De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1897 2 mei pagina 2

2 mei 1897 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 1036 als te voren, elke aanvraag om een groote, goed te besteden som, indien die som ruim schoots voorhanden is, niet behandeld worden als eene onbescheidenheid, maar met vreugde begroet. Maar al te dikwijls vergeten zij, die geld beheeren, dat het niet te doen is om dat geld, maar om er wat mee te ver richten. En nogmaals: groote dingen doet men niet met kleine sommetjes. De expeditie van Weber zal wellicht door die ne stem gered zijn. Het ware een blijvende schande geweest voor het Natuur- en Geneeskundig Congres als zij door ne stem mislukt ware. Wenschen wij het congres geluk, dat het daarvoor bewaard mocht blijven. Zij dit een les voor de toekomst, een les, vrijgevig te blijven, nooit plaats te ruimen aan benepenheid. R, 25 April '97. J. F. N. Het Middelbaar Onderwijs. (Ingezonden). Met zeer groote belangstelling heb ik de op merkingen over M. O. in uwe bladen van 28 Maart en 4 April gelezen, 't Komt mij voor, dat de schrijver uitstekend op de hoogte is van het geen er op de H. B. scholen hier en daar voorvalt. Onder mijn oud-leerlingen zijn er nogal wat, die de middelbare school bezoeken of bezochten en van hen heb ik staaltjes van wanordelijkheid vernomen niet minder ergerlijk dan de door den oud-leeraar medegedeelde. Dat onder zóó groote wanorde 't onderwys moet lijden, spreekt als een boek. Dat luie, onverschillige of onhandige leeraren meestal zelf oorzaak der wanordelijkheden zijn, is genoeg bekend. Daar zijn er die niets doen dan geuren met hun kennis, zonder er zich om te bekommeren hoe weinig hun leerlingen van hun vreeselijke (!) geleerdheid proh'teeren een goed antwoord is hun een gruwel. Daar zijn er die zich zóó druk maken met allerhande zaken buiten de school, ja soms geheel buiten 't onderwijs, dat hunne lessen er onder lijden. Saai, suf en geestdoodend staan ze te oreeren en al mogen er onder de zoodanige ge vonden worden, die, door welke middelen dan ook, volmaakte orde hebben, ze dienden tot hun plicht gebracht te kunnen worden. Daar zijn er, die 't opgegeven wei k niet corrigeeren. Huiswerk, waarvan bladen aan elkander zijn geplakt, wordt teruggegeven met »zeer goed", «uitmuntend" of »slecht", al naarmate een leerling goed of slecht bij mijnheer staat aangeschreven en dan blijkt het dat de aangeplakte bladen stevig aan elkaar zijn gebleven; opgegeven straf werk zelfs wordt niet nagezien, zoodat n stuk strafwerk als gemeenschappelijk eigendom der klasse, maanden aaneen dienst doet. Een heb ik er gekend, die zoo verslaafd was aan de studie, dat hij ronduit verklaarde, dat hij elk uur met onderwijzen doorgebracht, beschouwde als voor hem verloren. Hij was maar (?) voor n jaar op proef benoemd, maar dat ne jaar heeft voor zijne leerlingen treurige gevolgen gehad voor vele jaren. By gebrek aan practische voorbereiding moest men beginnen de leeraren in 't belang der jeugd voor niet langer dan eene maand benoemen, continueerende of niet, totdat aan 't einde van den cursus eene definitieve benoeming volgde of niet. Maar daar zijn ook leeraren, die ondanks ijver en toewijding geen orde kunnen houden. Hun leven is een doorloopende kwelling en vernede ring en van die ellende zijn de ouders der leer lingen niet zelden de schuld. Zoo menigkeer wordt er om gelachen als een leeraar is bedro gen als er «grapjes" zijn uitgehaald en door dat lachen aangemoedigd gaan de jongelui voort een onderwijzer af te maken, die misschien uitstekend had kunnen worden, als hij maar niet in eens aan de vuurproef ware onderworpen. Men bedenke toch, dat van voorbereiding voor de praktijk bij 't M. O. geen sprake is: van daag student, morgen ook de moeilijkste betrekking van leeraar. Mij dunkt men moest de leeraren ge legenheid geven zich op de hoogte te stellen van de praktijk van 't onderwijs vóór zij in functie treden. Wie examen wil doen voor Hoofdonderwijzer moet het bewijs kunnen overleggen dat hij minstens twee jaar onderwijs heeft gegeven; ik zou willen dat men om tot leeraar aan eene openb. inrich ting van M. O. te kunnen worden benoemd, het bewijs moest overleggen, dat men minstens O maanden alle lessen van eenen leeraar in de vakken waarvoor men benoemd wil worden, als toehoorder heeft gevolgd, nadat de akte was verkregen. 't Is zeer zeker uitstekend, meer toewijding te eischen van een deel der leeraren, maar bepaald noodzakelijk is het, de jeugd tot wat meer plichtbesef te dwingen. Ken leeraar, die willens en wetens zijn piicht verzaakt moet wor den verwijderd, maar een leerling die nüeen be lieft op te letten bij uitmuntende leeraren en bij de andere de orde zoodanig verstoort, dat nie mand kan proriteeren, moest zeer zeker worden worden weggezonden. De ouders zouden dan wel wat meer nota van 't gedrag hunner kinderen in de school nemen, dan tegenwoordig nogal hèt geval is. Uit de vele en dikwijls gegronde klachten, die herhaaldelyk over ons middelbaar onderwijs worden gehoord maar die wegsterven, gelijk de stem eens roependen in de woestyn, blijkt ook wel dat het toezicht op dat onderwas verre van voldoende is. De commissies van toezicht op 't middelbaar onderwijs moesten niet tevens zijn de commissies van toezicht op het gymnasiaal onderwijs en bovendien moesten er alleen ouders van leerlingen zitting in hebben. Wat zouden onze inspecteurs van 't M. O. een goed werk verrichten als ze bij de Hooge Regeering met kracht en klem aandrongen op verplichte pensionneering van leeraren en inspecteurs op 65 jarigen leeftijd, maar vooral wanneer ze om meer hulp vroegen bij 't verrichten van hun zeer zware taak. Onze inspecteurs hebben het zóó druk met rapporten, staten, tabellen, het te woord staan van solliciteerende leeraren, het regelen en bij wonen van examens enz., dat er van een degelijk schoolbezoek, het aanmoedigen hier, het corri geeren daar, weinig of niets komt. Een paar inspecteurs belast met het geregeld toezicht op 't onderwijs in de moderne talen, een paar voor het toezicht op 't onderwijs in wis-, natuur- en scheikunde, en een paar voor de overige vakken, zouden, als ze mannen waren van ervaring, en gevormd in de middelbare school, van groot nut kunnen zijn. X. BeoorlO£iiilietOosteDeiJeMopiiiÉii. Met onrustbarende snelheid volgen de nood lottige tijdingen uit Griekenland elkander op. De eerste en sterkste defensielijn is door de Grieken prijsgegeven; Larissa, de hoofdstad van Thessalië, is ontruimd zonder eenige poging om die belangrijke stelling te verde digen ; eene paniek, die aan de hoogst onvol doende leiding worde toegeschreven, bracht eene grenzenlooze verwarring in de Grieksche gelederen en deed den terugtocht op eene overhaaste vlucht gelijken; de kroonprins is van het opperbevel over het vorstelijke leger ontheven, en wanneer hij bij de troepen blijft, dan geschiedt dit alleen omdat men hem te Athene niet aan de beleedingen van het ver bitterde volk durft blootstellen. In de hoofd stad doet de oppositie haar voordeel met de begane fouten en misslagen, en bij monde van Rhalli schrijft zij den koning en het ministerie de wet voor. De positie van koning George en van de geheele dynastie is eene hoogst bedenkelijke geworden, en reeds schijnen maatregelen genomen te zijn voor de vlucht der koninklijke familie, wanneer het te Athene tot eene revolutie komt. Tegenover al deze Jobstijdingen hebben de minder ongunstige berichten uit Epirus niet veel te beteekenen, en de vloot, waarvan zoo groote verwach tingen werden gekoesterd, heeft tot dusver weinig of niets uitgericht. Koning George, die in 1880 zijne popula riteit op het spel zette door, in strijd met de uitdrukkelijke wenschen van het Grieksche volk, toetegeven aan den drang der groote mogendheden en Delyannis weg te zenden, heeft thans gemeend de beweging te kunnen beheerschen, door zich aan het hoofd daarvan j te plaatsen. Wellicht heeft hij gerekend op den heimelijken of openlijken steun van een of meer der groote mogendheden, met welker regeerende vorstenhuizen hij door nauwe banden van bloedverwantschap is verbonden ; wellicht heeft hij met zekerheid verwacht, j dat, zoodra de Grieken in botsing kwamen met de Turksche troepen, de Bulgaren, de Serviërs, de Montenegrijnen en een goed deel der bevolking van Macedoniëmet hen gemeene zaak zouden maken, maar in al die verwachtingen is hij bedrogen uitgekomen. Er is in deze laatste phase van de Oostersche quaestie zooveel zonderlings, zooveel abnormaals gebeurd, dat men waarlijk met den koning van (irickenland niet al te streng in het gericht mag treden. De oorlogen in het Oosten vertoonen eene zekere periodiciteit, en hebben daarbij de eigenaardigheid, dat zij geregeld eindigen met een grooter of kleiner verlies van grondgebied voor den Sultan. Men denke om niet verder dan eene halve eeuw terug te gaan aan den Krim-oorlog en aan den oorlog van 1S77. Telkens heeft in de eeiste plaats Rusland tegen Turkije partij gekozen, en thans is het juist Rusland, dat voor de integriteit van het Turksche rijk in de bres springt. Na de oorlogsverkla ring tusschen Turkije en Griekenland verloor het »hlociin ji/iei/ïijiit1'1 van (Vela elke reden van bestaan, en toch blijft de Europeesche. vloot kalm op haar post bij het ongelukkige eiland, het eenige punt, waar in den onge lijken strijd de kansen voor de Grieken gun stig staan. Eene blokkade van den Piraeus zou ongetwijfeld een beter middel zijn geweest om de Grieken te dwingen zich rustig te houden, maar daarover konden de diplomaten het niet eens worden. Daarenboven: als n der mogendheden haar schepen uit de wateren van Creta terugtrekt, bestaat er alle kans, dat hare plaats daar door eene andere zal worden ingenomen, die van dit tijdelijk over wicht een blijvend voordeel zal weten te trekken, »Als de vertegenwoordigers van de zes groote mogendheden aan den Bosporus bijeenkomen," schreef dezer dagen Melchior de Vogüin den Figaro »gaat het wantrouwen zitten aan het hoofd van de tafel. Welk eene uitvoering kan men ver wachten van concertgevers, waarvan elk zoo veel aandacht wijdt aan het spel van zijn buurman, dat hij de partitie geheel uit het oog verliest ?" De groote vraag is op het oogenblik, of Griekenland, het hachelijke zijner positie in ziende en wetende, dat de van vele zijden uitgesproken sympathie voor zijne zaak juist ten gevolge van het onderling wantrouwen der mogendheden eene platonische moet blij ven, de interventie dier mogendheden zal inroepen. De Turken schijnen daarop te rekenen, want zij verklaren nu reeds, dat zij geen veroveringstocht bedoelen, dat wil zeg gen : dat zij zich met de aan den lasiigen kleinen buurman toegediende tuchtiging te vreden zullen stellen, en hem geen grondge bied zullen ontnemen. Inderdaad eene groote bescheidenheid na zulk een groot succes. Maar die bescheidenheid verliest wel iets van haar waarde, wanneer men bedenkt, dat de toestemming der groote mogendheden tot een gebiedsuitbreiding voor Turkije ten koste van Griekenland alleronwaarschijnlijkst is. Te Athene begint men ook wat water in den wijn te doen. Men is er bereid, kolonel Vassos en diens troepen uit Creta terug te roepen, mits aan dit eiland autonomie worde verzekerd en tevens aan Griekenland eene rectificatie van zijne noordelijke grenzen worde toegestaan. Onder andere omstandig heden zou men deze eischen volkomen billijk moeten noemen, maar nu zij van de partij uitgaan, die in den strijd ontegenzeggelijk aan het kortste eind heeft getrokken, kunnen zij bezwaarlijk bescheiden worden genoemd. Als het op krachtsontwikkeling en vol harding aankomt, toonen de Turken zich in een oorlog steeds van hunne beste zijde. Dezen keer hebben zij echter buitengewone hoedanigheden ontwikkeld, en men is het er over eens, dat deze moeten worden toe geschreven aan het groot aantal Duitsche officieren van hoogeren en lageren rang, die gedurende de laatste twintig jaren in het Turksche leger gediend hebben of daar nog dienen. Vooral in den laatsten tijd is het dienstnemen van Duitsche officieren in de Turksche gelederen van hoogerhand veelvuldiger toegestaan en zelfs aangemoedigd. De tijden zijn voorbij, waarin Bismarek kon verklaren, dat de Oostersche quaestie voor Duitfchland minder beteekende dan de botten van n Pommerschen grenadier. En nu het optreden voor de integriteit van het Turksche rijk en tegen de aspiratiën van Griekenland zoo bij uitstek geschikt is om onnatuurlijke en het gedwoiigene van het samengaan van Rusland en Frankrijk in in een scherp licht te stellen, begrijpt men te Berlijn zeer goed, hoe groot belang men heeft bij het schijnbaar belangloos optreden in de Oostersche quaestie. In Frankrijk veroorzaakt deze taktiek van de regeering van keizer Wilhelm eene niet geringe onge rustheid, welke des te verklaarbaarder is, omdat men tengevolge der «alliantie" met Rusland tegenover die taktiek met gebonden handen staat. Sociale, v llMliiMiiMMmimiimmiiiliiilililliiimriiiiimiiiminiiiiimimiiMiiimiMiiii Anti-alcoMisine en arbeidersbeweging. In deze week werd te Amsterdam een ver gadering gehouden, waar het verband tusschen drankgebruik en een overmatigen arbeidstijd door verschillende sprekers werd uiteengezet. De belangstelling van het publiek was gering; het is dus de moeite waard, de aandacht te vragen voor een tegenstelling, die juist in deze bijeenkomst scherp is afgeteekend door twee der sprekers, den Zaamlamschen pre dikant Bax, en den Amslerdamschen hoogleeraar van Rees. Ds. Bax is sociaaldemocraat, strijdt als zoodanig tegen een overmatigen arbeidsduur, gelijk hij strijd voert tegen alle verschijnselen in de samenleving, die de opkomst, geestelijk en stoffelijk, van den arbeider belemmeren, dus ook tegen den jenever. Voor hem is het alcoholgebruik te gelijk gevolg van de exploitatie der arbeiders, en oorzaak van hun dieper verval. Prof', van Rees is anti-alcoholist. Zijn streven geldt den arbeider slechts, voor zooverre hij drinkt, en behalve de drinkers-arbeiders, ook de nictarbt iders-drinkers. .Maar tot de arbeiders voor namelijk richt hij zijn invloed, omdat zij het talrijkste deel der bevolking uitmaken niet alleen, maar wijl de geneeslieeren de onder vinding hebben, dat de arbeiderswereld ook procentsgewijze het grootst aantal drinkers levert. Er bestaat, ook voorden anti-alcoholist, een onmiskenbaar verband tusschen drank gebruik en overmatigen arbeidsduur. Komen beide richtingen dus voor een oogenblik samen, zij gaan onmiddellijk weder uit een, en komen ten slotte aan tegengestelde polen uit. Een volk, dat niet meer dan acht uren per dag arbeidt, zegt ds. Bax, gebruikt geen drank; een volk dat geen drank ge bruikt, zegt prof. van Rees, arbeidt niet meer dan acht uren per dag. En nu zijn zij eer tegenstanders dan bondgenooten. Want hun geschil ontaardt in een soortgelijk aan dat over het eerstgeboorterecht van kip of ei. De sociaal-democraat zal in de overtuiging zijn, dat zelfs indien het den mensch kon worden verboden, zijn lot niet noemenswaard geluk kiger zou zijn, werd hij niet tevens uit zijn loonslavernij verlost; prof. van Rees echter ziet in den achturendag zonder drankverbod een gevaar. Hij herinnert zich Nederland's 20,000 kroegen, en ziet daarin de arbeiders hun tijd vermorsen, hun loon verdrinken, hun gezondheid en hun geluk verwoesten. Ds. Bax zal juichen, indien op l Mei de blauwe vlag der geheel-onthouding wappert in de arbeidersoptochten tusschen de roode banieren; prof'. van Rees redeneert ongeveer: schaf het drank gebruik af en alle andere dingen zullen u worden toegeworpen. Het zou kunnen schijnen, alsof de arbei dersbeweging, door te weigeren, op den eisch der geheel-onthouders in te gaan en het: »Sluit Schiedam" vooraan op haar program van actie te plaatsen, en eerst als deze leuze is verwe zenlijkt, zich aan haar eigenlijk doel te wij der, onredelijk, koppig, weerbarstig doet, daar toch ook door haar de jenever wordt bestre den, en met de hulp der geheel-onthouders, althans deze kroegen in korten tijd kon wor den uitgeroeid. Maar dit is een misverstand. Mogelijk is hier en daar, in woord en geschrift, door leiders der arbeidersbeweging, al te een zijdig, heel het drankeuvel geweten aan den bijzonderen economischcn toestand van den tcgenwoordigen tijd. Van Xoach af heeft de mensch zich bedronken, en plotselinge ver meerdering van welvaart is ten allen tijde een groote factor in het drankmisbruik geweest. Ook van Noach af echter zijn er menschen geweest, die in dronkenschap schande heb ben gezien . en toch blijft er voor de geheel onthouders nog een reuzenarbeid mogen zij hem niet tot een Sisyphus-arbeid maken ! -- over. Het feit alleen, dat iets schande is in de oogen van sommigen, van velen zelfs, heeft nooit de uitroeiing ervan bewerkt. An ders staat de zaak, wanneer bet schade wordt geacht. Doch ook dan zijn er graden. De hygiënist acht misbruik van alcohol beslist schadelijk; gebruik in talrijke gevallen. Staat eenmaal wetenschappelijk vast, dat gebruik van alcohol schade doet aan het volksbestaan ; en r.oover zijn wij nog niet; dan komt er kans, dat de regenten maatregelen zullen nemen, om tegen dit gevaar de natie te wapenen, gelijk thans in meerdere of mindere mate in verschei dene landen het drankmisbruik door wetten wordt tegengewerkt. Maar de omvang dier schade dient dan ieder helder voor oogen te staan, het dient in het publiek besef te worden ingedrongen, hoeveel grooter zij is dan het voordeel der vele bij fabrikatie en verkoop van alcoholica betrokkenen ; met een leuze als -. alcohol verwoest het lichaam, komt men er niet; de hygiënist moet tegelijk econoom worden ; hij moet zijn wetenschappelijke waar heden herleiden tot der guldens en rijksdaal ders belanghebbenden. De belanghebbenden nu zijn in de eerste plaats de arbeiders. Dat vervalschte jenever nog slechter is dan zuivere, jenever slechter dan wijn ; dat de economisch het meest be dreigde, ook aan moreele schade het meest is blootgesteld: dat hetzelfde nadeel op een weerloos lichaam sterker inwerkt dan opeen welvcrzorgd dat alles ia oud nieuws. Het logisch gevolg is dan ook niet uitgebleven. De parlijprogrammen spreken zich scherper i ovir drankruis- en gebruik uit, naarmate zij zuiverder de wenscben der arbeiders bevatten. Waar dus de geheel-onthouders naar wettelijk verbod stieven ; en het is mij niet duidelijk, hoe zij op andere wijze hun doel kunnen bereiken ; kunnen zij op de hulp der arbeidersbeweging het vciligtt rekenen. Hebben zij ook in de voor bet oogenblik waarschijnlijk nog krach tiger partijen der niet-arbeiders veld gewon nen, dan zal de arbeidersweging beu onge twijfeld niet in den steek laten. Maar iets anders is het, dat deze van andere, zeker even belangtijke deelcn van haar taak, haar krachten zou aftrekken, om voorshands alleen het drankverbod te krijgen. Immers, zij is zich wel bewust, dat naarmate haar invloed groeit, het vooiloopig grootste euvel van het drankgebruik, de bedwelming, afneemt. Dit is een onvermijdelijke noodzakelijkheid. De strijdende arbeider heeft zijn verstand noodig. Ziji) on middellijk belang brengt mede dat hij den borrel laat staan. Grooter vijand voor den jenever, dan het belang van den strijdenden arbeider, bestaat niet. De arbeider die denkt, drinkt niet het is honderdmaal herhaald. De denkende arbeider wett, dat verkorting van arbeidstijd slecht mogelijk is, door vergrooling van het aantal denkende arbeiders. De macht der arbeiders gaat gelijk op met bun intellectueele en moreele waarde. Hun macht alleen zal hun econornischen toe

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl