Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 1042
meer aan de »kas" werd gecontribueerd
(doordat hij zoo veel jaren langer contri
bueerde) dan door A ? ?
Is het toch eigenlijk niet treurig dat over
zoo iets nog geschreven behoeft te worden?
De autoriteiten weten dat toch ook!
Welnu, door de promotie op ti/d zouden
die grove onbillijkheden op eens de wereld
uit zijn, voor alle kapiteins en luitenants
althans en voor hunne weduwen.
Wat de contributiën aan de weduwen- en
weezenkas betreft, willen we hier nog op
merken, dat die geheel en al onbillijk zijn.
De eenige billijke regeling is men ga
toch eens ter school bij de levens- en lijf
renten-verzekering-maatschappijen contri
butie-betaling in verhouding tot de
sterftekans, dus naar den leeftijd.
Daar de benoeming tot en bevordering in
den hoofd-officiersrang en voor de
opperofficieren bij keuze neet plaats te hebben,
zouden zij vooral ook aan bedoelde »kas"
moeten bijdragen in verhouding niet alleen
tot den rang en het daaraan verbonden
weduwenoensioen, maar in verhouding van
dat pensioen in verband met hun leeftijd.
Elk met de levensverzekering vertrouwd
wiskundige, kan de juiste contributie-bedra
gen berekenen.
De tegenwoordige regeling is eenvoudig
dwaas.
Onlangs met eenige officieren boven om
schreven idee eens besprekende, hoorden wij
't bezwaar opperen dat, als elk 1ste luitenant
op een vooraf bepaald tijdstip tot kapitein
bevorderd werd, bijv. na 12 jaren dienst als
officier, men dan kapiteins overcompleet zou
krijgen, zoodat er twee kapiteins bij eeue
compagnie zouden komen.
Op ons antwoord dat dit immers volstrekt
geen bezwaar kon genoemd worden, daar de
oudste in rang dan toch de commandant
zou zijn ingevolge de bestaande regelen van
krijgatucht enz., moest men dit, wel is waar,
toegeven, maar toch was 't te bespeuren dat
men dit erg «vreemd" zou vinden.
»Ja, vreemd in 't eerst, totdat we er een
beetje aan gewend zouden zijn, denk aan
de palingverkoopster.
Maar welk werkelijk bezwaar is ertegen?
TEMPO.
MiniiniiHiiiimiiiiMiiiiiiiiimiiii
iiiiiiiiiiiiMiitiiiiiiiiiitiiiiiiiiiiiiiiN
Sociale,
wiiiiiiiiiiiiiiiiiiiuiiiiiiimniuiin
Illlllllllllllllllllllll IIIIIIIIIIIIIIH
Het recht yan Jen arbeider.
Wanneer hier te lande een werkman meent
door ziju patroon onbillijk te zijn behandeld,
hetzij dat deze hem zijn loon heeft ingehou
den wegens onopzettelijk verzuim, of hem
wegjaagt op staanden voet, zonder eenige
schadeloosstelling, of om welke andere reden
ook, kan h\j zich tot den kantonrechter wen
den en dezen verzoeken, zijn zaak ter hand
te nemen. Deze ambtenaar heeft dan de be
voegdheid, om in zeer kort geding recht te
spreken. Veelvuldig wordt van deze procedure
niet gebruik gemaakt. Waarom niet? De voor
naamste reden zal wel liggen in het wan
trouwen van den arbeider, om bij een man,
die geheel buiten het vak en de arbeiders
verhoudingen staat, en wiens opvattingen van
recht eerder met die van den patroon dan
van hem, den arbeider overeenkomen, herstel
van grieven te zoeken. Aan velen is zelfs
deze rechtsinstelling geheel onbekend, en zoo
heeft zich in onze arbeiderswereld, en, het
moet gezegd worden, ook in een deel van de
patroonswereld, de overtuiging gevestigd, dat
voor den werkman geen recht is te krijgen
tegen onbillijke behandeling van den patroon.
Nu het eenmaal zoover is gekomen, gaat
het moeilijk, dit als het ware afgestorven
deel van ons recht te doen herleven, door den
arbeider te wijzen op wat in de wet te zijnen
behoeve is geschreven. Reeds sedert zeer lan
gen tijd trouwens is in het buitenland het
voorbeeld gegeven, hoe door een andere, meer
democratische wijze van rechtspreken het
rechtsbewustzijn van den arbeider kan worden
hersteld, en een einde gemaakt aan de meer
dan eens hoogst laakbare handelwijze van
een patroon, die voordeel trekt uit zijn gun
stige positie. Aan den anderen kant zullen
de betere elementen der patroonswereld het
op prijs stellen, dat de arbeider de overtuiging
erlangt, niet straffeloos in zijn recht te kun
nen worden gekrenkt, wijl als terugslag
daarvan hij ook een dringender besef zal
hebben van zijn verplichtingen tegenover den
patroon, wien hij eenmaal zijn arbeidskracht
heeft verhuurd. Immers, door te meenen,
dat voor hem geen wet is geschreven, is
menig arbeider eok zeer zorgeloos geworden
ten opzichte van ziju verhouding tot den
patroon, en heeft hij, zonder gegronde aan
leiding, die menigmaal verbroken op een
oogenblik dat de patroon het recht had op
heg» te rekenen, en door zijn wegloopen in
ongelegenheid geraakte en schade ondervond.
Het is de conseil de prud'hommes, gelijk hij
in Frankrijk en Belgiëheet, het duitsche Ge
werbegericht, waarop ik wil wijzen. In het
algemeen heeft de samenstelling voor zulk
een rechtbank plaats op de manier, waarop
thans ook onze Kamers van Arbeid zullen
worden gekozen. De arbeiders kiezen hun
vertegenwoordigers, de patroons de hunne;
voor dit college worden alle geschillen betref
fende de arbeidsverhoudingen gebracht, zoodra
een der beide partijen zich acht verongelijkt.
Zoo mogelijk wordt de zaak in der minne
geschikt, gelukt dit niet, dan velt de recht
bank haar vonnis, en arbeider zoowel als
patroon, wetende dat zijn eigen mannen mede
recht spreken, zal van de billijkheid der uit
spraak overtuigd zijn, eerder dan wanneer
zij kwam uit den mond van nog zoo onpar
tijdige lieden, die in de gebruiken en eischen
van het vak dikwijls geheel en al vreemde
ling zijn.
De duitsche Gewerbegerichte trachten in
hun rechtspraak zooveel mogelijk eenheid te
brengen. Er worden geregeld bijeenkomsten
van afgevaardigden gehouden, om in belang
rijke kwesties tot overeenstemming te komen,
en sedert ongeveer anderhalf jaar verschijnt
een blad, Das Gewerbegericht, orgaan van de
vereeniging, door een aantal dezer rechtbanken
gevormd, waarin vonnissen van eenige
beteekenis, met de gronden waarop zij berusten,
worden medegedeeld. Zoo leert de een van
den ander, en de wenschelijkheid hiervan,
daar de rechters toch bijna allen met
wetsuitlegging en toepassing niet al te zeer ver
trouwd zijn, zal wel geen betoog behoeven.
Het jongste nummer van Das Gewerbegericht
bevat een overzicht van den arbeid dezer
rechtbanken over 1896. Wij zien hieruit, dat
voor de 284 Gewerbegerichte die Duitschland
telt, ± 69000 processen aanhangig zijn ge
maakt. Daarvan zijn er 67500 afgehandeld. 7.8
procent werd aangebracht door patroons; neemt
men in aanmerking hoe veel grooter het aan
tal der arbeiders is dan dat der patroons, dan
zullen dezen zelf moeten toegeven, dat ook
voor hen de instelling vruchten draagt, en zij
niet, wat wel wordt beweerd, een van die
philanthropische bedenkselen is van den mo
dernen tijd, die zonder dat op de
patroonsbelangen wordt gelet, den arbeider een wapen
in de hand geven. De patroon heeft bovendien
talrijke middelen, om zijn recht te verhalen. Hij
betaalt het loon eerst, nadat de arbeid is
geleverd; hij kan een gedeelte ervan inhouden;
hij kan beboeten, zonder dat hij zijn toevlucht
behoeft te nemen tot rechtspraak van derden.
Contractbreuk van de zijde der arbeiders
beteekent voor hem menigmaal, vooral in de
groote steden, waar het aanbod van arbeids
krachten steeds de vraag ernaar pleegt te
overtreffen, niet veel anders dan een wel is
waar onaangename en soms ook nadeelige
onbestendigheid van personeel. Maar de schade
is toch gewoonlijk niet zoo groot, dat zij hem
tot het zoeken van zijn recht aanleiding geeft.
Waar dit het geval is, vindt hij het echter
ook. In het district Plauen (Kon. Saksen)
was in '96 nu en dan groote behoefte aan
arbeidskrachten, en vooral de vrouwen lieten
de patroons meermalen in den steek. Er wer
den dientengevolge voor het Gewerbegericht
van dit district tegen 412 klachten van ar
beiders tegen patroons, 311 van patroons tegen
arbeiders(sters) ingediend; van dit gezamenlijk
aantal ging het in 502, d. i. 81.8 pet. der ge
vallen, om een bedrag van minder dan 20
mark, en in 95, d. i. 15 pet., om een bedrag
van 20 tot 50 mark. 572, d. i. 77 pet. dezer
processen waren binnen een week; 119, d. i.
16.2 pet. binnen veertien dagen afgehandeld ;
in 403, d. i. 54.8 pet. doordat de partijen het met
elkander eens werden, 188, d. i. 25-5 pet. be
hoefde door het intrekken der klacht geen
vonnis te worden gewezen.
Uit de hier medegedeelde cijfers krijgt de
lezer een beeld van de werkzaamheid der
Gewerbegeriehte. Zij verschaffen recht, het
meest waar het gaat om absoluut kleine,
maar voor den arbeider toch dikwijls zeer
belangrijke bedragen; en zij verschaffen snel
recht. Het streven dezer rechtbanken is voor
namelijk gericht op een minnelijke schikking.
Van alle 69000 zaken in '96 zijn er maar
19500, d. i. 28.5 pCt. doorgevoerd tot een
vonnis werd gesproken; in meer dan 70 pCt.
der gevallen werden de strijdende partijen,
door den invloed harer vertegenwoorders, het
eens. Ook waar de klacht werd ingetrokken
of niet verder doorgezet, kan men in den
vredezoekenden invloed der rechters dikwijls
de reden daarvan achten. Bij de groote
Gewerbegerichte te Leipzig en te Dresden
kwamen slechts 7 en 12 pCt. der gevallen
tot een vonnis.
Is een schikking in der minne echter niet
mogelijk, dan volgt het vonnis snel. 57 pCt.
van alle zaken waren binnen een week afge
handeld ; slechts 17-6 pCt. duurden langer dan
veertien dagen. Zelfs in groote steden, waar
het vaak moeilijk ia, de rechters en getuigen
spoedig bijeen te krijgen, blijft de rechtbank
op snelheid aansturen. Te Berlijn waren 72
pCt. der klachten berecht binnen 14 dagen.
Wij zouden in Nederland ons de invoering
van dat recht niet hebben te beklagen. Leeft
bij den arbeider al het bewustzijn, dat de
rechtbanken tegenover hem, zoo hij met de
strafwet in conflict komt, veel strenger zijn
dan tegenover de hoogere standen, van nog
veel meer beteekenis is de overtuiging, dat
hij tegenover elke willekeurige handeling van
zijn patroon machteloos is. Voor allen die,
om welke redenen dan ook, prijs stellen op
een in de gegeven omstandigheden zoo drage
lijk mogelijke verhouding tusschen arbeider
en patroon, moet het waarde hebben, te
weten, dat in hun arbeidsverhouding geen
ongerechtigheden kunnen geschieden, die niet
zoo snel mogelijk en op de meest doelmatige
wijze worden gewroken. En nu het er naar
gaat lijken, dat de aanbrekende »aera van
sociale hervormingen" aan sociale wetten
zeer arm zal zijn, kan het misschien zijn nut
hebben, te wijzen op een sociale hervorming,
die ook voor de patroons haar lichtzijde heeft,
en zeker niet zou strekken ter versterking
van het «revolutionair" element in onze arbei
derswereld. F. M. C.
iiiini imiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii
La Dnse te Parus,
Geeft het vergelijken van de impressies, door
den een en den anderen kunstenaar teweeg ge
bracht, een verhooging of vermindering van genot ?
In ieder geval moet dit vergelijken eene neiging
der menschelijke natuur zyn, want het bewonderen
van eene kunstenares geeft zich gewoonlijk terug
in het »veel -mooier" vinden dan die of die, en
de actrices zelve geven er gereedelyk aanleiding
toe, door eikaars triomfrollen terstond over te
nemen en te beproeven er een nieuwe zyde van
te laten zien. La Duse heeft de Dame aux
Camélias uit het Fransche repertoire en de Magda
uit het Duitsche genomen, en Sarah Bernhardt
heeft haar royaal haar eigen schouwburg, haar
eigen decors en geheele omgeving afgestaan om
er haar krachten aan te beproeven.
Voor ons persoonlijk was, toen verleden
jaar La Duse te Amsterdam optrad, de impressie
de volgende. De rol van »la Locandiera" in de
comedie van Goldoni kan men niet meetellen,
het is een lichte coquette, byna soubrette-rol, en
het talent van een groote actrice niet waard ;
waarschy'nly'k vooral gekozen om den avond waar
van Lavalleria Busticana de hoofdschotel was, te
vullen met iets dat de actrice niet vermoeide en
dat tevens als tegenstelling kon dienen. De rol
van Magda in Casa Paterna (die wij niet van
Sarah Bernhardt zagen) speelde La Duse voor
treffelijk, vol warmte en innigheid, vol diepte en
ernst; toch is er een nuance in, ten stelligste
door Sudermann bedoeld, en welke door Mevr.
Brondgeest krachtiger wordt aangegeven, namelijk
het cosmopolitisch-ruime van Magda's levensbe
schouwing, door het zwerven en de
tooneelsuccessen verkregen, en die zich in haar eerste
optreden door iets meer triomfantelyks in de
geheele houding kenbaar maakt. Hoe sterker
dit uitkomt, te sterker is de tegenstelling met de
bekrompen omgeving waarin zy komt en de be
krompen begrippen die er heersenen, de tegen
stelling die tot het tragisch conflict voert. In
La dame aux Camélias was La Duse aangrijpend,
hartverscheurend wreed, eene geheel andere
opvatting dan die van Sarah Bernhardt, zieker,
ellendiger, minder romantisch, minder dichterlijk,
maar rampzaliger. Sarah Bernhardt gaf meer de
droevige weemoedige essence der rol, La Duse
meer de akelige werkelijkheid. Wanneer de
gemartelde Marguerite sterft aan hare kwaal en
aan haar verdriet, stierf La Duse meer aan de
tering, Sarah Bernhardt meer aan hare liefde.
Zooveel hooger als ons deze opvatting voorkwam,
zooveel meer overeenkomend met het tijdperk waarin
La dame aux Camélias ontstaan is, zoowel
voornamer en dichterlijker scheen ons het geheele
spel van Sarah, verwant aan Phèdre, aan Dona
Sol, aan de koningin in Buy Bias, aan
Ma/rieMadeleine, aan Hamlet, dien zij zeker wel een
maal spelen zal.
Onuitsprekelijk treffend daarentegen, en zeker
door geen actrice te evenaren, is de Santuzza
van La Duse. Ziek, verwelkt, verteerd door
schande, ellende en jaloezie, eene gele schim
in lompen gehuld, zwervend om de kerk als een
geslagen hond, jankend en bijtend, zonder eenige
schoonheid dan die van haar tragischen jammer
maakte zy den geweldigsten indruk. Alles wat men
leest van lijden en uitmergeling, van de kinderen
in de zwavelmijnen, van de onderdrukking en de
armoede en de hitte en de misdaad en d
wraakzucht in Zuid-Italië, kwam by het zien
dezer vreeselijke figuur in de gedachte; er behoor
meedoogenloos realisme en vreeselijke levenserns
toe, om haar te geven zooals La Duse haar gaf
Wie geen afstand kan doen van iedere preoccu
patie omtrent weelderige kleeding, fraaie standen,
mooi stemgeluid, groepeering, zelfs de eenvou
digste theatrale contrasten, moet er niet aan
denken ; de eenige tegenstelling is die tusschen
den knappen jongen Siciliaan, die al weer een
andere amourette in 't hoofd heeft, en de ellendige
verlatene, gevloekte en stervende Santuzza.
Cavalleria Rusticana schijnt ons La Duse's triomf.
*
* *
Te Parijs heeft men haar zeer toegejuicht ;
tot nog toe alleen in La Donna alle Camelie,
maar met geestdrift. De kritiek maakt reserves,
maar is het eens omtrent haar intelligentie,
haar levendig spel vol waarheid, haar bewege
lijke physionomie. »Elle se donne Ie visage qu'elle
veut," zegt Emile Faguet, die ook hare stem
pryst, maar daarentegen hare gebaren eentonig
indt; 4es intellectuels parlent avec leur voix, avec
eur visage, les passionnés avec leur corps".
aguet haalt ook de woorden van William Archer
aan, die zegt: »het begrensde zelfs van haar
ihysieke middelen doet haar intellectueel talent
e meer uitkomen," en besluit: »het komt my
roor, dat zy niet in staat zou zijn hooge,
vrouwely'ke poëzie in hare rol te leggen, maar niemand
;eeft sterker dan zy het sentiment van het leven
weer."
De correspondent van de Frankfurter te Pary's
irengt Duse's kunst, die hy tegenover de
romanische van Sarah Bernhardt stelt, en prefereert,
;ot het genre van die van Réjane, Bartet, Jeanne
Granier, Marie Laurent, en zegt dat dit ook den
eersten avond de indruk van het publiek was »C'est
une Réjane perfectionnée", had iemand in de
couoirs gezegd; deze zelfde meer eenvoudige, de
erre-a-terre natuur navolgende, eenigzins nuchtere,
maar zeer innemende en verrassende kunst, vond
men in haar spel terug. Hy merkt op, dat het
grootste enthousiasme van den eersten avond voor
den Armando Duval, Ando, was, in zyn echt
Itaiaanschen uitval van woede in de vierde acte,
en komt tot de conclusie dat La Duse goed zou
doen, ook Italiaanscbe stukken te geven; aange
wezen zou dan zeker de Saatuzza zyn in Cavalleria
Busticana.
Sarcey is vol bewondering voor Duse's spel,
maar met veel reserves; hy pryst haar teederheid,
jaar weergeven van kleine nuances, haar lieve,
>eklagenswaardige Margherita in de tweede acte.
[n de vierde acte keurt hy het niet goed dat zij
het stuk van Dumas naar haren zin veranderd heeft
om aan het laatste woord te blyven; »zy heeft,"
zegt hy, »van een logisch drama-tooneel zooals
de auteur het voorgeschreven had, met haar
crescendo van Armando's een opera-finale ge
maakt." De vijfde acte heeft hem heroverd;
une artiste de race, et, si l'on y tient, une
grande artiste."
Zijne reserves raken ongeveer hetzelfde wat ons
in Magda getroffen had, het gemis aan grootheid.
Duse geeft hier een goedig meisje, lief en niet druk;
bet moet haar gespeten hebben, dat ze Varville ver
driet deed; ze heeft haar minnaars met niet veel
duurder dan macaroni moeten ruïneeren. Het is
een gevoelige ziel; na een paar minuten praten
met Armando, is haar hartje al getroffen .. . Lees
het drama van Dumas eens na; daar gaat het heel
anders. Zyn Marguerite is niet zoo gauw overtuigd
van die groote liefde, waar Armand van praat.
Ze schertst, onzeker en peinzend; ze lacht hem
uit, zendt hem weg, roept hem terug; ze heeft
veel bijgewoond,... dat nog niet... zou zy
liefhebben ? ... misschien ... Curieus is het dat
deze analyse van de liefde, opkomend by een
courtisane, in de nieuwe interpretatie geheel ver
loren gegaan is. By Duse gaat de dageraad der
liefde plotseling stralend op in een kuisch hart."
In de derde acte, het beroemde onderhoud met
Armand's vader, vond Sarcey Duse geheel onvol
doende; »ze luisterde naar den ouden Duval als
een kostschooljuffertje dat knorren krijgt omdat
ze haar jurkje gescheurd heeft." Sarcey kent
twee opvattingen van Dumas' heldin, of die van
mad. Doche, de brutale, verkwistende courtisane,
n oogenblik door de liefde verpletterd, als door
den bliksem getroffen, maar courtisane tot haar
dood; of die van Sarah Bernhardt, ook eene cour
tisane, zenuwachtig, koortsig opgewonden, maar
vatbaar voor goedheid en teederheid, omgeven
met een geur van poëzie, en die, als de liefde
haar overweldigt, als getransfigureerd, geïdeali
seerd wordt door den hartstocht. Deze laatste
raakt zeker het meest de hooge kunst.
In de Bevue de Paris komen omtrent La
Duse heel interessante bijzonderheden voor, door
graaf Primoli opgeteekend. Zy is geboren in
1859, op 3 Oetober, niet ver van Venetië, in
een spoorwegwaggon. Het was ty'dens den oorlog,
toen de Franschen te Milaan als bevrijders
werden ingehaald. Toen men het kind, zooals
in Venetiaansch land de gewoonte is, in een
glazen kistje naar de kerk droeg, meenden de
Oostenry'ksche soldaten dat het een reliquiënkistje
was en presenteerden het geweer. De vader, een
oude rondreizende komediant, zag er terstond een
grootsch voorteeken in en voorspelde aan zyn
dochter een schitterende toekomst. Toen Eleonore
vier jaar oud was debuteerde zy te Chioggia, in
de rol van Cosette in de Misérables van Victor
Hugo. De rol bestaat vooral in schoppen en
oorvegen kry'gen; telkens in de coulissen moest de
moeder het kind troosten en haar zeggen dat de
klappen maar voor de grap waren. Op haar veer
tiende jaar had zij a! in Les Enfants d'Edouard,
in Kean en Monte- Christo gespeeld, in Fualdès en
La Grace de JJieu, Angelo en Bomeo et Juliette.
Toen zy twintig jaar was, trad zij te Napels
op in Thérèse Baquin. Zij was zeer dikwijls
ontmoedigd; eens was het alleen door de krach
tige opwekking van Ernesto Rossi dat zij zich
weer liet overhalen op te treden. Telkens denkt
zij er over, in een klooster te gaan, of afscheid
van het tooneel te nemen; somtyds leeft zij
maandenlang bij kaarslicht en wil het daglicht
niet zien. Graat' Primoli vertelt ook dat zy een
afschuw heeft van alle reclame.
De schrijver van een aardig artikel in Figaro,
»Le Passant", doet opmerken, dat, hoe de beide
tooneelvorstinnen over elkaar mochten denken,
zij zoo goed de courtoisie betracht hebben, als
echte gekroonde hoofden. Sarah heeft aan la
Duse haar schouwburg afgestaan en haar terstond
te dineeren gevraagd ; la Duse heeft aan Sarah
een allerliefst telegram gezonden. Sarah is haar
komen toejuichen in haar eigen rol en la Duse
heeft beloofd naast haar op te treden. »In zoo
verre zijn, ondanks het helpen van gedienstige
vrienden, de Europeesche vrede en de harmonie
tusschen de Latijnsche rassen bewaard gebleven."
V. LOMIEM.
lllllllllllllllltimillMIIIIIMIIIIIIIHIIIIIIIIIIMIIIIIIItlimilMIIII
Met in de hoofdstad,
Een kunstenaar als Saint-Saëns in ons midden
te zien mag gerust als een evenement beschouwd
worden. Het is dan ook niet meer dan natuurlijk
dat zeer veel musici zich hadden opgemaakt
naar liet Paleis voor Volksvlijt om dezen
buiten