechts, zooals de voorzitter zeide »als een vriendschappelijk en aangenaam collega" nog lang in de herinnering zal voortleven, voor vele particu lieren, met name voor zijne patiënten, was hij een vriend en raadsman, die het niet bij woorden alleen liet en dan ook als een edel en braaf mensch in de vriendelijke gedachtenis van vele burgers zal blijven voortleven. Al beteekenen kerkhofredevoeringen in den regel niet veel, het maakte toch een weinig aangenamen indruk, dat het stoffelijk overschot van dezen man, die tijdens zijn leven zooveel gesproken heeft om anderen te verheerlijken, in de groeve nederdaalde zonder dat iemand van de talrijke belangstellen den, die op de begraafplaats aanwezig waren,zich geroepen gevoelde om den lof van den eenvoudigen dokter Schubart te verkondigen. iiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiuii niiiiMiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiminiiiiutiiiintniiiiiiiiiiiiiiiiiiHiiiiiitiiiniiiiiiiiiii Sociale paragrafen in politiële programmen. (Slot). ledere politiek, zegt Sombart, komt neer op handelen men gelieve deze woorden niet met het begrip van den verkiezingsagent, maar ernstig filosofisch te lezen. Zij stelt zich dus een doel en kiest de middelen, om daar toe te geraken. Het doel is een wereld, die de politicus zich denkt, beter dan de bestaande. Hij heeft dus een ideaal. Waar moet dit ideaal worden gezocht? In hoeverre is kritiek er op geoorloofd ? De idealen van den mensch, zoo luidt het antwoord, hangen te nauw samen met zijn levensopvatting en wereldbeschouwing, ook met zijn belang, dan dat zij langs den weg der logica kunnen worden in het leven ge roepen. Maar de wetenschap kan de wetten van het ontstaan en de ontwikkeling van het ideaal, hier dus van het sociaal-politiek ideaal nasporen; de logica kan de vergissin gen, de innerlijke tegenspraak, de gebreken in den bouw aantoonen; van te voren valt dus reeds vast te stellen, welke factoren moe ten worden buitengesloten. Uit Sombart's be toog thans alleen de gedeelten lichtend, die voor ons land en op het oogenblik vooral van beteekenis zijn, heb ik twee van zijn voor naamste stellingen te vermelden: l". Het ideaal moet niet worden gezooht in een zede lijke, maar in de economische, materiëele orde der dingen, en 2°. de sociale politiek is geen verzoenende, maar een klassenpolitiek. Het zal menigen ernstigen socialen her vormer vreemd in de ooren klinken, van een zoo welgestutte autoriteit te vernemen, dat hij met zijn streven, om de misdeelden in deze maatschappij te steunen, om sociale rechtvaardigheid" te betrachten, opeen dwaal weg is. Sombart's bedoeling blijkt uit het volgende: De arts geneest niet den zieke met zedelijkheidstheoriën; de hygiënist richt zijn voor schriften niet in naar de moraal ; de kunste naar en de geleerde vinden het ideaal waar naar zij arbeiden binnen den sfeer van hun werk zelf: voor den een is schoonheid, voor den ander waarheid het hoogste. Geen van beide zijn ethische idealen. Moet nu het economisch leven worden verzedelijkt ? Maar naar welke zedelijkheid dan ? Algemeen wordt tegenwoordig erkend, dat de moraal is het resultaat der bestaansvoorwaarden van de menschheid in een zeker tijdperk. Men spreekt van een neerslag" der ideeën. De duidelijk heid van zulk een term daargelaten, zal toch niemand, tenz'rj hij zijn moraal afleide van een godsdienstige dogmatiek en haar voor schriften gelden alleen voor de belijders dier godsdienst bestrijden, dat bij het ontstaan der moraal de economische factoren een zeer belangrijke rol spelen. Wie dus bestaande zedelijke k'ealen tot dwangbuis wil bestemmen voor de economische ontwikkeling der samen leving, zal steeds in dienst der reactie staan. Met alle »national-ökonomen" van Frankrijk, Engeland, Duitschland en Italiëis dat dan ook het geval. Het gaat te snel, zoo klagen zij, wij verliezen bij dit snelle tempo al onze schatten van beschaving, de zedelijke evolutie houdt niet gelijken tred met de economische, enz. Een karaktertrek, gemeenschappelijk aan de ethische en de meeste christelijk-sociale economen eigen is de instinctieve angst voor grootkapitalistische ontwikkeling en de voor liefde voor den kleinen boer, den kleinen handwerksman, den kleinen huis-industrieel. De natuurlijke verklaring hiervan is, dat de idealen dezer leiders behooren bij het voorkapitalistische tijdperk. De wetenschappelijke sociaal-democraten hebben dan ook bij hun postulaten voor de toekomstmaatschappij van alle ethische eischen afgezien, daar deze telkens slechts door de menschen van het heden, voor de tegenwoordige maatschappij, kunnen wor den gesteld. »Etisehe" sociale politiek is uit den aard der zaak altijd obstructionistische politiek. En dan, ethische politiek heeft een aange boren neiging naar daden zonder samenhang, naar oogenblikkelijk succes. Zij regeert oppor tunistisch, »von Fall zu Fall". In de meeste moderne staten, waar haar volgelingen aan het roer zijn, wordt een beginsellooze zigzagkoers gevolgd, van nature gebrekkig van resultaat. Er is een klopjacht op al wat handel heet, met den maatstaf van verouderde toestanden meet men een nieuwe wereld; men maakt het dolzinnigste onderscheid tuaschen productieve en impioductieve standen, en tracht de laatsten, met een beroep op de eeuwige waarheden van zedelijkheid en gods dienst in hun arbeid zooveel maar mogelijk is te beperken. De beste theoretici mogen anders raden, in de praktijk geschiedt het zoo. Het ernstigste bezwaar echter formuleert Sombart aldus: »Aan de sociale politiek een ideaal te doen geven door de moraal, sluit de bekentenis in dat het van oudsher «zedelijk geoorloofde" de perken vormt, waarbuiten het economische leven zich niet mag ontwik kelen. Daardoor echter worden de voort brengende krachten in boeien gelegd, en wordt een zegenrijke ontwikkeling van het maat schappelijk leven belemmerd. Niet het zede lijke mag de grens zijn, waarbinnen de samen leving zich ontvouwt, maar de economische behoeften vormen de grens, waarbinnen de moraal moet worden verwezenlijkt. Binnen de grenzen eener economisch meer volmaakte maatschappij zich te richten naar de eischen der moraal, zal altijd mogelijk zijn. Maar onmoge lijk is het, niet alleen moreel te leven, maar te leven zonder meer, wan n eer de economische ont wikkeling tot stilstand komt, of wij moeten van onze geheele beschaving afstand doen. Dit offer zouden wij in ieder geval moeten bren gen, wilden wij uit «ethische'' overweging een hoogere economische ontwikkeling tegen hou den De moralisten hebben slechts de bestemming, om in de zich vervormende economische samenleven het aanpassend zede lijke te vinden. Het is de verhouding van het Bleven" en »wel leven" van Aristoteles, die hier geldt: zonder economischen vooruit gang houdt het »leven", en daarmede het »wel leven" op. Wat in den naam van het nvel leven" aan het »leven" in den weg staat, moet onvermijdelijk noodlottig zijn." De sociale politiek is een klassen politiek. Wel moet zij een systematisch algemeene zijn, in dezen zin, dat iedere maatregel moet passen in het stelsel, en dit het geheele maatschap pelijk leven moet omvatten, maar zij erkent de tegenstelling van specifieke belangen van ieder der door haar geconstateerde klassen, uitvloeisels van verschillende productievormen. Een verzoening zou slechts denkbaar zijn in den vorm van een labiel evenwicht, en daarbij zou geen rekening worden gehouden met de ervaring, dat het economisch leven zich voort durend tot nieuwe vormen ontwikkelt, dat in liet bijzonder in onzen tijd het kapitalisme de tendenz heeft naar uitbreiding en alleen heerschappij. Wie voordeel heeft bij het bestaande, heeft schade bij het wordende, en een sociale politiek, die tegelijkertijd de een vorm handhaaft en de andere, die haar ver dringt, tegemoet komt, heeft doel noch richting. Zij moet weten, hoe de ontwikkeling van de samenleving gaat, welke vorm de andere verdringt, welke sociale klasse in de plaats treedt van welke andere. De geschiedenis leert ons dan ook, dat alle sterke, jonge regeeringen een duidelijk uitgesproken klas senpolitiek in toepassing brengen, dat zij met kracht de partij nemen der telkens om hoog strevende economische klasse. Wat den inhoud van het ideaal betreft, is reeds opgemerkt, dat het zal wisselen naar ieders bijzondere levensopvatting. Maar sommige punten zijn voor den westelijken Europeaan van dezen tijd wel als algemeen geldend aan te nemen: de handhaving en vermeerdering onzer moderne beschaving, de handhaving en bevestiging der nationaliteiten, althans tegenover de minderwaardige oosteuropeesche en aziatische volkeren, een natuur lijke vermeerdering der bevolking, verbreiding der beschaving tot altijd breedere kringen uit de bevolking, zooveel mogelijke verbetering der materiëele levensvoorwaarden, of m. a. w. zoo uitgebreid mogelijke beheersching der natuurkrachten en een zoo groot mogelijke ontheffing van economischen arbeid. »Een gezonde sociale politiek" tot deze conclusie komt eindelijk prof. Sombart

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl