De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1897 25 april pagina 5

25 april 1897 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

No. 1035 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. DAMEjS. Laura MarMi, (Slot.) Lilly's denkbeelden komen duidelijk uit in het laatste, met veel talent geschreven hoofdstuk. Man en vrouw staan aan de deur van hun hoeve, als zij op een afstand touristen zien aan komen. Zij trekken zich terug om niet door dezen aangesproken te worden. Maar de touristen, zooals 's zomers in deze eenzame landstreek meer gebeurt, komen toch op het erf, vinden hen by hun tuinarbeid en vragen of er melk te kry'gen is. De bewoners kunnen niet laten, in hun werkpak voor den dag te komen en de reizende familie min of meer gastvrij te ontvangen. En nu ontpopt zich een der dames van 't gezel schap als een oude kennis uit Lilly's pensions tijd. Op verzoek neemt zy deze mede in haar slaapkamer en kry'gt daar een heele confidentie, van in dien tusschenty'd opgedane levenserva ringen. De stadsdame is indertijd door hare moeder uitgehuwelijkt aan een veel ouderen, ver lepten man, lydt aan allerhande kwalen, te zamen genaamd zenuwachtigheid, gaat gebukt onder wereldsche plichten en de conventioneele opvoe ding van hare kinderen, maar vindt dit alles te gewoon en te zeer van zelf sprekend om er anders dan uit klaaggewoonte over te klagen. Alleraardigst is die klaaghebbelijkheid geteekend, die eerst in het eindelooze »Ach Gott!" roept over het stijve korset dat zy' »moet" dragen en al dergely'ke tobberijen meer, en dan eensklaps overslaat in medelijden met Lilly, omdat deze zoover van de beschaafde wereld afwoont en zooveel moet ontberen, waar »een beschaafd mensch nu eenmaal niet meer buiten kan!" Lilly doet daar het zwijgen toe en lacht in haar hart de babbelaarster uit, vooral wanneer deze maar niet kan begrypen dat de zoontjes van den huize als boerejongens zelf de koeien uit het land halen. Een kwartier later beleeft Lilly een grooten triomf, als de wederzüdsche kinderen be ginnen te spelen en, zoodra het op worstelen aankomt, haar kleine jongens de stadsjongenheertjes met n armzwaai overwinnen. Als de vrienden vertrokken zijn, zit het echt paar weer voor de huisdeur, met den achtjarigen Benjamin op moeders schoot. En dan ontspint zich het volgende tooneeltje, waarmee het boek eindigt en dat wij dus als slotaccoord kunnen beschouwen -. »Wat waren dat eigenlek voor schimmen uit de grootsteedsche wereld?" vroeg Holm. »Het waren schimmen uit mijn jeugd," antwoordde Lilly, en zij rilde even in de koele avondlucht en drukte haar jongen vaster tegen zich aan. .->Schimmen van hetgeen ik ook had kunnen worden, wat ik bestemd was te worden zooals honderd anderen. Ik had den tijd waarin ik haar gekend heb heelemaal vergeten, alsof ik hem nooit had doorleefd. Dat men vergeten kan! Dat kunnen alleen getrouwde vrouwen. Zy had blykbaar ook haar jeugd, haar vroeger-ik evenzeer vergeten als ik het mijne." »Wat was zij dan destijds voor een persoon ?" _ »Zy' was destyds in het geheel geen per soon; zy' was een jong meisje." »Zoo! Dus een jong meisje is geen persoon ?" »Neen, een jong meisje is hoogstens een mogelijkheid, en ook dat nog lang niet altijd. Gewoonlyk is zy niets meer dan een vorm: een krachtiger of zwakker, mooier of leelyker, meer of minder sterk geprononceerde vorm. Er is niets bepaalds in. Ware dat het geval, dan kon zij haar verleden niet zoo totaal vergeten, zooals ik mijn meisjesjaren vergeten heb en zij de hare. En als men er aan herinnerd wordt, dan voelt men iets als een pijn, als een botsing met een vreemd voorwerp; of men negeert het; men weet niet precies meer hoe het geweest is. En dat is met de meesten het geval." »Deze was zeker nooit een heel sympathiek menschenkind!" »Zy was frisch en dat is al veel. Men zou haast kunnen zeggen: dat is alles. Want het is de voorwaarde tot al het andere. Nu is zy' als de meesten van haar soort, die dag aan dag haar hand uitsteken naar de aalmoes van wat bezig heid, verstrooiing, opwekking, en morgen weer net even leeg zyn als vandaag. Haar leegheid is als drijfzand . . ." «Zeg, mama!" bracht de kleine jongen in het midden, »zy had een heele bloementak op haar hoofd." Lilly glimlachte. »0p een kerkhof heb ik eens een houten kruis gezien, waarop een rozeboom geschilderd was, waaraan een bok knab belde; en daaronder stond: »Was isf der Mensch? Ein Sluinenstock. Kommt her, frisst anf der Xicgenbock." Karl Holm lachte hartelijk. »Ik begry'p niet hoe je daarover lachen kunt," zei Lilly. »Ik vond het griezelig. En nu, terwy'l die stumperd my haar confidenties deed, hoorde ik voortdurend een stem aan mijn. oor, die dat ry'm opzei... Die woorden en haar levens geschiedenis dwarrelden door mekaar, en het een kwam mij even akelig voor als het ander." Zy lachten beide en zwegen. Toen reciteerde de heldere kinderstem, langzaam en met eenig nadenken de woorden by'eenzoekend: »Was ist der Mann? Ein Ziegenbock: Kommt her, frisst auf den Easenstock." »Wat?" Lilly zag haar zoon verrast aan. »Neen, zoo is het niet: omgekeerd, myn jongen!" »Zeker, het was wél goed zoo: de bok, dat is die oude heer!" «Zoo kereltje, nu begrijp ik je l" riep Holm, het kind streelend. »Daar hooren wij hoe de jongste generatie de oude waarheid proklameert: van den man als bok en de vrouw als bloem. En dat zal wel altijd de beste oplossing van dit diepzinnigste aller vraagstukken blijven." Hij draaide het ronde jongenskopje by de haren naar zyn moeder toe en kommandeerde: »Zeg het nog eens netjes op !" Het kind herhaalde plechtig zyn zelfgevonden variant en liet er in n adem op volgen: »Ik heb honger, mama!" Lilly stond op. Haar man stond ook op en sloeg een arm om haar heen. Zy keek hem lachend aan en zei: »Ik mag je wel bedanken dat je, in je qualiteit van bok, mij ook niet opgegeten hebt." Hy antwoordde: «Zeker, dat heb ik wél ge daan. Maar daarna heb ik je uit my'n rib weer geschapen. En dat is de reden dat je je eigen jeugd, alles wat achter mijn verschijning lag, zoo hebt kunnen vergeten!" Menigeen zal het met deze opvatting in het geheel niet eens zyn. Zelfs menige gelukkige vrouw en moeder zal levenslang blij ven erkennen, dat zij aan haar ouderlijk huis en de indrukken der eerste jeugd, voor de vorming van haar karakter, nog heel wat meer te danken heeft dan aan haar man en de herinneringen daaraan zullen steeds tot haar liefste en heiligste behooren. Wel bezien geloof ik dat Laura Marholm in de fout van velen vervalt: de heele wereld van haar persoonlijk standpunt te beoordeelen. Van iemand, die haar vroeger kende, vernam ik toe vallig reeds lang geleden, omtrent hare eigene geschiedenis, de omgeving waarin zij is opge groeid, haar doen en laten vóór en in haar huwelijk met den schrijver Ola Hansson, details die wonderveel met die van »Frau Lilly" 's be staan overeenkomen. Het schijnt mij toe dat zij met hare eigene ontwikkeling ook zekere daarop gebaseerde gevolgtrekkingen generaliseert. Generaliseeren nu is altijd, n logisch n ethisch, min of meer uit den booze. Gely'k zoo menig ander, wordt Laura Marholm er door tot onrechtvaardigheden verleid, die in dit geval nadeel doen n aan de zuiverheid van hare redeneeringen n aan de sympathie die zij als schrijfster zou kunnen inboezemen. Sympathiek is zij trouwens weinig, ook waar men moet toegeven dat zij gelijk heeft. Er klinkt uit alles wat zij schrijft veelmeer een schampere lach dan geestdrift of verontwaardiging of een liefderijk tegemoetkomende zin. Evenmin als hare Frau Lilly is Laura Marholm beminne lijk; maar dit neemt niet weg dat de moderne vrouwenwereld veel van haar kan leeren en dom zou doen, voor haar en haar realisme de ooren te sluiten. GKEHTUUJIXA CAUEI.SK.V. 1) Paris und Leipzig. Albert Langen 18!»5. 2) Laura MarhoJi», Frau Lilly als .Jungfrau, Frau und Mutter, (Berlin. Carl Duncker, IH'.iT). iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiMiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiinimiiHHiiiiuHiiinnniiii Nationale tentoonstelling van vrouwenarbeid. De toespraak, door Mej. Marie Jungius te Amsterdam, den Haag, Rotterdam en andere plaatsen gehouden, is thans gedrukt onder den titel van Ken woord over de voorgenomen nationale tentoonstelling ran rroitirenarlieid, en zoowel in de boekhandel verkrijgbaar gesteld, als bij eenige dames van het comité, mevrouw C. J. Pekelharing Doyer te Groningen, Mevr. II. H. Scholten Commelin te Amsterdam en Mevr. C. Goekoop de Jon? van Beek en Donk te 's Gravenhage. De eerste oplage was al spoedig uitverkocht, de tweede is nog eenigzins vermeerderd. Voor vakvereenigingen wordt bij getallen eenig rabat toegestaan. Illlllln t llllülfl IHIIMIIIMUII Sclaateters, De geachte redaktie van dit weekblad is zoo welwillend geweest mij een plaatsje er in af te btaan, ten einde mij in de gelegenheid te stellen, U dames van Nederland toe te roepen: /,volgt toch het voorbeeld uwer Amerikaansche en Engelsche zusteren, en gaat het edele schaakspel beoefenen." De voordeelen die de kennis van dit spel met zich brengt zijn zoo groot, dat ik mij genoopt voel op eenige er van uwe aandacht te vestigen, lo. behoudt het dikwerf spelen van een partij schaak het denkvermogen frisch en helder tot in hoogen ouderdom, en zou ik u hiervan menig voorbeeld kunnen opnoemen. Natuurlijk dat overdrijving, zooals bij beroepschakers meestal het geval is, nadeelig wordt; maar is dat niet met alles, que Ie trop nuit? 2o. Ontegenzegge lijk is het toch, dat het door de jongelui zeer algemeen wordt beoefend, en is het dan niet van groote waarde als zij in hunne echtgenoote een flinke partner vinden, te meer als hunne betrek king hen noodzaakt een dorp of wel een afge legen oord in Oost of West als woonplaats te kiezen? 3o. is de kennis van dit spel een verze kering die men sluit. Wij toch leven in een tijd dat men zich tegen alle mogelijke ongelukken ver zekert, ecne verzekering, dat als bij het klimmen der jaren, de omstandigheden zich zoo hebben ont sponnen, dat men veel alleen is, de toestand der oogen daarenboven het verrichten van eenig naaldwerk of lectuur verbiedt, de in de jeugd aan gekweekte kennis van het schaken, ons tegen het grootste aller ongelukken, de verveling, vrijwaart. Want dit is er juist het groote voordeel van, dat men alleen zijnde het met evenveel genot kan spelen als met een partner. Wil men de wijze weten hoe dit aan te leggen, volgaarne ben ik bereid om na aanvraag hierop uitvoeriger te ant woorden. Daarom is het ook zoo nuttig voor de dames die zich aan de verpleging van zieken wij den; het verkort aanzienlijk den tijd die dikwerf aan de ziekensponde moet doorwaakt worden. De ernstige en degelijke opleiding die deze dames ten deel valt, doet mij veronderstellen dat zij zeer juist zullen weten te ouderscheiden, bij welke zieke zij zich deze uitspanning kunnen veroorlo ven. Dit in antwoord voor diegenen, die mij als hunne meening mededeelden dat daardoor de zie ken verwaarloosd zouden worden. 4o. Eene niet te versmaden aanbeveling voor dit spel is zeker, dat bij het toenemende getal dames, die het wil len gaan bestudeeren, er ook behoefte zal komen aan goede onderwijzeressen, waardoor opnieuw voor dames uit den deftigen, doch dikwerf onbemiddelden stand, een nieuwe bron van verdiensten geopend wordt, want het mondeling onderricht is verre te verkiezen boven het leeren uit een hand boek. Nu is mijn doel te trachten, zoo veel mo gelijk in verschillende steden, dames-schaakgezelsehappen op te richten. In Groningen, Zutphen en Utrecht is dit reeds het geval. In Amsterdam, Delft, Rotterdam en 's-Gravenhage hebben zicli dames bereid verklaard, mij ter zijde te staan, als men eenige nadere inlichtingen wenseht te ontvangen. Ten slotte eene auecdote waarin ver teld wordt, hoe de kennis van het schaakspel een leven heeft gered. Robespierre, de gevreesde man van de Fransche revolutie der vorige eeuw, was een groot liefhebber van schaakspelen. Een edel man, graaf d'Armagnae, wordt gevangen genomen, en zag niet anders voor oogen dan den dood door de guillotine. Zijne bruid zoekt Robespierre in het koiliehuis waar hij dagelijks zich met dit spel bezighoudt op. Het toeval is haar gunstig. De man van het schrikbewind zit er reeds, het schaak bord voor zich; maar nog zonder partner. Het moedige meisje biedt zich aan om eene partij met lifim te spelen, zij wint. Robespierre vraagt haar da.a'-op wat is de inzet geweest?" (In Frank rijk wordt er altoos om eenige inzet gespeeld.) Het leven van graaf d'Armagnae.'' Het gelaat van den gevreesden man betrekt ; maar glim lachend zegt zij: speelschuld is eereschuld, niet waar?" Robespierre neemt zijjn zakboekje, scheurt er een blaadje uit, waarop hij de invrijheidstelling van den graaf gelast, en overhandigt liet haar zeg gende : ,,/org spoedig dezen wissel in te lossen en kom mij niet meer onder de oogeu." MKVJI. BK wi:r>. DK. L. T. A. MI:LU:R THLIJI. Mm/c. hi ileii nchnorstt'en. Hij </e y.ndocs, Asri/.n. I{i'cc/>teii. Er wordt uit Parijs op gewezen, dat de mode dit jaar zoo uiterst gunstig is voor dames van middelbaren leeftijd. Dit zit hem in al het zwarte a jour dat zal gedragen worden (gebrocheerd gaas, grenadine met kantstrepen, zijden tamine, Chantilly kant) op gekleurd transparant. Eene vrouw die niet jong meer is, zal voor het trans parant geen rose of hemelsblauw of wit satijn meer nemen, maar kan juist tusscben de lichtere kleu ren en de donkerste, die nuance kiezen, die met hare pretenties overeenkomt, van vieux-rose door al de tinten van rood heen tot bordeaux of mar ron; van lichtgroen door smaragd tot alle mostinten; maar ook turkooisblauw, ophélia, al de tinten van paars, lilas, mauve, violet. Francois premier, óvêque, heliotrope, en ook gewoon hard koningsblauw, bouton d'or, mandarine; dit alles wordt door het zwart getemperd en is niet al te jeugdig De ruim geplooide zwarte bovenstof is voor alle figuren voordeelig, zij stoffeert wat te schraal is en is ook voor corpulenten veel voordeeliger dan een strak getrokken stof. Voor ceintuur on halsboord kiest men fluweel, louisine, moiréof velours-miroir in de kleur van het transparant, maar veel donkerder; het is dit jaar zeer goed toegelaten (en voor ieder teint gunstig) boven aan den hals een smal randje wit valenciennes, een plooisel van wit mousseline de soie of een dubbele biais van crupe lisse te nemen. Daarentegen is het aan de oudere dames aan te raden, zich van blouses te onthouden; veel verkieslyker is een corsage-veste, kort op de heupen, met pandjes of een «enigszins gegolfde basque van achteren. Van voren een yest Louis XV, een beetje langer dan de taille. * * * Als de kachels weg zyn en de schoorsteen niet, zooals vele tegenwoordig, een ijzeren insluithaard behoudt, die op zich zelf een versiering is, kan men op verschillende wijze den schoorsteen voor den zomer inrichten. Men kan er kleurige stof in plooien, er schermen en staande waaiers voor zetten, hem opvullen met het zilveren en kleurig draadwerk dat ook aan kerstboomen gehangen wordt, er takken, gedroogde bloemen, judaspenningen en siergrassen in groepeeren. Een aardige versiering is deze: men laat een lattengeraamtetje maken, dat precies binnen in den schoorsteen sluit, bespant het met voering of paklinnen of zeildoek, en benaait dit met mooi groen mos. Op den bodem zet men een zinken bak van den vorm van den schoorsteen, vult hem met schoongewasschen rivierzand, en bedekt ook dit met een dikke laag mos. Eens in de week heel licht besprenkelen is voldoende. In het zand plant men op de receptiedagen een heelen tuin afgesneden bloemen, bijvoorbeeld met een rand van bouquetjes viooltjes; zand en mos blijven maanden lang frisch. * * * Volgens Miss Colenso, hebben de Zoeloe-meisjes een voorrecht dat de vrouw in de meer beschaafde wereld mist. Zij mogen, zonder dat het haar waar digheid benadeelt, een soort huwelijksaanvraag doen. Maar alles gaat met decorum en mysterie. Als een Zoeloe-meisje haar hart gezet heeft op een jongen man, verdwijnt zij plotseling uit het ouderlijke huis, haar familie wordt voorondersteld niet te weten, waar zij heen is en met een vertrouwde vriendin verschijnt zy aan het huis van den begunstigden jonggezel. Nemen zijn ouders haar op, dan wordt zij ter stond als zijn aanstaande bruid beschouwd, en de toebereidselen tot het huwelijk beginnen. Vindt zij geen behagen in de oogen van den jongen man, dan wordt zij onder dankzegging naar huis ge bracht, en gewoonlijk geeft het voorwerp van haar onbeantwoorde liefde haar een mooi cadeau om haar te troosten. * * * In Perziëworden nog bij een begrafenis de tranen der rouwdragenden in flesschen opgevangen, of liever, ieder die bij de begrafenis tegenwoordig is, ontvangt eene spons om gelaat en oogen af te wisschen. Na de plechtigheid neemt een priester de sponzen in ontvangst en knijpt ze uit boven flesschen. De tranen der rouwenden worden als een geneesmiddel tegen allerlei ziekten beschouwd, waarschijnlijk uitwendig. Ook in den Bijbel worden tranen in flesschen vermeld. * * * De thans overleden Keizerin-moeder van Japan, Asako, was eene vijandin van alle Europeesche nieuwigheden; het eenige wat zij met genoegen had overgenomen was de landauer; bespanning en personeel waren geheel naar Europeesch voor beeld. Men zag haar bijna nooit op de hoffeesten, en dan nog liet zij zich geheel omgeven door haren kring van Japansche prinsessen in ongemoderniseerde costumes, zoodat dit dan ook de schilderachtigste groep op de feesten vormde. * * * Gefarucerde snoei;. Men neemt een snoek van een kilo zwaarte, en schrapt er met veel zorg de schubben af, maar zorgt dat het vel niet be schadigd wordt. Dan snijdt men den kop er af en legt dien terzijde ; stroopt het vel van den snoek, als van een paling, en bewaart dit ook. Vervolgens maakt men den visch van binnen schoon, haalt de groote graat en ook heel zorg vuldig al de kleine graten er uit, en stampt het vleesch in den vijzel tot een fijn deeg. Dan voegt men er in den vijzel de schoongemaakte en gekookte hersens van een schaap by, met een hanavo> broodkruim met melk doortrokken, zout, peper en een geklutst ei, en mengt alles zorg vuldig dooreen. Dan neemt men het snoekevel, keert het bin nenste buiten, legt er de farce in, maar niet al te dik, opdat het vel niet barst onder het koken, naait het vel dicht en den kop er aan, zoodat het weer een heele snoek lijkt. Dan wikkelt men hem in een doek, en kookt hem in den volgenden conrt-boinllon: een kwart liter witte wijn, een wortel, een ui in vieren gesneden, wat knoflook, peterselie, kervel, zout en peper, en zooveel water dat de visch onder ligt; in vijf kwartier is hij gaar. Men geeft er truftelsaus of een andere saus bij. Ook van den court-bouillon, het overschot der farce, niet een glas madeira en wat fijnge sneden olijven, kan men eene saus maken. * * * Hot cross luns. Men neemt een halven thee lepel cremortartari, evenveel bicarbonas sodae, 4(jO gram meel, GO gram boter, (iO gram suiker, 125 gram krenten, een halven liter koude melk en een ei. De cremortartari en de bicarbonas worden met het meel gemengd, gezeefd en met de boter gekneed; dan neemt men de suiker, de krenten en de melk waarin het ei geklutst is, en bewerkt alles vlug tot een licht deeg. Onmid dellijk daarop steekt men met een vork kleine ronde kluitjes daarvan en zet ze ruim uit elkaar op een plaat, want ze zwellen verbazend onder het bakken. Men trekt met een naald over alle een kruis, laat ze twintig minuten bij matige hitte bakken en dient ze warm op. Ze worden geboterd gegeten.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl