Historisch Archief 1877-1940
No. 1036
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
stand verbeteren, en deze verbetering zal, be
vatten als zij is door mannen die eigen mo
raliteit als onafwijsbare eisch hebben leeren
beseffen, opnieuw moreelen vooruitgang ten
gevolge hebben. Deze wisselwerking tusschen
het materieele en het moreele leidt de ar
beidersbeweging er toe, telkens op beider
lei gebied zich van datgeene meesier te
maken, wat op het oogenblik voor de
hand ligt; het houdt haar er van terug,
zich te laten afleiden door krachten die
voor een deel buiten haar gebied werken.
Hoog als zij haar ideaal heeft gesteld, ligt
het in haar plan, op den duur al de erva
ringen van onderzoek en nadenken aan te
wenden ten nutte van allen. De hygiënist,
kan zich voor de toekomst op haar verlaten.
Maar daar zij, bouwende op zuiver materieele
verhoudingen, streeft naar het hoogste idea
lisme, en aldus meent, het leven in zijn ge
heel te omvatten, stelt zij zich niet in dienst
van eenig onderdeel van het menschelijk
?willen, maar verwacht, dat al het goede in
de menschheid, omgekeerd, zich aan haar
dient te wijden.
F. M. C.
HIIIIIIIIII n» iimiiiriiiiimiimii iiiu 111 iiiiiiiiiiiiiiiiHii
u z i e
in de Hoofdstad.
Het was in Mei 1S77 dat wij naar Keulen trok
ken om kennis te maken met het Requiem van
Yerdi, (gecomponeerd ter herinnering aan den sterf
dag van Alessandro Manzoni), dat onder leiding van
den componist aldaar zou worden ten gehoore ge
bracht.
Zelden is voorzeker eene uitvoering met zooveel
nieuwsgierigheid en ook met zooveel wantrouwen,
tegemoet gezien als de bovengenoemde, want men
kende Verdi toen alleen als componist van T f
OM.tore en andere opera's uit die periode. Doch nooit
was de Gürzenichzaal zoo vol als toen, want na
de eerste opvoering in 187-1 was het Kequiem, even
eens onder leiding van den componist, reeds in.
Parijs, Londen en Weenen ten gehoore gebracht
en overal hal het verbazenden bijval gevonden.
Toch was het opmerkelijk bij de groote repetitie
die Verdi leidde, al die vragende, ongcloovige en
spottende gezichten te zien. Velen beweerden dat
de nieuwe symphonie van Hiller eeu tamelijk
kleurloos werk ? ten minste een kunstwerk was,
und keine Drehorgelmusik wie das Requiem.
Het met Duit.sche muziek dweepend dilettantisme
voeldu zicli gekreukt en tevens van de wijs gebracht,
want Verdi kwam, dirigeerde en overwon. Nog
nooit had men te Keulen zoo rijke
kleurschakeeringen van orkest en koor gehoord; ouder leiding
van den maestro leerde men gevoelen dat er ook
andere schoonheden waren dan de oudere Duitsche
meesters hadden gegeven, men begreep tevens dat
een Italiaan, zich anders uitende dan e :n Duitscher,
toch liet recht heeft zijne kunst, naast die der
Duitsche meesters te plaatsen. Het grootste be
zwaar had men tegen den stijl, dien meii geheel als
operamuziek beschouwde.
Hiller heeft toen zeer terecht opgemerkt dat dit
Requiem minder als kerkelijk dan wel als
pathetischfeestelijk werk is op te vatten, daar het ter
heriniiering aan den grooten dichter is geschreven.
IN BEN NACHTTREIN.
KAAR
T. L. MEADE.
Ik geloof niet dat men van. mij kan beweren dat
ik zenuwen" heb; daarom, als ik zeg dat ik een
paar uren in doodsangst heb doorgebracht, hoop
ik dat men zal begrijpen dat dit eeue uitzondering
was, en mij de eer blijven geven die mij toekomt: te
erkennen dat ik van al die malligheid niets weten wil.
Bah! ik heb er altijd de grootste minachting
voor gehad ! Als kind sliep ik bij voorkeur in den
donker. Op school was ik het, die spookhistories
vertelde. Mijn opvoeding is door en door modern
geweest. Een paar jaar geleden ben ik van kost
school thuis gekomen, en heb sedert een gezellig
leventje met mijn vader en moeder. Ik ben hun
eenige dochter en drie en twintig jaar. We be
wonen een mooi huis, een uurtje sporen van Londen.
Ik heb een rijpaard, en een pluier met twee pony's
Ik heb een slaap- en een zitkamer, en kan lezen
zooveel en wat ik wil. Ik houd dol van muziek,
en speel viool en piano. Ik geloof dat ik, zouder
pedant te zijn, zeggen mag dat ik beter viool speel
dan de meeste dilettanten. Ook ben ik een groot
liefhebster van fietsen en alle mogelijke sport. In
de tennisclub noemen ze mij de zwaan, en op 't
oogenblik ben ik bezig eeu golf-elub op te richten.
Om kort te gaan, ik mag gerust zeggen, dat ik
de beschaafde, welopgevoede, negentiende-eeuwsche
vrouw representeer, die den neus optrekt voor
kuren en sentimenteeligheid.
Maar nu die angst waarvan ik zooeven sprak !
't 1^ te begrijpen, dat het wel iets heel ergs moet
ge"weest zijn, of het had mij niet zoo van mijn stuk
gebracht, dat ik er zelfs nu niet aan kan denken
zonder dat mij een rilling door rj-e leden vaart.
Verleden najaar schreef mijn grootvader, die in
Dublin woont, of ik hem een dag of wat gezel
schap kwam houden. Mijn moeder had het liever
niet; zij wou absoluut dat ik thuis bleef. Ik geloof
Doch al had Verdi een zuiver kerkelijk werk
willen schrijven, geloof ik niet, dat hij anders ge
zongen zon hebben dan hij nu deed. Wij zien
hetzelfde verschijnsel bij de ransche componisten.
Ook hunne uitingen van godsdienst zijn anders
dan die van de Germanen. Het is dus geen won
der dat zij tegenover elkanders kerkelijke muziek
vreemd staan.
(Nog verklaarbaarder wordt dit, wanneer wij na
gaan, hoe vreemd soms katholieke musici tegen
over de protestantsche kerkmuziek eu protestanten
tegenover de katholieke muziek staan, zooals bij
ocs meer dan eens is gebleken.)
Daarom was het noodig, dat Verdi zelf in
Duitschland kwam, om daar zijn pleidooi te winnen. Dat
is hem gelukt, want ondanks alle op- en aanmer
kingen, die men om zich heen hoorde, nam Verdi
zooals men dat noemt de hoorders met zich
mede.
Dat, verdiende het werk ook, want hoe onge
dwongen uit Verdi zich, met een rijkdom van vin
ding, kleur en uitdrukking die nooit verzwakt.
Tevens gf.eft hij eeu bewijs van heerschappij over
den contrapuntisclieu vorm, die men toen niet
achter hem zou gezocht hebben. Het Sanctus, eene
fuga voor twee koren (hoewel als melodie alles
behalve nobel) en het fugato Liberti me geven daar
een sterk staaltje van.
In die dagen werden vooral bij groote uitvoe
ringen de nuanceeringen nog heel wat minder ge
cultiveerd dan tegenwoordig. In dit opzicht heeft
Verdi toen ook een lesje gegeven, dat niet te
vergeefsch is geweest.
Veel indruk heeft liet Ilequiem toen op mij ge
maakt en vooral herinner ik mij nog de voortref
felijke wijze, waarop Henschel de baspartij zong.
Verdi was zoo opjetogeu over de uitvoering, dat
hij in een zeer daukbaivn brief die Hiller aan
solisten, het koor en orkest voorlas daaraan
uitius gaf.
Ik had toen om mij heen een paar professoren,
die met zeer bedenkelijke gezichten die muziek
zaten aan te hooren.
Reeds het eerste deel kon de goedkeuring niet
wegdragen. Die meening werd gedeeld door een
zwaar sebouwden Hauptmann in uniform, die
zeide : Es sitzt keine Kraft drin. ocli toen bij het
Dies Irae het orkest, uit alle macht het G
molaccoord inzette, riep hij opgetogen: Donnenvetter,
jetzt wird's schön'! tot groote ergernis van de
professoren.
Zoo heeft ieder zijn smaak en voorkeur.
Ik heb deze week te Amsterdam een zeer res
pectabele uitvoering van dit Ri-r/awm gehoord, die
als geheel zeer goed slaagde, dank zij vooral het
orkest dat een sehooneu klank ontwikkelde, dank
zij ook het koor dat, zijn taak goed meester was
eu dank zij de solisten mevr. Uzielli (die in weer
wil van hare verkoudheid toch veel goeds gaf),
mevr. lirema en de lieercn Rogmans en Carl. Mayer.
Had ik indertijd niet de uitvoering te Keulen
gehoord, dan zou wellicht de indruk nog grooter
zijn geweest.
Ik vond er nu te veel in dat, niet in Ver.li's
geest was. Doch na liet hierboven geschrevene is
dit niet als een verwijt, bedoeld. Etm Duitscher
gevoelt anders dan een Italiaan. Afgescheiden hier
van breng ik alle hulde voor de goede voorbereiding
en de zorgvuldige interpretatie van het Ker/ni/'/i/.
In de Ckor-Plimttaitie van Beethoven waren allen
meer op hun terrein. In dit werk waarbij Röutgen
de klavierpartij uitstekend vervulde en tevens
orkest en koor leidde, is weer gebleken, hoeveel
met deze krachten te doen is. Het orkest, volgde
den pianist op bewonderenswaardige wijze, eu het
koor zong buitengewoon zeker.
* #
*
Ik heb de vorige week allerlei uitvoeringen door
afwezigheid verzuimd, ook eene voordracht van den
heer Emil Ergo, den talentvollen en wannen strijder
voor de theorieën van dr. Riemann en de
eoiicenheusch dat moeders soms een voorgevoel hebben
van hetgeen haar kindereu boven het hoofd hangt,
want er was geen een reden waarom ze tegen een
zoo eenvoudige reis opzien zou. Ik had veel ge
reisd, en rneer dan eens met succes me door tegen
spoeden heen geslagen ; toen dus moeder bezwaar
maakte tegen mijn sporen, alleen, van Londen naar
Dublin, via Holyhead, lachte ik haar hartelijk uit.
//Maar je reist dan toch overdag, Mary, a's
je alleen gaat ?" vroeg ze.
//Gekheid !'' antwoordde ik. O/erdag zoo lang
in den trein te zitten, vooral als ik den weg ken,
vind ik doodverveleud. Bovendien is 't enkel tijd
verlies, 's nachts rei^t eu slaapt men tegelijk. Toe,
moedertje, zanik daar nu alsjüulieft niet over! Jk
stap morgenavond aan 't staüon Kuston, in Londen,
in den nachttrein, eu zit overmorgen met groot
papa aan 't ontbijt."
Moeder maakte geen verdere tegenwerpingen,
maar ik hoorde haar telkens zuchten eu wist dat
ze bij zichzelf zeide, dat Mary altijd koppig was
en nooit naar rede wilde luisteren.
Hè, er is niets wat mij zoo ergert als altijd die
bezwaren van miju ouders. .Ik ben immers geen
kind meer ! Weten ze een geldige reden waarom
ik dit, of dat niet doen moet, laten ze 't kort, en
bondig zeggen. Ik houd zielsveel van mijne moeder,
rnaar zelfs om harentwil kan men toch niet vergen
dat ik mijn plannen veranderen zal, als ik haar
hoor zuchten: Net iets voor Mary."
Mijn koffertje werd gepakt, eu ik zorgde intijds
aan het station te zijn orn den nachttrein op te
vangen.
//Je neemt natuurlijk een damuscoupér"
Een darnescoupé':' ... Ik wist niet wat ik hoorde!
Deukt u dat ik zóó ouderwetsch beu, papa? Dank
u hartelijk! neen, ik weet precies waar ik me, van
Enstou tot Holyhead, aan Morpheus' hoede zal
overgeven.'' Al sprekend ging ik mijn vader voor
naar een coupé, waar twee oude heereu zich reeds
geïnstalleerd hadden in de minst tochtige hoekjes.
Ik gaf niet om tocht, en nam plaats tegenover
den ouden heer, bij het openstaande portier. Mijn
vader kocht een paar avond-edities voor me. Ik
had zelf voor een nieuwen roman gezorgd, en
voor een leeilampje dat ik tegen den wand schroeven
kon. Twee of drie seconden later had ik afscheid
genomen en de groote expres stoomde statig het
station uit.
Ik mag dat gevoel wel van in een sneltrein,
trisehe methode voor het leeren van harmonieleer
en contrapunt.
Ik heb in dit blad en in Het Weekblad voor muziek
meermalen artikelen over de geschriften van den
heer Ergo gegeven. Men weet dus dat ik niet
groote belangstelling zijn streven volg. Het heeft
mij daarom zeer leed gedaan niet bij zijne voor
dracht tegenwoordig te kunnen zijn, daar ik vooraf
reeds de overtuiging kon hebben iets zeer belang
rijks te hooren.
Eene belangrijke auditie die ik wel kon bijwo
nen was eene in besloten kring, waar mevrouw
Mossel-Belinfante het Spinel bespeelde, haar door
de firma Pleyel afgestaan voor de a. s. uitvoering
van oude muziek eu waar de heeren Meerloo en
Mossel voordrachten op de Viola if Amoec. en de
Viola di Grimliti ten beste gaven. Reeds meer
malen heb ik instrumenten uit dien tijd gehoord,
doch dan was het Spiriet of Clavecembaal zoo ver
sleten, dat men zicli niet, kon begrijpen hoe men
daar ooit muziek op heeft kunnen maken (ik noem
o. a. het instrument in het Rijksmuseum aanwe
zig en het, Claveeimbaal van Mozart, te Salzburg).
Thans maakten wij kennis met, een voortrtffelijk
geconserveerd instrument waarop men wel in staat
is de werken uit die periode uitstekend weer te
geven. Dit vermocht de talentvolle pianiste in alle
opzichten.
Er is grcote bekoring in den doorschijnende!!
klank van dit instrument. Alleen door de zes
pedalen is verschil vaii kracht of klank te ver
krijgen. Hiermede is tevens verklaard waarom
men de nieuwere instrumenten piauo-forte noemde,
omdat men er toen voor het eerst zoowel hard of
zacht op spelen kon door middel van den aanslag.
De begeleiding van de soli van de heeren Mossel
en Meerloo klonk voortreffelijk op dit instrument.
Even karakteristiek waren de stukken op de
beide strijkinstrumenten (composities van Milandre
en Loeillet) met meesterschap door de beide
heeren bespeeld.
liet, concert waarop deze oude muziek op oude
instrumenten zal worden gegeven, heeft plaats op
30 April. Doch ik vergis mij, het zijn niet alleen
oude instrumenten die wij op dit, concert zullen
hooren. Mevrouw Oldenboom?Lutkemanu zal oude
liedereu zingen op een jong instrument, (hare
schoone, zeer ontwikkelde stem). Deze uitzonde
ring zal noch aan het karakter noch aan het
gehalte van het concert schade doen, want behalve
bovengenoemde goede eigenschappen, zingt deze
dame zeer muzikaal.
* *
*
De directeur Mertens is voor het laatst als
opera-directeur ten onzent opgetreden. Hij heeft
deze winter meest altijd zelf den staf gezwaaid bij
de opvoeringen iu het Paleis voor Volksvlijt.
Dat, kwam den uitvoeringen zeer ten goede, want
Mertens is eeu kunstenaar die door zijne leiding
zeer veel vermag en die, hoe verschillend van aan
leg en talent ook de vertolkers mogen zijn, aau het
geheel steeds een artistiek cachet weet te geven.
Met SiimxoK i-I Dfilild van Saint-Saëns eu I,n
Xtirafi'i/ist' van Massenet, nam hij voor goed afscheid
van het, publiek.
Het eerste werk het interessantste slaagde
het, minst; hooger stond de uitvoering van La
Xartirntixe. Vooral mlle. d'Avray's vertolking, was
ondanks het, bombastische van het werk, voortref
felijk; vol kracht en leven.
Een hartelijk afscheid zij de heer Mertens ge
bracht, die met de krachten waarover hij te be
schikken had wist te woekeren eu die zeker uiet
zoo heel gemakkelijk te vervangen zal zijn.
Voor de Prausche Upera hopen wij dat die vrees
niet bewaarheid zal worden.
VAX MILLIGEX.
Mejuffrouw Jeanne Jaeobson, de welbekende
chanteuse legere, die eenigen tijd aan onze j
Nederlandsche Opera van den heer C. v. d. Linden
i/rnnilc. rilexxc, door de ruimte te snijden. Aller
eerst keek ik mijn couranten eens in. Neen, niets
interessants! Toen bekeek ik mijn reisgenoot tegen
over mij. Eeu dikke man, met een rood gezicht.
Hij wikkelde zich behagelijk in ziju reijdeken, en
was, eer we Willesden voorbij stoven, in den dut.
Ziju gesnurk was alleronaangenaamst; eeu oogen
blik had ik berouw dat ik geen leege damescoup
genomen had. Mijn andere reiscompagnon was niet
veel beter. Hij scheen verkouden, snoot onop
houdelijk, met veel bombarie, den neus, hoestte
enz. o]> een zeer ouaestlietische manier, en keek
met arendsblikkeu rond of liet tochten kou. Niet
alleen had hij aan ziju kant het, raampje iu den l
ventilator dicht gemaakt, ook onzen ventilator
van den snurkenden meneer eu mij, scheen hem !
te hinderen. Maar //ir nam ik mij voor, zou hij
niet, gesloten krijgen; mtt mijn leven zou ik 't
verdedigen.
De sneltrein stoof zonder ophouden door, een
enkele maal met een schok als werd hij zelf dui
zelig van zijn vaart, dan weer zich herstellend, reed
hij voort met rhytmiscli stampend geluid, waarin
voor mij iets kalmeerends was, zoodat ik mijn niet
belangwekkende reisgenooten vergat eu ongemerkt
aanlandde in het rijk der droomen.
Opeens schrikte ik wakker door een sterk rem
men vau den trein, terwijl we een groot station
binnenreden, dat ik als dat van Chester herkende.
Crevve hadden we dus gehad terwijl ik sliep. Mijn
medereizigers waren wakker en druk in de weer.
De een borg zijn couranten, de ander rolde zijn
reisdeken op, zij zouden dus uitstappen. !
Als u meegaat tot llolyhead," zei mijn
overbuurman, hebt u hier tijd om eeu kop thee te
drinken; de trein houdt tien minuten stil."
Ik bedankte hem en besloot ziju wenk op te |
volgen. Eeu kopje thee zou mij smaken, eu goed
doen tegeu de vermoeienis van de verdere reis.
Ik stapte uit en liep het ruime perron over naar
de wachtkamer, waar een alleraardigste drukte
heersclite van heen eu weer loopende dames en
heeren, zich lavend aan 't buffet, broodjes etend,
thee, kollie, bier drinkend, met eeu haast, een
begeerigheid alsof 't om hun leven te doen was. j
Ik dronk een kopje thee, liet een broodje in
een papier wikkelen en keerde naar mijn coupé'?
terug. Ik zag iu den anderen hoek een groote
reisdekeu en eeu zwart valies, en dacht wie ik nu i
tot gezelschap zou krijgen. Op dit oogeublik ver- |
l
was verbonden, gaat binnenkort, voor geruimen
tijd, ons land verlaten. Den 4en Mei a.s. vertrekt
zij naar Londen, waarop zij voor het geheele
seizoen aan het Covent Garden Theatre verbonden
is. Vandaar vertrekt zij naar Parjjs waar haar
door de eerste schouwburgen reeds nu schitterende
aanbiedingen zijn gedaan. Vóór zij deze nieuwe
carrière begint, zal de zangeres nog nmaal
voor het Amsterdamsche publiek optreden, en
wel in een afscheidsvoorstelling die Maandag
3 Mei a.s. in het Grand Theatre van gebr. Van
Lier zal worden gegeven. Mejuffrouw Jaeobson
zal dan zingen de »Vogel-Aria" en bet »Duo"
met Silvio (de heer Poons) uit jPaljas" : het »Air
des Bijoux" uit »Faust' en de scène uit het
-Ie bedrijf van »Roméo en Juliette". Deze
nummers zijn daarom juist door haar gekozen,
omdat zij in deze werken te Londen en Parijs
debuteeren zal. De avond wordt verder gevuld
door de opvoering van Jacq. Offdnbach's »Blonde
Ka" en »De vioolspeler" waartoe hunne mede
werking zullen verleenen de dames E.
PoonsVan Kiene en Emilie Tartaud. en de heeren
S. .Poons, Pb. Kelly en S. van Beem. Wij twijfelen
niet of 't zal mejuffrouw Jaeobson bij haar
afscheid niet aan vele bewijzen van belang
stelling ontbreken.
JACOB HASPELS. T
Onze tooneelspeelkunst heeft weder een
gevoelig verlies geleden, door het overlijden
van den algemeen geachten en bekenden
Jaap Haspels, die Vrijdag 23 Mei te Rot
terdam is gestorven.
Hij was een ontwikkeld man, die, aanvan
kelijk boekhandelaar, eerst op 30-jarigen
leeftijd, uit liefde tot de kunst, tooneelspeler
werd. Den 14 November 18~>8 trad hij voor
de eerste maal op in De, Geheimen ran liet
('arnucd/ van Anicet Bourgeois en Masson.
Victor Driessens was degeen die zijn eerste
schreden op het pad der kunst leidde, en
hem aanried daarop voort te gaan. Zijn em
plooi was karakterspeler, later marqué(de
verrader) maar ofschoon Jaap Haspels,
steeds op het tooneel »de slechte man en de
valschaard" was, in het werkelijk leven was
hij een braaf huisvader, een eerlijk Hink
man die n als acteur n als directeur door
zijn vele vrienden oprecht wordt betreurd.
Sedert l «KI bad hij met Le Gras de directie
van de Vereenigde Rotterdamsche
Tooneelisten in handen en steeds was het zijn streven
de kunst hoog te houden, waarheid en een
voud in spel en dictie te huldigen.
Zijn naam zal zeker lang in eervolle
herinnering blijven.
Twen.
Iii Arti.
De voorjaarstentoonstelling van teekeningen
en aquarellen is dit maal al bijzonder onbe
langrijk. Niet dat er niet enkele mooie dingen
zijn, maar 't is nu al voor de zooveelste maal
dat we die paardenkoppen van Breitner zien,
en die wel is waar zeer mooie gezichten
in het oosten van Bauer zijn ook reeds zoo
herhaaldelijk geëxposeerd, dat men naar iets
anders begint te verlangen. En waar zou men
dit eerder mogen wenschen dan op een voor
jaarstentoonstelling, waar dan het werken van
miiiiiiiiiiiniiiiiiimnmiinininniiiiiinnniimtiiiiiiimniiiiiniiniiiniiiiiii
scheen de conducteur om miju kaartje. Hij zei
dat wij uiet stopten voor Holyhead eii vroeg of
ik nog iels wenschie.
]k bedankte hem, ik had niets noodig.
//Dan zal ik zorgen dat u alleen blijft, miss,
en de coupéafsluiten, 't Is nog al niet vol van
avond."
Ik lachtte. en wees op den reisdeken enz. in
den anderen hoek, zeggende :
//Daar zit al iemand."
//Maar als u wilt kan ik dat boeltje wel in een
anderen coupébrengen, miss."
O, neen," was mijn antwoord, ik begeer niet
alleen te zijn.1'
Juist kwam mijn reisgenoot te voorschijn, een
forsclie man, in een groote, dnffelschc jas en met
een bouffante om den hals. e conducteur keek
hem aau ; een beetje wantrouwend, vond ik, wat
ik niet velen kon, want ik heb een hekel aan
die malle nullen, die zich verbeelden dat iedere
man naar haar kijkt, of om ze te bewonderen, of
met iets slechts in den zin. Ik liet met een
vroolijk gezicht mijn medereiziger voorbijgaan, en
bedankte glimlachend den conducteur. Een seconde
later reed de trein weg.
"H"e waren nauwelijks het station uit of de on
bekende ontdeed zich van zijn bouffante, die hij
uetjes opvouwde en in ziju valies borg. Toen trok
hij zijn jas uit. Ik zag nu dat hij een vrij knappe
man was, van omstreeks acht en veertig jaar. Hij
had een zware, zwarte moustache, eii een
puutbaard. Zijn oogen waren zwart en doordringend.
Toen ik Hem «ausag, merkte ik dat hij mij juist
aankeek.
< Hoe is 'r. begin je waarlijk zenuwachtig te
worden. Mary'tjer" zei ik tegen mezelf. Mig eeu
mau niet naar een jonge dame kijken, als hij daar
plezier in heeft? Er is een oud spreekwoord, dat
een kat naar den koning mag kijken. Laat ik
mij verbeelden dat die man tegenover mij een
welgedane pjes is, en dat ik Zijn Majesteit de
koniiis ben. Poes mag zitten staren zoolang 't
hair behaagt. De koning zal er zich niet aan
storen."
Ik stak dus mijn leeslamp aan, wel wetend dat
ik nooit zou kunnen slapsu onder den blik van
die donkere oogerj.
Juist zat ik naar mijn zin en wilde mijn boek
gaan opensnijden, toen miju medereiziger vroeg :
//Zou 't u hinderen als ik 't raampje opun deed rv