De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1897 16 mei pagina 2

16 mei 1897 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 1038 ter van zijn ontwerp, waartegen den strijd werd aangebonden. Bij een andere prijsvraag voor een museum Willem I, schreef Cuypers boven zijne teekeningen het motto: Houte forme, qui n'est pas indiquée par la structure, doit tre repoussée", een citaat naar beweerd wordt uit Viollet-le-Duc's dictionnaire, doch dal evengoed uit zijn eigen pen kan zijn gevloeid. Niets drukt toch beter zijn bouwprincipe uit dan dit motto, en de straf heid van het slotwoord is geheel in overeenstem» ming met de kracht, waarmede hij zich van zijn optreden af tegen alle geraamtelooze vormen kantte. Dit motto werd gaandeweg de strijdleus beginsel der Gothiek was, bracht nieuw leven in het land, ook op kunstindustrieel gebied. Behalve de Posthoornkerk op den Haar lemmerdijk, is ook de Vondelkerk en de on voltooide kerk aan den Amsteldijk van zijne hand. Deze laatste is bestemd de grootste kerk te worden van Amsterdam, en hoewel nog slechts het koorgedeelte is opgetrokken, is reeds aan de afmetingen daarvan en aan de zichtbare fundeering van het overige deze bestemming duidelijk merkbaar. Aan de hierbij gevoegde reproductie naar een eigenhandige teekening van Cuypers uit het jaar 'G6, kan men het geheel zien, zooals deze zijn zal na de voltooiing. Vermoedelijk wordt nog in dit hier gekomen om voor de Tijd als redacteur optetreden, en later jhr. Victor de Stuers, na eene kennismaking met Cuypers in het college van Rijksadviseurs voor de historische Veel is er op dit gebouw afgegeven, maar we mogen ons gelukkig rekenen, dat Cuypers en geen ander de bouwmeester werd van dit monument. l Hek voor de beide kapellen Westzijde, in de K. K. Kerk te Soest. Schetsteekeninf/ van de hel/'t. waaronder Cuypers zijne aanhangers om zich vereenigde,tegen de overheerschende renaissan cisten, tegen de oud-Hollanders, tegen allen, die van de gothiek, noch van hare beginse len wilden weten. Dat zekere godsdienst-gevoeligheid niet geheel buiten dezen strijd bleef, lag voor de hand, waar men gemaks halve gothiek synoniem dacht aan katholiek en Renaissance aan protestant, gemakshalve, omdat uit een kunstoogpunt deze samenkoppeling al zeer onzuiver is, en dan be rusten moet op een lange reeks overwegingen van meer historischen aard, met de tegen stelling: bloei gothiek =: bloei katholicisme en opkomst Holl. renaissance = opkomst calvinisme, tot achtergrond. Intusschen bouwde Cuypers voortdurend kerken en pastorieën, dan in het zuiderkwartier, dan in het noorderkwartier, en niet tevreden met de werkkrachten, die geen routine bezaten in den gewelvenbouw en voortdurend te kampen hebbende met den ver val toestand van alle kunstambachten, was het een reuzenarbeid al die bouwambachten weder nieuw leven in te blazen. De verslappende invloed van eeuwenlange stijlloosheid, van een nu-renaissance, die slechts te dienen was met een alge meen goedgevonden bouw-schema, die de aard en karakter der materialen ontkende en het ambacht alle pit ontnam ; gevolgd door een barok- en rococo periode, die het stugste materiaal tot dezelfde capriolen drong als het meegaande stucwerk ; de tijd van onverschil ligheid en reactie, die hierop volgde in het laatste gedeelte der vorige en de eerste helft dezer eeuw, die het ambacht den sleurgang deed volgen der oude patronen; dat alles stond daar als een berg van moeielijkheden, die door artistiek voorbeeld, energiek voorgaan en duchtig ingrijpen langzamerhand verdwij nen moest, om dun eerst den bouwmeester in staat te stellen het gedachte bouwwerk met al zijn onderdeelen tot een harmonieus geheel te maken. Dat alles niet geslaagd mag heeten, wat in zoo'n tijd gemaakt wordt... wien zal dit verwonderen ? Maar gestadig aan wist Cuypers verbetering te brengen : de smeden begrepen weer wat er met behulp van hamer en aambeeld uit ijzer te halen viel en het ijzer werd weer stram en kantig; een school van eigen gewelvenmetselaars verving de vreemde krachten, die aanvankelijk gebruikt werden en aan de baksteen in zijn mooie nuances werd weder de eere plaats gegeven aan fries en kroonlijst, in stede van weggemoffeld te worden onder hout en pleister; der ornamenteele beeldhouw kunst werd gelegenheid gegeven zich te spieren aan de stoere voorbeelden der middeneeuwen ; de tegelindustrie ontwaakte, de houtbewerkers kregen den zoo noodigen schok om uit hunne versuffing te geraken, kortom, het streven van Cuypers, dat geheel volgens het goede najaar onder zijne leiding de bouw voort gezet. 1) In Amsterdam gekomen, bouwde Cuypers zich eene woning aan het Leiderdorper pad, toen buiten den stadskring, tegenwoordig deel uitmakende van bet Vondelkwartier. De Von delstraat is grootendeels zijn werk en een der weinige straten in de nieuwe stad, die nimmer vervelen. In dezen tijd maakte hij kennis met Alberdingk hijm, wiens geschriften hem zeer aantrokken en met wien hij zich n gevoelde in kunstrichting. In Cuypers voelde Thijm zijne opvattingen over bouw- en de coratieve kunst nieuw leven krijgen en waar de een in woord en schrift in zekeren zin een nieuwe aesthetiek verkondigde, gaf Cuy pers metterdaad voorbeelden in steen ter opluistering. Deze vriendschapsband werd monumenten. Eene zeldzame vereeniging van mannen, die wel in staat waren in woord, schrift en daad nieuwe aspiraties optewekken en het Holland op zijn smalst op te ruimen voor een jonger Holland, met frische kunststroomingen, met een stuwende kracht eenerzijds en een noodzakelijke oppositie anderzijds. Toen kwam de Rijksmuseumbouw. Eerst veel voorbereidende arbeid, eindelijk de uit voering. De geschiedenis van het monument is al dikwijls beschreven, liever vermei ik me in het resultaat van zooveel jaren arbeidens, zooals het daar voor ons staat aan de Stadhouderskade: trotseh en aangrijpend in zijn groote massa, een agglomeratie van top gevels en torens als van een groot kasteel uit vroegere tijden, met een majestueusen voorgevel, die alles tot rust dwingt, door zijn waarlijk klassieke zelfbeheersching. Bij dit werk gaf Cuypers zich geheel, slechts door nog een familieband bovendien, toen Cuy pers, die sinds eenige jaren weduwnaar was, in het huwelijk trad met de zuster van Alber dingk Thijm. Bij het tweemanschap Cuypers-Thijm voegde zich al spoedig pastoor Brouwers, professor aan het Bisschoppelijk college te Roermond, 1) Ook de overige hiorbij gevoegde reproducties zijn naar schetsen en werkteekeningen. door Cuypers eigenhandig vervaardigd. Twee hiervan stellen een hekwerk voor met detail, de derde een vlakke vierkantvulling. onafgebroken te schetsen en te leekenen, is het mogelijk geweest, die schat van mooie détails te geven die overal, zoowel in- als uitwendig onze aandacht vragen. Met dezelfde liefde werd de studie van een ingang ter hand genomen als van een ornament, dat de welven sieren moet. Dat was ook de groote sprong die Cuypers op zijne tijdgenooten voor had: zijne veelzijdige kennis van alle onderdeelen, zijn decoratieve en ornamenteele viardigheid, die toenmaals door anderen weinig of in het geheel niet gekend werd. De rijksmuseum-bouw was een uitstekende school geweest voor jongeren, na welks vol tooiing Cuypers en anderen op het denkbeeld kwamen eene school te stichten, waarin onder wijs in het kunst ambacht kon gegeven worden, zooals dat tijdens den bouw van het museum langs direct-practischen weg was gedaan. Deze school werd de Q.uellinus, waar thans nog gewezen museurnkrachten de jongelui voor gaan. Dank zij zijne uitgebreide archeologische kennis, nam Cuypers ook in de commissie van rijks-adviseurs voor de historische monumenten een voorname plaats in. Geen middeneeuwsch gebouw van eenige beteekenis kon op de voor dracht staan om gerestaureerd te worden, of de adviezen van Cuypers werden te voren gehoord. Met een merkwaardig scherpen blik wist Cuypers dikwijls de plaats aan te wijzen waar zich het een of ander belangrijk bouwdeel moest bevinden, dat tot den oorspronkelijken bouw behoord had. Van dit aan instinct grenzende archeologisch speurvermogen^ worden verschillende verhalen gedaan. Eens op weg naar \Viirzburg, waar hij ge roepen was om te adviseeren in zake de restauratie der cathedraal aldaar, werd hij op zijn reis derwaarts verzocht ook te Mainz uit te stappen om den Dom op te nemen. Het gold aanvankelijk de herstelling van het oos telijk deel, dat reeds onder handen was, en waar zich o. a. eene crypte bevond, die in den loop der eeuwen belangrijke veranderin gen had ondergaan. In den loop van zijn onderzoek wees Cuypers <le plaats aan, waar men te breken had, om vermoedelijk de sporen van den oorspronkelijken ingang terug te vinden. Na eenige dagen werd inderdaad de oude drempel gevonden, hetgeen met een plan van herstelling dat hij ontwikkelde, leidde tot eene volledige restauratie onder zijne leiding van den onder- en bovenbouw. Ook bij de restauratie der kerken te Straats burg, Oppenheim, Freiburg in Breisgau en bij het koor van den Dom te Keulen werden de adviezen van Cuypers zeer gewaardeerd. Dat Cuypers de schoonheden van een anderen stijl dan de gothiek niet zou kunnen waardeeren, is moeilijk aan te nemen. Op zijne colleges in het Rijksmuseum, waar hij sedert 1881 aangesteld was als leeraar in de kunstgeschiedenis aan de daarboven ge vestigde scholen, gaf hij ook de kunst der Ouden. Maar bij voorkeur gaf Cuypers middeneeuwsche kunst, hier kwam hij op zijn geliefkoosd onderwerp en zonder eind kon hij voorbeelden aanhalen, toegelicht met juiste schetsen op het bord voor elk onderdeel van architectuur of kunstindustrie. Elke periode van kunst kon hij waardeeren, mits er de logica niet geheel in ontbrak. Gebouwen met kolommenpraal zonder zin en bandelooze vormen vonden geen genade in zijn oogen. Eens te Rome zijnde op een soiree bij een kardinaal, liet Cuypers niet onduidelijk blijken, dat hij de vereering der Romeinen voor hunne

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl