Historisch Archief 1877-1940
N'. 1037
DE AMSTERDAMMER
A". 1897.
WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
Onder Redactie van J. DE KOO en JUSTUS VAN MAÜRIK Jr.
Dit nummer bevat twee bijvoegsels.
Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124).
Uitgevers: VAN HOLKEMA & WARENDORF, te Amsterdam,
Singel büde Vijzelstraat, 542.
DU Blad is verkrijgbaar Kiosk 10 Boulevard des Cspucinea tegenover het
Grand Café, te Parijs.
Zondag 9 Mei.
Abonnement per 3 maanden ?1.50, fr. p. post f 1.65
Voor Indiëper jaar mail 10.
Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar . . ,
Advertenün van l?5 regels ?1.10, elke regel meer . .
Reclames per regel ,
10.0.12*
0.20
0.40
I N H O IJ Di
VAN VEBBE EN VAN NABIJ: Armwezen en
Armenzorg in Friesland, door Mr. M. C. Nijland,
(Slot). Districts-vertegenwoordiging. Het Meifeest
te Amsterdam. Yragensmoede" en de modernen,
door Dr. H. J. Betz. Vriendschappelijke en onvriend
schappelijke adviezen. SOCIALE AANGELEGEN
HEDEN: Anarchisten-processen in Duitschland, door
P. M. C. Muziek in de Hoofdstad, door Van Milligen.
KUNST EN LETTEREN: Oude muurschilderingen,
door Th. Molkenboer. Hélèna Vacaresco, door Caroline
Beeloo. Boek- en Trjdschift, door F. B. SCHAAK
SPEL. VOOB DAMES: De vrouw en de verkie
zingen, door Catharina Alberdingk Thijm. Aan alle
ontwikkelde vrouwen, door Elize A. Haighton.
Allerlei, door E-e. Algemeen Nederlandsen Ver
bond. SCHETSJES. PEN- EN
POTLOODKBASSEN. ADVEBTENTIEN.
Armwezen en Armverzorging
in
(Slot).
In hoeverre waren de samenstelling en de
handelwijze der armbesturen van meer of
minder invloed op de uitbreiding der ledceling ?
Jammer, dat dit gedeelte der enquête minder
tot zijn recht gekomen is door de soms geringe
medewerking van de kerkelijke armbesturen.
Nu zijn hunne bemoeiingen in Friesland,
vooral op 't platteland, betrekkelijk gering,
als gevolg van gebrek aan fundsen. En hoe
is het in de steden ? Te Leeuwarden is de
omvang der kerkelijke armenzorg zeer groot;
in de tweede stad van Friesland, Sneek,
daarentegen vrij klein, ook al door gebrek
aan inkomsten. Ware dit niet het geval,
dan zou met eenigen grond kunnen beweerd
worden, dat daar op de twee grootste kerk
genootschappen nog toepasselijk zijn de vol
gende woorden uit eene ministeriëele circu
laire van 2 Maart '59 aan de Ged. Staten
gericht: »Vele gemeentebesturen klagen er
over, dat vele armbesturen van de vrijheid,
hun door de wet gelaten, een verkeerd ge
bruik maken, door hunne armverzorging te
beperken en te trachten, de armen over te
brengen op de burgerlijke arm verzorging, die
daardoor uitgebreid in plaats van, naar het
doel der wet, verminderd zou worden."
Eene statistiek zal een en ander duidelijk
maken. Ik geef die te liever, omdat ze bij
de beantwoording der vragen, welke dienden
om den toestand van het armwezen ook te
Sneek over 1895 te leeren kennen, vóór Mei
1896, toen de antwoorden ingezonden moesten
zijn, niet wel te maken was.
De Ned. Herv. diaconie bedeelde gedurende
het geheele jaar 80 hoofden van huisgezin
nen en 6 eenloopende personen, en gaf daar
voor uit f7200, met een opbrengst aan col
lecten enz. van f 1210. Voor de Doopsge
zinde diaconie waren die getallen: 5, 13,
f1280 en ?1361, voor de diaconie van kerk
A, 12, 8, ?1070 en f 1678, voor die van kerk
B, 10, 5, ?1044 en ?1626, voor het R.-K.
armbestuur, geen hoofden van huisgezinnen,
18 eenloopende personen, ?,3430 en ?907.
Bovendien bedeelde de diaconie van kerk A
nog gedurende den winter, of een deel er van,
5 hoofden van huisgezinnen, de diaconie van
l f,ïk B 4 hoofden, en het R.-K. armbestuur
. ' oofden en 39 eenloopende personen. De
?lietische gemeente had l persoon het
geaar te onderhouden en betaalde
daar;oor ,. !7. Dus te zaïnen werd /'15,5S2
uitgopuven.
Het burgerl. armbestuur daarentegen had
L "4 hoofden en 31 eenloopende personen
ge lurende het geheele jaar en 189 hoofden
en 13 eenloopende personen gedurende den
winter te onderhouden en besteedde daaraan
?25,379. De betrekkelijke onmacht van de
twee grootste kerkgenootschappen, waartoe
Vi van de bevolking behoort, is dan ook
zeker voor een groot deel de reden, dat de
gemeente Sneek voor armenzorg zooveel moet
uitgeven. Mr. Goeman Borgesius sprak in de
Vergadering der 2e Kamer op 23 Maart j.l.
van ?25,371 op eene bevolking van 11,473
; inwoners, dus + ? 2.50 per hoofd, en een
; hoofdelijken omslag van ?6.3,552. Eene kleine
onnauwkeurigheid valt hier op te merken.
Over '95 werd n.L ?25,379 uitgegeven op
eene bevolking van 11,626 inwoners, d. w. z.
?2.20 per hoofd. Nu laat de toestand zich
wat gunstiger aanzien. De getallen toch
waren op l Jan. '97 ?23,487, op eene be
volking van 11,625 inwoners, dus ? 2 per
hoofd, en een hoofdelijke omslag van ?60,022.
i Over de burgerlijke armbesturen geven de
ingekomen antwoorden meer licht.
In alle Friesche steden is n burgerlijk
armbestuur. Te Leeuwarden is een gewijzigd
Elberfeldech stelsel ingevoerd sedert 1894,
met 185 buurtbezoekers. Over de min of
meer gunstige werking is nog geen bepaald
oordeel te vellen. Toch zou Harlingen deze
regeling wenschen te volgen. Te Franeker
is het Elberfeldsch stelsel in den winter van
'95/96 ingevoerd met 26 buurtbezoekers.
De groote meerderheid der plattelands
gemeenten heeft verscheidene van elkaar onaf
hankelijke colleges van armvoogden, hetzij
dorps- of afdeelingsvoogdijen, een gevolg
hiervan, dat de meeste gemeenten uit ver
scheiden dorpen bestaan; tot
Wymbritseradeel b.v. behooren er 28.
Hierbij doet zich nu de groote vraag voor:
is centralisatie tot n burgerlijk armbestuur
wenschelijk of niet. Achtkarspelen met 11
dorpen roemt ze zeer. Gelijkmatige verdee
ling en betere kennis van den werkelijken
toestand der armen zijn er het gevolg van.
Ook het Bildt en Ferwerderadeel weten er
niets dan goeds van te zeggen : het is minder
kostbaar dan de vroegere dorpsvoogdijen.
Schoterland vindt, dat centralisatie de n
heid in de verstrekking van onderstand zeer
bevorderd heeft en 't aantal armen deed
verminderen.
Door sommige gemeenten is de wijze van
bedeeling aangeroerd. In Achtkarspelen mag
alleen bedeeling in geld plaats hebben, om
dat de ondervinding heeft geleerd, dat be
deeling in winkelwaren zoowel voor de armen
als voor de armvoogdij nadeelig werkt ; er
werden veelal slechte en dure waren geleverd.
Het Bildt is ook tegen bedeeling in eetwaren,
omdat er dikwijls geen behoefte bestaat aan
de artikelen, waarmede bedeeld wordt.
De door velen afgekeurde werkverschaffing
als middel van armverzorging, blijkt in ver
scheiden Friesche gemeenten goed te werken.
Oost-Stellingwerf laat keien zoeken en klop
pen. Jaarlijks wordt daarvoor + ? 3000
besteed. De werkverschaffing in
Sinallingerland, bestaande in vlasbewerking,
mattenweven, steenkloppen en klompenmaken,
schijnt over 't algemeen gunstige resultaten
te geven, ook financieel.
Heeft deze enquête dus, ook wat de vra
gen sub B betreft, niet overal het gewenschte
licht ontstoken, toch kan voor een groot
deel hierdoor nagegaan worden, of de grieven,
in de Kamers der Staten-Generaal geuit,
ten opzichte van de regeling der burgerlijke
armverzorging in Friesland, gerechtvaardigd
waren.
De heer E. Bergsma heeft in zijne brochure
»De uitvoering der Armenwet in Friesland",
verleden jaar verschenen, een onderzoek in
gesteld naar den toestand in het Bildt, en
kwam tot de conclusie, dat er althans voor
die gemeente geen grond voor was. En hoe
wel zulk een uitgebreid onderzoek nog alleen
maar in het Bildt gedaan is, kan men m. i.
door de enquête van het Bestuur der
Vereeniging ook voor vele andere gemeenten tot
dezelfde slotsom komen.
De grieven waren o. a.
lo. dat de kerkelijke armbesturen in
Friesland zich zeer weinig aan hunne armen
laten gelegen liggen.
Waar dit het geval is, ligt het grooten
deels aan de geringe fondsen, te hunner be- i
schikking staande, hier en daar een gevolg l
vsfti de verbandregeling.
2o. dat de subsidiewet van 1892 tenge
volge heeft gehad, dat de kosten van het
gemeentelijk armwezen in Friesland, in plaats
van minder, eer grooter zijn geworden.
De Regeering verleende over 1893 aan
17 plattelandsgemeenten een sufcsidie van
? 200,900 in de kosten der huishouding en
over 1894 ? 198,900. Het bedrag door die
gemeenten op de begrootingen voor 1891 en
1895 voor subsidie aan de algemeene
armvoogdij uitgetrokken, was resp. ? 379,094 en
?373,290, een niet onbelangrijk verschil. De
bevolking is bovendien in die gemeenten
eenigszins toegenomen, en kwam van 161,141
op 161,802 inwoners.
3o. dat er te weinig centraal gezag zou
zijn om de aanvragen om onderstand tot h
onvermijdelijke, overeenkomstig art. 21 der
armenwet, te beperken.
De heer Bastert, die deze woorden sprak
meende, dat de provincie Friesland zich, wal
de armenzorg betreft, in een zeer
exceptioneelen toestand bevindt. Volkomen waar.
maar die toestand maakt juist, dat niet in
alle gemeenten n centraal gezag kan zijn,
omdat de meeste uit vele dorpen bestaan
waarin de toestanden soma zeer verschillen.
Waar, zooals boven bleek, in enkele gemeen
ten n centraal gezag zeer goed werkt,
aarzelen andere om het in te voeren, omdat,
moge het vcor de gemeente misschien
voordeelig zijn, de arme bevolking er nog ellen
diger door zou worden.
4o. dat de armvoogden bezoldigd, althans
te ruim bezoldigd worden.
Bij verreweg het kleinste gedeelte van de
burgerlijke armbesturen in Friesland worden
de leden bezoldigd; bij de meeste treft men
alleen gesalarieerde secr.-penningm.,
secr.boekh., of hoe ze anders mogen heeten, aan.
Hier en daar is ook een armvoogd tevens
boekhouder en wordt dan bezoldigd.
Enkele gemeenten, zooals Tietjerksteradeel,
drukken er op, dat de armvoogden op 't platte
land wel eenige geldelijke tegemoetkoming
mogen hebben, omdat hun taak in de laatste
jaren zooveel moeilijker is geworden en de
keus beperkt wordt, daar velen zulk eene
lastige betrekking, die het tegenovergestelde
van dank oplevert, niet begeeren. Andere
gemeenten zeggen, dat de bezoldiging veelal
te ]aag is. 1) Ook het Bildt oordeelt zoo;
de heer Bergsma schrijft, dat bij de bepaling
der jaarwedden de wet van vraag en aanbod
geldt: Zij, die voor eene benoeming tot arm
voogd in aanmerking komen, taxeeren, hoe
veel toelage in staat zal zijn hun te vergoe
den, dat zij als armvoogd zullen zijn de
voetveeg van de massa." Commentaar is m. i.
overbodig.
Sncck.
Mr. M. C. NLTLAXD.
1) In Opsterland, waar l Juli a.s. weder
dorpsarmvoogden komen, zal die betrekking met ? 10
tot / 50 gesalarieerd worden.
Dislricls-vertegenwoordiging.
De voorbereiding der verkiezingen is in
vollen gang.
Alle partijen of groepen en er zijn er
niet minder dan een achttal aan te wijzen
zoeken de beste harer mannen uit, maken
haar berekeningen en voeren bedektelijk of
openlijk onderhandelingen, om in zooveel
districten als maar mogelijk is te slagen.
Ia de hoofdstad ontbreken bij deze voor
bereiding, de belangstelling, het beleid en de
toewijding allerminst: ook in dezen politieken
arbeid is de hoofdstad hoofdstad ... 's lands
hartader klopt niet flauw. Ook ditmaal zal
zij den lande het voorbeeld geven.
Of de liberale partij, bij de vermeerdering
van het aantal kiezers en het splitsen der
stad in negen districten, weder negen afge
vaardigden naar de Kamer zal kunnen zen
den, wordt zeker terecht betwijfeld. Doch, al
verbleef haar dit voorrecht, in n opzicht
zal zij, naar onze meening, bij het stellen
van candidaten, haar gedragslijn moeten wij
zigen. De liberale partij te Amsterdam heeft
op dit oogenblik neycn vertegenwoordigers op
het Binnenhof, waarvan er niet minder dan
?\ci:en in. den Haag wonen: de heeren de
Beaufort, Gleichman, Kerdijk, Cremer,
Hartogh, Tak en Heldt. Er behoeft niet aan ge
twijfeld te worden of al deze heeren zullen
weder op de voorloopige candidatenlijsten
worden gebracht en waar van de t wee te A
rasterdam wonende afgevaardigdan: de heeren
Rutgers en Pijnappel, de eerstgenoemde gezegd
wordt niet weder een c»ndidatuur te begeeren,
zou het geval zich zeer wel kunnen voordoen,
dat zich nu acht Haagsche heeren zullen
verkozen zien om Amsterdam in het Parle
ment te vertegenwoordigen: naast mr. Pijn
appel, als de eenige, wiens gezondheid en
werkkracht het gedoogen, dat hij bij IJ en
Amstel verblijf houdt.
Dit achten wij een nadeel voor Amsterdam.
Wij weten niet hoeveel millioen zes van deze
zeven heeren te samen bezitten en in welke
mate zij rechtstreeks tot de welvaart van
de hoofdstad zouden kunnen bijdragen,
wanneer zij daar ook woonden. Dit materieeel
voordeel echter zou van te geringe beteeken is
zijn, om de Amsterdammers aan te bevelen
er bij het kiezen hunner candidaten rekening
mede te houden. Het groot nadeel van de
afwezigheid der kamerleden bestaat hierin,
dat, zij niet samenlevende met hun kiezers
en dagelijks ademende in de zoo onzuivere
parlementaire atmosfeer, veel meer gevaar
loopen de politiek als een beroep te beoefenen,
buiten het practische leven zich te bewegen
en belangen uit het oog te verliezen, die hun
opmerkzaamheid ten zeerste verdienen. Een
ander nadeel is dat deze personen, die als
de eerste vertrouwensmannen der kiezers in
Amsterdam wonende op menig gebied nuttig
zouden voorgaan en tot werkzaamheid zouden
kunnen prikkelen, in den Haag zich vesti
gende Amsterdam van krachten berooven
voor den maatschappelijken arbeid, die het
zonder schade niet ontberen kan. Terwijl
eindelijk de hoofdstad door het als vanzelf
sprekend te beschouwen, dat haar afgevaar
digden in de residentie gaan wonen, veel meer
dan men schijnt te vermoeden de overtuiging
aankweekt, dat de Haag eerst een stad is,
een politicus waardig, meer in 't bijzonder
voldoende aan de hooge behoeften van een
man van fortuin, van smaak en geest. Am
sterdam met zijn zeven Haagsche heeren
onder zijn negen afgevaardigden had, dunkt
ons, recht zich iets fierder te betoonen : het
is toch nog altijd een der rijkste, mooiste
en merkwaardigste onder de Europeesche
steden !
Nu is dit euvel noch speciaal
Amsterdamsch, noch uitsluitend waar te nemen bij
de gefortuneerde afgevaardigden. Heldt, de
Amsterdarnsche werkman die, naar men
zou meenen moest branden van begeerte
om hier midden onder zijn broederen, die
hij vertegenwoordigt in het centrum der
arbeidersbeweging, te wonen, houdt zich even
goed verre van de hoofdstad, als Gleichman,
Cremer of de Beaufort, als ware zulk een verte
genwoordigen een soort van studie, waaraan
men zich het best kon wijden, ergens op een stil
bovenvertrek. En even als te Amsterdam ziet
men in een aantal districten van het land de
kiezers steeds op den uitkijk staan, of zij heel
in de verte niet een man kunnen ontdekken
er op belust om voor hen naar de Kamer te
gaan. Men denkt er vaak niet aan iemand
uit eigen kring te nemen, den een of ander
eerzamen burger, neen, liever heeft men een
extra bekwaam politicus, die, hoe dan ook,
eenigen naam heeft gemaakt. En zoo krijgt
men, iets waarop wij ons zeker mogen be
roemen, een bijzonder bekwaam parlement.
Daarom echter ook een vruchtbaar parle
ment ? Er zullen in ons land weinigen zijn
die dit durven beweren. Integendeel. Van
niets schijnt de natie in het algemeen meer
overtuigd dan dat de oogst op wetgevend gebied
maar al te schraal is, zoowel naar kwaliteit
als kwantiteit. Intusschen, men heeft elkander
nu reeds zoo lang bekwaamheid" als de
grootste deugd der volksvertegenwoordigers
voorgehouden, dat het niet geraden is, aan
de doeltreffendheid daarvan tot stichting van
een uitnemend parlement twijfel te opperen,
al zou er misschien dan ook iemand gevon
den kunnen worden, die heel stilletjes i»
zijn binnenste geneigd was te gelooven, dat