Historisch Archief 1877-1940
No. 1034
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
»moet zich ten doel stellen den sterkst
mogelijken steun voor de sociale klassen die den
economischen vooruitgang vertegenwoordigen,
omdat slechts daardoor haar ideaal, de hoogste
ontwikkeling der productieve krachten, kan
worden verwezenlijkt, en deze verwezenlijking
in het belang der beschaving onafwijsbaar
wordt geëischt."
Of: >Het ideaal der sociale politiek is het
economisch-volmaakte; dit wordt vertegen
woordigd door het op iederen
ontwikkelingstrap hoogste economische stelsel, d. i. het
stelsel dat de grootste productiviteit bezit."
F. M. C.
IIIIIIIIIIIIIIHIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIltllMIIIIIIIIIIIIIIIHIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIHI
U
ziek
iu de Hoofdstad.
De bladen hebben Brahtns herdacht in korte of
lange artikelen, en de concertbesturen hebben dit
gedaan door het organiseeren vanBrahms-avonden.
Ik begrijp nog altijd niet waarom men juist
een geheelen avond aan een componist wijdt,
wanneer hij herdacht moet worden, want er zijn
maar weinig componisten die zulk eene
Uebersattigung" verdragen kunnen. Vooral Brahms met
zijn vaak donkere, diepe tinten, en volle massale
effecten dreigt onder zulk een overvloed topzwaar
te worden. Dat is dan ook de reden dat ik van
de beide Brahms-avonden die elkander onmiddel
lijk opvolgden slechts n heb bijgewoond n.l. de
zevende kamermuziek-soiree van Toonkunst, en dat
ik de uitvoering in het Concertgebouw ter eere
van Brahms maar eens heb verzuimd.
Bij de uitvoering van werken van een componist
neemt men gewoonlijk een chronologische volgorde
in acht, men zorgt er althans voor dat de rijpste
werken van den meester voor het laatst bewaard
worden. Op dit programma zag men het eigen
aardig verschijnsel dat wij eerst een werk kregen
ontstaan in 1875 (Quartet opus 60) toen een van het
jaar 1866 (Sonate voor piano en violoncel opus 38) en
eindelijk een gecomponeerd in 1861, (Sextet opus 18.)
Op het oog is deze rangschikking averechts ver
keerd doch bij het aanhooren zal het ieder gebleken
zijn dat het Sextet, dat vriendelijke, zonnige werk,
dat Brahms na langen tijd niets van zich te
hehben laten hooren in 1861 openbaar maakte,
een zeer schoon slot was.
Met zijn twee Serenades (opus 11 en opus 16)
trad Brahms een nieuwe periode in; de grüblende"
nevelachtige stemming maakte plaats voor helder
der licht, en klaarder vorm. Toen was het Sextet
het liefelijkste en meest harmonische werk dat hij
tot dien tijd had voortgebracht; dat is het tot heden
gebleven. Er spreekt nog altijd dezelfde jeugdige,
frische geest uit dit werk.
De treurtonen van het pianokwartet in C. kl. t.
gaven eene inleiding vol stemming en de schoone
uitvoering, zoo vol piëteit, verstoorde dien indruk
iu geenen deele.
En daar nu Brahms in den loop van den avond
een steeds jonger uiterlijk aannam bleef de hoor
der zich frisch gevoelen en ontmoetten wij den com
ponist nog eens van zijn allergunstigste zijde.
Want het is juist in de werken voor kamer
muziek, zooals ik voor acht dagen schreef
dat deze meester hoogst waarschijnlijk het langst
zal leven. In die werken evenals in zijn
Requiem blijft hij voor ons het meest groot en
grootsch.
Ook de zoo sympatieke Sonate voor piano en
violoncel, door de heeren Köntgen en Mossel voor
treffelijk gespeeld hoewel iu de finale de ver
houdingen van kracht niet gelijk waren heeft
tot die schoone stemming veel bijgedragen. Aan
het slot brachten de toehoorders van harte hulde
aan de heeren Röntgen, Cramer, van Adelberg,
Hofmeester, Mossel en Meerloo, voor de schoone
wijze waarop zij den meester herdacht hadden.
Konden wij alleen met woorden getuigen, hun was
het gegeven door daden te spreken.
Niet alleen door den ernst en het talent waar
mede die daad werd verricht, doch ook door den tact
waarmede het programma was gekozen, hebben deze
kunstenaars ons zeer aan zich verplicht.
Nu deze concerten geëindigd zijn, voegt het tevens
te verklaren dat de zeven soirees door de zorgvuldige
voorbereiding zeer veel kunstgenot hebben verschaft.
Wanneer nu ook aan een reeds vroeger geuit ver
langen, om aan het strijkkwartet een ruimer plaats
op deze programma's te geven, zal worden te gemoet
gekomen, blijft er niets meer te wenschen over.
* *
*
Er is in den laatsten tijd heel wat geschreven,
en nog veel meer gesproken wellicht over
het plan van de Ned. Opera om Wagner's Walküre
op te voeren. Vooral na de wijze waarop de
WagnerVereeniging de werken van Wagner in ongerepten
staat tot ons brengt, was men lang niet zonder
zorg hoe die proef daar zou uitvallen. Men heeft
er vooruit allerlei grappen over gedebiteerd en
geen scherpe aanvallen aan de directie bespaard.
naar aanleiding van de geruchten die zich nu en
dan over de plannen omtrent de wijze van be
zetting en instudeering verspreidden.
Wij hebben niet te beslissen of men daar al of
niet goed aan deed, doch wanneer het waar is dat aan
vallen den getroffene prikkelen tot scherper krachts
inspanning en strenger eischen aan zich zelf, dan
heeft het voorzeker zijn zeer goede zijde. Het komt
mij voor dat zulks werkelijk het geval is geweest,
want de uitvoering heeft meer goeds gegeven
dan men had durven of kunnen hopen.
Natuurlijk was de medewerking van het orkest
van het Concertgebouw, dat dit jaar reeds zulk een
voortreffelijke vertolking van de Walküre, onder
Viotta's leiding had gegeven, voor dien uitslag
van de grootste beteekenis, doch ik moet tevens
getuigen dat er onder de medewerkers waren die ons
werkelijk deden genieten en dan noem ik in de eerste
plaats de heeren Orelio en Urlus. Hoe uitstekend de
heer Orelio Wotan zou vertolken kon men gerust
voorspellen, doch voor den heer Urlus was ik
niet weinig bezorgd. Deze heeft, althans in
de eerste acte, van Siegmund eene interpretatie
gegeven, die in zooveel opzichten te prijzen
was, dat aan dezen zanger een zeer schoone toe
komst kan worden voorspeld. Want hij die
als geheel ongeschoolde, met niets dan zijne stem
voor drie jaar de planken betrad, bewijst nu reeds,
dat hij niet alleen van nature zeer begaafd is, doch
dat hij ook een groote mate van intelligentie be
zit, die bij opera-tenoren wel eens zoozeer ont
breekt, dat er zoowel in Frankrijk als in
Duitschland spreekwoorden op gemaakt zijn.
Ik treed in geen vergelijking niet de opvoerin
gen die geheel in den geest van het werk ge
geven worden, zooals b.v. onze Wagner-vereeniging
doet. Men hebbe deze uitvoering alleen te
beoordeelen in vergelijking met de wijze zooals de
deelen uit den Ring des Nibelunyen, in de gewone
opera-theaters in Duitschland gegeven worden.
waar even goed coupurezonden bedreven worden
en waar men niet altijd zulk een orkest tot zijn
dienst zal hebben.
Het niet al te talrijke publiek was blijkbaar
onder de verrassing van het meevallen, want aan
het gejuich kwam geen einde en wanneer men dit
als hulde op mag vatten voor de onvermoeide zelf
opofferende inspanning van den heer Van der Lin
den en van de zangeressen en zangers, dan stem
ik met die hulde iu.
Beschouwt men de zaak van den
streng-artistieken kant dan zijn er hoogst ernstige aanmer
kingen te maken. Een der grootste is wel deze: dat
de heer van der Linden, zooals bij kleinere
operaen operetten-theaters te doen gebruikelijk is, uit
een klavier-uittreksel dirigeerde. Daardoor mistte
het orkest de eigenlijke leiding en was het vaak
geheel aan zich zelf overgelaten.
Deze handelwijze komt mij dan ook onverklaar
baar voor. Ik heb het orkest bewonderd dat het
over bet geheel zoo vast en zeker was, doch wan
neer er storingen wareu en die bleven niet
uit dan duurde de verwarring veel langer dan
anders het geval zou zijn geweest.
De hoofdverdienste van deze uitvoering is vooral
dat allen zoo ernstig gestudeerd hebben. Zelfs het
zoo moeilijke Walküren-ensemble zat er tamelijk
vast in.
De heeren Orelio en Urlus hebben deze opvoe
ring gedragen" zooals men dat noemt, doch ook
de dames Engelen-Sewing, Culp-Kiehl en de heer
Engelen hadden veel zorg aan de instudeering
besteed. De gast mevrouw Adini had in de
derde acte zeer schoone oogenblikken; hare
persoonlijkheid en haar spel maakten veel indruk,
doch in de tweede acte kon deze vibreerende en vaak
detoneerende Brünnhilde ons niet in de vereischte
stemming brengen, later wel.
Het publiek heeft zooals ik zeide de solisten
en later de heeren Dibbern en van der Linden
stormachtig toegejuicht. De regisseur heeft met de
beschikbare middelen gewoekerd (de ongelukjes en
ongelukken die er passeerden, zullen een volgende
maal wel veel minder voorkomen) en blijkbaar op
goede standen en gebaren invloed uitgeoefend.
De heer -<-an der Linden heeft door de grootste
krachtsinspanning aan de voorbereiding te besteden
en een uitstekend orkest te eugageeren getoond
dat hij, zooveel het in zijn vermogen was, aan
deze opvoeringen luister wilde bijzetten. Ik geloof
niet dat er ooit bij dit gezelschap zoo hard ge
studeerd is als thans het geval is geweest, en dit
moet gewaardeerd worden, hoe men ook moge
denken over een opvoering in deze omgeving en
onder deze omstandigheden.
Het was storend dat de gesprekken van Wotan
en Brünnhilde in twee talen geschiedden, doch dat
kon men vooruit berekenen.
De vertaling van Mr. Frees is voorzeker met
veel voorliefde bewerkt en vaak is het de ver
taler gelukt de alliteraties er in te houden.
Wanneer ik voor die vertaling echter weinig
gevoel, ligt dit dus aan de ontgoocheling die
iedere vertaling van zulk een werk geeft, en
daarom zou ik wel willen vragen: zou het zulk
een onoverkomelijk bezwaar voor de Ned. Opera
zijn geweest nu de Walküre toch opgevoerd
wordt, dit in de oorspronkelijke taal te laten
zingen. Het bezwaar dat de koristen geen Duitsch
kennen, vervalt hier natuurlijk, want koren zijn
er niet. Juist met zulk een werk ware een proef
te nemen.
M ut een goeden soullleur komt men een heel
eind; de thans in fupctie zijnde deed trouwens
bij deze opvoering wel wat al te ambitieus zijn
plicht.
VAX MlLLIGtX.
Een Meesterwerk
Dat is het, die nu pas verschenen tweede druk
van de gedichten van Jacques Perk, waarbij T.
Nieuwenhuis zulke prachtige boekversieringen maakte.
En eenig in zijn soort is het tevens hier in Neder
land zoowel misschien als in het buitenland, het
eerste werk, zou ik bijna zeggen, dat hier het
nieuwere streven voortbracht, dat compleet is, een
geheel vormt, dat aan alle kanten bijna even
egaal en moot is, en welks verschijnen men een
gebeurtenis noemen mag. Niet geheel allén voor
de kunst, die zich bezig houdt een boek naar rechte
inzichten te verluchten, maar ook voor den ont
werper en uitvoerder zelf, T. Nieuwenhuis, die
zich nu niet n grooten zet ver boven zijn vroe
gere werk verheven heeft, en hiermee toont een
van ons sterkste krachten op dit gebied te zijn.
Want zoodra men dit betrekkelijk kleine boekje
in handen neemt, endoor den stemmigen, misschien
al te soberen band, den indruk van een plechtige
innigheid heeft gekregen, dan wordt die stille aan
doening zoo mooi aangevuld door de sobere ver
sieringen op de bladzijdjes van binnen, dan stem
men die kleuren van de randjes, die kleine rijk
spelende lijntjes in dof-geel of heel zwak-paarsch
zoo volkomen met het mooie Hollandsche papier,
dan zijn de letters zoo tevreden-bedaard geschaard
in de steeds afwisselende versieringen, dan stem
men de mooie gedichtjes zoo volkomen met hun
uiterlijk, dat er van heel dit boekje een intieme
goedigheid en kalme meêwaardigheid uitgaat, die den
gevoelige o zoo veel genot bij het lezen en zien
kan geven.
En zoo is dit kleine bundeltje geheel, zoo vol
gehouden in soberen eenvoud, stilheid en
zachtmoedigen ernst, zoo intiem zachtjes bedrukt met
mooie kleurtjes, zoo genoegelijk overal gelijk
beteekend met steeds wisselende randjes en bloeme
tjes en tintjes, zoo mooi gelijkmatig zijn de let
tertjes, zoo compleet is de indruk dat men er
van verbaasd is in dezen tijd zooveel volmaaktheid
bij elkaar te vinden. Vooral is het stilletjes en
kalmpjes bedacht, stemmend door groote fijnheid
en allerkinderlijkste eenvoudigheid van combina
ties, zonder kunstvertooningen, zonder
buitengewonigheden, zonder eenige aanstellerigheid, welke
dan ook, vooral zonder dien zucht buitenlandsche
producten na te maken, zonder de minste onzui
verheid op welke manier dan ook.
Het is hier een bloem van eigen bodem, zoo
echt Hollandsch, zoo intiem, zoo huiselijk echt,
dat men er gaarne iets van die stille blijmoedig
heid in wil vinden, die de oude Hollanders de
kracht tot het maken van die kleine, huiselijke
schilderijtjes te maken, gaf. De band is in rood
op zwart versierd, met kleine witte bandjes bij den
rug. Het titelplaatje is, als ik het zeggen mag,
niet zoo mooi als de andere bladzijden, en dat
komt misschien door het zwart, dat daar te veel
domineert, en de al te sliertige ornamentjes en
letters, het heeft iets hards en scherps. Maar dat
is ook 't eenige blaadje wat dit heeft, al dadelijk
de voorrede daarachter is in zwak-paarsch met
goudend okergeel, een volkomen stemmige har
monie in lijn en kleur, en zoo gaan die paarsche
randjes door, steeds met geel afgezet tot aan de
inleiding toe, tot blz. 34, daar wordt het oker
geel een meer roodbruine kleur, heel licht, heel
stemmig, om op blz. 49 in een combinatie van
paarsch en heel licht groen over te gaan. Op
blz. 55 worden de randjes heel lichtelijk
bruingeel, en de inleiding van Willem Kloos sluit, op
blz. 66 met een allereenvoudigst ornamentje in
bruin, oranje en lichtgeel. Eu die bladzijde wordt
geflankeerd door den titel voor de //Mathilde"
Een Sonnetten krans." En een mooie krans is
het die hier in beeld, in grijsbruin, geel en oranje,
de zelfde stemming als straks de woorden geven
wil. Dan daar achter de titel van het eerste boek.
Dit plaatje en de titel van het derde boek
komen mij nog de meest geslaagde van dit werkje
voor, als er van een vergelijking al sprake zou
mogen wezen. Dit is in heel licht bruin voor de
contouren, oranje-geel en lieht-groen voor de tinten.
Het derde boek in grijs-paarsch voor de omtrek
ken, een beetje donkerder groen en prachtig
oudrood voor de blaadjes en bloemetjes.
Het zijn twee superbe bladzijden, en in kort zij
genoeg er mee gezegd dat hier bereikt, is, wat met
mogelijkheid, alles in aanmerking genomen, maar
bereikt kan worden.
De titel van boek II is in heel licht paarsch
met een bijna onzichtbaar jue nuanceering van
geel-rood.
Boek IV is van een zeer grootsche lijn-construc
tie, iu grijs, licht-groen en heel weinig licht-blauw,
in den rand die om het opschrift de Schim van
P. C. Hooft" met zoo groote subtiliteit gezet is,
zoo haast téfijn, tévoorzichtig genoemd mogen
worden, maar hoe aller prachtigst is die combinatie
van licht grijs en rose en groen. En opmerkelijk
is het dat bij die zoo teerc kleuren het zwart van
de letterdruk toch niet grof of zwaar lijkt. Is dat
niet een zeldzaam bewijs van veel overwogen har
monie?
Den titel van Iris" is sterker, en van een
ongelooflijken eenvoud, zelden zag men mooier
kleuren-geheel, het blauwgroen van die wit begolfde
zee is prachtig, en voor de overige gedichten en
fragmenten" is een voorblad dat iu eenvoudige
pracht met de andere bladzijden wedijvert.
Hier en daar zijn er randjes, als op blz. 4, 65,
',)7 en 137 vooral, die men onverbeterlijk zou
kuunen noemen ; alle kleinere sluitstukjes zijn gewoon
weg prachtig, de schutbladen zijn wel bedacht en
vau een charmcerend geel, het geheel is meesterlijk
en waardig, en dit is het eerste van deze werken
die hier verschijnen, waarvan ik met blijrnoedigheid
mag zeggen dat aan alle verwachting meer is dan
voldaan.
H. MOLKEXBOKU.
Reclame.
In de Voetboogstraat, juist recht tegenover het
mooie oude gevangenpoortje, waarvan men de zware
houten deur door een schraal ijzeren hek vervan
gen heeft, is een groot plakaat als reclame yoor
een vakteekencursus neergehangen, dat niettegen
staande de geaffecteerde constructie met driehoeken
en andere schijnbare beredeneerdheid, een staaltje
van wansmaak en wanbegrip mag heeten. Het
lijkt vooral of onduidelijkheid in de letters hier
tot een deugd gerekend werd.
TH. M.
De vereeniging Nijmegen Vooruit heeft een prijs
vraag voor een reclame biljet uitgeschreven. De
eerste prijs is f 250.?. De tweede f 100.?. De
ontwerpen moeten vóór l Juni bij den secretaris
zijn ingekomen.
Maandag, de tweede Paaschdag, opent de Salon
te Parijs, in de Champs Elysées, en een paar dagen
daarna die op het Champ-de-Mars.
Het Louvre zal twee schilderijen van Ingres
rijker worden de Venus anadyomene" en een
origineele kleinere repliek van het bekende schil
derij La Source." Zij zijn, sinds ze uit het
Luxembourg werden genomen, waar allén schil
deringen van nog levende meesters mogen hangen,
steeds /./en depot" gebleven, en krijgen nu eerst de
hun toekomende plaats.
De Prix de Rome is dit jaar voor bouwkundigen
bestemd den 5 Juli begint het toelatingsexamen
tot den eindkamp.
MllinijliiMiiiiiimiimminmiMiiiiilill
Gedichten yan lacunes Perl ^
De eerste en de thans verschenen tweede uitgave
van Perk's gedichten omvatten een tijdperk onzer
letterkunde. Want al zal niemand meenen en hopen,
dat de Nieuwe Gidsbeweging geëindigd is, midden
tusschen '82 en '97 ligt het zeker aantal jaren,
waarin een voor ons kleine land groot getal jonge
artisten in poëzie en proza gezamenlijk met grooten
aandrang optraden in het orgaan, welks naam het
wachtwoord voor een streven naar zelfstandige
schepping en de aanwijzing op een soort van doen
en durven geworden is.
De tijd gaat snel, en menigeen, die in den aan
vang dier vijftien jaren tot de geuzen behoorde,
wordt aan dit eind dier periode door velen in het
land tot de klassieken gebracht, en zelfs als voeder
voor ziel en geest aan de breede schare aanbevolen. 2)
En het is een bevredigende gedachte, dat hij, die
eertijds met devotie en ernst als wegbereider voor
een nieuwe kunst aan het publiek werd voorgesteld,
thaus wederom, nu inderdaad voor die nieuwe
kunst een publiek gewonnen is, met ernst en
devotie herdacht wordt; wederom een uitgever vindt
die vertrouwen in hem stelt en een artist, die met
vromen zin zijn kunst onderwerpt aan het schoou
van den poëet, wiens werk hij versiert.
Want Perk heeft het eerst de omvorming van
geus tot klassikus ondergaan. Zeker niet, omdat
men zoo spoedig de schoonheid van zijn gedichten
erkende, doch zoo men niet huivert om aan een
droevige gebeurtenis een goed gevolg toe te schrijven,
men geve toe dat zijn vroegtijdige dood de harten
ook voor zijn kunst zachter gestemd heeft, en
menigeen daarom met minder vijandige gezindheid
den bundel doorlas, welke toch voor den tijd van
zijn verschijnen zooveel militants bevatte.
Inderdaad, zeer veel militants. Terwijl reeds
sonnetten, hier en daar verschenen, als een verraad
aan de vaderlandsche traditie beschouwd werden,
kreeg men hier een bundel voor zich, bijna geheel
uit sonnetten bestaand. Terwijl men het sonnet van
gekuusteldheid, ran belemmering en vermoording
der inspiratie beschuldigde, kreeg men hier niet
alleen vele sonnetten, doch een met overleg
gecomponeerden cyclus van klinkdichten. Terwijl meu
oordeelde, dat een dichter noch mag napluizen,
noch nageplozen worden, kreeg men hier subtiele
psychologiën van den poëet zelf en aanteekeningen
op zijn werk. Terwijl men de stelling liefhad, dat
een dichter waarde heeft door zijn gedachten, kreeg
men hier in talrijke losse fragmenten regels en brok
ken regels, die enkel om de wijze van uitdrukking
beteekenis konden hebben. Terwijl men gewoon was,
dat een poëet bij ons zaken van huiselijk of politiek
belang bezong, werd men hier geplaatst voor de
ontvouwing van een zieleleven, dat met huiselijk
heid, politiek of maatschappij niets te maken had.
Terwijl men van een jongen dichter verlangde, dat
hij blijheid, eenvoud, joligheid geven zou, vond men
hier naast kunstige verzen zwaarmoedigheid,
wijsgeerigheid en geen vroolijkheid. Terwijl men zich
reeds vreemd gevoelde tegenover al deze nieuwe
verschijnsels, werd al dit nieuwe in een zware
voorrede met den meesten nadruk als goede lite
ratuur verdedigd en als de inwijding van een nieuwe
aera aanbevolen.
Xogtans, gelijk ik zeide, was de gezindheid tegen
over Perk's gedichten minder vijandig, dan men om
het militante van zijn bundel denken zou. En ging
het eensdeels zoo om de oorzaak reeds genoemd,
van belangrijken invloed ook, verbeeld ik mij, was
de cordaatheid van het optreden der uitgave. Zoo
de bundel militant was, zij was niet brutaal en
terwijl de heeren uitgevers geenszins getransigeerd
hadden met hun opvatting, moest toch wel iedereen
een ernst bij hen bespeuren, die geen plaats over
liet voor de gedachte aan dollemans-of
kwajongenswerk. Op zijn minst had Perk althans twee man
nen gevonden en de naam van n hunner was
groot in het land die hem zér eerbiedigden en
liefhadden, en het kon niet anders of dit
werkte