Historisch Archief 1877-1940
No. 1035
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
DAMEjS.
Laura MarMi,
(Slot.)
Lilly's denkbeelden komen duidelijk uit in het
laatste, met veel talent geschreven hoofdstuk.
Man en vrouw staan aan de deur van hun
hoeve, als zij op een afstand touristen zien aan
komen. Zij trekken zich terug om niet door
dezen aangesproken te worden. Maar de touristen,
zooals 's zomers in deze eenzame landstreek
meer gebeurt, komen toch op het erf, vinden
hen by hun tuinarbeid en vragen of er melk te
kry'gen is. De bewoners kunnen niet laten, in hun
werkpak voor den dag te komen en de reizende
familie min of meer gastvrij te ontvangen. En
nu ontpopt zich een der dames van 't gezel
schap als een oude kennis uit Lilly's pensions
tijd. Op verzoek neemt zy deze mede in haar
slaapkamer en kry'gt daar een heele confidentie,
van in dien tusschenty'd opgedane levenserva
ringen. De stadsdame is indertijd door hare
moeder uitgehuwelijkt aan een veel ouderen, ver
lepten man, lydt aan allerhande kwalen, te zamen
genaamd zenuwachtigheid, gaat gebukt onder
wereldsche plichten en de conventioneele opvoe
ding van hare kinderen, maar vindt dit alles te
gewoon en te zeer van zelf sprekend om er
anders dan uit klaaggewoonte over te klagen.
Alleraardigst is die klaaghebbelijkheid geteekend,
die eerst in het eindelooze »Ach Gott!" roept
over het stijve korset dat zy' »moet" dragen en
al dergely'ke tobberijen meer, en dan eensklaps
overslaat in medelijden met Lilly, omdat deze
zoover van de beschaafde wereld afwoont en
zooveel moet ontberen, waar »een beschaafd
mensch nu eenmaal niet meer buiten kan!"
Lilly doet daar het zwijgen toe en lacht in haar
hart de babbelaarster uit, vooral wanneer deze
maar niet kan begrypen dat de zoontjes van den
huize als boerejongens zelf de koeien uit het
land halen. Een kwartier later beleeft Lilly een
grooten triomf, als de wederzüdsche kinderen be
ginnen te spelen en, zoodra het op worstelen
aankomt, haar kleine jongens de
stadsjongenheertjes met n armzwaai overwinnen.
Als de vrienden vertrokken zijn, zit het echt
paar weer voor de huisdeur, met den achtjarigen
Benjamin op moeders schoot.
En dan ontspint zich het volgende tooneeltje,
waarmee het boek eindigt en dat wij dus als
slotaccoord kunnen beschouwen -.
»Wat waren dat eigenlek voor schimmen
uit de grootsteedsche wereld?" vroeg Holm.
»Het waren schimmen uit mijn jeugd,"
antwoordde Lilly, en zij rilde even in de koele
avondlucht en drukte haar jongen vaster tegen
zich aan. .->Schimmen van hetgeen ik ook had
kunnen worden, wat ik bestemd was te worden
zooals honderd anderen. Ik had den tijd waarin
ik haar gekend heb heelemaal vergeten, alsof ik
hem nooit had doorleefd. Dat men vergeten
kan! Dat kunnen alleen getrouwde vrouwen.
Zy had blykbaar ook haar jeugd, haar vroeger-ik
evenzeer vergeten als ik het mijne."
»Wat was zij dan destijds voor een persoon ?"
_ »Zy' was destyds in het geheel geen per
soon; zy' was een jong meisje."
»Zoo! Dus een jong meisje is geen persoon ?"
»Neen, een jong meisje is hoogstens een
mogelijkheid, en ook dat nog lang niet altijd.
Gewoonlyk is zy niets meer dan een vorm: een
krachtiger of zwakker, mooier of leelyker, meer
of minder sterk geprononceerde vorm. Er is niets
bepaalds in. Ware dat het geval, dan kon zij
haar verleden niet zoo totaal vergeten, zooals ik
mijn meisjesjaren vergeten heb en zij de hare.
En als men er aan herinnerd wordt, dan voelt
men iets als een pijn, als een botsing met een
vreemd voorwerp; of men negeert het; men
weet niet precies meer hoe het geweest is. En
dat is met de meesten het geval."
»Deze was zeker nooit een heel sympathiek
menschenkind!"
»Zy was frisch en dat is al veel. Men zou
haast kunnen zeggen: dat is alles. Want het
is de voorwaarde tot al het andere. Nu is zy' als
de meesten van haar soort, die dag aan dag haar
hand uitsteken naar de aalmoes van wat bezig
heid, verstrooiing, opwekking, en morgen weer
net even leeg zyn als vandaag. Haar leegheid
is als drijfzand . . ."
«Zeg, mama!" bracht de kleine jongen in
het midden, »zy had een heele bloementak op
haar hoofd."
Lilly glimlachte. »0p een kerkhof heb ik
eens een houten kruis gezien, waarop een
rozeboom geschilderd was, waaraan een bok knab
belde; en daaronder stond:
»Was isf der Mensch? Ein Sluinenstock.
Kommt her, frisst anf der Xicgenbock."
Karl Holm lachte hartelijk.
»Ik begry'p niet hoe je daarover lachen kunt,"
zei Lilly. »Ik vond het griezelig. En nu, terwy'l
die stumperd my haar confidenties deed, hoorde
ik voortdurend een stem aan mijn. oor, die dat
ry'm opzei... Die woorden en haar levens
geschiedenis dwarrelden door mekaar, en het
een kwam mij even akelig voor als het ander."
Zy lachten beide en zwegen. Toen reciteerde
de heldere kinderstem, langzaam en met eenig
nadenken de woorden by'eenzoekend:
»Was ist der Mann? Ein Ziegenbock:
Kommt her, frisst auf den Easenstock."
»Wat?" Lilly zag haar zoon verrast aan. »Neen,
zoo is het niet: omgekeerd, myn jongen!"
»Zeker, het was wél goed zoo: de bok, dat is
die oude heer!"
«Zoo kereltje, nu begrijp ik je l" riep Holm,
het kind streelend. »Daar hooren wij hoe de jongste
generatie de oude waarheid proklameert: van
den man als bok en de vrouw als bloem. En
dat zal wel altijd de beste oplossing van dit
diepzinnigste aller vraagstukken blijven." Hij
draaide het ronde jongenskopje by de haren
naar zyn moeder toe en kommandeerde: »Zeg
het nog eens netjes op !"
Het kind herhaalde plechtig zyn zelfgevonden
variant en liet er in n adem op volgen: »Ik
heb honger, mama!"
Lilly stond op. Haar man stond ook op en
sloeg een arm om haar heen.
Zy keek hem lachend aan en zei: »Ik mag je
wel bedanken dat je, in je qualiteit van bok,
mij ook niet opgegeten hebt."
Hy antwoordde: «Zeker, dat heb ik wél ge
daan. Maar daarna heb ik je uit my'n rib weer
geschapen. En dat is de reden dat je je eigen
jeugd, alles wat achter mijn verschijning lag,
zoo hebt kunnen vergeten!"
Menigeen zal het met deze opvatting in het
geheel niet eens zyn. Zelfs menige gelukkige
vrouw en moeder zal levenslang blij ven erkennen,
dat zij aan haar ouderlijk huis en de indrukken
der eerste jeugd, voor de vorming van haar
karakter, nog heel wat meer te danken
heeft dan aan haar man en de herinneringen
daaraan zullen steeds tot haar liefste en heiligste
behooren.
Wel bezien geloof ik dat Laura Marholm in
de fout van velen vervalt: de heele wereld van
haar persoonlijk standpunt te beoordeelen. Van
iemand, die haar vroeger kende, vernam ik toe
vallig reeds lang geleden, omtrent hare eigene
geschiedenis, de omgeving waarin zij is opge
groeid, haar doen en laten vóór en in haar
huwelijk met den schrijver Ola Hansson, details
die wonderveel met die van »Frau Lilly" 's be
staan overeenkomen. Het schijnt mij toe dat zij
met hare eigene ontwikkeling ook zekere daarop
gebaseerde gevolgtrekkingen generaliseert.
Generaliseeren nu is altijd, n logisch n
ethisch, min of meer uit den booze. Gely'k zoo
menig ander, wordt Laura Marholm er door tot
onrechtvaardigheden verleid, die in dit geval
nadeel doen n aan de zuiverheid van hare
redeneeringen n aan de sympathie die zij als
schrijfster zou kunnen inboezemen.
Sympathiek is zij trouwens weinig, ook waar
men moet toegeven dat zij gelijk heeft. Er klinkt
uit alles wat zij schrijft veelmeer een schampere
lach dan geestdrift of verontwaardiging of een
liefderijk tegemoetkomende zin. Evenmin als
hare Frau Lilly is Laura Marholm beminne
lijk; maar dit neemt niet weg dat de moderne
vrouwenwereld veel van haar kan leeren en dom
zou doen, voor haar en haar realisme de ooren
te sluiten. GKEHTUUJIXA CAUEI.SK.V.
1) Paris und Leipzig. Albert Langen 18!»5.
2) Laura MarhoJi», Frau Lilly als .Jungfrau,
Frau und Mutter, (Berlin. Carl Duncker, IH'.iT).
iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiMiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiinimiiHHiiiiuHiiinnniiii
Nationale tentoonstelling van
vrouwenarbeid.
De toespraak, door Mej. Marie Jungius te
Amsterdam, den Haag, Rotterdam en andere
plaatsen gehouden, is thans gedrukt onder den
titel van Ken woord over de voorgenomen nationale
tentoonstelling ran rroitirenarlieid, en zoowel in
de boekhandel verkrijgbaar gesteld, als bij eenige
dames van het comité, mevrouw C. J. Pekelharing
Doyer te Groningen, Mevr. II. H. Scholten
Commelin te Amsterdam en Mevr. C. Goekoop
de Jon? van Beek en Donk te 's Gravenhage.
De eerste oplage was al spoedig uitverkocht, de
tweede is nog eenigzins vermeerderd. Voor
vakvereenigingen wordt bij getallen eenig rabat
toegestaan.
Illlllln t llllülfl IHIIMIIIMUII
Sclaateters,
De geachte redaktie van dit weekblad is zoo
welwillend geweest mij een plaatsje er in af te
btaan, ten einde mij in de gelegenheid te stellen,
U dames van Nederland toe te roepen: /,volgt
toch het voorbeeld uwer Amerikaansche en
Engelsche zusteren, en gaat het edele schaakspel
beoefenen." De voordeelen die de kennis van dit
spel met zich brengt zijn zoo groot, dat ik mij
genoopt voel op eenige er van uwe aandacht te
vestigen, lo. behoudt het dikwerf spelen van een
partij schaak het denkvermogen frisch en helder
tot in hoogen ouderdom, en zou ik u hiervan
menig voorbeeld kunnen opnoemen. Natuurlijk
dat overdrijving, zooals bij beroepschakers meestal
het geval is, nadeelig wordt; maar is dat niet
met alles, que Ie trop nuit? 2o. Ontegenzegge
lijk is het toch, dat het door de jongelui zeer
algemeen wordt beoefend, en is het dan niet van
groote waarde als zij in hunne echtgenoote een
flinke partner vinden, te meer als hunne betrek
king hen noodzaakt een dorp of wel een afge
legen oord in Oost of West als woonplaats te
kiezen? 3o. is de kennis van dit spel een verze
kering die men sluit. Wij toch leven in een tijd
dat men zich tegen alle mogelijke ongelukken ver
zekert, ecne verzekering, dat als bij het klimmen der
jaren, de omstandigheden zich zoo hebben ont
sponnen, dat men veel alleen is, de toestand der
oogen daarenboven het verrichten van eenig
naaldwerk of lectuur verbiedt, de in de jeugd aan
gekweekte kennis van het schaken, ons tegen het
grootste aller ongelukken, de verveling, vrijwaart.
Want dit is er juist het groote voordeel van, dat
men alleen zijnde het met evenveel genot kan
spelen als met een partner. Wil men de wijze
weten hoe dit aan te leggen, volgaarne ben ik
bereid om na aanvraag hierop uitvoeriger te ant
woorden. Daarom is het ook zoo nuttig voor de
dames die zich aan de verpleging van zieken wij
den; het verkort aanzienlijk den tijd die dikwerf
aan de ziekensponde moet doorwaakt worden. De
ernstige en degelijke opleiding die deze dames ten
deel valt, doet mij veronderstellen dat zij zeer
juist zullen weten te ouderscheiden, bij welke
zieke zij zich deze uitspanning kunnen veroorlo
ven. Dit in antwoord voor diegenen, die mij als
hunne meening mededeelden dat daardoor de zie
ken verwaarloosd zouden worden. 4o. Eene niet
te versmaden aanbeveling voor dit spel is zeker,
dat bij het toenemende getal dames, die het wil
len gaan bestudeeren, er ook behoefte zal komen
aan goede onderwijzeressen, waardoor opnieuw
voor dames uit den deftigen, doch dikwerf
onbemiddelden stand, een nieuwe bron van verdiensten
geopend wordt, want het mondeling onderricht is
verre te verkiezen boven het leeren uit een hand
boek. Nu is mijn doel te trachten, zoo veel mo
gelijk in verschillende steden,
dames-schaakgezelsehappen op te richten. In Groningen, Zutphen
en Utrecht is dit reeds het geval. In Amsterdam,
Delft, Rotterdam en 's-Gravenhage hebben zicli
dames bereid verklaard, mij ter zijde te staan,
als men eenige nadere inlichtingen wenseht te
ontvangen. Ten slotte eene auecdote waarin ver
teld wordt, hoe de kennis van het schaakspel een
leven heeft gered. Robespierre, de gevreesde man
van de Fransche revolutie der vorige eeuw, was
een groot liefhebber van schaakspelen. Een edel
man, graaf d'Armagnae, wordt gevangen genomen,
en zag niet anders voor oogen dan den dood door
de guillotine. Zijne bruid zoekt Robespierre in
het koiliehuis waar hij dagelijks zich met dit spel
bezighoudt op. Het toeval is haar gunstig. De
man van het schrikbewind zit er reeds, het schaak
bord voor zich; maar nog zonder partner. Het
moedige meisje biedt zich aan om eene partij met
lifim te spelen, zij wint. Robespierre vraagt haar
da.a'-op wat is de inzet geweest?" (In Frank
rijk wordt er altoos om eenige inzet gespeeld.)
Het leven van graaf d'Armagnae.'' Het gelaat
van den gevreesden man betrekt ; maar glim
lachend zegt zij: speelschuld is eereschuld, niet
waar?" Robespierre neemt zijjn zakboekje, scheurt
er een blaadje uit, waarop hij de invrijheidstelling
van den graaf gelast, en overhandigt liet haar zeg
gende : ,,/org spoedig dezen wissel in te lossen
en kom mij niet meer onder de oogeu."
MKVJI. BK wi:r>. DK. L. T. A. MI:LU:R
THLIJI.
Mm/c. hi ileii nchnorstt'en. Hij </e
y.ndocs, Asri/.n. I{i'cc/>teii.
Er wordt uit Parijs op gewezen, dat de mode
dit jaar zoo uiterst gunstig is voor dames van
middelbaren leeftijd. Dit zit hem in al het zwarte
a jour dat zal gedragen worden (gebrocheerd
gaas, grenadine met kantstrepen, zijden tamine,
Chantilly kant) op gekleurd transparant. Eene
vrouw die niet jong meer is, zal voor het trans
parant geen rose of hemelsblauw of wit satijn meer
nemen, maar kan juist tusscben de lichtere kleu
ren en de donkerste, die nuance kiezen, die met
hare pretenties overeenkomt, van vieux-rose door
al de tinten van rood heen tot bordeaux of mar
ron; van lichtgroen door smaragd tot alle
mostinten; maar ook turkooisblauw, ophélia, al de
tinten van paars, lilas, mauve, violet. Francois
premier, óvêque, heliotrope, en ook gewoon hard
koningsblauw, bouton d'or, mandarine; dit alles
wordt door het zwart getemperd en is niet al te
jeugdig De ruim geplooide zwarte bovenstof is voor
alle figuren voordeelig, zij stoffeert wat te schraal
is en is ook voor corpulenten veel voordeeliger
dan een strak getrokken stof.
Voor ceintuur on halsboord kiest men fluweel,
louisine, moiréof velours-miroir in de kleur
van het transparant, maar veel donkerder; het is
dit jaar zeer goed toegelaten (en voor ieder
teint gunstig) boven aan den hals een smal randje
wit valenciennes, een plooisel van wit mousseline
de soie of een dubbele biais van crupe lisse te
nemen. Daarentegen is het aan de oudere dames
aan te raden, zich van blouses te onthouden;
veel verkieslyker is een corsage-veste, kort
op de heupen, met pandjes of een «enigszins
gegolfde basque van achteren. Van voren een
yest Louis XV, een beetje langer dan de taille.
* *
*
Als de kachels weg zyn en de schoorsteen niet,
zooals vele tegenwoordig, een ijzeren insluithaard
behoudt, die op zich zelf een versiering is, kan
men op verschillende wijze den schoorsteen voor
den zomer inrichten. Men kan er kleurige stof
in plooien, er schermen en staande waaiers voor
zetten, hem opvullen met het zilveren en kleurig
draadwerk dat ook aan kerstboomen gehangen
wordt, er takken, gedroogde bloemen,
judaspenningen en siergrassen in groepeeren.
Een aardige versiering is deze: men laat een
lattengeraamtetje maken, dat precies binnen in den
schoorsteen sluit, bespant het met voering of
paklinnen of zeildoek, en benaait dit met mooi
groen mos. Op den bodem zet men een zinken
bak van den vorm van den schoorsteen, vult hem
met schoongewasschen rivierzand, en bedekt ook
dit met een dikke laag mos. Eens in de week heel
licht besprenkelen is voldoende. In het zand
plant men op de receptiedagen een heelen tuin
afgesneden bloemen, bijvoorbeeld met een rand
van bouquetjes viooltjes; zand en mos blijven
maanden lang frisch.
* *
*
Volgens Miss Colenso, hebben de Zoeloe-meisjes
een voorrecht dat de vrouw in de meer beschaafde
wereld mist. Zij mogen, zonder dat het haar waar
digheid benadeelt, een soort huwelijksaanvraag
doen. Maar alles gaat met decorum en mysterie.
Als een Zoeloe-meisje haar hart gezet heeft
op een jongen man, verdwijnt zij plotseling
uit het ouderlijke huis, haar familie wordt
voorondersteld niet te weten, waar zij heen
is en met een vertrouwde vriendin verschijnt
zy aan het huis van den begunstigden jonggezel.
Nemen zijn ouders haar op, dan wordt zij ter
stond als zijn aanstaande bruid beschouwd, en
de toebereidselen tot het huwelijk beginnen. Vindt
zij geen behagen in de oogen van den jongen man,
dan wordt zij onder dankzegging naar huis ge
bracht, en gewoonlijk geeft het voorwerp van
haar onbeantwoorde liefde haar een mooi cadeau
om haar te troosten.
* *
*
In Perziëworden nog bij een begrafenis de
tranen der rouwdragenden in flesschen opgevangen,
of liever, ieder die bij de begrafenis tegenwoordig
is, ontvangt eene spons om gelaat en oogen af
te wisschen. Na de plechtigheid neemt een
priester de sponzen in ontvangst en knijpt ze
uit boven flesschen. De tranen der rouwenden
worden als een geneesmiddel tegen allerlei ziekten
beschouwd, waarschijnlijk uitwendig.
Ook in den Bijbel worden tranen in flesschen
vermeld.
* *
*
De thans overleden Keizerin-moeder van Japan,
Asako, was eene vijandin van alle Europeesche
nieuwigheden; het eenige wat zij met genoegen
had overgenomen was de landauer; bespanning
en personeel waren geheel naar Europeesch voor
beeld. Men zag haar bijna nooit op de hoffeesten,
en dan nog liet zij zich geheel omgeven door
haren kring van Japansche prinsessen in
ongemoderniseerde costumes, zoodat dit dan ook de
schilderachtigste groep op de feesten vormde.
* *
*
Gefarucerde snoei;. Men neemt een snoek van
een kilo zwaarte, en schrapt er met veel zorg
de schubben af, maar zorgt dat het vel niet be
schadigd wordt. Dan snijdt men den kop er af
en legt dien terzijde ; stroopt het vel van den
snoek, als van een paling, en bewaart dit ook.
Vervolgens maakt men den visch van binnen
schoon, haalt de groote graat en ook heel zorg
vuldig al de kleine graten er uit, en stampt het
vleesch in den vijzel tot een fijn deeg. Dan
voegt men er in den vijzel de schoongemaakte
en gekookte hersens van een schaap by, met een
hanavo> broodkruim met melk doortrokken, zout,
peper en een geklutst ei, en mengt alles zorg
vuldig dooreen.
Dan neemt men het snoekevel, keert het bin
nenste buiten, legt er de farce in, maar niet al
te dik, opdat het vel niet barst onder het koken,
naait het vel dicht en den kop er aan, zoodat
het weer een heele snoek lijkt. Dan wikkelt
men hem in een doek, en kookt hem in den
volgenden conrt-boinllon: een kwart liter witte
wijn, een wortel, een ui in vieren gesneden, wat
knoflook, peterselie, kervel, zout en peper, en
zooveel water dat de visch onder ligt; in vijf
kwartier is hij gaar.
Men geeft er truftelsaus of een andere saus
bij. Ook van den court-bouillon, het overschot
der farce, niet een glas madeira en wat fijnge
sneden olijven, kan men eene saus maken.
* *
*
Hot cross luns. Men neemt een halven thee
lepel cremortartari, evenveel bicarbonas sodae,
4(jO gram meel, GO gram boter, (iO gram suiker,
125 gram krenten, een halven liter koude melk
en een ei. De cremortartari en de bicarbonas
worden met het meel gemengd, gezeefd en met
de boter gekneed; dan neemt men de suiker, de
krenten en de melk waarin het ei geklutst is,
en bewerkt alles vlug tot een licht deeg. Onmid
dellijk daarop steekt men met een vork kleine
ronde kluitjes daarvan en zet ze ruim uit elkaar
op een plaat, want ze zwellen verbazend onder
het bakken. Men trekt met een naald over alle
een kruis, laat ze twintig minuten bij matige
hitte bakken en dient ze warm op. Ze worden
geboterd gegeten.