Historisch Archief 1877-1940
1036
DE AMSTERDAMMER
A°. 1897.
WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
Dit nummer bevat een bijvoegsel.
Onder Redactie van J. DE KOO en JÜSTÜS VAN MAÜRIK Jr.
Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124).
Uitgevers: VAN HOLKEMA & WARENDORF, te Amsterdam,
Singel büde Vijzelstraat, 542.
Dit Blad is verkrijgbaar Kiosk 10 Boulevard dea Capucines tegenover het
Grand Café, te Parijs.
Zondag 2 Mei.
Abonnement per 3 maanden ?1.50, fr. p. post ? 1.65
Voor Indiëper jaar mail 10.
Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar . . . 0.12S
Advertentiën van l?5 regels f 1.10, elke regel meer . . . 0.20
Reclames per regel 0.40
I N H O C Dt
VAN TEKRE EN VAN NABIJ: Armwezen en
Armenzorg in Friesland, door Mr. SI. C. Nijland, I.
Een Congres bij het doode punt, door J. F. N.
Het Middelbaar Onderwijs, door X. De oorlog in
het Oosten en de Mogendheden. SOCIALE AAN
GELEGENHEDEN: Anti-alcoholisme en arbeiders
beweging, door F. M. C. Muziek in de Hoofdstad,
door Van Milligen. KUNST EN LETTEREN: In
Arti, door Th. Molkenboer. Taal en letteren, door
J. L. C. A. Meijer. Boek- en Tydschift, door R.
VARIA. FEUILLETON: In den Nachttrein, naar
T. L. Meade. SCHAAKSPEL. VOOR DAMES:
De vrouw en de verkiezingen. Tesselschade.
HuweHjks-bureaux.?Allerlei, door E-e.?SCHETSJES;
De Weduwenaar, naar het Italiaansch, van Bruno
Spesani. ALLERLEI. PEN- EN
POTLOODKRASSEN. ADVERTENTIËN.
Armwezen en Armverzorging
in Friesland.
In de Eerste Kamer werd den Sisten Jan.
'95 door de vier afgevaardigden van Friesland
eene motie van orde voorgesteld, die ten
doel had door eene Staatscommissie te doen
onderzoeken, in hoever beperking van den
grooten onderstand, door de burgerlijke arm
besturen in verschillende Friesche gemeenten
verleend, bij de bestaande wettelijke voor
schriften mogelijk zou zijn, en den oen Febr.
d. a. v. eene gewijzigde motie van orde, lui
dende : »De Kamer, overwegende dat de
onderstand, door de burgerlijke armbesturen
in verschillende gemeenten van Friesland
verleend, buiten verhouding tot de plaatse
lijke middelen is gestegen, spreekt den wensch
uit, dat de Regeering onderzoeke, welke van
dezen ongezonden toestand de werkelijke
oorzaken zijn."
Deze afgevaardigden stelden de motie voor
naar aanleiding van de beraadslaging over
de uitzonderingswetten voor Opsterland en
Weststellingwerf, maar hadden ook voor
oogen de woorden door het Kamerlid Mr.
v. Houten op 27 April 1893 gesproken:
»Ik zou wel eens eene enquête willen in
stellen naar de toestanden in Friesland, ten
einde eens precies te weten te komen, wat
daar eigenlijk omgaat."
De motie is echter ingetrokken, omdat de
Minister van Binnenlandsche Zaken pertinent
verklaarde eene zoodanige enquête onnoodig
te achten, daar de Regeering de middelen
had (nl. door middel van de Ged. Staten)
om op de hoogte van den toestand te komen,
en zulk eene Staatscommissie vertraging zou
veroorzaken in eene goede regeling der
gemeente-financiën, welke onder meer af
schaffing beoogde van het subsidie-stelsel.
Al was de motie nu ingetrokken, toch be
grepen de voorstellers, dat er wel, buiten de
Regeering cm, een onderzoek naar den ver
leenden onderstand gedaan kon worden, ja,
dat eene schriftelijke enquête aangaande het
armwezen en de armverzorging in Friesland,
eene belangrijke bijdrage kon opleveren voorde
kennisvan den oeconomischen toestand van die
provincie. De zaak werd ter sprake gebracht
in eene in Sept. '95 gehouden vergadering
der Vereeniging van Burgemeesters en Ge
meente-secretarissen in Friesland. Hiervan
was 't gevolg, dat tot een onderzoek be
sloten werd en de Burgemeesters per circulaire
uitgenoodigd werden hunne medewerking te
verleenen. In Febr. '96 zijn hun 21 vragen
ter beantwoording gezonden. Zeventien er
van (sub A) hadden de strekking omtrent
de oorzaken der bedeeling in de ver
schillende gemeenten eene door feiten en
cijfers gestaafde verklaring over 1895 te ver
krijgen, terwijl de 4 andere (sub B) beoog- j
den na te gaan, in hoever de samenstelling <
en de handelwijze der armbesturen van in- j
vloed waren op de meerdere of mindere uit
breiding der bedeeling.
Zoo zou het mogelijk kunnen zijn een schat
van feiten en bijzonderheden te verzamelen, !
(in aansluiting met wat door andere
vereenigingen was verricht) die een beter licht konden
werpen op de armverzorging in Friesland. ,
Van alle Burgemeesters kwamen antwoor
den in, maar er was een zeer groot verschil
in de behandeling der vragen op te merken.
Het Bestuur der Vereeniging klaagt er over,
dat over 't algemeen meer naar beknoptheid
dan naar volledigheid is gestreefd.
Men kan dan ook vragen : Is het doel
bereikt, dat men zich met deze schriftelijke
enquête voorstelde ? Niet geheel.
Vooreerst was het aantal vragen m. i. wel
wat groot, en was het misschien te veel gevergd
van de Burgemeesters, die toch al zoo veel
met statistieken geplaagd worden, eene vol
ledige en uitvoerige beantwoording te vragen.
Maar bovendien, waar korte vragen gesteld
waren en mondelinge toelichting in vele ge
vallen uitgesloten was, kon over de strekking
van eene vraag verschillend gedacht worden.
En dan ook: de Burgemeesters zouden zich
natuurlijk tot de verschillende armbesturen,
zoowel burgerlijke als kerkelijke, in hunne
gemeente wenden, en het was te vreezen, dat
van deze laatste enkele zich er met een Jantje
van Leiden zouden afmaken, waar geen
sprake van eene staats-enquête was.
Het Bestuur der Vereeniging is tot de
conclusie gekomen in zijn zoo pas uitgebracht
overzicht van de ingekomen antwoorden, dat
eene volledige statistiek van het armwezen
in Friesland, zooals sub A werd bedoeld,
niet is te geven en men zich heeft moeten
bepalen tot een beredeneerd overzicht, terwijl
de beantwoording der vragen sub B minder
onvolledig was.
Toch zijn de uitkomsten van dit onderzoek
m. i. zóó, dat het wel de moeite loont er
eenige oogenblikken de aandacht aan te
schenken.
Wat de oorzaken der lodeeling betreft,
moet een onderscheid gemaakt worden
tusschen de bevolking der grootere steden en die
van het platteland. (De toestand van de klei
nere steden in Friesland verschilt niet veel van
't platteland.) Er wordt in de eerste geklaagd
over werkeloosheid, als gevolg van onver
mogen der werkgevers, overbevolking en
drankmisbruik, terwijl de zedelijke toestand
hier en daar ook nog al te wenschen over
laat; onberaden huwelijken komen veel voor.
Op 't platteland dezelfde oorzaken, behalve
drankmisbruik. Maar zorgeloosheid en slecht
bestier van de huishouding door de vrouw
vergrooten dikwijls de armoede. Ook wordt
het verdiende soms minder goed besteed. De
geringe financiëele draagkracht van den
landbouwer maakt, dat hij veel uitstelt, wat
noodig moest gedaan worden.
De antwoorden ingekomen op de vragen :
Hoe groot is 't getal der vastbedeelde en
der tijdelijk bedeelde gezinnen en nloopende
personen, zijn zóó vaag, vooral van de
steden, dat er moeilijk eene statistiek van
te maken is. Toch heeft het Bestuur der
Vereeniging getracht, althans bij benadering
percentsgewijze op te geven, hoeveel inwoners
in iedere plattelandsgemeente bedeeld werden.
Waar het onzeker was, of ook de bedeelden
door kerkelijke armbesturen (zij verschaften
lang niet overal inlichtingen) in het antwoord
opgenomen waren, zijn zij er niet onder ge
bracht. We krijgen dan de volgende per
centen: Ameland Va, Schiermonnikoog 7,
Utingeradeel 8, Franekeradeel, Haskerland
en Hemelumer Oldephaert 14, Achtkarspelen,
Dantumadeel en Wonseradeel 10, Barradeel,
Doniawerstal en Opsterland 17, Lemsterland
en Oost-Stellingwerf 18, Smallingerland 19,
Schoterland 20 Aengwirden, Hennaarderadeel
en Rauwerderhem 21, West-Dongeradeel 22,
't Bildt, Idaarderadeel en West Stellingwerf
23, Menaldumadeel 25, Kollumerland en
Wymbritseradeel 27, Tietjerksteradeel 28,
Leeuwarderadeel en Oost-Dongeradeel 30,
Gaasterland 34, Ferwerderadeel 43.
In het Bildt, Doniawerstal, Kollumerland,
Menaldumadeel, Oost- en West-Stellingwerf,
Schoterland is de bedeeling door kerkelijke
armbesturen onder deze getallen begrepen.
Over 't algemeen een bedroevende toestand,
en desterneer, omdat nagenoeg alle Burge
meesters het er overeens zijn, dat bij voldoende
vraag naar arbeid, de tijdelijk bedeelden
d. w. z. voornamelijk de losse arbeiders, geen
onderstand zouden noodig hebben. Want
dezen hebben het slechter dan de vaste ar
beiders. De loonen toch van deze laatsten
zijn in den greidhoek (voornamelijk Z. W.
Friesland) gemiddeld f O a /'G.50 per week,
in de woudstreken f 4, en van den lossen
arbeider des zomers resp. 10 a 11 ets en 7
a 8 ets per uur, 's winters minder. De
vaste arbeider schijnt zich, behoudens lang
durige ziekte, zonder bedeeling te kunnen
redden, behalve in Ferwerderadeel, waar de
loonstandaard allertreurigst moet zijn. De
losse arbeider neemt eerder, hoewel schoor
voetend, tot bedeeling zijne toevlucht,
wat voor een deel zeker toegeschreven moet
worden aan de onzekerheid van de verdien
sten ; wel zoeken velen in 't voorjaar buiten
hunne gemeente en provincie werk, maar
wat oververdiend wordt, gaat weg aan ach
terstallige huur en wordt besteed tot delging
der 's winters gemaakte schulden. De toe
stand wordt voldoende geteekend door het
antwoord uit het Bildt: de wilskracht der
arbeiders ia gesloopt, hun energie gedoofd.
Met het Bestuur der Vereeniging ben ik
van meening, dat uit de ingekomen ant
woorden sub A niet wel eene door feiten en
cijfers gestaafde verklaring omtrent de oor
zaken der bedeeling is te maken, maar wel
kan in 't algemeen gezegd worden, dat de
geringe vraag naar en 't groote aanbod van
werk, door welke omstandigheden dan ook,
de voornaamste factor is van de ruime be
deeling, die eerst minder zal worden, als
opheffing van den oeconomischen druk op
Friesland plaats heeft.
f Slot volgt).
Mr. M. C. NIJLAND.
Een congres bij het doode punt.
Lange jaren heeft ons landje geen andere
congressen gekend dan de taal- en letter
kundige. Vandaar dat het woord congres
gedoemd is te werken op Nederlandsche lach
spieren. Admiration muluelle; Noord- en
Zuid-Nederlandsche verbroedering; uitjouwerij
van de litteraire kunst na '80 ziedaar een
paar van de confetti, waarmee we gewoon
zijn geweest ieder om de ooren te gooien,
die met een ernstig gezicht over »het congres"
begon te praten.
Ik weet niet uit welk wetenschappelijk
hoofd, onbevreesd voor eenzelfde bekogeling,
het stoutmoedig denkbeeld ontsprong een
ander, een niet komiek, maar belangrijk en
ernstig congres te stichten. Het moet in
Amsterdam en kort voor '87 zijn geweest.
Hij die het balletje opgooide heeft er vol
doening van gehad. Sedert in dat jaar het
Natuur- en Geneeskundig congres in de
hoofdstad bijeenkwam, heeft het door onze
universiteitssteden de ronde gedaan, is toen
tot Amsterdam dat ook voor serieuse con
gressen veel aantrekkelijks heeft terug
gekeerd en was in de afgeloopen week in
Delft vergaderd, waar de verbroedering met
ingenieurs en technologen tot stand zou komen.
Zonder verbroedering nu eenmaal geen con
gressen. Nu, wij hebben ons verbroederd, al
was 't dan onder ons Hollanders. En de
tegenwoordigheid der mannen van de daad
heeft een frissche wind doen waaien door de
vergaderingen van kamer- en snijkamerge
leerden en »laboratoriumplanten".
Het succes dezer congressen is licht te
verklaren. Het zijn de proefondervindelijke
wetenschappen, die het meest aan zulke
bijeenkomsten behoefte hebben. Men komt
hier niet alleen om elkaar te zien en te
hooren en tegen te spreken, om het voordeel
te genieten van de mededeeling door de viva
?cox boven die van zwart op wit; om eens te
neuzen in vakken, aan eigen studie verwant
en waarvan men anders zoo moeilijk op de
hoogte blijft, maar ook vooral om de demon
stratie en het experiment.
De stichters dezer samenkomsten hebben
daaraan echter een nog hoogere beteekenis
willen geven. Ze hebben niet alleen de ge
legenheid willen scheppen om wetenschap
mee te deelen en er over te discuseeren. Ze
hebben van hun congres een blijvende
vereeniging gemaakt, de schoone kans niet wil
lende verzuimen om, waar van duizend leden
contributie te heffen viel, het leeuwendeel
der bijdragen te gebruiken voor vermeer
dering der wetenschap. Zoo is een fonds
gesticht dat niet, als zooveel andere, bestemd
is om het op te potten en weg te stoppen,
maar om ervan te geven met milde hand,
zoodra er wezenlijk behoefte blijkt aan zijn
steun; een fonds dat niet wil uitmunten door
steeds aangroeiende vetheid, maar door nooit
vergeefs ingeroepen vrijgevigheid.
Wat ligt meer voor de hand dan dat dit
fonds het meest wordt aangesproken voor
onderzoekingen in het wondervolle
tropenland, waar Nederland, zooals het eindelijk
begint te begrijpen, een wetenschappelijke
zending te vervullen heeft? Een uitwendige
zending om met de religieuse missiën te
spreken die uitteraard meer geld kost
dan de inwendige; die alleen kan leven,
wanneer fondsen als het genoemde hun beurs
wijd willen openen, omdat voor groote din
gen nu eenmaal groote middelen noodig zijn.
Eenmaal heeft het congres reeds getoond
dit inzicht te deelen. Het heeft een belang
rijke som beschikbaar gesteld voor de
Borneoexpeditie van Molengraaf}', Büttikofer,
Nieuwenhuis en Hallier. En het heeft van die
daad niets dan genoegen beleefd. Zooveel
genoegen dat toen Molengraaff voor twee
jaren te Amsterdam op zijn fijngeestige wijze
het verhaal van de lotgevallen der expeditie
deed, de geestdrift der gansche zaal Van 't
Hoff tot een ingeving bracht, die storm
achtig werd toegejuicht. Een Borneo-medaille,
zoo stelde hij plotseling voor, zou worden
geslagen en op het volgend congres aan de
deelnemers uitgereikt, als een bewijs hoe
verheugd de Vereeniging zich achtte te heb
ben mogen meewerken tot een tocht, die
zoo rijken oogst in de voorraadkameren der
wetenschap had opgelost.
Aan Stokvis, als voorzitter der fonds
commissie, viel de taak ten deel, eergisteren
te Delft die penning uit te reiken. En weer
trilde de zaal van geestdrift, toen de wel
sprekende man het woord richtte tot mevrouw
Molengraaff, die juist haren echtgenoot uit
geleide gedaan had op een nieuwen tocht,
thans naar Transvaal. Had men op dat
oogenblik onmiddellijk kunnen voorstellen
wederom een som beschikbaar te geven, die
voor een nieuwe expeditie naar Insulinde
gevraagd werd niet met stemming zou
die aanvraag zijn goedgekeurd, maar met
gejuich.
Voor mij was het een wanklank, dat op
den tweeden congresdag de geestdrift bekoeld
scheen: dat de oudvadeilandsche zuinigheid
om den hoek kwam kijken. Aan formeele
bezwaren ontbrak het haar niet: de aan
vraag om 5000 gulden beschikbaar te stel
len voor de Odyssee, die Weber wil onder
nemen door de zeeën van Insulinde, was te
laat ingekomen om nog op de agenda ge
plaatst te worden. Wel werd niet voorgesteld,
die som ineens uit te betalen, maar als
bij de Borneo-expeditie over een paar
jaren verdeeld; wel is het fonds u'500 guldens
rijk en wordt er het volgend jaar, als het
congres niet vergadert, 3000 gulden gebeurd
zonder dat groote uitgaven daar tegenover
staan aan zeer velen bleef de volle aan
vraag te duur schijnen. Minder wilden ze
geven, maar zooveel niet. Of Kerbert, pas
te voren nog de voorzichtigste aller penning
meesters genoemd, al verklaren liet dat het
voorstel zijn instemming had; of al gewezen
werd op het hoog belang van den tocht niet
alleen voor de zoölogie, maar ook voor de
oceanografie, de kennis der zeeën zelve, en
voor de studie harer kusten, beide tot dus
ver alleen door enkele vreemdelingen onder
zocht, door Nederlanders maar al te zeer
verwaarloosd en bij het landonderzoek ten
achter gesteld; of eindelijk Telders, de voor
zitter, in welsprekende taal de vlam der
geestdrift trachtte aan te wakkeren niet
zonder stemming kon de zaak beslist worden.
Met 85 tegen 83 stemmen werd de aanvraag
goedgekeurd, een aanvraag gedaan toch door
dezelfde Maatschappij tot bevordering van
het natuurkundig onderzoek der Nederland
sche koloniën, onder wier auspiciën de
Borneo-tocht zoo gunstig verloopen was.
Aan n zijner leden is het congres nu
veel verplicht: aan het lid dat, als wijlen
Wintgens in de Tweede Kamer, gezorgd heeft
dat het niet gekomen is in dat ellendigste
aller stadion, voor vergaderingen zoowel als
stoommachines: op het doode punt. Elk der
85 voorslemmers mag die eer voor zichzelven
rekenen. Maar moge het nooit weer zoover
komen. Een reglementsherziening zal zorg
dragen dat formeele bezwaren als te late
indiening van het voorstel in den vervolge
voorkomen worden. Moge dan ook blijken
dat de bezwaren inderdaad niet anders ge
weest zijn dan formeel. Moge, in de toekomst