Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 1037
een parlement toegerust met slechts een tiende
deel der bekwaamheid, die het onze nu vijftig
jaren lang vertoond heeft.gemakkelijk tienmaal
meer kon en allicht zou hebben gepraesteerd.
Op deze stelling zullen wij niet ingaan, maar
wel meenen wij als onze overtuiging te mogen
uitspreken, dat bij een nauwer verband
tusschen de candidaten en het distrikt dat
hen kiest, er althans eenig tegenwicht zal
bestaan tegen de neiging der afgevaardigden
om eene uitsluitend politieke vertegenwoor
diging te vormen, alsmede tegen het gevaar
dat 's Gravenhage met haar Binnenhof voor
de Nederlandsche kamerleden, van verschil
lende richting, tot een politieke buitenplaats
wordt.
Het Meifeest te Amsterdam,
Nopens het feest van den eersten Meidag
lezen wij in de N. Winschoter Ct:
Na afloop van het feest trok deze geheele
menschenmassa (pi. m. 6000) de stad in. Reeds
in de Utrechtschestraat wist een sterk detachement
politieagenten, door het afzetten van de brug op
de Prinsengracht, het achterste gedeelte van den
stoet tegen te houden, maar dit ging zoo kalm
in het werk, dat men in de voorhoede er niets
van bespeurde. Hetzelfde geschiedde in de
Kalverstraat, maar in de laatste l'aleisstraat de
stoet trok naar de Kozengracht om zich aldaar
te ontbinden drong een zeer sterk detachement
politie in de menigte. Dit kon echter weldra
niet verder, omdat deze zich zeer dicht aan
eensloot.
Op de Rozengracht stonden wellicht reeds een
paar duizend man te wachten en toen de stoet
voor het gebouw Constantia verscheen, werd
plotseling van een Rotterdamschen steiger, die
uit het middenvenster van Constantia was gestoken,
het roode licht van heldere bengaalsche vlammen
zichtbaar.
Een sterk detachement politie- stond reeds voor
het gebouw; dit vereenigde zich met het aan
gekomene, een nieuw detachement kwam aan
rukken en toen nu een muziekcorps voor het
geopende venster van Constantia het Vryheidslied
aanhief, zongen weldra de duizenden eendrachtig
mede.
Dit nu was den bevelvoerenden inspecteur
kennelyk te machtig en toen nu Hermans op den
steiger klom en zich gereed maakte het volk toe
te spreken, verdeelde de inspecteur zijn agenten
in twee liniën en beval hun de straat naar beide
zijden te ontruimen, «maar bedaard, vooral be
daard", zeide hij.
Nu wy moeten zeggen, ze waren bedaard. Wel
raadde mij een rechercheur aan »om myn eigen
veiligheidswil" weg te gaan, »want de kerels
waren dol", maar van die dolheid heb ik nu
zooveel niet bespeurd.
Hier en daar werd de wapenstok gebruikt en
een oogenblik, toen een agent een vrouw en een
jong meisje onbarmhartig ranselde, vreesde ik
voor erger dingen, maar alles liep goed af.
Erg vlug ging natuurlek de ontruiming niet,
flat spreekt vanzelf. Vloeken, verwijtingen en
?scheldwoorden weerklonken, Hermans, fantastisch
beschenen door het roode Bengaalsche vuur,
stond op zijn steiger luide het vryheidlied te
zingen, de muziek daarbinnen begeleidde hem,
maar toch langzamerhand won de politie terrein,
de zijstraaten, waarin een groot gedeelte van het
volk vluchtte, werden afgezet, de menschen waren
moe en gingen naar huis, het laatste potje
Bengaalsch vuur was verbrand, Hermans ver
dween binnen de muren van Constantia, en te
een uur getuigde alleen nog maar het druk ge
sprek en gezang in eenige der omliggende
kroegen, dat het ook Zaterdagnacht was.
Ik geloof, dat de politie verstandiger had ge
daan, door toe te laten, wat zij voorleden jaar
heeft toegelaten, namelijk het houden van een
toespraak tot de menigte. In tien minuten tijds
zou dan alles zijn afgeloopen. Vermoedelijk had
de inspecteur zijn bevelen, en deze heeft hij
zeer zeker met kalmte uitgevoerd.
Het is zoo ongelukkig, dat zij, die bevelen
geven, zoo weinig van de volksbeweging weten.
Dat vieren van den eersten Meidag is voor hen
slechts het werk van oproermakers. Zij zijn het,
die meer voor de bevordering van het socialisme
doen, dan alle propagandisten bij elkander.
Toen de politie daar op de Hozengracht zoo
druk bezig was, hoorde ik een werkman tegen
zijn kameraad, die mede naar de betooging stond
te kijken, zeggen : »ik ben geen socialist, maar
zijn wij geen laoistralen, dat we zoo iets dulden 'l '
Dit teekent! Als het begrip bij het volk post
vat om een dergelijke verstoring van hun feest
langer niet te dulden, dan zijn de gevolgen niet
te overzien,
A. VAX DEi.rin.
We nemen deze woorden van den bekenden
Amsterdamschen dagbladschrijver hier over.
omdat er uit blijkt hoe het meer geluk dan
wijsheid is geweest, dat op l Mei niet op
nieuw bloed is vergoten.
Wat is onschuldiger dan een Meifeest
en onschadelijker dan een toespraak tot een
rustig naar huis trekkende menigte?
Met v. D. zal men het allicht eens zijn:
waar er niet het geringste blijk bestaat, dat
men de orde wil verstoren, moest de politie
zoo verstandig zijn, der feestvierende menigte
niet haar vreugde te bederven. Door wat
onschuldig is tegen te gaan, roept men het
schuldige te voorschijn ... op den duur.
Yragensmoede" en de modernen.
In de vergadering van moderne theologen
is, naar ik in het Handelsblad van 30 11.
zag, ook van Vragcnsmoedc spraak geweest.
Dr. Knappert bejegende het, vind ik, erg
uit de hoogte. Het geeft, volgens hen, niets
nieuws en verdient »maar zeer ten deele den
grooten roep, die ervan uitging". Geen woord
van hulde wordt gebracht aan de eerlijk
heid en den moed, die juist deze schrijfster
heeft noodig gehad om met dit boek voor
den dag te komen.
Nu, dat het onderwerp allerminst nieuw
i?, stem ik grif toe; maar ook van de mo
derne theologie is voor menigeen het nieuwtje
sedert lang af. Hoe komt het boek dan
a,aii zijn roep? Ik zou zeggen, doordien het
oude vragen, waarvan de onoplosbaarheid,
ongelukkig genoeg, nog niet algemeen inge
zien wordt, op een manier behandelt, welke
velen meer aantrekt dan een geleerd betoogj
reden waarom zij den roman met genoegen
ten einde lezen en onder het betoog indutten.
Dat laat ik thans echter rusten, met een
zucht, want zelf heb ik minder aanleg tot
romanschrijven dan tot betoogen. Doch wat
mij verbaasd heeft, is de zielsrust, waarmede
onze moderne heeren over Vragmsmoedc zijn
heengegleden, als raakte dit slechts het cal
vinisme. Mij dunkt, het raakt alle theologen;
en pijnlijker naarmate hun geloofsharnas
lichter is. Zoo schijnen mij de «theologische
waarheden, die niemand kent" 1) juist voor
moderne theologen nogal bedenkelijk. En
dan die lastige vraag op bladzij 224: »Wat
weet jij van Gods wil?" wat vangt een
modern theoloog daarmede aan ?
Intusschen bespeurde ik met plezier, dat
de moderne theologie, die ik bijna uit het
oog had verloren, nog steeds zoo gezellig
over alles meepraat. Christendom zonder
Christus en weldra zonder Jezus; theologie
zonder «theologische waarheden"; godsdienst
zonder kennis van Gods wil; waar de
moderne theologie vroeg of laat ook aan
bezwijke, aan overlading stellig evenmin als
een zeepbel.
N" u ik toch over Vragensmoede bezig ben,
veroorloof ik mij de uiting der hoop, dat de
begaafde schrijfster in de derde uitgaaf hier
en daar een drukfout verbeterd hebbe, of
het anders in de vierde doen zal; zoo staat
op bladzij 192 rei in plaats van rij. De
«geliefkoosde naaister" op bladzij 221 zal
ik ook maar voor een drukfout houden.
DR. H. J. BETZ.
1) Tweede druk, bladzij 113.
Wij meenen niet, met den heer Betz, den
heer Knappert te mogen verwijten, dat hij
freule Lohman's Vragensmoede uit de hoogte
heeft behandeld. Ook wij hebben in eene
beschouwing, aan dat boek gewijd, het meer
als een belofte voor de toekomst, dan als
een geslaagd kunstwerk gewaardeerd. Van
welke zijde ook bezien, als roman, komt
Vragensmoede ons zeer gebrekkig voor.
Ook zouden wij geen aanleiding kunnen
vinden, met den heer Betz, Fr. de Sav.
Lohman te prijzen om haar moed, wijl zij het
Calvinisme heeft aangedurfd. Immers, wat
natuurlijker dan dat een jonge dame, die
over een goede pen beschikt, overtuigd dat
hare verwanten en vrienden zich op een
dwaalweg bevinden, een betoog of een
tendenzroman schrijft tot stichting en leering voor
anderen en zichzelve. Zijn plicht niet te
verzaken is nog geen deugd.
Maar de voornaamste opmerking van den
heer Betz snijdt o. i. hout.
Er behoorde zeker meer dan gewone moed
toe om in een vergadering van inodcrnc
flicolni/en over Vrnijcnxmocilc het woord te
voeren, zoo geheel en al in strijd met de
wij/e les, vervat in het uitheemsche spreek
woord, dat men in het huis van den ge
hangene maar zwijgen moet van de galg.
D. K.
en
Voor enkele dagen heeft het Engelsche
ministerie van koloniën een Blauwboek uit
gegeven, dat geheel gewijd is aan de betrek
kingen lunchen Engeland en de
Zuid-Afrikaansche Republiek. Men vindt daarin uit
voerige nota's van den heer Chamberlain, in
welke aan de regeering der Republiek ten
laste wordt gelegd, zich op allerlei wijzen
tegen de Conventie van Londen te hebben
bezondigd. In de eerste plaats wordt eene
omvangrijke correspondent ie medegedeeld over
de 'fransvaalsche vreemdelingenwet. Op de
protesten van Engelsche zijde antwoordt de
regeering der Zuid-Afrikaansche Republiek,
dat de immigratie in den laatsten tijd een
zeer bedenkelijk karakter heeft gekregen en
dat dientengevolge een scherp toezicht daarop
noodig is. Eene beperking van deze immi
gratie is volstrekt niet in strijd met de Con
ventie van 1884. Kan de Engelsche regeering
andere maatregelen voorstellen, om den stroom
der onwelkome immigranten tegen te houden,
dan zal de regeering te Pretoria die voor
stellen gaarne in overweging nemen.
De heer Chamberlain blijft protesteeren.
Hij kan het niet goedkeuren dat in de
ZuidAfrikaansche Republiek immigranten worden
geweerd, die niet kunnen aantoonen, vol
doende middelen van bestaan te hebben,
vooral wanneer de beoordeeling hiervan geheel
aan de Transvaalsche autoriteiten overgelaten
blijft. Voorts komt hij op tegen het verbod
van de verschijning van een Engelsen dag
blad. En telkens is de conclusie, dat hetgeen
de regeering der Zuid-Afrikaansche Republiek
een eenvoudigen politie-maatregel noemt, in
waarheid een onduldbare inbreuk is op de
Conventie van 1884.
Kenteekenend voor de gespannen verhou
ding is nrg het antwoord van Chamberlain
op de hem namens de Transvaalsche regeering
door den luitenant-generaal Goodenough ge
dane mededeelingen, dat het in het belang
van Zuid-Afrika zou zijn, wranneer de Engel
sche regeering gebruik maakte van de in
haar handen zijnde bewijsstukken, om een
proces te beginnen tegen Cecil Rhodes, Alfred
Beit en Ilutherford Harris, de welbekende ]
leiders van de Cltnrtc.red Company. Hoog
hartig antwoordt Chamberlain, dat de
Britsche regeering niet verlangt, naar aanleiding
der jongste gebeurtenissen (den inval van
Jameson) aan haar plicht te worden herin
nerd, en dat zij aan de regeering der
ZuidAfrikaansche Republiek niet kan toestaan,
haar voor te schrijven, hoe en wanneer zij
aan hare verplichtingen moet voldoen.
Ten slotte bevat het Blauwboek nog een
protest tegen het onlangs ingediende wets
ontwerp, volgens hetwelk facturen, vracht
brieven, enz. in het Hollandsen zouden moeten
worden geschreven.
De publicatie van het Blauwboek verkrijgt
eene eigenaardige beteekenis, wanneer men
haar beschouwt in verband met de zending
van Engelsche oorlogschepen naar de
Delagoabaai, en van Engelsche troepen naar
ZuidAfrika. Ook de onlangs gevoerde discussie
in het Parlement, waarbij Chamberlain zich
leelijk «vergaloppeerde" en Balfour groote
moeite had om met eenige kalmeerende en
vredelievende redeneeringen het kwaad weder
goed te maken, geven stof tot nadenken
te over.
In de Engelsche pers wordt voortdurend
de houding van de Zuid-Afrikaansche repu
bliek voorgesteld als een gevolg van Duitsche
intriges: wij drukten nog onlangs een prentje
af uit Punch, waarop een vriendelijke
Germania oom Paul met een borstharnas omgordt,
en deze symboliek is de uiting van een vrij
algemeen verspreid gevoelen. Indien de aan
wezigheid eener Engelsche vloot in de
Delagoabaat moet worden opgevat als eene demon
stratie tegen Duitsehland" zoo schrijft de
FraitL'furte.r Zeitung n aar aanleiding hiervan
»dan zou dit eenvoudig belachelijk zijn, want
wat ook Engelsche bladen mogen vertellen
over Duitsche intriges, en Duitsche bladen
over de verplichting van Duitsehland om de
Transvaal te ondersteunen, onze belangen
aldaar zijn niet groot genoeg om er een
oorlog met Engeland voor te wagen. Men
zou zeer kortzichtig moeten zijn om aan te
nemen, dat Engeland zich zonder een oorlog
zou laten verdringen uit de positie, welke
het zich in den loop dezer eeuw in
ZuidAfrika heeft weten te verschaffen en die
onder de gegeven omstandigheden niet met
kans op succes kan worden aangetast. Zeker
zouden wij het recht hebben om krachtig te
protesteeren, wanneer Engeland zich mocht
veroorloven, zonder geldige gronden de zelf
standigheid aan te tasten der staten met
welke wij tractaten hebben, zooals de
ZuidAfrikaansche Republiek, de Oranje-Vrijstaat
en Portugal, maar het zou dwaas zijn, dit
protest te doen vergezeld gaan van eene
bedreiging met oorlog. Wij zijn volstrekt niet
in staat om de genoemde staten bij een con
flict met Engeland materieelen steun te
verleenen, en het is daarom zeker verkeerd,
de bestaande ontstemming tusschen de beide
landen onnoodig te verscherpen. Evenmin
als het, op onzen weg ligt, de Engelschen
te verdrijven uit Egypte, waar zij zich weder
rechtelijk hebben genesteld, evenmin hebben
wij reden om in Zuid-Afrika vijandig tegen
hen op te treden, wanneer zij binnen de
grenzen der traktaatrechten opkomen voor
hunne gerechtvaardigde belangen. Hervor
mingen aan do eene zijde en gematigheid aan
den andeven kant, bij strenge inachtneming
der door de traktaten vastgestelde verplich
tingen, ziedaar de politiek, die den
verstandigen staatslieden in Engeland en in
Zuid-Afrika aan te bevelen is en die ook
van Duitsche zijde oprecht kan worden ge
steund."
l'it deze koele en nuchtere waarschuwingen
spreekt de man van zaken, die trouwens in
hetzelfde artikel zich beklaagt over de
>reactionair en onbeschaamd (rüeksiehtsloit) fiscale
politiek van den Heer Krüger." Wie wat
minder verstands-, maar wat meer
gevoelsrnensch is, zal niet uit het oog verliezen, dat
de Transvaalsche regeering voor den
roekeloozen en misdadigen inval van Jameson
nog geen noemenswaardige genoegdoening
heeft ontvangen en dat de leiders der
Charlered Oomjiaiiij, met Cecil Rhodes aau het
hoofd, niet slechts ongestraft zijn, maar onge
moeid en ongestoord hun intriges voortzetten.
Het is geen hartver heffend schouwspel, iemand
die de verantwoordelijkheid draagt van een
moordaanslag, de vertoogen van zijn slacht
offer te zien beantwoorden met chicanes over
pol i t ie-m aal iv gel en.
Ook de Taiips bespreekt den strijd tu^schen
de Zuid-Afrikaansche Republiek en het mach
tige Engeland. «President Krüger" zegt
het Fransche blad aan het slot, van zijne
beschouwingen, «heeft het geluk, dat de
Transvaal het palladium is geworden van
Zuid-Afrika, de sluitsteen van het Afrikaan
der systeem, het symbool van zijn recht om
zich zelf te regeeren zonder de tusschenkomst
van verdachte speculanten en van imperialis
tische chauvinisten. Het is niet zoo meereen
strijd van de Boeren tegen de Angel-Saksers,
als van de Afrikaanders tegen de imperia
listen. Van president Krüger hangt het af,
zijn triomf te, verzekeren, door alle
concessien te doen, die de rechtvaardigheid eischt
of die de politiek toestaat. Op fiscaal en
industrieel gebied zijn groote hervormingen
noodig. Het is in Krüger's belang, den Heer
Rhodes in diens medeplichtigen zelfs* den
schijn te ontnemen eener coalitie met de
loyale en eerlijke werkers van alle natiën,
die niets anders wenschen dan, zonder te
veel belemmeringen, Transvaal voorspoedig
en hun eigen fortuin te maken, en die natuur
lijk de sympathie van hunne medeburgers
bezitten. De president heeft de meerderheid
der bevolking van Zuid-Afrika aan zijne zijde.
Hij heeft de alliantie met den Oranje- Vrijstaat.
Hij kan steunen op het rechtsbewustzijn
der geheele beschaafde wereld. Moge hij
thans nog, door goed gekozen fiscale en po
litieke maatregelen, de belangen en hunne
vertegenwoordigers op zijne hand brengen!"
Óók eene waarschuwing dus. Maar op
gansch anderen toon: de hartelijkheid en de
waardeering moet men dezen keer niet zoeken
aan den kant van de gemoedelijke Duitschers.
uiimiHiiiiiiiiiiiiiiiiHiiiiiiHiiiiiiiiiiiiiiiiiMiiiiiiiiiiinniiniiiiiiiiimniinMM
Sociale
niiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiuiniiiiiiiiiiiiiiiiiMiiiiiiiiiiiiiiininiiiiiiiiiiiniiiiuiiiiiii
Anarchisten-processen in MMlaM.
De Berlijnsche advocaat Richard Bieber
heeft van af einde '92 tot nu toe in 27 anar
chisten-processen de verdediging gevoerd. O.a.
in 1895 in een zaak, die te Kottbus wegens
samenzwering aanhangig was gemaakt tegen
drie lieden, van wie, na een voorloopige
hechtenis van vier maanden, niets kon worden
bewezen, dan dat zij intiem met _elkander^en
in elkanders familiekring omgingen. Eén
van hen bekende, anarchist te zijn. Hij had
een deeltje van de »Anarchistische Biblio
theek", een serie geschriften, die met mede
weten der politie te Berlijn wordt uitgegeven,
aan een huisgenoot verkocht, met de woorden :
«Dat is iets om te lezen". Hieruit concludeerde
de rechtbank tot »de bedoeling, dat niet alleen
de kooper, maar ook anderen het geschrift
moesten lezen". De rechtbank vond verder
in de brochure enkele plaatsen, waar tot on
gehoorzaamheid tegen de wetten werd aange
spoord. De anarchist werd wegens verbreiding
van zulke lectuur veroordeeld tot negen
maanden gevangenisstraf. De beide anderen
werden vrijgesproken.
Voor deze menschen was te Kottbus geen
verdedigen te vinden. Anarchisten verdedigt
rneri niet, zoo rcdeneeren de meeste juristen
in Duitsehland, aangezien zij zichzelf buiten
de wet stellen. Uit de zaak, hier vermeld, en
uit wat ik verder aan de hand van den ad
vocaat Bieber 1) ga mededeelen, blijkt, dat de
duitïche rechters voor hun deel er nog de
theorie op nahouden, dat een anarchist niet
door een geblinddoekte Juatitia, maar door
een of ander naijverigen en wraakzuehtigen
deus ui tor behoort te worden gevonnisd. Gij
verneemt van een man, die onder zijn ka
meraden den naam had van den
wettelijken anarchist'', omdat, hij altijd had be
weerd, dat men anarchist kan zijn, /.onder
niet de wetten in bot.-ing te komen. En gij
hoort den ambtenaar van het Openbaar Mini
sterie legen hem, die wegens een per-uit liet
terecht slaat, ver.-eherping van slri'f el.-rhen ;
de beklaagde was buitengemeen gevaarlijk,
omdat hij tot nog toe zich buiten het bereik
der wet had weten te houden.
Nu en dan maakt men zich dientengevolge
aan kleine ineonsetiueiities schuldig. De
drukker van de anarchistische couruni Dr.i'
Xo.i'ilixt is meermalen aangeklaagd, "iaar
vriiges-prokf-n wegens den inhoud van het
blad. Steeds was het te bewijzen, dat iiij'.ich
om rt-diiclie noch expeditie bekommerde. Maar
len slot te is hij toch tol zes maanden
gevangeni.-ïSlnif veroordeeld. Ken redael. ur van.
hetzelfde blad drukte Heine's ???Kon i g Langohr"
af, en kreeg wegens majesteitsbeleeiiiging 'i
maanden gevangenisstraf- De uitgev-rs van.
lieine's Sammtliche Werke" blijven daar
entegen vrij rondloopcn. Deze schijnbare
af