De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1897 30 mei pagina 8

30 mei 1897 – pagina 8

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 1040 Mp vriend..,, de vijand!" (Punch). ^^.---~.^^^f^f^_r^-^f^^r'f.^r_-- ^*&e^7,-, rrj Sl^_:t=^ Griekenland (zijn nederlaag erkennend): »Ik heb mij vergist, Heer!" De verheugde Sultan : «Wel neen, wel neen! Ik ben u zeer dankbaar! Ge hebt rrnj weer heelemaal op de been geholpen!" Het scüemeninrtje in de Kinderkamer, (Een toekomstbeeld uit het jongste Griekenland). (Kladderadatsch). «Papapapapai, Papapai !" »Zeg eens, jij! zoet zijn! Anders komt de Popokloppoelos; hij kjjkt al door 't venster!" Diepgevoelde teleurstelling. (Scraps.) «Een oogenblikje maar, jongen." »Als 't u blieft, meneer." nm o& »\Vel allemachtig! Die kale jakhals moest alleen zijn veter vastmaken !" Dc Geboete de Wit. De Geïllustreerde Sportrevue, waarvan enkele nrs zijn versche nen, gaf in no. l en 2 de portretten van en eenige mededeelingen omtrent twee mannen in Nederland en in de hoofdstad zeer bekend: de broeders de Wit. L. C. Dudok de Wit, »onze wereld wandelaar" en C. A. A. Dudok de Wit, onze sportpatroon en sportmaeceen. Zij z\jn beiden al wat oud geworden om ze »jongens" te heeten, en misschien was hun vader ook geen Jan maar ontbraken die twee voorwaarden niet, er zou wel geen mensch zijn verzot op loopen, rijden, varen, rennen, fietsen enz., die er iets tegen had hen jongens van Jan de Wit te noemen, want in hun soort zijn 't echte matadors. Dit zal ieder toestemmen aangaande C. A. A., als hij in 't bijschrift van Timekeeper leest: »En zoo ge beurt er dan ook zoo goed als niets op sportgebied, of men vindt den naam C. A. A. Dudok de Wit op 't program. . . . Van de Amsterdamsche IJsclub is hij commissaris en jurylid; van den Nederlandschen Athletiek-Bond, hoof d-consul; van de AthletenClub »Hollandia," eere-voorzitter; van de Zeilvereeniging het IJ, penningmeester; van de Roei- en Zeilvereeniging de Hoop, com missaris; van de Amsterdamsche Sportclub, secretaris; van de Amsterdamsche afdeeling der Vereeniging ter bevordering van de Nederlandsche Visscherij, secretaris; van tal van andere vereenigingen officieel tijdopnemer; en oprichter in Februari 1874 van de Nederlandsche Jachtvereeniging «Nimrod", waarvan Z. K. H. de Prins van Oranje Eere-Voorzitter werd." En al ia hij zelf nooit «uitgekomen", heel iets anders dan «uitgegaan", want hij is zoo goed als nooit thuis reeds vóór hij nu vijf en twintig jaar geleden zijn sport-roeping opvolgde, zat het wedstrijdhouden en mededingen hem al in het bloed. Als eigenaar van Slangenvecht, dat reeds 110 jaar in de familie de Wit is, »had hij verbazend veel belangstelling voor bloemen en vruchten, en heeft hij op tentoonstellingen meer dan 100 medailjes gebaald !" De tegenwoordige heer van Slangenvecht, de oudere de Wit, zich noemende Kees, bij verkorting voor Corneille, wordt door B. J. Zuyderhof beschreven als een «zonderling" bekend als »Kees de tippelaar". «Van l Juli 18G5 tot 10 Januari 18GG volbracht hij zijn reis door Midden-Indiëmet rijtuig of te paard, vervolgens maakte hij per boot zijn reis door de Molukken en daarna ving zijn wandel tocht aan op het eiland Celebes door de Minnahas.-a, een afstand van 329 palen *), waarover hij 5B dagen deed. Vervolgens liep hij van Banjoewangie naar Batavia, dat is 203-2!/l palen, in den tijd van 186 dagen." «Daarna deed hij vele reizen per boot en kwam op l Januari 18G7 in Hongkong. Van hier voerde zijn weg Japanwaarts. Den 27sten Februari vertok hij ten slotte van Yokohama naar San Francisco. Alle groote plaatsen in de Vereenigde Staten, zooals Boston Philadelphia Baltimore en Washington bezocht hij en hij maakte overal in de omstreken uitstapjes te voet. Hij vertrok den Isten Juni l S 74 van Amsterdam in gezelschap van n zijnen vrienden, om naar Parijs te looien, iets wat voor hem zoo vreemd toch niet was. In i) dagen of 122Vs uur wan delde hij dezen afstand en liep dus gemiddeld 18.Gl uur per dag. Deze tocht was hem zoo uitstekend bevallen, dat hij het volgend jaar, den Isten Mei 1875, van Amsterdam vertrok, om nu eens even de reis te voet naar Weenen te ondernemen, alwaar hij na 2G dagen s.iin et sauf aankwam en waarover hij 2:i5'/2 uur totaal liep. Nog maakt hij vele tochtjes, en loopt 's nachts evengoed als over dag. «Zijn laatste voetreis deed hij van 15 tot l!) Maart 1.1., toen hij van zijn buitenplaats in n dag G-I.4 K.M. aflegde, en in Harderwijk rust hield, om den volgenden dag 32,l K.M. te loopen en Apeldoorn te bereiken. Den 17den per spoor op Slangen vecht geretourneerd, ging hij Woensdagnacht om half n al weer op weg, nu onder hevigen wind en slagregens, om eene wandeling naar Rotterdam te maken. Den geheelen Donderdag bleef het stortregen, regenen en hagelen, maar toch gaf hij het niet op en 's middags om vier uur kwam de beroemde Kees bij het hotel Coomans aldaar aan; doch nog was zijn passie niet bevredigd. Nu nog eens even naar Maassluis, een totale afstand van 78'/2 K.M. dus. Zijn stap is en blijft even firm en krachtig. Hij loopt gejaagd en met groote passen, zoodat een gewoon mensch hem geen drie minuten en een hardlooper hem geen o uur kan bijhouden. De uitdrukking »een hardlooper van luien Kees", zal door al deze feiten langzamerhand wel de wereld uitgaan." Ook is deze Kees de tippelaar een duikelaar. 's Winters hakt hij zich een bijt voor zijn villa, waarin hij dan lustig rondzwemt als een visch, die altijd in het water moet zijn. 's Zomers gebeurt het vaak wanneer men met hem wandelt en hij u vooruit ge tippeld is, dat hij even gekleed en al in de Vecht springt, er druipnat uitkomt en u zoo begroet. Deze drie en vijftiger zal voor onze hygiënisten, die over het nut van acht uren te slapen een welgevestigde opinie hebben, min of meer een raadsel zijn. Des avonds legt hij zich om 10 uur op een canapéter ruste, slaapt zoo 4 uur, staat meestal om 2 uur in den nacht op om dan zijne correspondentie te voeren met zijne vele vrienden, 's Morgens loopt hij dan naar de post en wandelt zoodoende 1V.> a 2 uur per dag. En met dat alles is hij benijdenswaardig gezond, steeds levenslustig en helder van geest, waarmee een zeldzaam geheugen gepaard gaat. Het nut van tippelen en duikelen dient, dunkt ons, na die mededeeling, door de faculteit nader bestudeerd. Geen beter en geen aangenamer studieveld dan Slangevecht zelf want dit hebben de beide broeders gemeen men kan het hun op het gelaat lezen, 't zijn gastvrije, gulle, goedhartige lui. *) De afstand tusschen twee palen in Indië, die verschillend is, wordt gemiddeld gerekend op 15 a 20 minuten gaans. SCHETSJES. Een Ik bad altijd gemeend dat Grcgory mijn man, mijnheer Tibbs te zeer aan stad gehecht was, om zich ooit in het buitenleveu te kunnen schikken en zelden heb ik mij over iets zoo zeer verbaasd als over de bereidwilligheid waarmee hij, kort na den dood mijner lieve tante Betsy, er in toestemde een paar maanden iu het villatje door te brengen, waarin de goede ziel meer dan veertig jaren had geleefd eu dat zij mij bij uiterste wilsbeschikking had nagelaten. Ik weet zeker, Greigie'" imijn mans Zoudagsnaam) dat, je dood zult gaan vau verveling, met geen sterveling om te couverseereu dan een troep groene pummels, zooals jij ze uoemt; eu dat twee maandeu lang !" Volstrekt niet, Mollelje'' daar plaagt hij me altijd mee, ofschoon ik er niemendal op lijk, nnar integendeel juist slank en volgens verscheidene nienseheu zelfs statig van tiguur ben //'t zal een heerlijke variatie voor me wezen, en 'i, treft uu met de groote vacant ie zoo prachtig als 't kan, ik heb niets in stad te doen. Dat is dus afgesproken, hoor i eu aanstaanden Vrijdax gaan we heen !" O, niet op Viijdag, Greggie ! Je weet, wel, dat, ik geen aasje bijgeloovig ben; maar laten we niet vóór Zaterdag vertrekkcu; zelfs Maandag zou nog beter zijn. Je herinnert je toch nog wel dat je op eeu Vrijdag promoveerde; en je hebt nog geen enkel proces gewonnen!" Nonsens, Mol; je bent, eeu zottiuiietje! Neen, ik heb tot Donderdagavond noodig, oiu ovde op mijn zaken te stellen eu we gaan Vrijdagmorgen met, den trein vau negenen van Paddingtou. Maak dus geen verdere uitvluclitcu ik beu besloten." Als mijn man zulk een toou aanslaat, houd ik mij stil, want koppig is bij ; ik wacht maar af, dat 's de wijste partij, zooals mijn grootma van vaderszijde me altijd voorhield. Er werd dus bepaald dat wij kamers zouden bespreken voor veertien dagen in het hotel te Lynton, om in de buurt van tante Betsy's villa in Cheverton te wezen, die iutusscheu voor ons in orde zou worden gebracht. Wij stonden dan ook Vrijdagmorgen klaar; maar omdat het regende zei Greggie, terwijl we ons ontbijt naar binnen schrokten,. tegen me: //Zeg, Mol, weet, je wat, ik zal mijn waterproof-pak aandoen, dan hindert het niet, of ik nat word, als ik soms buiten op de omnibus moet zitten." Ik vond het natuurlijk best en hij ging heen om zich te verkleeden. Maar juist toen hij boven was, kwam het rijtuig voor en ik had net nog even den tijd om mijn hoofd om de deur van zijn kamer te steken en 't, hem toe te roepen, terwijl ik mij repte, om mijn hoed op te zetten. De straten waren zoo glibberig, dat we nog maar vijf minuten over hadden, toen het rijtuig voor liet station stil hield. Ik wasuitgestapt eu zei tegen Greggie, dat hij wel wat mocht voortmaken met het bezorgen van de bagage, toen ik hem op eens van kleur zag verschieten; daarna zag ik hem met allebei zijn handen naar zijn borst grijpen, aan weerskanten tegelijk over al zijn zakken strijken, met een eigenaardige beweging, die alleen gelijkt, op een vlieg die haar toilet maakt, en hoorde een gesmoorde opmerking, die ik Greggie nog nooit- zoo vroeg in den ochtend had hooren maken, waaruit ik opmaakte dat hij zijn portemonnaie had thuis gelateu; 't gevolg van op 't laatste nippertje van klecreu te verwisselen. //'t Komt nergens anders door dan door 't jachten en reppen, dat je me aldoor hebt gedaan; nu zul jij kaartjes moeten nemen, gauw dus maar, geef je beurs. Ik zal Louise telegrafeercii, om den. boel op te sturen. Mijn portefeuille zit ook in de andere jas." Ik heb geen beurs bij me, Greggielief. Je weet heel goed, dat ik die onder 't oiit.bijt aan jou heb gegeven, omdat je wilde wed den, dat ik me die onderweg zou laten ontrollen. We moeten teruggaan en de reis tot morgen uitstellen." //Ga gerust weerom, als js daar lust in hebt; maar ik ga vandaag, of in 't geheel niet. Ze zullen mij denkelijk wel ceu paar kaartjes geven, als ik mijn horloge en ketting in pand geef. Ja, dat, dacht ik wel, maar enkel derde klas. 't, Is ellendig! verbeeld je! de president vau 't gerechtshof en een paar collegaas gaau met dezen zelfden trein ik zag ze toevallig en dan iu een derde klasse te moeten kruipen ! Eiiiiu, er is niets aan te doen." Ik deed nog een poging om Greg te bewegen ons vertrek een dag uit te stellen, maar hij werd verschrikkelijk boos, duwde mij in den wagen en wij reden heen. Negen passagiers in het compar timent. Ik zat natuurlijk op de bank van vijf, omdat Greg nooit weet of hij voor- of achteruit verkiest te rijden, eer hij gezien heeft hoeveel er iu den coupézijn. Nu reed bij vooruit eu bad de ruimte. Ik zit altijd het liefst met mijn gezicht naar de locomotief, maar hij zei me, dat ik tocht zou vatten, dus kreeg ik een nauw plaatsje op de bank van vijf. Even voordat wij Reading naderden, stak Greggie zijn hoofd uit liet raampje oiu naar een boot op de rivier te kijken en woei zijn hoed af en, weer ving ik dezelfde, naar mijn idee totaal over bodige uitdrukking op, waar ik al eerder melding vau maakte. Allemachtig, dat, is een mooie boel," zei hij. Euiiii, we hebben veertig minuten oponthoud in auuton, 'k heb dus al den tijd om een anderen te koopcn." Wij aten een paar broodjes met ham. Greggie zei dat het de afschuwelijkste ham was, die liij ooit, had gegeten, enkel vet en om n uur dertig kwamen we aan aunton. Ik sloeg voor aan bet station te wachten om op de bagage te passen, terwijl hij zijn hoed ging koopen. Geen kwestie vau!" besliste Greggie. //We sturen het goed eerst met den trein naar Minehead op eu dan heb ik nog tijd genoeg over, want, de winkels zijn vlak bij." De wiukels waren niet vlak bij. Nadat mijn echtgenoot, mijnheer Tibbs, blootshoofds de halve stad had doorkruist tot verbazing van een menigte fatsoenlijke, beschaafde Tauutouianeu vonden wij een hoedenwinkel. Greg is nogal lastig; hij vindt niet gauw een kachelpijp zoo noemt hij ze naar zijn zin en is niet geneigd maar zoo grifweg te nemen wat de winkelier aanprijst. //Oude rommel, die ze graag kwijt willen wezen," zei hij. Toen hij eindelijk een hoed liad gevonden, die er mee door kou, begon hij den hoedenman uit te leggen, dat hij hern bet geld zou sturen, want dat hij zijn beurs verloren bad. D« winkelier was erg beleefd, maar niet, te vermurwen. Ik ben langer dan veertig jaar iu het hoedenvak geweest," antwoordde bij, en er was ns een tijd, dat ik zulke vertelseltjes aannam; maar door onvoordeelige herhaling is het nieuwtje er af geraakt en mijn gocdgeloovigheid miu of meer verzwakt, zoodat ik geen hoeden meer aan vreemden afsta, behalve tegen gangbare munt." f Greg al redeneerde het hielp hem geen zier; ziju verwil derde baren, bestoven gezicht en ongewoon onverschillig uiterlijk. logenstraften zijn relaas. De winkelier bleef op zijn st.uk staan geen geld, geen hoed. Greg bezigde weer dat onbehoorlijke woord en stormde den winkel uit. «Geen tijd om ergens anders te kijken; we moeten als de drommel terug, om den trein te halen." Toen wij het station binnenstapten hoorden wij een gefluit en we kwamen juist bijtijds op het perron om den laatsteu wagüjou vau den trein naai' Minehead voorbij te zien rollen. Dat is een geschiedenis, riep Greg. Onze bagage is weg eu er gaat geen trein voor morgen ochtend. Wat nu gedaan ';" //We moeten van nacht iu een hotel gaan," gaf ik heel natuurlijk ten antwoord. »In een hotel!" schreeuwde mija man. //Alsof ik van plan wasden uacht op straat door te brengen! J e bent niet erg snugger van daag, Elisabeth. Ik bedoel: wat moeten wc nu beginnen met het goed en onze spoorkaartjes eu de kamers in Lyuton en deii heelen boel r" Ik was te gekrenkt om antwoord te geven eu zei dus niets. Jij bent een mooie om mee uit te gaan en mee iu veriegeuheicl te raken; je doet ook niet veel om een mensch er uit te helpen.'' Mijnheer Tibbs werd onaangenaam boos eu bepaald ongezellig. Er is een hotel dichtbij. We zullen er heen gaan, zoodra ik aan Louise heb getelegrafeerd, dat ze mijn portefeuille naar hier iu plaats vau naar Lynton moet zenden." Het telegram werd afgezonden en wij staken liet plein over naar het hotel, bespraken een kamer, bestelden een diner voor twee persoucn eu toeu vroeg de jonge dame in bet kantoortje : «Zal ik uw bagage vau liet station laten balen!'" Mijnheer Tibbs begon haar uit te leggen, dat ons goed met den trein was meegegaan, dien wij gemist hadden, waarop de boekhoud ster beleefd antwoordde, dat in zoo'n geval een zeker bedrag moest worden gedeponeerd, aangezien dit een regel was die het huis op alle reizigers zouder bagage toepaste. Daarop trachtte Greg haar ook de reden van zijn gebrek aan geld te verklaren. De jonge dame keek erg lief, maar zei dat ze niet anders mocht eu kon handelen, ais zij haar betrekking niet wilde verliezen;. 't was natuurlijk erg ongelukkig en zoo meer; maar zij had geen L r waren i u w:ij welkom andere keus, dan voor onze klandisie te bedanken. de stad ongetwijfeld andere botels genoeg, zouden ziju. Ik heb mijn man nooit zoo woedend gezien, als toen hij mij half sjorrend half duwend uit het statioushotel in Taunton bracht. of 't moest zijn toen hij dezelfde vertoouing herhaalde in de drie andere logementen, die, wij daarna met denzelfden uitslag opzochten. Na de vigilante iu Paddingtou betaald te hebben hadden wij met ons beiden nog maar 7 pence op zak en ik verstoutte mij opnieuw tot de vraag: Zou je 't niet beter vinden, Greggielief, als we ouze retourkaartjes gebruikten om naar huis te gaan, andeis zulleu \vi; per slot vau rekening toch nog op straat moeten ovtmachten, CI je zult zoo'u geweldigen honger krijgeu':" Deze laatste opmerking trof hem.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl