Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 1038
ter van zijn ontwerp, waartegen den strijd
werd aangebonden. Bij een andere prijsvraag
voor een museum Willem I, schreef Cuypers
boven zijne teekeningen het motto: Houte
forme, qui n'est pas indiquée par la
structure, doit tre repoussée", een citaat naar
beweerd wordt uit Viollet-le-Duc's
dictionnaire, doch dal evengoed uit zijn eigen pen
kan zijn gevloeid. Niets drukt toch beter zijn
bouwprincipe uit dan dit motto, en de straf heid
van het slotwoord is geheel in overeenstem»
ming met de kracht, waarmede hij zich van
zijn optreden af tegen alle geraamtelooze
vormen kantte.
Dit motto werd gaandeweg de strijdleus
beginsel der Gothiek was, bracht nieuw leven
in het land, ook op kunstindustrieel gebied.
Behalve de Posthoornkerk op den Haar
lemmerdijk, is ook de Vondelkerk en de on
voltooide kerk aan den Amsteldijk van zijne
hand. Deze laatste is bestemd de grootste kerk
te worden van Amsterdam, en hoewel nog
slechts het koorgedeelte is opgetrokken, is
reeds aan de afmetingen daarvan en aan de
zichtbare fundeering van het overige deze
bestemming duidelijk merkbaar. Aan de hierbij
gevoegde reproductie naar een eigenhandige
teekening van Cuypers uit het jaar 'G6, kan
men het geheel zien, zooals deze zijn zal na
de voltooiing. Vermoedelijk wordt nog in dit
hier gekomen om voor de Tijd als redacteur
optetreden, en later jhr. Victor de Stuers,
na eene kennismaking met Cuypers in het
college van Rijksadviseurs voor de historische
Veel is er op dit gebouw afgegeven, maar
we mogen ons gelukkig rekenen, dat Cuypers
en geen ander de bouwmeester werd van dit
monument.
l
Hek voor de beide kapellen Westzijde, in de K. K. Kerk te Soest.
Schetsteekeninf/ van de hel/'t.
waaronder Cuypers zijne aanhangers om zich
vereenigde,tegen de overheerschende renaissan
cisten, tegen de oud-Hollanders, tegen allen,
die van de gothiek, noch van hare beginse
len wilden weten. Dat zekere
godsdienst-gevoeligheid niet geheel buiten dezen strijd
bleef, lag voor de hand, waar men gemaks
halve gothiek synoniem dacht aan katholiek
en Renaissance aan protestant, gemakshalve,
omdat uit een kunstoogpunt deze
samenkoppeling al zeer onzuiver is, en dan be
rusten moet op een lange reeks overwegingen
van meer historischen aard, met de tegen
stelling: bloei gothiek =: bloei katholicisme
en opkomst Holl. renaissance = opkomst
calvinisme, tot achtergrond.
Intusschen bouwde Cuypers voortdurend
kerken en pastorieën, dan in het zuiderkwartier,
dan in het noorderkwartier, en niet tevreden
met de werkkrachten, die geen routine bezaten
in den gewelvenbouw en voortdurend te kampen
hebbende met den ver val toestand van alle
kunstambachten, was het een reuzenarbeid
al die bouwambachten weder nieuw leven in
te blazen. De verslappende invloed van
eeuwenlange stijlloosheid, van een
nu-renaissance, die slechts te dienen was met een alge
meen goedgevonden bouw-schema, die de aard
en karakter der materialen ontkende en het
ambacht alle pit ontnam ; gevolgd door een
barok- en rococo periode, die het stugste
materiaal tot dezelfde capriolen drong als het
meegaande stucwerk ; de tijd van onverschil
ligheid en reactie, die hierop volgde in het
laatste gedeelte der vorige en de eerste helft
dezer eeuw, die het ambacht den sleurgang
deed volgen der oude patronen; dat alles
stond daar als een berg van moeielijkheden,
die door artistiek voorbeeld, energiek voorgaan
en duchtig ingrijpen langzamerhand verdwij
nen moest, om dun eerst den bouwmeester in
staat te stellen het gedachte bouwwerk met
al zijn onderdeelen tot een harmonieus geheel
te maken.
Dat alles niet geslaagd mag heeten, wat
in zoo'n tijd gemaakt wordt... wien zal dit
verwonderen ? Maar gestadig aan wist Cuypers
verbetering te brengen : de smeden begrepen
weer wat er met behulp van hamer en aambeeld
uit ijzer te halen viel en het ijzer werd weer
stram en kantig; een school van eigen
gewelvenmetselaars verving de vreemde krachten,
die aanvankelijk gebruikt werden en aan de
baksteen in zijn mooie nuances werd weder
de eere plaats gegeven aan fries en kroonlijst,
in stede van weggemoffeld te worden onder
hout en pleister; der ornamenteele beeldhouw
kunst werd gelegenheid gegeven zich te spieren
aan de stoere voorbeelden der middeneeuwen ;
de tegelindustrie ontwaakte, de houtbewerkers
kregen den zoo noodigen schok om uit hunne
versuffing te geraken, kortom, het streven
van Cuypers, dat geheel volgens het goede
najaar onder zijne leiding de bouw voort
gezet. 1)
In Amsterdam gekomen, bouwde Cuypers
zich eene woning aan het Leiderdorper pad,
toen buiten den stadskring, tegenwoordig deel
uitmakende van bet Vondelkwartier. De Von
delstraat is grootendeels zijn werk en een der
weinige straten in de nieuwe stad, die nimmer
vervelen. In dezen tijd maakte hij kennis
met Alberdingk hijm, wiens geschriften hem
zeer aantrokken en met wien hij zich n
gevoelde in kunstrichting. In Cuypers voelde
Thijm zijne opvattingen over bouw- en de
coratieve kunst nieuw leven krijgen en waar
de een in woord en schrift in zekeren zin
een nieuwe aesthetiek verkondigde, gaf Cuy
pers metterdaad voorbeelden in steen ter
opluistering. Deze vriendschapsband werd
monumenten. Eene zeldzame vereeniging
van mannen, die wel in staat waren in woord,
schrift en daad nieuwe aspiraties optewekken
en het Holland op zijn smalst op te ruimen
voor een jonger Holland, met frische
kunststroomingen, met een stuwende kracht
eenerzijds en een noodzakelijke oppositie anderzijds.
Toen kwam de Rijksmuseumbouw. Eerst
veel voorbereidende arbeid, eindelijk de uit
voering. De geschiedenis van het monument
is al dikwijls beschreven, liever vermei ik
me in het resultaat van zooveel jaren
arbeidens, zooals het daar voor ons staat aan de
Stadhouderskade: trotseh en aangrijpend in
zijn groote massa, een agglomeratie van top
gevels en torens als van een groot kasteel
uit vroegere tijden, met een majestueusen
voorgevel, die alles tot rust dwingt, door zijn
waarlijk klassieke zelfbeheersching. Bij dit
werk gaf Cuypers zich geheel, slechts door
nog een familieband bovendien, toen Cuy
pers, die sinds eenige jaren weduwnaar was,
in het huwelijk trad met de zuster van Alber
dingk Thijm.
Bij het tweemanschap Cuypers-Thijm voegde
zich al spoedig pastoor Brouwers, professor
aan het Bisschoppelijk college te Roermond,
1) Ook de overige hiorbij gevoegde reproducties
zijn naar schetsen en werkteekeningen. door
Cuypers eigenhandig vervaardigd. Twee hiervan
stellen een hekwerk voor met detail, de derde
een vlakke vierkantvulling.
onafgebroken te schetsen en te leekenen, is
het mogelijk geweest, die schat van mooie
détails te geven die overal, zoowel in- als
uitwendig onze aandacht vragen. Met dezelfde
liefde werd de studie van een ingang ter
hand genomen als van een ornament, dat de
welven sieren moet. Dat was ook de groote
sprong die Cuypers op zijne tijdgenooten
voor had: zijne veelzijdige kennis van alle
onderdeelen, zijn decoratieve en ornamenteele
viardigheid, die toenmaals door anderen
weinig of in het geheel niet gekend werd.
De rijksmuseum-bouw was een uitstekende
school geweest voor jongeren, na welks vol
tooiing Cuypers en anderen op het denkbeeld
kwamen eene school te stichten, waarin onder
wijs in het kunst ambacht kon gegeven worden,
zooals dat tijdens den bouw van het museum
langs direct-practischen weg was gedaan. Deze
school werd de Q.uellinus, waar thans nog
gewezen museurnkrachten de jongelui voor
gaan.
Dank zij zijne uitgebreide archeologische
kennis, nam Cuypers ook in de commissie van
rijks-adviseurs voor de historische monumenten
een voorname plaats in. Geen middeneeuwsch
gebouw van eenige beteekenis kon op de voor
dracht staan om gerestaureerd te worden, of
de adviezen van Cuypers werden te voren
gehoord. Met een merkwaardig scherpen
blik wist Cuypers dikwijls de plaats aan te
wijzen waar zich het een of ander belangrijk
bouwdeel moest bevinden, dat tot den
oorspronkelijken bouw behoord had. Van dit aan
instinct grenzende archeologisch
speurvermogen^ worden verschillende verhalen gedaan.
Eens op weg naar \Viirzburg, waar hij ge
roepen was om te adviseeren in zake de
restauratie der cathedraal aldaar, werd hij
op zijn reis derwaarts verzocht ook te Mainz
uit te stappen om den Dom op te nemen. Het
gold aanvankelijk de herstelling van het oos
telijk deel, dat reeds onder handen was, en
waar zich o. a. eene crypte bevond, die in
den loop der eeuwen belangrijke veranderin
gen had ondergaan. In den loop van zijn
onderzoek wees Cuypers <le plaats aan, waar
men te breken had, om vermoedelijk de
sporen van den oorspronkelijken ingang terug
te vinden. Na eenige dagen werd inderdaad
de oude drempel gevonden, hetgeen met een
plan van herstelling dat hij ontwikkelde,
leidde tot eene volledige restauratie onder
zijne leiding van den onder- en bovenbouw.
Ook bij de restauratie der kerken te Straats
burg, Oppenheim, Freiburg in Breisgau en bij
het koor van den Dom te Keulen werden de
adviezen van Cuypers zeer gewaardeerd.
Dat Cuypers de schoonheden van een
anderen stijl dan de gothiek niet zou kunnen
waardeeren, is moeilijk aan te nemen. Op
zijne colleges in het Rijksmuseum, waar hij
sedert 1881 aangesteld was als leeraar in
de kunstgeschiedenis aan de daarboven ge
vestigde scholen, gaf hij ook de kunst der
Ouden. Maar bij voorkeur gaf Cuypers
middeneeuwsche kunst, hier kwam hij op zijn
geliefkoosd onderwerp en zonder eind kon
hij voorbeelden aanhalen, toegelicht met juiste
schetsen op het bord voor elk onderdeel van
architectuur of kunstindustrie. Elke periode
van kunst kon hij waardeeren, mits er de
logica niet geheel in ontbrak. Gebouwen
met kolommenpraal zonder zin en bandelooze
vormen vonden geen genade in zijn oogen.
Eens te Rome zijnde op een soiree bij een
kardinaal, liet Cuypers niet onduidelijk blijken,
dat hij de vereering der Romeinen voor hunne