De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1897 25 april pagina 8

25 april 1897 – pagina 8

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 1035 Pana's lieveling, (Puck.) Iii de serre, (Scraps.) De dame schijnt zich te amuseeren, de heer ook. De stoel schijnt geen schik te hebben; mogelijk vindt die de dame wat zwaar.... op de hand. Een flets-Mwelöl (Scraps.) De predikant: «Neem mij niet kwalijk, ik heb mijn bril ?vergeten wie van u is de bruid en wie de bruigom ?" In flen trein. NIEUWE UITGAVEN. Ingekomen bjj de Redactie: Liobu, Van Trouw, drama van FHEDERIK VAN EEDEN. Amsterdam, W. Versluys. Van Mijden Minne, door FLOKENTIJN. 's Gravenhage, W. P. van. Stockum & Zoon. Volkenmoord, door dr. AKMAND DE Vos (Wazenaar), van de Vlaamsche Academie. Gent, Bankh. J. VCÏLSTEKE, 2e druk. Het leven der dieren, door A. L. BHEHM. Afl. G?10. Zutfen, Schillemans en v. Belkum. Inhoud van Tijdschriften. Eigen Haard. Eenzaamheid, door A. Peaux I. Dordt en de Dordtsche Tentoonstelling, door Van der Mijle, met af beeldingen (slot). De winters van 1743?18!) >, door dr. A. G. Olland islot). Oud Stadsmuurtje van Delft (bij de plaat). Aan den Stadswal te Delft, naar de schilderij van A. Ie Comte. De dood in de pot, door C. L. van Balen. Padang, door P. J. J. A. Geesink, Ie luit. der Genie, met afbeeldingen. Verkocht, naar het Duitsch van Anna Behnisch I. INGEZONDEN. Fooienstelsel, Amsterdam, 12 April '07. Mijnheer de Iteducteur! Sinds eenigen tijd, na langjarige afwezigheid buiten 's lands, in Holland teruggekeerd, verheug ik mij telkenmale over het vele goede dat hier bestaat. Vooral de Jlollandsche netheid, letter lijk en figuurlijk trekt telkens mijne aandacht. Nette steden, nette dorpen, de huizen daar allen even flink en goed onderhouden er uit ziende, de straten zuiver en rein, en dan de menschen beleefd en fatsoenlijk, steeds met woorden sprekende en niet licht verzuimend hoed of pet af te nemen of, is dat niet wel doenlijk als zittende op fiets of een kar duwende of uitgedost in een of' ander uniform, dan toch aanslaande. Uit alles spreekt e?n zekere gelijkmatigheid, kalmte, orde, tevredenheid zou ik bijna zeggen. 2eer goed kan ik mij dus begrijpen dat wij, bij vreemdelingen vooral, dienaangaande hoog staan aangeschreven. Voorts om een andere eigenschap worden wij nog altijd hoog boven menig ander volk gerekend en dat is onze oprechtheid. Ook dit is mij verklaarbaar, te meer daar ik zelf Hollander, vooral door vergelijking met andere naties ook deze deugd van mijn volk heb leeren waardceren. Dat echter een vreemdeling, hier slechts doortrekkende en oppervlakkig oordeelende. wel eens anders zou kunnen denken, zou mij volstrekt niet onverklaarbaar /.ij". l\"u ik nl. als onge trouwd steeds in ij voor voeding van 'ioftiohuis en restaurant heb te bedienen, oven als ieder doortrekkend reiziger of bezoeker van stad en land moet doen, valt mij weer een Ilollaiidsch of beter misschien Europeesch gebruik op, dat mijns inziens wel eens de aandacht zou verdienen. Ik bedoel nl. hel /'ooicimtchcl. Zou ik te stout spreken wanneer ik dit in verband met de te verteeren artikelen eigenlijk verplichte opcenten op den ge stelden prijs noem, welke dan op kleine bedragen bepaald hoog zijn te noemen. Men neemt b.v. een glas bier of een of anderen drank ad /' 0.10 of / 0.15, is nu een fooi van / 0.05, toch al het minst en gewoonlijk ook als van zelf aangegeven, daar het zoo met de wisseling uitkomt, dus 50 of .'!:_! pCt. niet te veel om als bloot extragift beschouwd te worden'! Dat het dit laatste echter niet is, blijkt genoeg uit de gebeole houding der bedienden, die, als ik goed heb, er op gehuurd wor den; velen geven dan ook gewoonlijk zoo terug, dat zij juist als laatste bedrag de vijf centen hebben neer te leggen en doen dit dan zoo weifelend, dat iemand met veel vaLsche schaamte direct zou zeggen »houd ze maar" of anders, wan neer zij wat erg vrij zijn, leggen zij deze dusdanig neer en na l minuut pauze, strijken zij ze af met «dank u." Nu wil ik die menschen volstrekt niet zoo hard vallen, al moet het ook iniatsoenlyko, waarheidlievende onder hen, zelven tegen den borst stuiten. Kcbter vind ik hot een onaangename manier van te kort aan eens bepaalden prijs van consumtie te betalen. Hetzelfde met het gebruik van etenswaren. Betaalt men voor een diner van ? l precies het bedrag, men krijgt in plaats van «dank u", een verwonderd gezicht en is redelijkerwijze wel ge noodzaakt nog f 0.05 uit den zak te halen of bij gebrek daar van, een of ander geldstuk ter wisseling voor de fooi te geven. Wat mij betreft hot stemt mij steeds onpleizierig, op deze wijze eigenlijk inderdaad te noemen onoprechtheid in de Land te werken. Wanneer nu de prijzen voor de verschillende artikelen te laag zijn, om den restaurateur of kofiiobuishouder zijne onkosten en uitgaven goed te kunnen do;n maken, waarom dan deze niet liever verhoogd en daardoor het ooiensysteein niet tot regel, maar tot uitzondering gemaakt. Waarlijk ik denk dat er honderden me.t mij zullen wezen, die veel liever Hink afbetalen wat zij sOiildig zij'i en dan bij wederzijtlsehe ruiling van waar en geld een goed woord toe krijgen, dan, wanneer zij het onder den naam van fooi aan te vullen bedrag niet betalen, heengaan, niet wetende of zij al of niet terug worden verlangd. Hopende, dat dit schrijven anderen ook eens wat meer over dit punt doe nadenken en zoodoende goede verandering ia dezen daardoor moge ontstaan, teeken ik mii met achting, Uw Dw., W. SCHETSJES. Conducteur: »Waarom hebt u aan den noodrem getrokken?" Reiziger: «Miserabele bediening ! Ik heb al driemaal om corjgnac uiet spuitwater gescheld ! En nou vlug, of ik haal den trein niet meer !" ;nr, Iii het Ai-r^/tifhc /"I'/V,;/,-A///:,'// J'//,' t>ri'iti'!ilt<iit! wordt de volg<-ride gebeurtenis meegedeeld ais illustratie voor een artikel over schijn bare hypnose. «Spreekuur voor dames van 11?13." Ik wierp nop; even een Mik 0)i het bord bij de voordeur, om mij ervan te, overtuigen, dat ik r.iij niet hud vergist, en ging toen de trap op. Mijne onderneming beirnu inij wel een beetje gewaagd toe te schijnen, maar anderen liaitiicu immers ook genezing gevonden bij den magnetiseur en hypnotiseur, dus waarom ik ook niet r1 En bovendien, het deed geen pijn, het kon mij om»o"cliik kwaad doen. dus waarom zou ik het niet eens i ^ probeeren \ Ik werd ia een kleine kamer gelaten, waarin de schrijftafel van den dokter" stond, en de knecht verzocht mij plaats te nemen. liet. spreekuur was al begonnen; in eene aangrenzende kamer, waarvan ik slechts door een portière scheen gescheiden te zijn, hoorde ik een zacht gemompel van stemmen. Plotseling onderscheidde ik duidelijk de woorden: Morgenochtend om acht uur zult gij vrij van hoofdpijn zijn. Zoo, nu gaat u slapen, Frau OberHeutnant." Weer een onduidelijk gemompel, het leek wel een bezwerings formule, toen werd alles doodstil. Wat een eigenaardige methode," dacht ik, en blijkbaar zeer eenvoudig." Ik schrikte, want daar stond hij op den drempel, de man, die door zijn magnetische kracht, alleen door de aanraking zijner handen, zieken kou genezen, en die door de macht van zijn blik en van zijn woorden het doen en laten van een ander kon bepalen. Voorloopig zag hij er volstrekt niet uit als een toovenaar: hij groette, verzocht mij door een handgebaar naast zijne schrijf tafel plaats te nemen en begon eenige aauteekeuingen te maken. Alles heel gewoon en zakelijk. En ik vond het ook zeer zakelijk, dat het consult vooruit betaald moest worden. //Dus u lijdt aan voortdurende hoofdpijnen? En aan slapeloos heid? Goed, wilt u maar binnen komen, als 't u belieft/' Hij sloeg het gordijn terug en ik trad de operatiekamer binnen. Het was schemerdonker in het vertrek, voor de ramen hingen kleurige jalousieën, en op alle meubels en ook op de gezichten der slapende personen viel een vreemde groenachtige weerschijn. Er waren drie patiënten aanwezig, lichamelijk ten minste : de eeiie lag stijf en onbewegelijk als een lijk achterover op een chaise longue, de twee anderen zaten in gemakkelijke stoelen te slapen. Een bijzonder dikke dame met wit haar was zeker de f run. Oberlieutnant. Ik werd naast haar geplaatst. Ik voelde mij niet op mijn gemak, maar ik deed mijn best dat gevoel van mij af te zetten, 't Was immers onzin, bang te zijn ? Ik was immers in een doodgewone kamer op de tweede veidiepiug van een Berlijusch huurlmis, en hoewel de vensters gesloten waren hoorde ik dui delijk het rumoer van de straat. Wat zou mij hier kunnen over komen? Moedig dus. De hypnotiseur begon. Ik voelde, dat hij zijn beide handen liet neerdalen op mijn haar en ze langs mijn wangen naar beneden liet glijden, doch zonder ze aan te raken. Het kriebelde, ik maakte eene lichte beweging achteruit. U moet stil blijven zitten," zeide hij, en mij aankijken." Dat deed ik. Een knappe man," dacht ik, //maar het zou hem beter staan als hij niet zoo'n grooten baard had." U moet mij vast in de oogeu kijken, zoo, en nu moet u de oogen sluiten, en nu moet u slapen." Slapen ? Hoe zou ik maar in eens kunnen slapen ? Ik was klaar wak ker. Dat moest ik hem toch laten merken, anders zou ik hem bedrogen hebben. Ik deed mijne oogen dus wijd open. Hij zeide weer: //U moet mij vast aankijken, en als ik zegnu slaapt u, dan slaapt u ook werkelijk." Hij ging achteruit eu maakte met zijne handen eene wiegende beweging, die mij in slaap moest maken, maar zóó dicht bij mijn gezicht, dat hij mijn wimpers aanraakte. Onwillekeurig sloot ik mijn oogen weer. Zie zoo, nu slaapt u al bijna, u kunt uw oogen niet meer open doen als ik het niet wil." Werkelijk niet?" dacht ik, dat moet ik toch eens probeeren," en zonder eenigc inspanning sloeg ik mijn oogeu op. Maar do dokter liet zich niet van zijn stuk brengen. Hij maakte weer allerlei langzame bewegingen door de lucht, zijn handen bewogen zich heen en weer voor mijn gezicht als een paar vleugels. Als hij mij maar niet krabt; ik moet hem zeker langer aan zien, misschien gaat het dan wel. Hij heeft werkelijk mooie oogen,, zou hij ze expres zoo'n spookachtige uitdrukking geven, of zouden ze di;; van nature hebben?" /iju oogeu gloeiden letter lijk in dat groeiiachtisce licht. Eu ik voel me nog volstrekt niet slaperig, ik schaam me wel een beetje, dat het bij mij zoo lang duurt, de anderen slapen zoo rustig eii zoo best. Wacht, ik zal uiijn oogou toe doen, misschien val ik dan op natuurlijke wijze in slaap, dat kan best, in zoo'u gemakkelijken stoel en in zoo'ii stille, rustige, halfdoukere kamer . . ." Nog verscheidene muien hoorde ik hem zeggen: Xu valt u in slaap, nu slaapt u," hij rekte de vocalen erg lang uit, Zoo, en uu zult u geen hoofdpijn meer hebben, vandaag niet, en niorgeu ook niet. Eu u zult van nacht vast en rustig sla pen, zoo " Hij ging weg. Ik merkte het duidelijk, want ik was volkomen wakker, maar ik hield mijn oogen dicht eu bewoog mij niet, want ik was vast van plau in slaap te vallen. Ik hoorde hem op zijn vilten zolen door de kamer loopen, in de andere kamer «ring heel zacht, een deur open eu weer dicht. Hij was verdwenen. Ik bleef een heelen tijd wachten, maar ik kon onmogelijk den slaap vatten. Mijn drie medepatiënten bewogen zich niet, zou den die werkelijk slapen? Ik begon nieuwsgierig te worden, deed mijn oogen open, en keek rond. De dikke mevrouw naast mij had haar dikke hand vol ringen op de armleuning van haar stoel gelegd. Ik raakte heel voor zichtig haar Land aan en fluisterde; nFnni Ohersilieit//-nui, slaapt u?' Neen," klonk het antwoord, even zacht, terwijl zij zich oprichtte, hij heeft, mij ook niet in slaap kunnen krijgen." Zoiuieu de twee anderen slapen?" Ik wendde mij tot de dame in den tweeden leunstoel. //Slaapt u?'' vroeg ik. Neen, ik ook niet," antwoordde zij, zonder van houding te veranderen eu zonder de oogen te openen. Zij was nog geheel. onder de betoovcring. Maar waarom hebt, u dan zoo gedaan?' Wel, hij zei, dat ik mijn ougeu niet meer -/.on kunnen open doen en toen heb ik het niet eens geprobeerd." //Maar die dame op deze ennapéschijnt toch werkelijk tt slapen,"' zeide de dikke 1'fttn 0/ief*l!it'iit>tn,it. U niet wakker maken!" Als zij heuseh onder hypnose is, merkt, zij in zeide ik. Hu ik stond op en ging naar haar toe. onbeweeglijk ais een doode en haalde tenauwerimod aiiri.i. IL s*reek heel, heel zacht met mijn vinger over het topje van haai neus. Zij vertrok haar gezicht, sloeg haar oogeu op, eu rekte zich uit. Half vei>chrikt ging ik achteruit. Hei>t u werkelijk geslapen?" vroeg ik. U neen, volstrekt niet, ik heb alles gehoord." En u lag toch zoo stijf en stil?" Ja. hij zeide dat ik geen lid meer zou kunnen verroeren, en dat ge loof tl e ik." Maar iii 's liemdsiiaain, wat moeten we beginnen, als hij weer binnenkomt'?" En i'j> datzelfde oogeublik verscheen hij waarlijk op den drem pel. i\ u was het, zijn beurt, stijf eu onbewegelijk te zijn. Dat, is een mooie historie," zeide hij, zijn wenkbrauwen fronsend. muur met de grootste kalmte. Dat, is zeker '/"? seliuid, mevrouw,'" sriiU' iii'i door zich tot, mij wendend. //Ik had het wel 'cdiicht, u bent moeih'ik te hypnotiseert'!!; ik zal u geheel a'leen ojidcr handen moeten nemen; wilt u zoo goed zij'i, vanmiddag om vijf uur weer terug te komen." En, zeer beleef.! eu al buigende, zette hij mij letterlijk de deur uit. //Janei," zeide ik, niet een gevoel alsof ik onder een hoedje te vaiiiren was, terwijl ik afdroop. Ik schaamde mij werkelijk diep. ?eeds op de trap, toen tU: frissehe- buitenlucht i.nj tvg'.'mo:t , verdween dat, onaangename gevoel. Alles wel Itocnouwt! ik inch niet, dekeen die geblameerd was. Ik wi :\i weer ?maal vroolijk eu eindigde met in lachen uit te barsten over tlwa/e <reva!. Op wen1 naar huis kreeg ik telkens weer eeu ui, terwijl ik het gebeurde in gedachten nog eens doorleefde, en op t|at. ooiienbiik voelde ik werkelijk niets van mijn gewone hoofdpijn. Maar toch bea ik er maar niet weer heengegaan.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl