De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1897 2 mei pagina 5

2 mei 1897 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

No. 1036 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. vooH DAME£. *i _ De Yronw en ie Door den Nederlandschen Vrouwenbond tot verhooging van het zedelijk bewustzijn is het volgende manifest tot de kiezers gericht: »Een grootscke taak is u toebetrouwd. »Een dure plicht u opgelegd. »Het heil van volk en vorstenhuis, in Nederland zoo nauw verbonden, berust in uw handen. »Bedenkt het wel, voor de welvaart van ons vaderland zijt gij aansprakelijk. >Daarom kiest mannen, die in waarheid onze vertegenwoordigers kunnen zy'n, die voor recht vaardige wetten zorg dragen; »die de vertegenwoordigers kunnen zijn van mannen en vrouwen beiden. »Wjj, vrouwen, verlangen niet dezelfde rechten als de mannen, maar om onze plichten te kunnen volbrengen, verlangen wjj dat onze eigen rechten, onze rechten als vrouwen, geëerbiedigd en ge handhaafd worden. »De man die de vrouw verlaagt en tot speelbal zyner driften maakt, kan onze vertegenwoordiger niet zijn; die alzoo van den rechten weg afwykt kan op geen enkel terrein de ware wijsheid bezitten. »Brengt uwe stem niet op zulk een uit. »Wat wvj als ?vrouwen verlangen, is dat de vrouw niet langer de pariah der maatschappij zy en buiten de wet worde gesteld; »dat aan gemeentelijke besturen de bevoegdheid worde ontzegd, om de ontucht te regelen in plaats van haar te bestreden; >dat huizen van ontucht bij rijkswet worden verboden; »dat het onderzoek naar het vaderschap worde toegelaten; »dat de vrjje beschikking over haar vermogen en haar verdienste aan de gehuwde vrouw worde gegund; »dat de vrouw als getuige in burgerlijke zaken en als voogdesse als gelijke van den man zal mogen optreden; »in n woord, dat de vrouw als hulpe van den man, hij zij vader, broeder, echtgenoot of medeburger, de plaats zal kunnen innemen haar van Godswege aangewezen. »Wy' staan buiten de politieke partijen; zij mogen in vele opzichten verschillen; wat wij verlangen, moet ieder die het vaderland lief heeft, erkennen als onmisbaar bestanddeel onzer hedendaagsche maatschappelijke verhoudingen. »Wij richten daarom dit woord aan alle kiezers als individuen en aan alle kiesvereenigingen collectief. »Neemt het ter harte en zegt met ons: Leve Oranje en Nederland!" Het manifest draagt de onderteekening van de leden van het hoofdbestuur: douair. Klerck, geb. Van Hogendorp, presidente; baronnesse T. Mackay, geb. Van Lijnden, vice-presidente; mevr. Beelaerts v. Blokland, Ie secretaresse; gravin Van Hogen dorp, geb. Gevers Deynoot, 2e secr.; mevr. Wesenhagen, geb. De Bas, thésaurière; mevr. Van lleigersberg Versluys; mevr. Hüber, geb. Frangois; mevr. Engelberts, geb. Quarles van Ufford, Maastricht; mej. M. Abbink, Harderwijk. De Algemeene Nederl. Vrouwen-Vereeniging »Tesselschade", viert deze maand haar 25jarig bestaan. Op 8 April 1872 werd te Amsterdam ten huize van mejuffrouw Anna Wolterbeek eene vergadering belegd en de vereeniging opgericht; thans, 25 jaar later, mag het bestuur er met dankbaarheid bijvoegen: de vereeniging breidde zich steeds uit n wat haren werkkring n wat haren omvang betreft; zij werd in staat gesteld vele onvermogende beschaafde vrouwen op velerlei wyzen te helpen. In de eerste jaren bestond die hulp byna uitsluitend in het verkoopen van handenwerk van haar, die plotseling voor de noodzakelijkheid stonden haar levensonderhoud te verdienen; iedere afdeeling opende zoo mogelijk een depot om aldaar de bestellingen aan te nemen en den voorraad afgewerkt goed te verkoopen. Al spoedig bleek echter hoe groot voor vele vrouwen de behoefte aan betere opleiding was; eene fondskas werd met dit doel ingesteld, de eerste uitkeering ii ? 80 's jaars is thans gestegen tot ?1418. «Tesselschade's" werkzaamheid, zooals die zich in den loop der jaren ontwikkeld heeft, wordt in het verslag uitvoerig behandeld. Zij omvatte depots, bazaars, tentoonstellings-bazaars, een orgaan, een bemiddelings-bureau, een voorlichtings-bureau, inzending op tentoonstellingen, verlotingen, eene prijsvraag over: »Kunst toe gepast op vrouwelijke handwerken," waarvoor de heer C. Ed. Taurel bekroond werd met zijn opstel: de aesthetiek der vrouwenhandwerken; een examen in nuttige en fraaie handwerken, waarna in de jaren 1882, 1883 en 1884 aan een groot aantal candidaten het diploma voor nuttige handwerken uitgereikt werd, tot in 1885 de regeering weer de vroegere examens instelde. Een examen in kunstnaaldwerk, door »Tesselschade" vastgesteld, deed al spoedig de behoefte gevoelen aan eene geschikte handleiding. In 1881 werd dus besloten het Tesselschade-Blaadje uit te breiden tot een Maandblaadje van 8 bladzyden, waarin telkens een of ander onderwerp op he raldiek, kleurenleer, stijl betrekking hebbende, zoude worden behandeld; de zeven jaargangen, hiervan verschenen, bevatten menig belangrijk op stel, ook van de hand der heeren J. R. de Kruyff, J. A. Koopmans, en veel overgenomen uit de beste buitenlandsche geschriften. In 1883 deed Tesselschade veel voor de oprichting van eene afdeeling kunst-naaldwerk aan de Ryksschool voor kunstnyverheid te Amsterdam; twee be stuurderessen van »Arbeid Adelt" en twee van «Tesselschade" hebben daartoe het initiatief ge nomen, en nadat de regeering de later te volgen aanstelling eener leerares had toegezegd, zijn de kosten van het eerste jaar, als proef, gedragen door die vereenigingen en door vele particuliere personen. Ook werd in dat jaar een proef ge nomen om een meisje voor tuinbouw op te leiden. Een tweede prijsvraag werd uitgeschreven voor eene handleiding voor klassikaal onderwys in kunstnaaldwerk. Het resultaat van »Rechlindis" van mej. Johanna Naber. Zeer goede uitkomsten leverden het bemidde lingsbureau, waardoor in het vorig jaar 230 dames geplaatst werden, en het voorlichtings-bureau, waar inlichtingen worden gegeven: omtrent di ploma's, die verkregen worden, na afgelegde examens voor den Staat of voor Vereenigingen; omtrent betrekkingen, waartoe men door Staat of Provincie wordt aangesteld, met het daaraan verbonden salaris en pensioen; omtrent middel baar- en gymnasiaal onderwas waar ook meisjes worden toegelaten, enz. enz., terwyl de directrices in de afdeelingen of de correspondenten, ieder in eigen kring, zooveel mogelyk verzamelen al wat zij kunnen vernemen: omtrent gemeentelijke en particuliere inrichtingen waar voor vrouwen werk te vinden zou zijn; omtrent cursussen, privaatlessen tot opleiding van een of ander vak; ook stellen zy zich in betrekking tot fabrikanten en directiën van verschillende maatschappijen en ondernemingen, om daarna al die verkregen in lichtingen ten dienste te stellen van het centraal bureau, dat alzoo in de gelegenheid komt de candidaten voor eene of andere betrekking daarop te wyzen. In 1894 werd ook het begin gemaakt met het aanleggen van eene kleine bibliotheek van werken op Tesselschade's gebied. Enkele mede-oprichtsters zijn ook thans nog werkzaam, nl. de dames P. H. Wolterbeek, Wertheim?Van Heukelom en De Bosch Kemper, afdeeling Amsterdam; mevr. Van der Kaay Biskanter, vroeger afdeeling Alkmaar; mevr. de douairière Van der Goes van Naters?Hubrecht en mevr. Bisschop?Van Dorsser, afdeeling Delft; de dames De Raad?Van Sonsbeeck en KeizerVan Sonsbeeck, afdeeling Middelburg, terwijl in het Hoofdbestuur zitting hebben van af: 1872 jonkvr. De Bosch?Kemper, 1874 mejuffr. Van Houten, 1877 mevr. Van der Kaay?Biskanter, 1880 mejuffr. C. D. Rueb, 1881 mejuffr. J. A. J. Testas, 1884 mejuffr. D. A. Tak, 188!) mevr. Cadet?Kempers, 1890 mevr. Boddaert Schuurbéque Boeye (Eerste secretaresse), 1891 mevr. Van der Laan?De Joode, 1891 mejuffr. L. Van Haaften. HflweHjis-lweaiix. Het idee, door den redacteur van de Revietc of Reviews opgeworpen, is nog bezig na te werken. In The Woman at home komt een brief voor van een »Celt uit het Noorden" waarin iets wordt aangegeven dat waarschijnlijk denzelfden weg opwijst. »Een plan, dat mannen en vrouwen beproeft terug te brengen tot rationeele liefde en vriend schap in eene maatschappij, die moe en zwak is van ongezonde beperkingen, verdient den bijval van ieder die goed en waar is. Maar ik zou iets anders willen voorstellen, dat minder practisch in zy'n doel, niet minder weldadig zou zijn in zijn resultaten, een »correspondentie-bureau voor platonische vriendschap." Duizenden mannen en vrouwen in ons land hebben nooit de gelegenheid gehad om een enkele ernstige gedachte te wisselen met hun intellectueele gelijken van de andere sekse; toch is er »Water, water overal en nergens een druppel om te drinken." Conventie is hier het zeezout. Zoovelen zijn bescheiden vrouwen, gereserveerde mannen, die toch wel dikwijls en ernstig wenschen dat de slagboomen mochten vallen. De ziel van den man begeert de ziel van de vrouw dikwijls veel meer dan haar hart en hand. Men kon zulk een club beginnen door een tijdschrift in manuscript. De leden die het ver langden konden korte schetsen over verschillende onderwerpen ten beste geven, met hun naam of pseudoniem. Deze bedragen, per typewriter gereproduceerd,konden onder de leden circuleeren, dit zou onderwerpen aan de hand doen en tot privaat-correspondentie aanmoedigen. Het zou een goede introductie geven; later konden leden in dezelfde stad elkaar op het bureau ontmoeten > de maatschappely'ke ongelykheid zou dan niet voelbaar zijn. Of deze ontmoetingen tot nog huiselijker omgang zouden leiden, bleef dan de vraag." De »Celt uit het Noorden" duidt nog niet precies aan, dat hij als deelnemers aan zijn pla tonisch bureau vooral trouwlustige heeren en dames bedoelt; maar die stap is al gauw gedaan. Een der leden bij voorbeeld, een heer of damej zet in het bedoelde manuscript-tijdschrift uit voerig uiteen wat zijn of haar denkbeelden omtrent het huwelyk zijn, wat hem of haar tot nog toe teruggehouden heeft, en hoe hij zich een eventueelen partner zou denken. Op dit opstel zou hij allicht eenige antwoorden ontvangen, die op zy'ne eischen afdongen of er mee instemden. Of als men dat tydschrift-idee wat boekerig vindt, kon een der heerenleden van de vereeniging den brief aan den directeur zenden, die hem na lezing aan een van de dames zond, welke er het eerst voor in aanmerking schenen te komen. Voegde die dame er een artikel by, dan kon dat met het eerste weer naar een heer gaan, en zoo verder. Ieder zou onderteekenen met een nummer, wie de nummers waren, zou alleen de directeur weten. Was deze portefeuille een paar maal rond geweest, dan vroegen allicht een paar leden aan den directeur elkanders naam, of zy konden buiten zijn medewerking verder correspondeeren. De heer Stead is bereid zulk een bureau te openen, zoodra hem twaalf namen zijn opgegeven; zijn doel intusschen is niet de bevordering der platonische vriendschap, maar speciaal die van het huwelijk; hij heeft dit bureau dan ook ->de Trouwring" gedoopt en vraagt alleen een shilling voor de eerste porto's. IWoile. "Vrouwenportretten. Ristori over DKSC. Ifuisinricliting. VletigelmoiHven. Bank van leening. Het is, zelfs met de vernissage, die van zijn beteekenis haast alles verloren heeft, en het concours hippique, dat nog in zijn glans is, heel moeielijk te voorspellen, welke van al de nieuwe modellen bly'ven zullen. Veel is maar voor n dag levens bestemd, sommige van die stoutmoe digheden duiken een volgend jaar weer op en vinden dan bijval, terwyl ze nu nog maar extra vagant gevonden worden. Maar zooveel is zeker: plus cela change et plus c'est la même chose. Als iets nieuws worden nu weer de mouwen, verschillend van het costuum, aangeprezen, die zeven of acht jaar geleden in de mode waren. De rok wordt weer, zooals een paar jaar geleden, van voren en om de heupen strak, van achteren met dicht ingehaalde plooien; alleen is er bij gekomen, dat men de rokken hoe langer hoe meer versiert. Veel bijval wordt voorspeld aan het plissésoleil, de rok geheel geplooid in fijne plooien die van het middel naar den benedenrand iets wijder worden; dit plisséwordt er ingestreken of gebrand; het is voor ieder figuur voordeelig. Nog steeds intusschen blijft de gladde rok, uitmuntend van coupe, in hooge gunst, evenals de figarojakjes, de capes en de blouses, die spotten met alle voorspellingen omtrent hun naderend einde. Het figaro of bolerojakje heeft toch ook dit voor, dat men het groot of klein, kostbaar of eenvoudig kan nemen, en vooral dat men met een heel klein lapje kostbaar versiersel een betrekkelijk eenvoudig toilet zoo mooi kan maken. Van de modekleuren is het rood al gauw grof geworden, het lichte groen staat niet iedereen, er is veel kans dat het vermoeide oog zich vooral op grijs en blauw zal werpen, met het geliefde doorschijnende zwart. De moderne smaak weet heel teedere combinaties te kiezen; bij het con cours hippique merkte men op een duifgrijs wollen grenadine-moirétransparant, op dezelfde kleur zijde; maar daarop een kleine cape van goudbruin taf. Met elkaar (met zwart git en zwart mousseline de soie als garneering) was het buitengewoon gedistingeerd. De hoed was een Rembrandt-toque van duifgrijs stroo met tulle en struisveeren in dezelfde kleur en een krans van lichtrose rozen; parasol van de kleur van het manteltje. * * * Over de vrouwenportretten in den nieuw geopenden Salon heeft Jean Villemer een aardige beschouwing in Figaro. Over de portretten van vroeger tijd sprekend, wijst hij op het karakte ristieke der vrouwenportretten onder Lodewijk XIV, majestueus en gevuld, edel en regelmatig: Lodewijk XV, meer lief dan mooi, nog aristo cratisch, maar meer gracieus, soms guitig, met een snoeperig mondje en ondeugende oogen (Watteau en Boucher). Met Marie-Antoinette wordt het type weer edeler, uiterst fijn, uiterst elegant en aristocratisch (Greuze en later Mme Vig eLebrun); onder het Directoire en het eerste Kei zerrijk komen de Grieksche, soms harde en grove typen, klassiek zwaar; de Restauratie en de Re publiek tot aan het tweede Keizerrijk hebben een mengelmoes. Keizerin Eugénie zelve toont weer het type van den Marie Antoinette-tijd, onder de dames van haar hof kon Madame de Galliffet wel een Greuze zijn, Madame de Pourtalès een Louis XIV, Madame Standish een Louis XV. Na den oorlog doen de portretten der beroemde schoon heden nog aan het verleden denken, de Markiezin d'Hervey de Saint-Denys kon wel door Mme. Vigëe-Lebrun geschilderd zijn, Madame deMeffray door Greuze, Madame Gautreau door Gérard, een der schilders van het eerste Keizerrijk. Maar de moderne l'arisienne ? Alles is gewijzigd; politieke schokken, allerlei alliances, »d'outre-caste et d'outre-mer" hebben het type zoo uitgewischt, dat men van een ras type niet meer spreken kan. Toch is er nog iets karakteristieks: het nerveuze; dat ligt op alle portretten. Al die vrouwen schijnen tot alle kwaad en alle heldenmoed in staat, zonder eenig mo tief; bare schoonheid is dan ook, heel mooi of heel gering, zonder eigenlijk karakter. Haar voet is wat lang, maar fijn, gecambreerd, veerkrachtig; haar gezicht heeft een fijn neusje, een klein on deugend mondje met te dunne lippen, meer geest dan verstand; haar kin is puntig, eigenzinnig. En de oogen! Zij zijn niet blauw of zwart meer, maar grijs, groen, zeegroen, bruinrood, iedere kleur, veranderlijk, troebel, vol onweders en wol ken, vol storm en helderheid, '/.ij zijn vol onrust en twijfel, twijfel aan alles, twijfel aan het hart. De onrust is haar karakteristiek. Wie zijn haar beste schilders 't Chaplin was enkel rose, Cabanel enkel hemelsblauw, en dat zijn haar kleuren niet; degenen die haar nog het meest juist schijnen te nemen zijn Carrière, John Burns en Whistler, en toch schijnt, wanneer deze er een type van maken, dat type weer te vast voor hare bewegelykheid. In de Vita Italiana komt een curieuze zuurzoete beoordeeling van Ristori over la Duse voor; in hoofdzaak komt zij hierop neer: Signora Duse heeft de zeldzame verdienste dat zij zich een eigene, terstond lederen toeschouwer in 't oog vallende physionomie heeft weten te scheppen, en zoowel hare kwaal, de nevrose, als hare physieke gebreken ertoe heeft weten te gebruiken, om effecten te verkrijgen die nieuw zijn of althans nieuw schijnen. Hare stem is dun en wat schril, daarom koos zij hare eigenaardige wijze van voordracht, het bekende haastige zachte spreken, waarvoor geen mooie of buigzame stem noodig is; het gebrek aan klank bedekt zij daardoor, dat zy het gesmoord spreken als innerlijke gemoedsbe weging weet te doen voorkomen. Eene schoonheid is zij in 't geheel niet, maar zij kent zich zelf en heeft zich daarom een bizar, excentriek masker ge schapen, dat, met doodelijk wit overgoten, stralend wit, iedere beweging duidelijk weergeeft, en ter stond des toeschouwers aandacht trekt tusschen de andere natuurly'ker gekleurde. Zy is mager en exploiteert die magerheid tot het werken met slappe leden, met stijve, automatische gebaren; dit alles werkt mede tot de nervositeit die van haar uitgaat. Vandaar is zij ook het sterkst in het tegenspel; haar sidderen, haar blik, haar gesmoorde kreten werken op de zenuwen, ofschoon eigenlijk haar geheele spel meer tot het verstand dan tot het hart spreekt. Tot het gebruiken van dit alles behoort echter groote begaafdheid; eene andere kunstenares, die byv. het bekende bizarre gebaar met de vy'f uit gespreide vingers wou nadoen, zou er eenvoudig belachelijk mee zy'n. Zij is in het geheel geen kunstenares der waarheid, maar haar conventie is persoonlyk en treffend; zij geeft de sensatie der moderne vrouw met hare hysterische nevrose, hare anaemie, slapheid, moeheid; met zorg heeft zij ook alleen die rollen gekozen, van Marguerite Gautier en Fedora, tot Magda en Francillon. Haar voornaamste gebrek is dat zij in al die rollen zichzelve en dezelfde is, maar er behoort even veel moeite en inspanning toe om zich in dat type inteleven, als om zooals ik beproefde, in de meest verschillende en tegenstrijdige heldinnenkarakters op te gaan, en daarom bewonder ik haar zeer. * * Wie tegenwoordig wat verkoopen wil, begint met een aantal andere industrieelen geld te laten verdienen. De II.H. Van den Berg & Co., Prins Hendrikkade 10?104, die bad- en toilet artikelen, closets, kuipen, waschtafels en dergelijke leveren, hebben daarvan een catalogus laten vervaardigen, waarvan papier, bindwerk, kleuren druk, gravure, verguldsel en geheele afwerking menigen professor, die gaarne een papyrus of middeneeuwsch handschrift wou uitgeven, jaloersch kan maken. De zachtgetinte porseleinwitte kom men op roomkleurigen grond, het bloemwerk der fonteintjes, het ivoorkleur, Russisch groen en verguld koper der vernuftige waschtafels met hun kranenstelsel, het mahoniehout en lindenhout, het zilver, roodkoper, email en marmer en brons zijn op de bedriegelijkste wijze weergegeven. Wie een huis of hc"itel laat bouwen wie een barbierswinkel of badhuis wil inrichten, heeft hier aanschouwelijk alle gelegenheden op zijn prachtigst voorgesteld en kan alleen op deze platen zy'n keus doen. Een tweede album bevat alles wat met douche-apparaten, geysers, badtoestellen in verband staat. In de magazijnen der firma kan men deze fraaie dingen in natura zien, en zich overtuigen dat het comfort in dit opzicht niets meer te wenschen overlaat voor wie zich daar laat inlichten door eene deskun dige firma, die voor elke beschikbare ruimte de meest geschikte vormen toepast. * * * In de Lustige Uliitler wordt over het ontstaan der dofmouwen de volgende legende verteld: «Lieve Petrus," baden eens eenige engelen in den hemel, «lieve Petrus, we zouden zoo gaarne weer eens een kijkje op de aarde gaan nemen en wat bij onze aardsche zusteren vertoeven; och geef ons daarvoor een kort poosje verlof!" »Heel graag," antwoordde de oude Petrus, »maar ge weet, het wordt niet meer toegestaan dat de engelen de aarde bezoeken en men zou u immers dadelijk aan de vieugels herkennen!" De arme engelen wilden haar reisplannen reeds vol droefheid opgeven, toen juist de hemelsche marchand tailleur, die voor haar kleeren zorgt, voorbyzweefde. »Halt, halt, meester!" riepen zy, »kunt ge ons niet een costuum maken, dat de vleugels bedekt?" «Een costuum dat de vleugels bedekt V" antwoordde de oude kleermaker pein zend, >dat zal moeielijk gaan, maar ik zal er eens over peinzen; misschien kry'g ik een idee". En inderdaad ! Den volgenden morgen bracht de vernuftige kleermaker zijn engelen triomfeerend een keurige jacquette mee, met zulke reusachtige mouwen, dat zonder veel plooien of knakken de vleugels erin verborgen konden werden. De engelen waren verrukt, en Petrus had nu geen voorwendsel meer, om ze er niet even uit te laten. Toen de engelen op aarde kwamen, bevielen haar jacquetten bijzonder aan haar aardsche zus ters, zoodat oud en jong ze namaakten en droegen, en het is nu voor een man heel moeilijk, op het eerste gezicht, te weten of onder een jacquette met vleugelmouwen een engel schuilt of niet. * # * In de Nntiüiinl Review heeft eene dame, miss Edith Sellers, een interessant artikel over de banken van leening; zy toont aan, hoeveel beter de menigte, wier eenige bankier de bank-van-leeninghouder is, te 'Weenen behandeld wordt dan te Londen. Te Weenen mag in een heel jaar van een artikel niet meer dan 20 pCt. van de waarde betaald worden. Als iemand iederen Zaterdag zijn Zondagspak haalt, tot Maandag, en in de week met het geld negotie drijft, betaalt hij te Londen, als hij op het pak O gulden krijgt, in 52 weken 21 gulden beleengeld, in Weenen niet meer dan 1.20. E?e.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl