De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1897 13 juni pagina 2

13 juni 1897 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 1042 meer aan de »kas" werd gecontribueerd (doordat hij zoo veel jaren langer contri bueerde) dan door A ? ? Is het toch eigenlijk niet treurig dat over zoo iets nog geschreven behoeft te worden? De autoriteiten weten dat toch ook! Welnu, door de promotie op ti/d zouden die grove onbillijkheden op eens de wereld uit zijn, voor alle kapiteins en luitenants althans en voor hunne weduwen. Wat de contributiën aan de weduwen- en weezenkas betreft, willen we hier nog op merken, dat die geheel en al onbillijk zijn. De eenige billijke regeling is men ga toch eens ter school bij de levens- en lijf renten-verzekering-maatschappijen contri butie-betaling in verhouding tot de sterftekans, dus naar den leeftijd. Daar de benoeming tot en bevordering in den hoofd-officiersrang en voor de opperofficieren bij keuze neet plaats te hebben, zouden zij vooral ook aan bedoelde »kas" moeten bijdragen in verhouding niet alleen tot den rang en het daaraan verbonden weduwenoensioen, maar in verhouding van dat pensioen in verband met hun leeftijd. Elk met de levensverzekering vertrouwd wiskundige, kan de juiste contributie-bedra gen berekenen. De tegenwoordige regeling is eenvoudig dwaas. Onlangs met eenige officieren boven om schreven idee eens besprekende, hoorden wij 't bezwaar opperen dat, als elk 1ste luitenant op een vooraf bepaald tijdstip tot kapitein bevorderd werd, bijv. na 12 jaren dienst als officier, men dan kapiteins overcompleet zou krijgen, zoodat er twee kapiteins bij eeue compagnie zouden komen. Op ons antwoord dat dit immers volstrekt geen bezwaar kon genoemd worden, daar de oudste in rang dan toch de commandant zou zijn ingevolge de bestaande regelen van krijgatucht enz., moest men dit, wel is waar, toegeven, maar toch was 't te bespeuren dat men dit erg «vreemd" zou vinden. »Ja, vreemd in 't eerst, totdat we er een beetje aan gewend zouden zijn, denk aan de palingverkoopster. Maar welk werkelijk bezwaar is ertegen? TEMPO. MiniiniiHiiiimiiiiMiiiiiiiiimiiii iiiiiiiiiiiiMiitiiiiiiiiiitiiiiiiiiiiiiiiN Sociale, wiiiiiiiiiiiiiiiiiiiuiiiiiiimniuiin Illlllllllllllllllllllll IIIIIIIIIIIIIIH Het recht yan Jen arbeider. Wanneer hier te lande een werkman meent door ziju patroon onbillijk te zijn behandeld, hetzij dat deze hem zijn loon heeft ingehou den wegens onopzettelijk verzuim, of hem wegjaagt op staanden voet, zonder eenige schadeloosstelling, of om welke andere reden ook, kan h\j zich tot den kantonrechter wen den en dezen verzoeken, zijn zaak ter hand te nemen. Deze ambtenaar heeft dan de be voegdheid, om in zeer kort geding recht te spreken. Veelvuldig wordt van deze procedure niet gebruik gemaakt. Waarom niet? De voor naamste reden zal wel liggen in het wan trouwen van den arbeider, om bij een man, die geheel buiten het vak en de arbeiders verhoudingen staat, en wiens opvattingen van recht eerder met die van den patroon dan van hem, den arbeider overeenkomen, herstel van grieven te zoeken. Aan velen is zelfs deze rechtsinstelling geheel onbekend, en zoo heeft zich in onze arbeiderswereld, en, het moet gezegd worden, ook in een deel van de patroonswereld, de overtuiging gevestigd, dat voor den werkman geen recht is te krijgen tegen onbillijke behandeling van den patroon. Nu het eenmaal zoover is gekomen, gaat het moeilijk, dit als het ware afgestorven deel van ons recht te doen herleven, door den arbeider te wijzen op wat in de wet te zijnen behoeve is geschreven. Reeds sedert zeer lan gen tijd trouwens is in het buitenland het voorbeeld gegeven, hoe door een andere, meer democratische wijze van rechtspreken het rechtsbewustzijn van den arbeider kan worden hersteld, en een einde gemaakt aan de meer dan eens hoogst laakbare handelwijze van een patroon, die voordeel trekt uit zijn gun stige positie. Aan den anderen kant zullen de betere elementen der patroonswereld het op prijs stellen, dat de arbeider de overtuiging erlangt, niet straffeloos in zijn recht te kun nen worden gekrenkt, wijl als terugslag daarvan hij ook een dringender besef zal hebben van zijn verplichtingen tegenover den patroon, wien hij eenmaal zijn arbeidskracht heeft verhuurd. Immers, door te meenen, dat voor hem geen wet is geschreven, is menig arbeider eok zeer zorgeloos geworden ten opzichte van ziju verhouding tot den patroon, en heeft hij, zonder gegronde aan leiding, die menigmaal verbroken op een oogenblik dat de patroon het recht had op heg» te rekenen, en door zijn wegloopen in ongelegenheid geraakte en schade ondervond. Het is de conseil de prud'hommes, gelijk hij in Frankrijk en Belgiëheet, het duitsche Ge werbegericht, waarop ik wil wijzen. In het algemeen heeft de samenstelling voor zulk een rechtbank plaats op de manier, waarop thans ook onze Kamers van Arbeid zullen worden gekozen. De arbeiders kiezen hun vertegenwoordigers, de patroons de hunne; voor dit college worden alle geschillen betref fende de arbeidsverhoudingen gebracht, zoodra een der beide partijen zich acht verongelijkt. Zoo mogelijk wordt de zaak in der minne geschikt, gelukt dit niet, dan velt de recht bank haar vonnis, en arbeider zoowel als patroon, wetende dat zijn eigen mannen mede recht spreken, zal van de billijkheid der uit spraak overtuigd zijn, eerder dan wanneer zij kwam uit den mond van nog zoo onpar tijdige lieden, die in de gebruiken en eischen van het vak dikwijls geheel en al vreemde ling zijn. De duitsche Gewerbegerichte trachten in hun rechtspraak zooveel mogelijk eenheid te brengen. Er worden geregeld bijeenkomsten van afgevaardigden gehouden, om in belang rijke kwesties tot overeenstemming te komen, en sedert ongeveer anderhalf jaar verschijnt een blad, Das Gewerbegericht, orgaan van de vereeniging, door een aantal dezer rechtbanken gevormd, waarin vonnissen van eenige beteekenis, met de gronden waarop zij berusten, worden medegedeeld. Zoo leert de een van den ander, en de wenschelijkheid hiervan, daar de rechters toch bijna allen met wetsuitlegging en toepassing niet al te zeer ver trouwd zijn, zal wel geen betoog behoeven. Het jongste nummer van Das Gewerbegericht bevat een overzicht van den arbeid dezer rechtbanken over 1896. Wij zien hieruit, dat voor de 284 Gewerbegerichte die Duitschland telt, ± 69000 processen aanhangig zijn ge maakt. Daarvan zijn er 67500 afgehandeld. 7.8 procent werd aangebracht door patroons; neemt men in aanmerking hoe veel grooter het aan tal der arbeiders is dan dat der patroons, dan zullen dezen zelf moeten toegeven, dat ook voor hen de instelling vruchten draagt, en zij niet, wat wel wordt beweerd, een van die philanthropische bedenkselen is van den mo dernen tijd, die zonder dat op de patroonsbelangen wordt gelet, den arbeider een wapen in de hand geven. De patroon heeft bovendien talrijke middelen, om zijn recht te verhalen. Hij betaalt het loon eerst, nadat de arbeid is geleverd; hij kan een gedeelte ervan inhouden; hij kan beboeten, zonder dat hij zijn toevlucht behoeft te nemen tot rechtspraak van derden. Contractbreuk van de zijde der arbeiders beteekent voor hem menigmaal, vooral in de groote steden, waar het aanbod van arbeids krachten steeds de vraag ernaar pleegt te overtreffen, niet veel anders dan een wel is waar onaangename en soms ook nadeelige onbestendigheid van personeel. Maar de schade is toch gewoonlijk niet zoo groot, dat zij hem tot het zoeken van zijn recht aanleiding geeft. Waar dit het geval is, vindt hij het echter ook. In het district Plauen (Kon. Saksen) was in '96 nu en dan groote behoefte aan arbeidskrachten, en vooral de vrouwen lieten de patroons meermalen in den steek. Er wer den dientengevolge voor het Gewerbegericht van dit district tegen 412 klachten van ar beiders tegen patroons, 311 van patroons tegen arbeiders(sters) ingediend; van dit gezamenlijk aantal ging het in 502, d. i. 81.8 pet. der ge vallen, om een bedrag van minder dan 20 mark, en in 95, d. i. 15 pet., om een bedrag van 20 tot 50 mark. 572, d. i. 77 pet. dezer processen waren binnen een week; 119, d. i. 16.2 pet. binnen veertien dagen afgehandeld ; in 403, d. i. 54.8 pet. doordat de partijen het met elkander eens werden, 188, d. i. 25-5 pet. be hoefde door het intrekken der klacht geen vonnis te worden gewezen. Uit de hier medegedeelde cijfers krijgt de lezer een beeld van de werkzaamheid der Gewerbegeriehte. Zij verschaffen recht, het meest waar het gaat om absoluut kleine, maar voor den arbeider toch dikwijls zeer belangrijke bedragen; en zij verschaffen snel recht. Het streven dezer rechtbanken is voor namelijk gericht op een minnelijke schikking. Van alle 69000 zaken in '96 zijn er maar 19500, d. i. 28.5 pCt. doorgevoerd tot een vonnis werd gesproken; in meer dan 70 pCt. der gevallen werden de strijdende partijen, door den invloed harer vertegenwoorders, het eens. Ook waar de klacht werd ingetrokken of niet verder doorgezet, kan men in den vredezoekenden invloed der rechters dikwijls de reden daarvan achten. Bij de groote Gewerbegerichte te Leipzig en te Dresden kwamen slechts 7 en 12 pCt. der gevallen tot een vonnis. Is een schikking in der minne echter niet mogelijk, dan volgt het vonnis snel. 57 pCt. van alle zaken waren binnen een week afge handeld ; slechts 17-6 pCt. duurden langer dan veertien dagen. Zelfs in groote steden, waar het vaak moeilijk ia, de rechters en getuigen spoedig bijeen te krijgen, blijft de rechtbank op snelheid aansturen. Te Berlijn waren 72 pCt. der klachten berecht binnen 14 dagen. Wij zouden in Nederland ons de invoering van dat recht niet hebben te beklagen. Leeft bij den arbeider al het bewustzijn, dat de rechtbanken tegenover hem, zoo hij met de strafwet in conflict komt, veel strenger zijn dan tegenover de hoogere standen, van nog veel meer beteekenis is de overtuiging, dat hij tegenover elke willekeurige handeling van zijn patroon machteloos is. Voor allen die, om welke redenen dan ook, prijs stellen op een in de gegeven omstandigheden zoo drage lijk mogelijke verhouding tusschen arbeider en patroon, moet het waarde hebben, te weten, dat in hun arbeidsverhouding geen ongerechtigheden kunnen geschieden, die niet zoo snel mogelijk en op de meest doelmatige wijze worden gewroken. En nu het er naar gaat lijken, dat de aanbrekende »aera van sociale hervormingen" aan sociale wetten zeer arm zal zijn, kan het misschien zijn nut hebben, te wijzen op een sociale hervorming, die ook voor de patroons haar lichtzijde heeft, en zeker niet zou strekken ter versterking van het «revolutionair" element in onze arbei derswereld. F. M. C. iiiini imiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii La Dnse te Parus, Geeft het vergelijken van de impressies, door den een en den anderen kunstenaar teweeg ge bracht, een verhooging of vermindering van genot ? In ieder geval moet dit vergelijken eene neiging der menschelijke natuur zyn, want het bewonderen van eene kunstenares geeft zich gewoonlijk terug in het »veel -mooier" vinden dan die of die, en de actrices zelve geven er gereedelyk aanleiding toe, door eikaars triomfrollen terstond over te nemen en te beproeven er een nieuwe zyde van te laten zien. La Duse heeft de Dame aux Camélias uit het Fransche repertoire en de Magda uit het Duitsche genomen, en Sarah Bernhardt heeft haar royaal haar eigen schouwburg, haar eigen decors en geheele omgeving afgestaan om er haar krachten aan te beproeven. Voor ons persoonlijk was, toen verleden jaar La Duse te Amsterdam optrad, de impressie de volgende. De rol van »la Locandiera" in de comedie van Goldoni kan men niet meetellen, het is een lichte coquette, byna soubrette-rol, en het talent van een groote actrice niet waard ; waarschy'nly'k vooral gekozen om den avond waar van Lavalleria Busticana de hoofdschotel was, te vullen met iets dat de actrice niet vermoeide en dat tevens als tegenstelling kon dienen. De rol van Magda in Casa Paterna (die wij niet van Sarah Bernhardt zagen) speelde La Duse voor treffelijk, vol warmte en innigheid, vol diepte en ernst; toch is er een nuance in, ten stelligste door Sudermann bedoeld, en welke door Mevr. Brondgeest krachtiger wordt aangegeven, namelijk het cosmopolitisch-ruime van Magda's levensbe schouwing, door het zwerven en de tooneelsuccessen verkregen, en die zich in haar eerste optreden door iets meer triomfantelyks in de geheele houding kenbaar maakt. Hoe sterker dit uitkomt, te sterker is de tegenstelling met de bekrompen omgeving waarin zy komt en de be krompen begrippen die er heersenen, de tegen stelling die tot het tragisch conflict voert. In La dame aux Camélias was La Duse aangrijpend, hartverscheurend wreed, eene geheel andere opvatting dan die van Sarah Bernhardt, zieker, ellendiger, minder romantisch, minder dichterlijk, maar rampzaliger. Sarah Bernhardt gaf meer de droevige weemoedige essence der rol, La Duse meer de akelige werkelijkheid. Wanneer de gemartelde Marguerite sterft aan hare kwaal en aan haar verdriet, stierf La Duse meer aan de tering, Sarah Bernhardt meer aan hare liefde. Zooveel hooger als ons deze opvatting voorkwam, zooveel meer overeenkomend met het tijdperk waarin La dame aux Camélias ontstaan is, zoowel voornamer en dichterlijker scheen ons het geheele spel van Sarah, verwant aan Phèdre, aan Dona Sol, aan de koningin in Buy Bias, aan Ma/rieMadeleine, aan Hamlet, dien zij zeker wel een maal spelen zal. Onuitsprekelijk treffend daarentegen, en zeker door geen actrice te evenaren, is de Santuzza van La Duse. Ziek, verwelkt, verteerd door schande, ellende en jaloezie, eene gele schim in lompen gehuld, zwervend om de kerk als een geslagen hond, jankend en bijtend, zonder eenige schoonheid dan die van haar tragischen jammer maakte zy den geweldigsten indruk. Alles wat men leest van lijden en uitmergeling, van de kinderen in de zwavelmijnen, van de onderdrukking en de armoede en de hitte en de misdaad en d wraakzucht in Zuid-Italië, kwam by het zien dezer vreeselijke figuur in de gedachte; er behoor meedoogenloos realisme en vreeselijke levenserns toe, om haar te geven zooals La Duse haar gaf Wie geen afstand kan doen van iedere preoccu patie omtrent weelderige kleeding, fraaie standen, mooi stemgeluid, groepeering, zelfs de eenvou digste theatrale contrasten, moet er niet aan denken ; de eenige tegenstelling is die tusschen den knappen jongen Siciliaan, die al weer een andere amourette in 't hoofd heeft, en de ellendige verlatene, gevloekte en stervende Santuzza. Cavalleria Rusticana schijnt ons La Duse's triomf. * * * Te Parijs heeft men haar zeer toegejuicht ; tot nog toe alleen in La Donna alle Camelie, maar met geestdrift. De kritiek maakt reserves, maar is het eens omtrent haar intelligentie, haar levendig spel vol waarheid, haar bewege lijke physionomie. »Elle se donne Ie visage qu'elle veut," zegt Emile Faguet, die ook hare stem pryst, maar daarentegen hare gebaren eentonig indt; 4es intellectuels parlent avec leur voix, avec eur visage, les passionnés avec leur corps". aguet haalt ook de woorden van William Archer aan, die zegt: »het begrensde zelfs van haar ihysieke middelen doet haar intellectueel talent e meer uitkomen," en besluit: »het komt my roor, dat zy niet in staat zou zijn hooge, vrouwely'ke poëzie in hare rol te leggen, maar niemand ;eeft sterker dan zy het sentiment van het leven weer." De correspondent van de Frankfurter te Pary's irengt Duse's kunst, die hy tegenover de romanische van Sarah Bernhardt stelt, en prefereert, ;ot het genre van die van Réjane, Bartet, Jeanne Granier, Marie Laurent, en zegt dat dit ook den eersten avond de indruk van het publiek was »C'est une Réjane perfectionnée", had iemand in de couoirs gezegd; deze zelfde meer eenvoudige, de erre-a-terre natuur navolgende, eenigzins nuchtere, maar zeer innemende en verrassende kunst, vond men in haar spel terug. Hy merkt op, dat het grootste enthousiasme van den eersten avond voor den Armando Duval, Ando, was, in zyn echt Itaiaanschen uitval van woede in de vierde acte, en komt tot de conclusie dat La Duse goed zou doen, ook Italiaanscbe stukken te geven; aange wezen zou dan zeker de Saatuzza zyn in Cavalleria Busticana. Sarcey is vol bewondering voor Duse's spel, maar met veel reserves; hy pryst haar teederheid, jaar weergeven van kleine nuances, haar lieve, >eklagenswaardige Margherita in de tweede acte. [n de vierde acte keurt hy het niet goed dat zij het stuk van Dumas naar haren zin veranderd heeft om aan het laatste woord te blyven; »zy heeft," zegt hy, »van een logisch drama-tooneel zooals de auteur het voorgeschreven had, met haar crescendo van Armando's een opera-finale ge maakt." De vijfde acte heeft hem heroverd; une artiste de race, et, si l'on y tient, une grande artiste." Zijne reserves raken ongeveer hetzelfde wat ons in Magda getroffen had, het gemis aan grootheid. Duse geeft hier een goedig meisje, lief en niet druk; bet moet haar gespeten hebben, dat ze Varville ver driet deed; ze heeft haar minnaars met niet veel duurder dan macaroni moeten ruïneeren. Het is een gevoelige ziel; na een paar minuten praten met Armando, is haar hartje al getroffen .. . Lees het drama van Dumas eens na; daar gaat het heel anders. Zyn Marguerite is niet zoo gauw overtuigd van die groote liefde, waar Armand van praat. Ze schertst, onzeker en peinzend; ze lacht hem uit, zendt hem weg, roept hem terug; ze heeft veel bijgewoond,... dat nog niet... zou zy liefhebben ? ... misschien ... Curieus is het dat deze analyse van de liefde, opkomend by een courtisane, in de nieuwe interpretatie geheel ver loren gegaan is. By Duse gaat de dageraad der liefde plotseling stralend op in een kuisch hart." In de derde acte, het beroemde onderhoud met Armand's vader, vond Sarcey Duse geheel onvol doende; »ze luisterde naar den ouden Duval als een kostschooljuffertje dat knorren krijgt omdat ze haar jurkje gescheurd heeft." Sarcey kent twee opvattingen van Dumas' heldin, of die van mad. Doche, de brutale, verkwistende courtisane, n oogenblik door de liefde verpletterd, als door den bliksem getroffen, maar courtisane tot haar dood; of die van Sarah Bernhardt, ook eene cour tisane, zenuwachtig, koortsig opgewonden, maar vatbaar voor goedheid en teederheid, omgeven met een geur van poëzie, en die, als de liefde haar overweldigt, als getransfigureerd, geïdeali seerd wordt door den hartstocht. Deze laatste raakt zeker het meest de hooge kunst. In de Bevue de Paris komen omtrent La Duse heel interessante bijzonderheden voor, door graaf Primoli opgeteekend. Zy is geboren in 1859, op 3 Oetober, niet ver van Venetië, in een spoorwegwaggon. Het was ty'dens den oorlog, toen de Franschen te Milaan als bevrijders werden ingehaald. Toen men het kind, zooals in Venetiaansch land de gewoonte is, in een glazen kistje naar de kerk droeg, meenden de Oostenry'ksche soldaten dat het een reliquiënkistje was en presenteerden het geweer. De vader, een oude rondreizende komediant, zag er terstond een grootsch voorteeken in en voorspelde aan zyn dochter een schitterende toekomst. Toen Eleonore vier jaar oud was debuteerde zy te Chioggia, in de rol van Cosette in de Misérables van Victor Hugo. De rol bestaat vooral in schoppen en oorvegen kry'gen; telkens in de coulissen moest de moeder het kind troosten en haar zeggen dat de klappen maar voor de grap waren. Op haar veer tiende jaar had zij a! in Les Enfants d'Edouard, in Kean en Monte- Christo gespeeld, in Fualdès en La Grace de JJieu, Angelo en Bomeo et Juliette. Toen zy twintig jaar was, trad zij te Napels op in Thérèse Baquin. Zij was zeer dikwijls ontmoedigd; eens was het alleen door de krach tige opwekking van Ernesto Rossi dat zij zich weer liet overhalen op te treden. Telkens denkt zij er over, in een klooster te gaan, of afscheid van het tooneel te nemen; somtyds leeft zij maandenlang bij kaarslicht en wil het daglicht niet zien. Graat' Primoli vertelt ook dat zy een afschuw heeft van alle reclame. De schrijver van een aardig artikel in Figaro, »Le Passant", doet opmerken, dat, hoe de beide tooneelvorstinnen over elkaar mochten denken, zij zoo goed de courtoisie betracht hebben, als echte gekroonde hoofden. Sarah heeft aan la Duse haar schouwburg afgestaan en haar terstond te dineeren gevraagd ; la Duse heeft aan Sarah een allerliefst telegram gezonden. Sarah is haar komen toejuichen in haar eigen rol en la Duse heeft beloofd naast haar op te treden. »In zoo verre zijn, ondanks het helpen van gedienstige vrienden, de Europeesche vrede en de harmonie tusschen de Latijnsche rassen bewaard gebleven." V. LOMIEM. lllllllllllllllltimillMIIIIIMIIIIIIIHIIIIIIIIIIMIIIIIIItlimilMIIII Met in de hoofdstad, Een kunstenaar als Saint-Saëns in ons midden te zien mag gerust als een evenement beschouwd worden. Het is dan ook niet meer dan natuurlijk dat zeer veel musici zich hadden opgemaakt naar liet Paleis voor Volksvlijt om dezen buiten

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl