Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 1034
Maar wat het rechtvaardigheidsgevoel van
de Duitsche natie, en men mag wel zeggen
van de geheele beschaafde wereld heeft ge
krenkt, is niet het uitblijven van een
gelukwensch, maar het stelselmatig naar den
achtergrond dringen der heldenfiguur van
den Ijzeren Rijkskanselier, om eeii onver
diend relief te geven aan de figuur van
keizer Wilhelm I, die door zijn keizerlijken
kleinzoon nog slechts als »Wilhelm de Groote"
wordt vermeld. Keizer Wilhelm II is een
machtig man, maar de geschiedenis kan hij
niet ongedaan maken. En met het omkeeren
der rollen is de nagedachtenis van zijn braven,
eerlijken en bescheiden grootvader allerminst
gediend. Ware dat even onjuiste als min
achtende woord van «handlangers" door hem
niet uitgesproken, dan zou zijn stilzwijgen
op l April waardig zijn geweest; nu is het
de voortzetting eener demonstratie, welke
zelfs door het grootste ongelijk van Bismarck's
zijde niet tot een waardige kan worden gemaakt.
Signalementen uit den Utrechtschen Gemeenteraad
door JAN VAN 'T STICHT.
J. W. Schubart.
Wederom heeft onze Raad en onze stad eene
geheel eigenaardige persoonlijkheid verloren in
dokter Schubart.
Al blonk hij nu juist in den Raad niet uit door
veel- en welbespraaktheid er zijn er wel, die
de laatste eigenschap geheel missen en aan de
eerste desniettemin den vrijen teugel vieren in
de stad was hjj zóó algemeen bekend, dat zelfs
kleine kinderen, als zij de roode wielen van zijn
rijtuig met zijn weldoorvoeden koetsier op den
bok zagen voorbijrijden, elkander aanstootten en
met kinderlijke vereeriug zeiden: daar gaat dokter
Schubart!
Hij was in de laatste jaren de ziel der
Vereeniging tot viering van nationale feesten en bij volks
feesten en kinderfeesten kon men hem nog altijd
vooraan zien om kleinen en grooten te wijzen op
de beteekenis van den dag ... v /or het Vaderland
en voor het Huis van Oranje!
Die beiden waren in zijn hoofd en hart zoo onaf
scheidelijk verbonden, dat zij naar zijne overtuiging
in waarheid slechts n waren. En hij verstond
het om met zijn eenvoudig, gemoedelijk woord die
overtuiging op het juiste oogenblik met zoo blijk
bare oprechtheid uittespreken, dat zijn hoorders
altijd door zijne geestdrift werden medegesleept.
Ik heb het voorrecht gehad den braven,
eenvoudigen Schubart jarenlang te kennen en vooral
ook in den laatsteu tijd zijne toewijding aan de
belangen der gemeente te bewonderen. Het kon
eok haast niet anders of hij moest onze stad lief
hebben. Hij is er meen ik, geboren en had er
in elk geval zijn zorgelooze jeugd doorgebracht.
Hoe hij zijne militair-ree lisolie loopbaan in het
Militair Hospitaal alhier begon als ,pü" met het
korte huisje aan mouwvest heet dat in het
leger en den langen degen om, w^et ik alleen
van hooren zeggen. Ik had eerst de jaren des
onderscheids bereikt toen hij reeds de epauletten
droeg en de heusche, de oorlogzuchtige sabel hem
om de heupen hing. O, die sabel! Ik hoor hem
nog rinkelen in de schede als hij, de
vredelievendste mau der wereld, met geestdrift sprak van
goed en bloed, dat wij moesten veil hebben voor
Vaderland en Koning! In '63 bij de viering van
oni 50-jarig onafhankelijk volksbestaan, op dien
gedenkwaardigen Kozakkendag, 28 November, zag
ik hem de ouden van dagen, die den slag van
Waterloo hadden moegestreden, van den grond
opheffen en naar het rijtuig dragen, waarin zij
IIIIMIIIIItllllllllMfllltHllllllllllllllltllllllllllllllllllllllllllll
Darcy, z\jn mouwen omlaag trekkende, ver
scheen op den drempel.
'Jongens, jongens, wat zal daar een massa hout
voor noodig zjjn, juffrouw!"
«Meneer Darcy, het spijt me verschrikkelijk,
dat ik n voor niets zoo heb moeten lastig vallen;"
en op den brief wijzende, vervolgde ze, »ik ga
oogenblikkelijjk op reis, en ik moet zóó ver, dat
ik al myn opgespaarde geld wel zal noodig
hebben... We moeten dus nog maar weer een
beetje geduld hebben, meneer Darcy."
En meneer Darcy antwoordde op
gemoedeIjjken toon : »Tot uw dienst juffrouw Herbault,
u hebt slechts te kommandeeren."
II.
En juffrouw Herbault ging op reis.
Oom Aristide verkeerde werkelijk in hoogst
edenkelyken toestand, niettemin slaagde hij er
met alle krachtsinspanning in, zijn nicht te
herkennen. Maar het scheen of met deze poging
z\jne laatste krachten geheel waren uitgeput,
want bijna onmiddellijk, nadathijjuffrouw Herbault
de hand had toegestoken, viel hy achterover en
verzonk in een toestand van volslagen
machtelooaheid, waaruit hij niet weder ontwaakte.
Juffrouw Herbault verliet geen oogenblik de
donkere, muffe ziekekamer en paste met de haar
eigen nauwgezetheid den zieken oom op, geheel
vergetend, hoe onheusch hy vroeger haar en de
haren bejegend had. Vergeefs ried de dokter
haar aan, eenige beweging of verstrooiing te
nemen. Wat zou ze in 's hemels naam doen in
die vreemde stad, waar ze niemand kende en
weg noch steg wist? Ze bleef dus thuis en
wanneer er niets anders voor haar te doen was
zocht ze zichzelf afleiding te bezorgen, door aan
de toekomst te denken.
Zjj voelde een groote gejaagdheid in haar
binnenste opkomen, als ze dacht aan het aan
staand wederzien.
Haar beste Paul!! Hoe zou ze hem terugvinden.
Ze had hem sinds die voor haar zoo
onvergetelyke reis naar Arachon, toen hij in gezelschap
was van zy'n nu gestorven moeder, niet weer
gezien. Dat zou nu al acht jaar worden dezen
zomer. Ze herinnerde zich nog met een stillen,
den optocht door de stad gingen maken. En die
gebrekkige ouden, vol dankbaarheid, lieten zich
medesiepen door des dokters geestdrift en stemden
met hunne bevende stemmen mede in, in het toen
algemeene feestlied en zongen zwaaiend met hoeden
en handen: Weg met Napoleon leve Willem drie.
Wat de dokter al niet deed in '64 en '66, toen
de Pruisen zegevierend tegen de Düppler Schanze
en Oostenrijk waren opgetrokken en men hier te
lande beducht begon te worden, dat de Z
ndnadelgeweren ook weieens op ons konden worden gericht,
om bij het volk het bewustzijn te doen post vatten,
dat Nederland zich kon en moest verdedigen, dat
zal de historie later aan onze nazaten wel
mededeelen.
Met zijnen vriend Klokke werd de oprichting
der burgerscberpschutters-vereeniging de Zwijger
voorbereid, en ofschoon de leden daarvan geene
andere militaire uitrusting hadden dan de buksen,
die hun bij hunne oefeningen ter beschikking wer
den gegeven, droegen zij toch, wanneer zij, zooals
dikwijls gebeurde, en corps door de straten trokken
ter onderscheiding van hunne medeburgers witte
hoeden met een groen lintje om den breeden rand
gezoomd. Ik zie hen nog, ik weet niet meer bij
welke gelegenheid, een langen propagandatocht door
de stad maken, de oude professor Vreede mede in
het eerste gelid, en in de bijeenkomst, die daarna
gehouden werd, teekende ieder aanwezige de
oude professor alweer bovenaan eene plechtige
verklaring dat hij zich verplichtte om in tijden van
gevaar de wapens ter verdediging van het vader
land optenemen. Dat was een bewijs van grooten
moed in die dagen toen er zooveel en aanhoudend
over aanstaand gevaar gesproken en geschreven
werd, dat iedereen dacht dat een oorlog onver
mijdelijk was.
En het hielp, de geestdrift plantte zich voort!
De Weerbaarheid werd opgericht, een uniform
maakte het lidmaatschap daarvan voor de jonge
lingschap zeer begeerlijk, zelfs de Koning ver
scheen m dat uniform en eindelijk werd er in de
heide aan de Bilt een legerkamp gehouden in
echte soldatententen, te midden waarvan boven
de Koninklijke tent de standaardvlag woei, als
blijk der aanwezigheid van Zijne Majesteit tusschen
zijne getrouwe onderdanen.
Welke vreugde, welke voldoening voor Schubart,
die in dien tijd met zijnen vriend Klokke onver
moeid was bezig geweest om de liefde voor vorst
en land bij het volk aan te wakkeren. Alles,
zelfs de toen pas herlevende onschuldige rederijkers
kamers, werden daartoe dienstbaar gemaakt. Daar
werden bij voorkeur stukken gespeeld, die betrek
king hadden op onze vaderlaudsche geschiedenis:
het Kind van Staat of Montigny en dergelijke, en
als dan na de voorstelling de dames naar huis
waren gebracht en de heeren, teruggekomen, de
beenen nog eens gezellig onder de tafel schoven,
dan declameerde dr. Schubart: de taal is gansch
het volk! En Klokke liet er op volgen, dat we
in die taal het eerst den lieven moedernaam had
den leeren stamelen. En als er bezoek van buiten
Was wat heel dikwijls gebeurde dan sprong
Boele uit Kampen op een stoel en toostte met
zooveel geestdrift op ous roemrijk voorgeslacht,
dat iedereen de handen al klaar had om in luid
applaus los te barsten. Maar vóórdat die uitbar
sting kwam, stond de lange figuur van Vrugtman
uit Zutfen boven op een tafel en dwong de ge
heele vergadering ademloos naar hem te luisteren,
als hij met uitgestrekte armen en grooten nadruk
de versregels declameerde uit den Montigny:
O, als dan 't nageslacht, zoo groot zoo rijk gezegend,
Zich in dan heilstroom baadt, die op zijn velden regent,
Dan, dan vergele het nooit, wat arm het heeft verlost
En welk een zee van bloed zijn vrijheid heeft gekost!
Het donderend applaus, dat na die regels uitbrak,
werd door niets geëvenaard dan door het bedonderd
gezicht van den heer Boele, wiens schitterende
toost geheel vergeten was door de rederijkers.
geestdrift, waarmede zijn concurrent de aan allen
llimlimiiMMili IIIIIIMIIIMIII MIIIIIIII ; minimi
weemoedigen glimlach haar blooheid en tevens
haar vyandige nieuwsgierigheid, toen ze voor den
eersten keer het huis binnentrad van Paul,
(eigenlek haar Paul) die getrouwd was en twee
allerliefste kinderen bezat. Maar ze had nog
geen uur in dien hartelijken, gezelligen kring
doorgebracht, of ze gevoelde zich geheel over
wonnen door de bokoorlijke Jieftalligheid van
het jonge huismoedertje en de schalksche plage
rijen der kinderen, maar hoofdzakelijk toen ze
gezien had, hoe gelukkig Paul zich voelde en
hoeveel geluk er van hem zelf uitstraalde. En
met de eenvoudigheid van haar liefhebbend hart,
bekende ze sul in zich zelve, dat zy hem niet
gelukkiger zou gemaakt hebben.
Van toen af werden de oade vriendschaps
banden weder nauwer aangehaald, men bezocht
elkaar af en toe, schreef lange brieven .. . helaas,
zooals het zoo dikwyls gaat in de wereld, ging
het ook nu. Zonder bepaalde redenen werden
de bezoeken schaarscher, de brieven korter en
langzamerhand hield alle gemeenschap geheel op.
Maar indien geen persoonlijke redenen, doch de
druk der omstandigheden oorzaak zijn van een
dergelijke verwydering, bleven de vriendschap
pelijke gevoelens toch voortleven in het diepst
van het gemoed, al schijnen ze ook voor korter
of langer tijd te sluimeren. En het was daarom
dan ook, dat juffrouw Herbault geen oogenblik
twyfelde, of ze zou van harte welkom zijn bij
dien vriend uit haar kinderjaren, den eenigen
dien ze ooit had gehad...
Toen ze aan den avond van den zesden dag
weer in aangenaam gepeins verzonken zat, werd
ze opgeschrikt door een ongewoon geluid van
den kant, waar de zieke, nog altijd bewusteloos,
lag. Ze stond haastig op, sloeg de bedgordijnen
een weinig terug. . . Oom Aristide had den
laatsten adem uitgeblazen.
Nog een heele week moest juffrouw Herbault
wachten, voordat het testament kon worden
geopend. Eerst was ze ongeduldig, daarna begon
ze ongerust te worden, want de dagen snelden
voorbij, vervelend en nutteloos en de tijd van
haar rondreisbiljet was byna verstreken.
(Slot rolflt.)
bekende regels zoo juist ter snede had uitgesproken.
Alleen dokter Schubart liet zich door die van
buiten geleerde regels niet medesiepen. Hij drong
door den kring heen, die zich om Vrugtman met
opgeheven glazen verzameld had en hij zocht Boele
op, die berustend op zijn stoel zat en drukte hem
met tranen in de oogen de band en dankte hem:
,dat was van het hart tot het hart!"
Zoo was dokter Schubart in den besten t.ijd zijns
levens! Altijd vol oprechtheid en geestdrift als hij
over het Vaderland en het Oranjehuis sprak en al
zal het hem in zijne latere levensjaren misschien
zelf wel toegeschenen hebben, dat hij zich in zijn
jongeren tijd wel wat druk gemaakt heeft voor
denkbeeldige gevaren, men zal hem altijd moeten
nageven, dat hij was een trouw en braaf man, die
meende wat hij zeide, en die de zaken, die hij
voorstond steunde met al de kracht, die hem ten
dienste stond. Vond hij in den gemeenteraad geene
gelegenheid om bijzonder uit te munten, zoodat
hij daar slechts, zooals de voorzitter zeide »als een
vriendschappelijk en aangenaam collega" nog lang
in de herinnering zal voortleven, voor vele particu
lieren, met name voor zijne patiënten, was hij een
vriend en raadsman, die het niet bij woorden alleen
liet en dan ook als een edel en braaf mensch in de
vriendelijke gedachtenis van vele burgers zal blijven
voortleven.
Al beteekenen kerkhofredevoeringen in den regel
niet veel, het maakte toch een weinig aangenamen
indruk, dat het stoffelijk overschot van dezen man,
die tijdens zijn leven zooveel gesproken heeft om
anderen te verheerlijken, in de groeve nederdaalde
zonder dat iemand van de talrijke belangstellen
den, die op de begraafplaats aanwezig waren,zich
geroepen gevoelde om den lof van den eenvoudigen
dokter Schubart te verkondigen.
iiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiuii
niiiiMiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiminiiiiutiiiintniiiiiiiiiiiiiiiiiiHiiiiiitiiiniiiiiiiiiii
Sociale paragrafen in politiële programmen.
(Slot).
ledere politiek, zegt Sombart, komt neer op
handelen men gelieve deze woorden niet
met het begrip van den verkiezingsagent,
maar ernstig filosofisch te lezen. Zij stelt zich
dus een doel en kiest de middelen, om daar
toe te geraken. Het doel is een wereld, die
de politicus zich denkt, beter dan de bestaande.
Hij heeft dus een ideaal. Waar moet dit
ideaal worden gezocht? In hoeverre is kritiek
er op geoorloofd ?
De idealen van den mensch, zoo luidt het
antwoord, hangen te nauw samen met zijn
levensopvatting en wereldbeschouwing, ook
met zijn belang, dan dat zij langs den weg
der logica kunnen worden in het leven ge
roepen. Maar de wetenschap kan de wetten
van het ontstaan en de ontwikkeling van het
ideaal, hier dus van het sociaal-politiek
ideaal nasporen; de logica kan de vergissin
gen, de innerlijke tegenspraak, de gebreken
in den bouw aantoonen; van te voren valt
dus reeds vast te stellen, welke factoren moe
ten worden buitengesloten. Uit Sombart's be
toog thans alleen de gedeelten lichtend, die
voor ons land en op het oogenblik vooral van
beteekenis zijn, heb ik twee van zijn voor
naamste stellingen te vermelden: l". Het
ideaal moet niet worden gezooht in een zede
lijke, maar in de economische, materiëele orde
der dingen, en 2°. de sociale politiek is geen
verzoenende, maar een klassenpolitiek.
Het zal menigen ernstigen socialen her
vormer vreemd in de ooren klinken, van een
zoo welgestutte autoriteit te vernemen, dat
hij met zijn streven, om de misdeelden in
deze maatschappij te steunen, om sociale
rechtvaardigheid" te betrachten, opeen dwaal
weg is. Sombart's bedoeling blijkt uit het
volgende:
De arts geneest niet den zieke met
zedelijkheidstheoriën; de hygiënist richt zijn voor
schriften niet in naar de moraal ; de kunste
naar en de geleerde vinden het ideaal waar
naar zij arbeiden binnen den sfeer van hun
werk zelf: voor den een is schoonheid, voor
den ander waarheid het hoogste. Geen van
beide zijn ethische idealen. Moet nu het
economisch leven worden verzedelijkt ? Maar
naar welke zedelijkheid dan ? Algemeen wordt
tegenwoordig erkend, dat de moraal is het
resultaat der bestaansvoorwaarden van de
menschheid in een zeker tijdperk. Men spreekt
van een neerslag" der ideeën. De duidelijk
heid van zulk een term daargelaten, zal toch
niemand, tenz'rj hij zijn moraal afleide van een
godsdienstige dogmatiek en haar voor
schriften gelden alleen voor de belijders dier
godsdienst bestrijden, dat bij het ontstaan
der moraal de economische factoren een zeer
belangrijke rol spelen. Wie dus bestaande
zedelijke k'ealen tot dwangbuis wil bestemmen
voor de economische ontwikkeling der samen
leving, zal steeds in dienst der reactie staan.
Met alle »national-ökonomen" van Frankrijk,
Engeland, Duitschland en Italiëis dat dan
ook het geval. Het gaat te snel, zoo klagen
zij, wij verliezen bij dit snelle tempo al onze
schatten van beschaving, de zedelijke evolutie
houdt niet gelijken tred met de economische,
enz. Een karaktertrek, gemeenschappelijk aan
de ethische en de meeste christelijk-sociale
economen eigen is de instinctieve angst voor
grootkapitalistische ontwikkeling en de voor
liefde voor den kleinen boer, den kleinen
handwerksman, den kleinen huis-industrieel.
De natuurlijke verklaring hiervan is, dat de
idealen dezer leiders behooren bij het
voorkapitalistische tijdperk. De wetenschappelijke
sociaal-democraten hebben dan ook bij hun
postulaten voor de toekomstmaatschappij van
alle ethische eischen afgezien, daar deze telkens
slechts door de menschen van het heden, voor
de tegenwoordige maatschappij, kunnen wor
den gesteld. »Etisehe" sociale politiek is uit
den aard der zaak altijd obstructionistische
politiek.
En dan, ethische politiek heeft een aange
boren neiging naar daden zonder samenhang,
naar oogenblikkelijk succes. Zij regeert oppor
tunistisch, »von Fall zu Fall". In de meeste
moderne staten, waar haar volgelingen aan
het roer zijn, wordt een beginsellooze
zigzagkoers gevolgd, van nature gebrekkig van
resultaat. Er is een klopjacht op al wat
handel heet, met den maatstaf van verouderde
toestanden meet men een nieuwe wereld;
men maakt het dolzinnigste onderscheid
tuaschen productieve en impioductieve standen,
en tracht de laatsten, met een beroep op de
eeuwige waarheden van zedelijkheid en gods
dienst in hun arbeid zooveel maar mogelijk
is te beperken. De beste theoretici mogen
anders raden, in de praktijk geschiedt het zoo.
Het ernstigste bezwaar echter formuleert
Sombart aldus: »Aan de sociale politiek een
ideaal te doen geven door de moraal, sluit
de bekentenis in dat het van oudsher «zedelijk
geoorloofde" de perken vormt, waarbuiten
het economische leven zich niet mag ontwik
kelen. Daardoor echter worden de voort
brengende krachten in boeien gelegd, en wordt
een zegenrijke ontwikkeling van het maat
schappelijk leven belemmerd. Niet het zede
lijke mag de grens zijn, waarbinnen de samen
leving zich ontvouwt, maar de economische
behoeften vormen de grens, waarbinnen de
moraal moet worden verwezenlijkt. Binnen
de grenzen eener economisch meer volmaakte
maatschappij zich te richten naar de eischen der
moraal, zal altijd mogelijk zijn. Maar onmoge
lijk is het, niet alleen moreel te leven, maar te
leven zonder meer, wan n eer de economische ont
wikkeling tot stilstand komt, of wij moeten
van onze geheele beschaving afstand doen. Dit
offer zouden wij in ieder geval moeten bren
gen, wilden wij uit «ethische'' overweging een
hoogere economische ontwikkeling tegen hou
den De moralisten hebben slechts de
bestemming, om in de zich vervormende
economische samenleven het aanpassend zede
lijke te vinden. Het is de verhouding van
het Bleven" en »wel leven" van Aristoteles,
die hier geldt: zonder economischen vooruit
gang houdt het »leven", en daarmede het
»wel leven" op. Wat in den naam van het
nvel leven" aan het »leven" in den weg staat,
moet onvermijdelijk noodlottig zijn."
De sociale politiek is een klassen politiek.
Wel moet zij een systematisch algemeene zijn,
in dezen zin, dat iedere maatregel moet passen
in het stelsel, en dit het geheele maatschap
pelijk leven moet omvatten, maar zij erkent
de tegenstelling van specifieke belangen van
ieder der door haar geconstateerde klassen,
uitvloeisels van verschillende productievormen.
Een verzoening zou slechts denkbaar zijn in
den vorm van een labiel evenwicht, en daarbij
zou geen rekening worden gehouden met de
ervaring, dat het economisch leven zich voort
durend tot nieuwe vormen ontwikkelt, dat in
liet bijzonder in onzen tijd het kapitalisme
de tendenz heeft naar uitbreiding en alleen
heerschappij. Wie voordeel heeft bij het
bestaande, heeft schade bij het wordende, en
een sociale politiek, die tegelijkertijd de een
vorm handhaaft en de andere, die haar ver
dringt, tegemoet komt, heeft doel noch richting.
Zij moet weten, hoe de ontwikkeling van de
samenleving gaat, welke vorm de andere
verdringt, welke sociale klasse in de plaats
treedt van welke andere. De geschiedenis
leert ons dan ook, dat alle sterke, jonge
regeeringen een duidelijk uitgesproken klas
senpolitiek in toepassing brengen, dat zij
met kracht de partij nemen der telkens om
hoog strevende economische klasse.
Wat den inhoud van het ideaal betreft, is
reeds opgemerkt, dat het zal wisselen naar
ieders bijzondere levensopvatting. Maar
sommige punten zijn voor den westelijken
Europeaan van dezen tijd wel als algemeen
geldend aan te nemen: de handhaving en
vermeerdering onzer moderne beschaving, de
handhaving en bevestiging der nationaliteiten,
althans tegenover de minderwaardige
oosteuropeesche en aziatische volkeren, een natuur
lijke vermeerdering der bevolking, verbreiding
der beschaving tot altijd breedere kringen
uit de bevolking, zooveel mogelijke verbetering
der materiëele levensvoorwaarden, of m. a. w.
zoo uitgebreid mogelijke beheersching der
natuurkrachten en een zoo groot mogelijke
ontheffing van economischen arbeid.
»Een gezonde sociale politiek" tot deze
conclusie komt eindelijk prof. Sombart