De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1897 23 mei pagina 8

23 mei 1897 – pagina 8

Dit is een ingescande tekst.

8 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 1039 De kluizenaar nit iet Msenwalfl. (Voor het nationaal gedenkteeken). (Lustiije Blatter). 3n -1 hpfw <* (e* »Kom, Tyras !" Een Memento uit de Tranmal, (Kludderadatxch.) Oom Paul: »Wilt u mij een nieuwe bestelling doen ! Bij ons is nog heel wat plaats." VerMzen. (Puck.) Een nieuwe fietsband. Sinds de uitvinding der lucht- of pneumatic- banden voor rijwielen hebhen honderden uitvinders getracht het eerste systeem door Dunlop uitgevonden te verbeteren, doch zijn daarin niet of ten deele geslaagd. Wij hebben achtereenvolgens banden gehad, die enkelbuuig, dubbelbuizig en buisloos waren, afneem bare, zelfsluitende en wie weet hoeveel nog meer, maar allen moesten onderdoen voor den origincelen Dunlopband. Een Amerikaansche firma heeft evenwel verleden jaar een band uitgevonden, die volgens die firma het voordeel heeft ondoordringbaar te zijn, een eigenschap, d e alle andere soorten dus ook de Dunlop, missen, 't Onaangename om een begonnen wielertocht met een gespro gea band te moiten opgeven, zou dus geheel vermeden worden. Deze band heet de chase-tyre. De hoofdagenten voor Nederland, de heeren ,7. M. Boas & Co. te Amsterdam hadden de welwillendheid ons een paar ter beproeving af te staan en wij zijn na een paar maanden rijden zeer tevreden over deze banden. Ondoordringbaar zijn ze in de eerste plaats, want men mag met den scherpyten spijker er in drukken of met de fijnste naald er in prikken, het is onmogelijk een »puncture'' te maken Doch behalve de ondoordringbaarheid zijn ze veerkracht'g en slippen in 't geheel niet. Wij kunnen daarom de fabriekanten met deze uitvinding geluk wenschen. SCHETSJES. De vierde arme. Ze zijn gelukkig »over" ! Naar het Frans c h, van KENÉBAZIN. (Slot.) Bij Let aanbreken van den dag stonden vader en zoon op, om voor de dieren te zorgen en te kijkeii of liet weer goed genoeg was, om zich op zee te wagen. Maar te nau*ernood waren zij buiten gekcmen, of zij hoorden Julienne roepen: /,Komt eens liier, komt eens hier, o, wat een ongeluk! ' Zij waren in een oogenblik bij haar, achter in de tweede kamer, waar zij de kast opengebroken vonden en de lade, waarin al het zuur bespaarde geld van een geheel jaar was weggesloteu, geheel ledig. De man werd woedend, en overlaadde zijn vrouw, aan wie liet toeli hoofdzakelijk te danken was, dat, de Kenardière altijd had ge bloeid, met een stortvloed van verwijtingen. //Het is jouw schuld! Waarom laat je zulk dievenvolk binnen? Dat, lieb je uu al van je belachelijke goedhartigheid. Loop ze maar na! We zijn geruïneerd, en dat is jouw schuld, beschermster van deugnieten en leegloopers!" De kleine Hervéwas bleek van schrik, toen hij zijn moeder zag schreien en zijn vader zoo hoorde uitvaren. Het duurde gernimen tijd, vóórdat de boer genoeg tot kalmte ?was gekomen, om eraan te deuken, de dieven op te sporen. Hij wapende zich met een hooivork en trad de schuur binnen, terwijl zijn vrouw en Hervéhem op eenigen afstand volgden. In de schuur vonden zij a'leen nog maar den vierden arme, die op liet stroo lag te slapen. Hei1. Sta eens op, ellendeling! Waar zijn de anderen?" De Ellende sloeg zijn oogcn op, zonder zich te verroeren. Hij had zich in zijn mantel gewikkeld, die heelemaal geen bepaalde kleur meer had, en zijn gelaat was even bleek als de gedroogde tarwelialinen, waardoor het omringd was. ,/Je schijnt me niet, te verslaan, waar zijn de anderen!" Maar de blik vau den armen man was zoo helder en zoo diep, als liet water van de zee, zooals de boer het, eiken dag van uit zijn boot, za;r. Hoe woedend hij ook was, toch durfde hij den ouden man niet aanraken, en zijn stem klonk minder ruw toen hijzeide: //Ik beschuldig je niet, ik zal ju geen kwaad doen, maar zeg me alleen, waar de anderen zijn, die mij hebben bestolen." ,/Kuim een kwartier ,','dcden neb ik luui hoorcn wegloopon, pachlcr van de llcuardière. Maar zij liepen zoo liard, dat gij hen. zeker niet meer zult kunnen inhalen." En, terwijl hij nog steeds bleef liggen, zoo rustig en onbewegelijk als een standbeeld, vroeg hij op den toon van een gezaghebbende: //Wat hebbeu ze u ontstolen? Uw geluk?'5 //Neen." Een uwer ki.ideren?" //Neen." Het bewustzijn, dat, gij een eerlijk man zijt, die altijd hard ge werkt en zijn plicht gedaan heeft?" Neen. /ij hebbeu mj vijftien zilveren pistolen ontstolen, die ik in de kast had wegccborgen." Nu," zeidt de arme, dan hebt gij slechts iets verloren, dat gij weer terug kunt krijgen. \Vat, geeft gij mij, als ik maak, dat gij weer terugvindt, wat, u ontnomen is?'' Wat gij hebben wilt," zeide de boer. l)au wil ik deu sleutel vau uw schuur hebben," zeide de Ellende. De pachter van de Itenardière keek naar het, verroeste, afgesleten stuk ijzer, dat uit liet sleutelgat, stak, en haalde de schouders op. //Wilt ge dien hebben, opJat gij weer zoudt kunnen terugkomen?" vroeg hij. Ja, ik zelf of anderen, want gij zult altijd meer verliezen door uw hart en uw schuur te sluiten, dan door ze allebei open te j-tellen, neem nu u\v allergrootste sleepnet, en ga met mij mede." Hij stond op, en de pac'iter, ecu lange, forsche man, zag, dat de oude man nog een hoofd boven hem uitstak. Dit, maakte hem des te volgzamer, en geholpen door zijn vrouw en Hervélegde hij het, groote sleepuet op een draagbaar en volgde den armeu man. Over de duinen, waar de dauw op het, gras reeds begon te ver dampen, gingen zij met hun vieren naar het strand. De zee was tot kalmte gekomen en haar Lchtpaarse golveu, oiiuoomd met randen van zilverkleurig schuim, kabbelden zachtkens op liet strand. Langzaam liepen zij voort, langs den rand van het water. DJ Ellende zeide niets, maar tuurde naar de ruimte tussc^n twee golven, waar het water helder was, en toen hij gekomen was in het midden van de groote kromming, die het strand vormde, gat'hij een teeken: Werp het net uit." De pachter en zijn zoon liepen een eind de zee in, en liet net ronde zich over ecu lengte van meer dan honderd vademen. Terwijl zij liet met groote inspanning voortsleepten en de kurken op de golveu op en neer dansten, kloal de oude man op een duin en bleef daar rechtop staan. De twee mannen met voorover gebogen lichaam, inet al iiiui krachten trekkende, kwamen slechts met, de groo'ste moeite vooruit; men zou gezegd lunben dit, ecu onge woon gewicht hen tegen hield, liet water bleef doorschijnend en scheen geheel leeg te zijn. En toch werd de reusachtige cirkel langzamerhand nauwer, en was het alsof er vnurstralen doorheen schoten. De beide ina'üien vermoedden, dat er visch in het net was, en grepen de m.'uen beet, om zoo gauw mogelijk deu groolen zak in te halen. Kenige oogeublikkcn later blaakten zij een luiden kreet: Het ge h cele net was gevuld met een \\ r.emelende massa barbeden, die door elkaar heen sprunift'ti, liet water met hu-t staarten opzweepend, vruchteloos trachtend te ontsnappen, .i krioelende, verbijsterde massa, gevangen in de plooien van liet, net, opgesta peld op het s'.rand, als een levende klip, scheel wit vau schuim ... //.!/> ' naar huis, Julienne, zoo hard als je maar kunt, en span he< ,,aard iu, wc hebben hier minstens een kar vol! O, wat een l , de dair, wat een prachtige vangst!'' De pachter en zijn xoon sprongen vaa rechts naar links, om de springende, spartelende visselien liet ontsnappen te beletten. En toen zij, een oogenblik la'er, stralend van vreugde omkeken om de Ellende te / >rke>i, was er niemand meer 1e zien. De duinbloemen, die juist haar knoppen ontsloten voor de opkomende zon, waren de eenigen, die hen verba isd aankeken. Van dien dag af is de schuur van de lleriardière open gebleven. De sleutel is nooit teruggebracht en evenmin door een anderen vervangen. De pachter telt nooit meer de bedelaars, die ziju vrouw binnen laat, en toch zijn zij gedurende de wintermaanden ze'er talrijk in die eenzame st'-eek. En als Julienne deze gebeurtenis aan haar kir-deren of aan kinderen'van een ander vertelt, eindigt zij altijd met de woorden : Kinderen, weest goed voor de armen, en laat u nooit afschrikken, als er veel komen. De keuze is niet aan ons. De eerste is misschien slecht, en de tweede en de derde ook. Maar het gebeurt wel eens, dat de vierde arme geluk aanbrengt." Julius Pruttelman Brommeijer. Wat ik vreesde, is ook gebeurd. Daar kreeg ik een briefje van Elout om mij te inlercicire.u. Heel beleefd, met ten excuus, nu bij mij niet aan Werlheim had laten voorafgaan, wat verklaard werd door het feit, dat hij als uitrrclcircr eerst een proeve had willen geven van zijn talent om vragen te doen en ant woorden op Ie schrijven. (),i A ('., zoo liet hij doorschemeren, had hij het eens geprobeerd, maar nu rekende hij er op met mij eigenlijk zijn car rière te openen en te maken ; zeer vleiend gaf hij mij te kennen, dat hij ditmaal zijn teekenaav. Krabbé, maar thuis zou laten, daar mijn portret en ook mijn afbeelding in gips te zeer verspreid waren, dan dat iemand daar nog nieuwsgierig naar zoude kunnen zijn, maar in plaats van met dien heer wenschte hij met twee stenografen te verschijnen, zoodat er geen woordje gemist zou worden, dat van mijne lippen mocht komen. Nu, iemand die al zoo veel achter den rug heeft als ik, laat zich door zulke pluimstrijkerij niet vangen, en wetende hoe gevaarlijk briefjes zijn in de handen van journalisten ik ben altijd zeer voorzichtig met mijn handteekening aan onbekende personen te verstrekken, begrijpende welk misbruik zij daarvan zouden kunnen maken stuurde ik Jacob naar hem toe niet de mondelinge boodschap, dat, als mijnheer me iets te verzoeken had, hij dan maar eens bij mij aan huis moest komen. Denzelfden dag nog zag ik hem voor me. Een net jongrnenseh, blond, vriendelijk, zacht, bescheiden, niet misdeeld van een zekere légance, kortom geheel anders, dan ik me een persoon had voorge steld, die er zijn fort van wilde maken om mij en anderen. hem geheel onbekenden menschen, het hemd van hun.... body te vragen. Daar was voor mij zooveel fympathieks in zijn verschijning, dat mij dadelijk een gevoel van medelijden met hem overviel en ik vast besloot zoo moge-lijk hem nog te redden vóór hij zich aan zijn nieuw soort van die ven bedrijf geheel mocht hebben verslingerd. E:i wat wou je nu? zei ik op gemoedelijker! toon. Mijnheer, sprak hij, ik zou gaarne een toestemmend antwoord ontvangen op mijn verzoek om de eer te mogen hebben u een reeks van vragen te stellen, ten einde daardoor uwe meerling te vernemen omtrent een aantal onderwerpen, die ons gemeenschappelijk interesseercn. -?Ik schudde glim lachend mijn hoofd en hij vervolgde: [k begrijp wel dat u bezwaren heeft. ()>k de heer Wertheirn had die aan vankelijk. Uwe bescheidenheid l'ardon, viel ik hem in de reden. Mijn bescheidenheid. laat dat maar voor mij over! Hoor eens: daar is niemand in Amsterdam, waarvoor ik meer respect heb dan voor den heer Wertheim ; jammer dat hij zoo oud is, anders had ik hem allang tot mijn opvolger benoemd. Hij is in deellecten wat ik in tien groothandel ben en toen ik in Elsevier's Maandschrift las, dat hij tot je gezegd had: »ik bezoek eiken dag de Beurs, minder om daar militant ie zijn, dan wel om ook daar weer een groot aantal personen in de gelegen heid te stellen, mij te spreken," dacht ik aanstonds: precies wat ik van me zelf zou moeten getuigen, en ik wil er maar dat zet je niet in je krant wei bijvoegen, dat als n van ons beide, wat nog al eens gebeurt, er niet ij, wij vaak elkanders patiënten behandelen. A. C. is voor Amsterdam wat ik voor Nederland ben. Maar bij alle overeenkomst is er toch ook een verschil. Wal Wertheim tot je gezegd heeft, zeg ik hem niet na, »Ik beken u, dat ik mij daarvoor niet hoog genoeg stel"; >die niet uitsteekt moet niet willen uitsteken"; >lu mijn spreken zie ik voor anderen geen uut en voor mij zelf ostentatie''; hij had zich niet kunnen voorstellen dat zijn persoon «interessant genoeg was om hern langer dan eert half uur te ondervragen", enlin al zulke dingen kan Wert heim vertellen, omdat hij werkelijk zoo laag van zichzelf denkt, was dit niet het geval, hij zou je dat niet geschreven hebben. Maar in mij heb je, wat dat betreft, een heel ander man. Ik weet weergaas goed dat ik uitsteek en wil uitsteken ook. Als A. O. schrijft: »gij ziet, ik ben openhartig;" dan denk ik bij mezelf, dat behoef //,: niet eens te zeggen, want het is de heele wereld bekend. Ik neem nooit eeu blad voor mijn mond; maar ik ben, aan 't Hof zoo goed als op de H -urs, in de Kerk of in de politiek, ieder weet dat ik ei geen doekjes om wind; ik zeg de k-initi de waarheid, S.un, (J-js, Sjoerd en als 't noodig was, maar 't is nog nooit noo.iig geweest. zou ik zelfs A. C. niet sparen. Zeker, ik stel me zelf hoog, mijn persoon is interessant genoeg. Had je slag van vra gen, je zoudt me niet een enkel uur, maar dagen, maanden. jaren achtereen kunnen interviewen en dingen te weten konijn waarvan jou lilosoii:iJ9 nooit gedroomd heeft. Maar je zult er mij niet toe krijgen en daar heb je weer een verschil tusschen mijn manier van zijn en d.e v .in A C. Je spreekt van »zijn zucht om zooveel mogelijk een verzoeker ter wille te zijn"; die zuclit mjnheer Elou', ken ik ganschelijk niet. 't Is misschien de vrucht van mijn opvoeiiug; van kindsbeen af hebben wij Lutheranen geleefd den verzoeker te weerstaan. Het Retro S.uatias ligt ons op de lippen be storven. A's je niet al te slecht onderwezen beat zul j >, je nog wel herinneren, dat I/ather eens den duivel zijn inktpot naar het, hoofd heeft gesmeten en reken er op, als je in je onschuldig gelaat, iets van dien aarU-vij tnd te zien gat, zou je er bij mij niet zoo gemakkelijk afkomen; i\ia:u' al houd je je zelf nu voor een verzoeker, blijt gerust.zitten, daar dreigt, je geen kwaad je bent te ongevaarlijk d in dat ik je leed zou willen do'i:.... liet is opmerkelijk hoe. weinig in o:r/. «n tijd de menschep. ingenomen zijn met hun eigen deugd, 'foen ik K out on gevaarlijk noem Ie, scheen hem dit teleur te stellen en her haalde hij dat woord op een loon alsof hij zeggen wilde: dat zal ik u nog wel eens leeren vóór ik de deur uit ga, De eigenaardigheid van een interviewer is, dut hu de koe, die hij niet bij de hoiens kan pakken, bij den Maart grijpt., en wat er dan ook moge gebeuren, daar achter blijft loopen, tot hij zijn portie heeft gekregen. En nu ik bemerkte, dat hij bij al zijn onschuld toch belust was op een kleine wraak oefening, achtte ik het noodig hem voor Ie zijn en grif hem geheel gratis eenige op:uerki;igen over zijn bedrijf en de

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl