De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1897 9 mei pagina 2

9 mei 1897 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 1037 een parlement toegerust met slechts een tiende deel der bekwaamheid, die het onze nu vijftig jaren lang vertoond heeft.gemakkelijk tienmaal meer kon en allicht zou hebben gepraesteerd. Op deze stelling zullen wij niet ingaan, maar wel meenen wij als onze overtuiging te mogen uitspreken, dat bij een nauwer verband tusschen de candidaten en het distrikt dat hen kiest, er althans eenig tegenwicht zal bestaan tegen de neiging der afgevaardigden om eene uitsluitend politieke vertegenwoor diging te vormen, alsmede tegen het gevaar dat 's Gravenhage met haar Binnenhof voor de Nederlandsche kamerleden, van verschil lende richting, tot een politieke buitenplaats wordt. Het Meifeest te Amsterdam, Nopens het feest van den eersten Meidag lezen wij in de N. Winschoter Ct: Na afloop van het feest trok deze geheele menschenmassa (pi. m. 6000) de stad in. Reeds in de Utrechtschestraat wist een sterk detachement politieagenten, door het afzetten van de brug op de Prinsengracht, het achterste gedeelte van den stoet tegen te houden, maar dit ging zoo kalm in het werk, dat men in de voorhoede er niets van bespeurde. Hetzelfde geschiedde in de Kalverstraat, maar in de laatste l'aleisstraat de stoet trok naar de Kozengracht om zich aldaar te ontbinden drong een zeer sterk detachement politie in de menigte. Dit kon echter weldra niet verder, omdat deze zich zeer dicht aan eensloot. Op de Rozengracht stonden wellicht reeds een paar duizend man te wachten en toen de stoet voor het gebouw Constantia verscheen, werd plotseling van een Rotterdamschen steiger, die uit het middenvenster van Constantia was gestoken, het roode licht van heldere bengaalsche vlammen zichtbaar. Een sterk detachement politie- stond reeds voor het gebouw; dit vereenigde zich met het aan gekomene, een nieuw detachement kwam aan rukken en toen nu een muziekcorps voor het geopende venster van Constantia het Vryheidslied aanhief, zongen weldra de duizenden eendrachtig mede. Dit nu was den bevelvoerenden inspecteur kennelyk te machtig en toen nu Hermans op den steiger klom en zich gereed maakte het volk toe te spreken, verdeelde de inspecteur zijn agenten in twee liniën en beval hun de straat naar beide zijden te ontruimen, «maar bedaard, vooral be daard", zeide hij. Nu wy moeten zeggen, ze waren bedaard. Wel raadde mij een rechercheur aan »om myn eigen veiligheidswil" weg te gaan, »want de kerels waren dol", maar van die dolheid heb ik nu zooveel niet bespeurd. Hier en daar werd de wapenstok gebruikt en een oogenblik, toen een agent een vrouw en een jong meisje onbarmhartig ranselde, vreesde ik voor erger dingen, maar alles liep goed af. Erg vlug ging natuurlek de ontruiming niet, flat spreekt vanzelf. Vloeken, verwijtingen en ?scheldwoorden weerklonken, Hermans, fantastisch beschenen door het roode Bengaalsche vuur, stond op zijn steiger luide het vryheidlied te zingen, de muziek daarbinnen begeleidde hem, maar toch langzamerhand won de politie terrein, de zijstraaten, waarin een groot gedeelte van het volk vluchtte, werden afgezet, de menschen waren moe en gingen naar huis, het laatste potje Bengaalsch vuur was verbrand, Hermans ver dween binnen de muren van Constantia, en te een uur getuigde alleen nog maar het druk ge sprek en gezang in eenige der omliggende kroegen, dat het ook Zaterdagnacht was. Ik geloof, dat de politie verstandiger had ge daan, door toe te laten, wat zij voorleden jaar heeft toegelaten, namelijk het houden van een toespraak tot de menigte. In tien minuten tijds zou dan alles zijn afgeloopen. Vermoedelijk had de inspecteur zijn bevelen, en deze heeft hij zeer zeker met kalmte uitgevoerd. Het is zoo ongelukkig, dat zij, die bevelen geven, zoo weinig van de volksbeweging weten. Dat vieren van den eersten Meidag is voor hen slechts het werk van oproermakers. Zij zijn het, die meer voor de bevordering van het socialisme doen, dan alle propagandisten bij elkander. Toen de politie daar op de Hozengracht zoo druk bezig was, hoorde ik een werkman tegen zijn kameraad, die mede naar de betooging stond te kijken, zeggen : »ik ben geen socialist, maar zijn wij geen laoistralen, dat we zoo iets dulden 'l ' Dit teekent! Als het begrip bij het volk post vat om een dergelijke verstoring van hun feest langer niet te dulden, dan zijn de gevolgen niet te overzien, A. VAX DEi.rin. We nemen deze woorden van den bekenden Amsterdamschen dagbladschrijver hier over. omdat er uit blijkt hoe het meer geluk dan wijsheid is geweest, dat op l Mei niet op nieuw bloed is vergoten. Wat is onschuldiger dan een Meifeest en onschadelijker dan een toespraak tot een rustig naar huis trekkende menigte? Met v. D. zal men het allicht eens zijn: waar er niet het geringste blijk bestaat, dat men de orde wil verstoren, moest de politie zoo verstandig zijn, der feestvierende menigte niet haar vreugde te bederven. Door wat onschuldig is tegen te gaan, roept men het schuldige te voorschijn ... op den duur. Yragensmoede" en de modernen. In de vergadering van moderne theologen is, naar ik in het Handelsblad van 30 11. zag, ook van Vragcnsmoedc spraak geweest. Dr. Knappert bejegende het, vind ik, erg uit de hoogte. Het geeft, volgens hen, niets nieuws en verdient »maar zeer ten deele den grooten roep, die ervan uitging". Geen woord van hulde wordt gebracht aan de eerlijk heid en den moed, die juist deze schrijfster heeft noodig gehad om met dit boek voor den dag te komen. Nu, dat het onderwerp allerminst nieuw i?, stem ik grif toe; maar ook van de mo derne theologie is voor menigeen het nieuwtje sedert lang af. Hoe komt het boek dan a,aii zijn roep? Ik zou zeggen, doordien het oude vragen, waarvan de onoplosbaarheid, ongelukkig genoeg, nog niet algemeen inge zien wordt, op een manier behandelt, welke velen meer aantrekt dan een geleerd betoogj reden waarom zij den roman met genoegen ten einde lezen en onder het betoog indutten. Dat laat ik thans echter rusten, met een zucht, want zelf heb ik minder aanleg tot romanschrijven dan tot betoogen. Doch wat mij verbaasd heeft, is de zielsrust, waarmede onze moderne heeren over Vragmsmoedc zijn heengegleden, als raakte dit slechts het cal vinisme. Mij dunkt, het raakt alle theologen; en pijnlijker naarmate hun geloofsharnas lichter is. Zoo schijnen mij de «theologische waarheden, die niemand kent" 1) juist voor moderne theologen nogal bedenkelijk. En dan die lastige vraag op bladzij 224: »Wat weet jij van Gods wil?" wat vangt een modern theoloog daarmede aan ? Intusschen bespeurde ik met plezier, dat de moderne theologie, die ik bijna uit het oog had verloren, nog steeds zoo gezellig over alles meepraat. Christendom zonder Christus en weldra zonder Jezus; theologie zonder «theologische waarheden"; godsdienst zonder kennis van Gods wil; waar de moderne theologie vroeg of laat ook aan bezwijke, aan overlading stellig evenmin als een zeepbel. N" u ik toch over Vragensmoede bezig ben, veroorloof ik mij de uiting der hoop, dat de begaafde schrijfster in de derde uitgaaf hier en daar een drukfout verbeterd hebbe, of het anders in de vierde doen zal; zoo staat op bladzij 192 rei in plaats van rij. De «geliefkoosde naaister" op bladzij 221 zal ik ook maar voor een drukfout houden. DR. H. J. BETZ. 1) Tweede druk, bladzij 113. Wij meenen niet, met den heer Betz, den heer Knappert te mogen verwijten, dat hij freule Lohman's Vragensmoede uit de hoogte heeft behandeld. Ook wij hebben in eene beschouwing, aan dat boek gewijd, het meer als een belofte voor de toekomst, dan als een geslaagd kunstwerk gewaardeerd. Van welke zijde ook bezien, als roman, komt Vragensmoede ons zeer gebrekkig voor. Ook zouden wij geen aanleiding kunnen vinden, met den heer Betz, Fr. de Sav. Lohman te prijzen om haar moed, wijl zij het Calvinisme heeft aangedurfd. Immers, wat natuurlijker dan dat een jonge dame, die over een goede pen beschikt, overtuigd dat hare verwanten en vrienden zich op een dwaalweg bevinden, een betoog of een tendenzroman schrijft tot stichting en leering voor anderen en zichzelve. Zijn plicht niet te verzaken is nog geen deugd. Maar de voornaamste opmerking van den heer Betz snijdt o. i. hout. Er behoorde zeker meer dan gewone moed toe om in een vergadering van inodcrnc flicolni/en over Vrnijcnxmocilc het woord te voeren, zoo geheel en al in strijd met de wij/e les, vervat in het uitheemsche spreek woord, dat men in het huis van den ge hangene maar zwijgen moet van de galg. D. K. en Voor enkele dagen heeft het Engelsche ministerie van koloniën een Blauwboek uit gegeven, dat geheel gewijd is aan de betrek kingen lunchen Engeland en de Zuid-Afrikaansche Republiek. Men vindt daarin uit voerige nota's van den heer Chamberlain, in welke aan de regeering der Republiek ten laste wordt gelegd, zich op allerlei wijzen tegen de Conventie van Londen te hebben bezondigd. In de eerste plaats wordt eene omvangrijke correspondent ie medegedeeld over de 'fransvaalsche vreemdelingenwet. Op de protesten van Engelsche zijde antwoordt de regeering der Zuid-Afrikaansche Republiek, dat de immigratie in den laatsten tijd een zeer bedenkelijk karakter heeft gekregen en dat dientengevolge een scherp toezicht daarop noodig is. Eene beperking van deze immi gratie is volstrekt niet in strijd met de Con ventie van 1884. Kan de Engelsche regeering andere maatregelen voorstellen, om den stroom der onwelkome immigranten tegen te houden, dan zal de regeering te Pretoria die voor stellen gaarne in overweging nemen. De heer Chamberlain blijft protesteeren. Hij kan het niet goedkeuren dat in de ZuidAfrikaansche Republiek immigranten worden geweerd, die niet kunnen aantoonen, vol doende middelen van bestaan te hebben, vooral wanneer de beoordeeling hiervan geheel aan de Transvaalsche autoriteiten overgelaten blijft. Voorts komt hij op tegen het verbod van de verschijning van een Engelsen dag blad. En telkens is de conclusie, dat hetgeen de regeering der Zuid-Afrikaansche Republiek een eenvoudigen politie-maatregel noemt, in waarheid een onduldbare inbreuk is op de Conventie van 1884. Kenteekenend voor de gespannen verhou ding is nrg het antwoord van Chamberlain op de hem namens de Transvaalsche regeering door den luitenant-generaal Goodenough ge dane mededeelingen, dat het in het belang van Zuid-Afrika zou zijn, wranneer de Engel sche regeering gebruik maakte van de in haar handen zijnde bewijsstukken, om een proces te beginnen tegen Cecil Rhodes, Alfred Beit en Ilutherford Harris, de welbekende ] leiders van de Cltnrtc.red Company. Hoog hartig antwoordt Chamberlain, dat de Britsche regeering niet verlangt, naar aanleiding der jongste gebeurtenissen (den inval van Jameson) aan haar plicht te worden herin nerd, en dat zij aan de regeering der ZuidAfrikaansche Republiek niet kan toestaan, haar voor te schrijven, hoe en wanneer zij aan hare verplichtingen moet voldoen. Ten slotte bevat het Blauwboek nog een protest tegen het onlangs ingediende wets ontwerp, volgens hetwelk facturen, vracht brieven, enz. in het Hollandsen zouden moeten worden geschreven. De publicatie van het Blauwboek verkrijgt eene eigenaardige beteekenis, wanneer men haar beschouwt in verband met de zending van Engelsche oorlogschepen naar de Delagoabaai, en van Engelsche troepen naar ZuidAfrika. Ook de onlangs gevoerde discussie in het Parlement, waarbij Chamberlain zich leelijk «vergaloppeerde" en Balfour groote moeite had om met eenige kalmeerende en vredelievende redeneeringen het kwaad weder goed te maken, geven stof tot nadenken te over. In de Engelsche pers wordt voortdurend de houding van de Zuid-Afrikaansche repu bliek voorgesteld als een gevolg van Duitsche intriges: wij drukten nog onlangs een prentje af uit Punch, waarop een vriendelijke Germania oom Paul met een borstharnas omgordt, en deze symboliek is de uiting van een vrij algemeen verspreid gevoelen. Indien de aan wezigheid eener Engelsche vloot in de Delagoabaat moet worden opgevat als eene demon stratie tegen Duitsehland" zoo schrijft de FraitL'furte.r Zeitung n aar aanleiding hiervan »dan zou dit eenvoudig belachelijk zijn, want wat ook Engelsche bladen mogen vertellen over Duitsche intriges, en Duitsche bladen over de verplichting van Duitsehland om de Transvaal te ondersteunen, onze belangen aldaar zijn niet groot genoeg om er een oorlog met Engeland voor te wagen. Men zou zeer kortzichtig moeten zijn om aan te nemen, dat Engeland zich zonder een oorlog zou laten verdringen uit de positie, welke het zich in den loop dezer eeuw in ZuidAfrika heeft weten te verschaffen en die onder de gegeven omstandigheden niet met kans op succes kan worden aangetast. Zeker zouden wij het recht hebben om krachtig te protesteeren, wanneer Engeland zich mocht veroorloven, zonder geldige gronden de zelf standigheid aan te tasten der staten met welke wij tractaten hebben, zooals de ZuidAfrikaansche Republiek, de Oranje-Vrijstaat en Portugal, maar het zou dwaas zijn, dit protest te doen vergezeld gaan van eene bedreiging met oorlog. Wij zijn volstrekt niet in staat om de genoemde staten bij een con flict met Engeland materieelen steun te verleenen, en het is daarom zeker verkeerd, de bestaande ontstemming tusschen de beide landen onnoodig te verscherpen. Evenmin als het, op onzen weg ligt, de Engelschen te verdrijven uit Egypte, waar zij zich weder rechtelijk hebben genesteld, evenmin hebben wij reden om in Zuid-Afrika vijandig tegen hen op te treden, wanneer zij binnen de grenzen der traktaatrechten opkomen voor hunne gerechtvaardigde belangen. Hervor mingen aan do eene zijde en gematigheid aan den andeven kant, bij strenge inachtneming der door de traktaten vastgestelde verplich tingen, ziedaar de politiek, die den verstandigen staatslieden in Engeland en in Zuid-Afrika aan te bevelen is en die ook van Duitsche zijde oprecht kan worden ge steund." l'it deze koele en nuchtere waarschuwingen spreekt de man van zaken, die trouwens in hetzelfde artikel zich beklaagt over de >reactionair en onbeschaamd (rüeksiehtsloit) fiscale politiek van den Heer Krüger." Wie wat minder verstands-, maar wat meer gevoelsrnensch is, zal niet uit het oog verliezen, dat de Transvaalsche regeering voor den roekeloozen en misdadigen inval van Jameson nog geen noemenswaardige genoegdoening heeft ontvangen en dat de leiders der Charlered Oomjiaiiij, met Cecil Rhodes aau het hoofd, niet slechts ongestraft zijn, maar onge moeid en ongestoord hun intriges voortzetten. Het is geen hartver heffend schouwspel, iemand die de verantwoordelijkheid draagt van een moordaanslag, de vertoogen van zijn slacht offer te zien beantwoorden met chicanes over pol i t ie-m aal iv gel en. Ook de Taiips bespreekt den strijd tu^schen de Zuid-Afrikaansche Republiek en het mach tige Engeland. «President Krüger" zegt het Fransche blad aan het slot, van zijne beschouwingen, «heeft het geluk, dat de Transvaal het palladium is geworden van Zuid-Afrika, de sluitsteen van het Afrikaan der systeem, het symbool van zijn recht om zich zelf te regeeren zonder de tusschenkomst van verdachte speculanten en van imperialis tische chauvinisten. Het is niet zoo meereen strijd van de Boeren tegen de Angel-Saksers, als van de Afrikaanders tegen de imperia listen. Van president Krüger hangt het af, zijn triomf te, verzekeren, door alle concessien te doen, die de rechtvaardigheid eischt of die de politiek toestaat. Op fiscaal en industrieel gebied zijn groote hervormingen noodig. Het is in Krüger's belang, den Heer Rhodes in diens medeplichtigen zelfs* den schijn te ontnemen eener coalitie met de loyale en eerlijke werkers van alle natiën, die niets anders wenschen dan, zonder te veel belemmeringen, Transvaal voorspoedig en hun eigen fortuin te maken, en die natuur lijk de sympathie van hunne medeburgers bezitten. De president heeft de meerderheid der bevolking van Zuid-Afrika aan zijne zijde. Hij heeft de alliantie met den Oranje- Vrijstaat. Hij kan steunen op het rechtsbewustzijn der geheele beschaafde wereld. Moge hij thans nog, door goed gekozen fiscale en po litieke maatregelen, de belangen en hunne vertegenwoordigers op zijne hand brengen!" Óók eene waarschuwing dus. Maar op gansch anderen toon: de hartelijkheid en de waardeering moet men dezen keer niet zoeken aan den kant van de gemoedelijke Duitschers. uiimiHiiiiiiiiiiiiiiiiHiiiiiiHiiiiiiiiiiiiiiiiiMiiiiiiiiiiinniiniiiiiiiiimniinMM Sociale niiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiuiniiiiiiiiiiiiiiiiiMiiiiiiiiiiiiiiininiiiiiiiiiiiniiiiuiiiiiii Anarchisten-processen in MMlaM. De Berlijnsche advocaat Richard Bieber heeft van af einde '92 tot nu toe in 27 anar chisten-processen de verdediging gevoerd. O.a. in 1895 in een zaak, die te Kottbus wegens samenzwering aanhangig was gemaakt tegen drie lieden, van wie, na een voorloopige hechtenis van vier maanden, niets kon worden bewezen, dan dat zij intiem met _elkander^en in elkanders familiekring omgingen. Eén van hen bekende, anarchist te zijn. Hij had een deeltje van de »Anarchistische Biblio theek", een serie geschriften, die met mede weten der politie te Berlijn wordt uitgegeven, aan een huisgenoot verkocht, met de woorden : «Dat is iets om te lezen". Hieruit concludeerde de rechtbank tot »de bedoeling, dat niet alleen de kooper, maar ook anderen het geschrift moesten lezen". De rechtbank vond verder in de brochure enkele plaatsen, waar tot on gehoorzaamheid tegen de wetten werd aange spoord. De anarchist werd wegens verbreiding van zulke lectuur veroordeeld tot negen maanden gevangenisstraf. De beide anderen werden vrijgesproken. Voor deze menschen was te Kottbus geen verdedigen te vinden. Anarchisten verdedigt rneri niet, zoo rcdeneeren de meeste juristen in Duitsehland, aangezien zij zichzelf buiten de wet stellen. Uit de zaak, hier vermeld, en uit wat ik verder aan de hand van den ad vocaat Bieber 1) ga mededeelen, blijkt, dat de duitïche rechters voor hun deel er nog de theorie op nahouden, dat een anarchist niet door een geblinddoekte Juatitia, maar door een of ander naijverigen en wraakzuehtigen deus ui tor behoort te worden gevonnisd. Gij verneemt van een man, die onder zijn ka meraden den naam had van den wettelijken anarchist'', omdat, hij altijd had be weerd, dat men anarchist kan zijn, /.onder niet de wetten in bot.-ing te komen. En gij hoort den ambtenaar van het Openbaar Mini sterie legen hem, die wegens een per-uit liet terecht slaat, ver.-eherping van slri'f el.-rhen ; de beklaagde was buitengemeen gevaarlijk, omdat hij tot nog toe zich buiten het bereik der wet had weten te houden. Nu en dan maakt men zich dientengevolge aan kleine ineonsetiueiities schuldig. De drukker van de anarchistische couruni Dr.i' Xo.i'ilixt is meermalen aangeklaagd, "iaar vriiges-prokf-n wegens den inhoud van het blad. Steeds was het te bewijzen, dat iiij'.ich om rt-diiclie noch expeditie bekommerde. Maar len slot te is hij toch tol zes maanden gevangeni.-ïSlnif veroordeeld. Ken redael. ur van. hetzelfde blad drukte Heine's ???Kon i g Langohr" af, en kreeg wegens majesteitsbeleeiiiging 'i maanden gevangenisstraf- De uitgev-rs van. lieine's Sammtliche Werke" blijven daar entegen vrij rondloopcn. Deze schijnbare af

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl