Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 1042
weer andere bijzonderheden voor; zoo b.v. dat
het zoontje een deken doorsnijdt om den groot
vader te warmen, maar een stuk daarvan voor
zijn vader als herinnering bewaart. Alle deelen
van het in was uitgevoerde schilderwerk zijn
niet gelijkelijk volkomen bewaard; maar door de
banden met spreuken kunnen wy ons het ont
brekende voorstellen. Kaar den sty'1 van het
schilderwerk en de kleur der figuren, schreven
wjj het toe aan het begin der XVe eeuw. Wa
penschilden leeren ons, aan welke familie het
behoorde. Het werk is door bogen verdeeld; een
tafereel toont ons een keukenmeid aan 't vuur
b\j een kokenden ketel en met een tweetandige
vork gewapend, een hond aan haren voet. In het
tweede tafereel is alleen het bed van den wit
gebaarden grijsaard voorhanden. De drie volgende
zijn beter behouden, met figuren van 1.25 m.
lengte: een jonge man, een patriciër, in veel
kleurige kleeding, het oog gericht op het kind,
dat het trogje timmert. Volgens den beschreven
band, verwijt de vader hem zijne «zotheid en
kinderachtigheid". Het kind antwoordt, zooals
hierboven is gezegd (in Eeulsche geweststaai:
»It is ein troich den ich hanwen," enz.).
Het volgende tafereel stelt den paardenstal
voor. De zoon bidt hier zijnen vader knielend
om vergiffenis, die hem met liefdewoorden wordt
geschonken.
Eindelyk wordt ons eene welbezette tafel
voorgesteld. Grootvader, zoon en dochter ver
zoenen zich met woord en handdruk. Het
kleinzoontje houdt eene zedespreuk in de hand, doch
die grootendeels onleesbaar is geworden.
De teekening is zeer natuurlijk en eenvoudig;
de kleuren zy'n klaar en krachtig. Men ziet dus
van alles dat wij hier eene bijdrage tot de kunst
en beschavingsgeschiedenis voor ons hebben,
gelyk er tot heden nog eerst weinige zijn ont
dekt. P. ALB. TH.
Tentoonstelling van Raphaël.
De stad Urbino, waar de groote Sanzio in 1483
geboren werd, organiseert ter eere van haar
grooten stadgenoot een algemeene tentoonstelling van
zijn werken, die in het hertogelijk paleis zal
gehouden worden. Zij zal bestaan uit vijf cate
gorieën. I. Oude en moderne copieën in olieverf,
pastei of teekening naar werken van den meester.
II. Gravures naar dezelfde werken. III.
Photographieën naar de origineele. IV. Kunstwerken.
V. Boeken over het leven en werken van den
meester.
Het comitéroept alle belangstellenden op tot dit
doel mede te werken, zal gaarne alle interessante
dingen in leen ontvangen; het heeft vy f artisten aan
gezocht zich met de plaatsing enz. te willen belas
ten, stelt prijzen beschikbaar voor de beste copieën
naar en voor de beste boeken over hun stad
genoot, belast zich met den verkoop van repro
ducties, photo's en boeken, en stelt dus alles in
het werk om er een zoo mooi mogelijk zaakje
van. te maken. Jammer dat daar Raphaël voor
dienen moet. TH. M.
BÜWisselingh is een betrekkelijk groote en
zeer mooie Corot tentoongestelt. Een kleinere,
en in heel andere gammaas, daar naast, is van
niet minder charmeerende compleetheid. Een paar
schilderijtjes van Jongkind, Faulin, Karker, een
mooie Daumier, en een paar nieuwe en scherpe
dingen van Bauer zijn in dezelfde zaal.
In de kunstzaal der firma A. Preyer, 35?37,
Ealverstraat, z\jn thans geëxposeerd werken van
Jozef Israëls, N. Diaz en Ch. Jacque.
Bij de firma E. J. van Wisselingh & Co., Spui
23, z\jn tentoongesteld twee schilderijen vanEd.
Karaten. «Buitenhuisje" en «Landschap."
HUI Hlllllllllllf Illtt
Het meisje opende de deur voor hem.
Hier is juist een man geweest met een kerst.
boom," zeide zij aarzelend. Hij hield vol dat hij
bij u moest zijn."
Ja, 't is in orde," was het stroeve antwoord.
Hij trad zijne kamer binnen. Daar stond de
den, die het geheele vertrek vervulde met den
geur, zoo eigen aan het Kerstfeest.
jtÓ, ja, mijnheer, er is ook nog een heer voor
u geweest," berichtte het meisje, het hoofd door
de half geopende deur stekend. Hier is zijn
kaartje; hij zeide dat hij over een uurtje nog eens
zou terugkomen."
Best; geef maar hier."
Zij sloot de deur achter zich. Mijnheer Tobiasson
ging naar het licht op zijn schrijftafel en bezag
het kaartje.
Hé, dat was waar ook, Ludwig was voor een
' of twee te Stockholm komen wonen. Daaraan
hij tot dusverre niet gedacht.
Het kaartje droeg den naam van een zijner
neven, een jonkman, dien hij altijd gaarne had
mogen lijden, en mijnheer Tobiasson liet, onder
wijl hij het stond te beschouwen, allerlei beelden
en tafereelen uit lang vervlogen tijden aan zijn
oog voorbijgaan, toen hij op eens werd opgeschrikt
door het overgaan van de bel, waarna de deur
werd geopend en hij het meisje hoorde zeggen:
Jawel, mijnheer, mijnheer is nu thuis gekomen."
Wat zou hem nu weer moeten gebeuren?
Zoo, zoo; wat een mooie manier van doen,
hier te komen wonen, en er niemand iets van te
weten," met deze woorden trad een jonge man op
den ouden heer toe. Maar ge zult mij misschien
niet eens meer kennen, wel, oompie? Het is a'
zoo lang geleden, dat we elkaar hebben gezien."
Hij was klein van gestalte, met een paar vroolijke
lachende oogen, en een knevel, waarachter hel
heele kereltje verdween.
Nu, of het lang geleden is!" antwoordde
mijnheer Tobiasson, die zich voor geen geld van
de wereld aangedaan wilde toonen, en de hanc
zijns bezoekers met kracht bleef schudden.
M en Tüttrift.
De Jonge Gids.
«Oprichting van de Jonge Gids is volkomen
;ewettigd en noodzakelijk." Dat beweert de
?edactie: onze Amsterdamsche schetsenschrijver,
Jerman Heyermans. Wel zeker! Daar zit alvast
tracht en moed en zelfbewustheid in, dat kan
menig lezer met veel illusies agiteeren en doen
Iropmen van groote dingen, die komen zullen.
!n ieder geval, 't kan de jonge Gidsmannen kracht
en inspiratie geven, dat sterk gelooven en
ernstig overtuigd zijn. Maar zoo'n geloof kan
ook in een heel triestige teleurstelling sterven,
wanneer blijkt dat zoo'n positivisme niet meer
dan waan en heethoofdigheid was... 't Is mooi en
wel, zooveel geloof, hoop en liefde, maar dat geeft
toch lang nog niet het recht te denken, dat onze
ty'd;enooten den waren weg naar de toekomst niet
zulen vinden zonder deze Gids. We zijn heelemaal
niet meer in de periode van '80, toen een nieuwe
ids zoo broodnoodig was. We leven nu immers
'n een kalmer ty'd van overgang, een ty'd nog
ang niet rijp voor ingrijpende litteraire omkeer.
Wat onze allerjongste auteurs leveren, verschilt
slechts in nuances, maar niet in groote prin
cipes met de revolutie-kunst van vroeger. En in
Ie bestaande revues kan het modernste werk
>est worden geplaatst; een van bovenmatige
roodleid: groene en van fanatieke zwartheid: witte
Sids is daar heusch niet voor noodig. Men moet
lie dingen kalm en precies zien zooals ze zijn.
[s dus in deze stille dagen wel een rust- en zelfs
tijdverstoorder gewenscht, die zich pedant-weg
op komt dringen als een soort profeetje ? In de
voorrede wordt nog wel dit beweerd :
«Stukken van medewerkers zullen niet dan om
zér dringende redenen geweigerd worden, opdat
niet de smaak van een enkeling geleidelijke ont
wikkeling van talentvolle tegenhoude." Maar dat
.s toch eenvoudig waardeloos. Er wordt ongeveer
mee bedoeld, dat deze jongeren geen plaats voor
aun arbeid kunnen vinden in de bestaande revues.
Als dat waar is, dan hadden de redacties zeer
zeker de noodige redenen om dat werk niet te
nemen. Het TweemaandelijJcsch Tijdschrift en
de Nieuwe Gids accepteeren immers met plezier
alles, waar wat goeds in is, wat op een bizondere
persoonlijkheid doet hopen. Dat bewijzen de af
leveringen voortdurend. Er moet heel wat gebeuren
vóór zoo'n redactie iets weigert van een acteur
met talent. Enfin, in elk geval, zoo'n verzame
ling rechtmatig of onrechtmatig geweigerde stuk
ken vormt toch nog geen Jonge Gids. Wat het
eerste npmmer heeft gebracht is absoluut niet nieu
wer en jonger van geest dan de voornamere familie
leden, in 't bizonder de Oude en Nieuwe Gids. Kunst
en ideeën, die deze voorgangers ouderwets dreigen
te maken, zijn bij 't jongere broertje totaal niet
te ontdekken. En sterker nog: al zou er werkelijk
een nieuw geslacht zy'n opgebloeid, dat in prin
cipes scherp zou afwijken van de vroegere Grooten:
dan nbg valt het zeer te bedenken of die gene
ratie een nieuw tijdschrift noodig heeft. De tegen
woordige redacteuren voelen met de allerjongsten
zelfs mee en zijn heelemaal niet bang voor wat
frisscher en eigenaardiger werk dan 't hunne.
Maar dit Gidsje is zóó erg jong, dat het zelfs nog
zindelijk moet leeren worden. En tegelijkertijk
is 't nog een ouderwets kind ook. Want wie
noemt dat jeugdig en bloeiend en noodig, nu nog
met rauw-roode naturalistische schetsen en impres
sies aan te komen zetten ? In plaats fier en statig als
een heraut met wapperende blanke pluimen en breed
't wapen op de borst de poort te openen voor de 20e
eeuw, hebben deze kampioenen 't deurtje geopend
van een closetpaper-archief. Zóó intens is hun litte
ratuur dat je letterlijk ruiken kunt wat je leest.
We waren dit toch al jaren ontwend. We weten
nu, dat 't alleen maar brutaal-conservatief mag
heeten alles er uit te durven flappen, wat natuur
lijk en waar is. We hebben daar al heel lang
genoeg van. Zulke excessen mochten vergefelijk
en begrijpelijk zijn in de volle revolutie-woede
tegen 't burgerfatsoen, in de felste oogenblikken
van stry'd der vroegere Naturalisten, nu is op
't zijn beurt niet meer dan klein-bourgeois, vies
en smerig. De heeren mogen 't nu oude lesje
HiiiiiiiiiiiiiniHiiiiiiiHiiMiiimiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiimiHiuiiiiiiiiiiiiiiiiniiiii'
Het was een heel ding om u op te sporen,"
ging de ander voort. Ge hebt eerst in een
logement gewoond, en zoodoende vond ik uwen
naam in de courant; maar toen ik daar ging
informeeren, was de vogel gevlogen, zonder eenig
adres achter te laten, en ik heb als een echte
speurhond moeten te werk gaan om te weten
te komen waar ge beland waart; want vinden
moest ik u. Maar wat een idee om er mij niets
van te laten weten!"
Geheel de oude toon. Mijnheer Tobiasson voelde
zich warm om het hart worden.
Dat ik getrouwd ben, weet ge. Hoe, dat moet
ge nu maar eens komen zien."
Nu, dat behoefde men hem niet te vragen. Het
geluk straalde hem van alle kanten de oogen uit.
En wanneer eea mensch het goed heeft, is het
een behoefte er ook anderen in te laten deelen,"
ging de jonge man voort, en ge kunt op Kerst
avond toch ook niet moederziel alleen blijven.
Het is bekrompen en eenvoudig bij ons, maar het
is gezellig en de kinderen brengen de vroolijkheid
aan; ge moet mee naar huis, anders ga ik niet
weg. Dan praten we samen nog eens over den
ouden tijd. Ik heb in last voor moeder de vrouw
onderweg nog een paar kleinigheden te koopen,
maar dat zal ons zoo lang niet ophouden, en het
is ook het beste dat ik u den weg naar ons huis
wijs. Ge zijt hier nog vreemd, en zoudt ons niet
zoo gemakkelijk kunnen vinden."
Mijnheer Tobiasson stond in twijfel. Het was
of het een of ander verborgen gevaar hem in de
woning van zijnen neef wachtte. Maar toch: het
was hem letterlijk onmogelijk iets te weigeren
aan die oogen, die hem zoo goedig aankeken in
afwachting van zijn antwoord.
Goed, ik ga met je mee!" zeide hij.
Wat zou dat hier een blijdschap worden, wanneer
hij dezen avond uitging! Hij zou hun vooraf
zeggen, dat zij over den kerstboom konden be
schikken, en over zijn kamers, en....
De dwaas gunde hem den tijd niet om zich te
bedenken; nu moest het dan ook maar achter
nog wel eens hooren: dat de kunstenaar alles
moet ontwijken en verachten, waarin schoonheid
ontbreekt. Wie 't niet doet, heeft per se een
zieke fantasie en een vervuild gevoel.
Juist door de laatste hevige lijdenscrisis in de
kunstis dit beginsel dubbel duidelijk en onwrikbaar
der dan ooit te voren tot rotsvaste waarheid verhard.
De afdwalingen van Zola en v. Deyssel hebben
daar 't sterkst toe meegewerkt. Of men een
genie is of een groot talent, of men schrijft in
de meest artistieke en verblindende styl: het
verandert de zaak niet, allén wordt 't vuile en
vuige daardoor dubbel walgelijk gemaakt en
verderfelijk voor 't gezonde gevoel. De redacteur,
H. Heijermans, moet nog wel groen zyn en
onbedreven, om voor dergelijk werk een Nieuwe
Gids open te stellen. Met een beter soort idea
lisme of hooger naturalisme zou de revue mis
schien waarde krijgen; als ze deze kunst doorzet,
kan 't alleen maar tot toevluchtsoord dienen
voor brutale decadentjes, cynische plebejers,
litteraire tambour-majoors, psychologische
gootscheppers, vuilnisbak-gastronomen, nieuwe
kunstbaanvegers, stoom-, wasch- en bleekinrichting
prozaïsten, reclame-negers enz.
Nu zullen we met de Blaaspoepjes beginnen:
solo van den heer Colyn, op een instrument, dat
in tegenwoordige orkesten nog niet gebruikt wordt.
Dit is 't kanongebulder, waarmee deze Gids den
oorlog opent, met roekeloos maar niet reukeloos
kruit. Hoe is 't mogelijk met zooveel virtuositeit
zoo smerig te zijn! Dit geval is misschien in de
heele wereld-litteratuur uniek. Vies en goor
met de titel te beginnen.
De verdere bijdragen zijn nu en dan beter.
Er is b.v. een heel goede, tragische Bordeelschets;
een zeer fijn geobserveerde en goed doorwerkte
impressie: Diamantstad van den hr. Heyermans Jr.
Dan nog een fragment uit een roman, waarvoor
ze geen uitgever konden vinden: Kamertjeszonde
van K. Habbema. Ook nog een symbolisti
sche, nog al ry'ke fantasie: Schemering van Dirk
Akerman. Het zal waarschijnlijk allemaal oud
werk zijn van den redacteur. Het lijkt er ten
minste heel veel op. 't Goede van dat werk wordt
evenwel verlaagd door de baggermans-toon en
plebeïsehe brutaliteit om alles te zeggen, wat
waar is.
Achteraan komen nog een paar arrogante
kritiekjes op nieuwe boeken, 't Eerste, over den be
kenden roman van mr. Paap, heeft wel de platheid,
maar niet de vlammende kracht en moordende spot
van v. Deyssel. In 't tweede wordt Anna de
Savornin-Lohman voor haar in-burgerlijke opinie
over de Internationale o.a. geducht en flink onder
handen genomen. Maar pedant en nutteloos is
in die zelfde kritiek het schimpen tegen de
bestaande litteratuur en periodieken. Vooral
omdat het gedaan wordt door iemand, die zelf niet
meer heeft geleverd dan een aantal aardige schets
jes, een paar half vergeten boeken, tooneelkritiek
die slechts meêlij waard was; door iemand, die
zelf nog geen enkel supérieur stukje kunst heeft
kunnen maken; een auteur, die beter deed stil
in een hoekje door te gaan en te leeren opzien tegen
veel, wat hij met warhoofdig gebazel en verwaten
dédain tracht te verkleinen. Zoo iemand behoort
zich wis en zeker niet grootmannerig aan te stel
len, niet op te treden als een hemelhoog
donderaar of spottend cynist. Alleen de armzalige
luitjes, die zelf aan dergelijke klein-neetoorige
buien en domme inbeelding lijden en er met
bestialen moed willen komen, kunnen dat vlegelig
lompe en goedkoope geklets welwillend verteeren.
Wil deze Jonge Gids blijven bestaan, er zy'n
misschien twee middelen: of hy moet nog
gemeener en grover worden, of hij zal een geweldig
bad behooren te nemen, in ijs-kil en zuiver water.
En dan is 't denkelijk wel wijzer, het werk voor
taan eenvoudig in te ly ven by de week- en maand
bladen, die op 't oogenblik bloeien. En 't Jonge
Gidsje zal dan wél doen als een rein engeltje den
hemel in te drijven. F. R.
Een tweede Nederlandsche opera.
Uit eene ons toegezonden circulaire, ondertee
kend door de heeren J. G. de Groot, Gottfried
Mann, Johan Schmier en S. Wigersma, blijkt dat
IIIUIIIIIIIItlllllMltlllllltllNllllltllHlltllllltlllllnlllllHIHIIIinMIIIIIIIIHIIIIMII
elkander afgemaakt worden.
Een oogenblikje," zeide mijnheer Tobiasson,
die den eenen arm reeds in de mouw van zijn
winterjas had en nu, met zijn linkerhand naar het
andere armsgat tastende, het portaal overstak naar
de woonkamer zijner verhuurders. Hij tikte op
vrij hoorbare wijze aan en opende de deur.
De kinderen wareu alleen binnen. De grootste,
een meisje, zat op een bankje en was bezig sprookjes
te vertellen aan de beide anderen, die heel onge
geneerd op den grond naar haar lagen te luisteren.
Het kind bleef eensklaps verlegen zwijgen en keek
naar den ouden heer op.
Ik wou moeder even spreken," zeide hij.
Het meisje snelde naar de keuken, en een
oogenblik later verscheen de moeder. Mijnheer
Tobiasson trad terug in het portaal, waar het
donkerder was, en zijne hospita bleef in de ge
opende deur staan.
//Oeh, ik wou u vragen een kleinigheid voor de
kinderen te koopen, ik heb zelf geen verstand
van die dingen, en dan er staat een kerstboom
op mijne kamer, ik ga uit en kom niet voor heel
laat weer thuis, zoodat u geheel naar willekeur
over mijne kamers moogt beschikken."
O, dank u vriendelijk, maar dat is toch te
veel," zeide de juffrouw onderdanig en zichtbaar
verrast, terwijl zij in het halfduister, verscholen
trachtte te zien hoeveel hij had gegeven.
Het is gelukkig maar eeus in het jaar Kerst
feest," zeide hij op een toon die haar als een koud
stortbad trof, en maakte dat zij met deu blik van
een bestraft kind opkeek naar den barschen ouden
man, die zich reeds van haar had afgewend.
Hij voelde als een steek door het hart. Deze
angstige blik zou zijn geheele Kerstfeest vergallen.
Hij was slecht, ruw, een gemeene oude kerel.
Hij wist nooit wat hij zou verzinnen om zich
onaangenaam te maken. Hij was niet waard dat
hij het leven had. Had de stakker het niet al
hard genoeg te verantwoorden, dat hij haar nog
moest afsnauwen op den koop toe?
Hij trad zijn eigen kamer weder binnen en zeide
het voornemen bestaat om eene «Societaire Noord
en Zuid-Nederlandsche Opera-Vereeniging" in
het leven te roepen, onder directie van
eerstgenoemden Heer.
De onderteekenaars deelen mede, dat pogingen
zyn aangewend om in het belang der opera
samenwerking te verkrijgen tusschen den heer
van der Linden en den heer de Groot. De com
missie van bijstand van de (bestaande) Nederl.
opera achtte echter het seizoen te vergevorderd
om nog te kunnen samenwerken.
Inhoud van Tijdschriften.
Eigen Haard No. 24. Leden van I. C. A.,
door Fiore della Neve. (Slot.) Een Manspor
tret, (by' de plaat). Mansportret, naar eene
teekenjng van Cornelis Visscher, in het Museum
Fodor te Amsterdam. Militaire schets, door
Sampoen. Het Geodesiegebouw te Delft, door
H. J. Verhellouw, met portret en afbeeldingen.
Drie Zondagen. I. In Memoriam: G. M. P.
Scheuer en H. Jacobs, met portretten. Ver
scheidenheid. Feuilleton.
NIEUWE UITGAVEN.
Dubbel Boekho^lden voor Zuivelfabrieken, door
A. MINDEBHOUD, Leeraar in Wiskunde en Boek
houden te Sneek. Afl. I. Leeuwarden, W. A.
Eisma Cz.
Het Boeddhisme en zijn wereldbeschouwing, door
Dr. C. J. WIJNAENDTS FBANCKEN. Leiden E. J. Brul.
Anti-dienstvervangingsbond. Verslag van de
openbare bijeenkomst op 29 Mei '97. 's
Gravenhage, Gebr. Langenhuysen.
Barty Josselin, naar het Engelsen van GEOBSE
Du MAUBIEB. 5e afl. Amsterdam, L. J. Veen.
iiiiimiiiiiiiiiniiniiiiiiiiiiiHiiiiiiiiiiiiiiiiii'iiini'iiiiiuiliiiiiiiiMiiiiiiiHiiiiii
Reclames.
40 cents per regel.
Hooftl-Deput
VAN
Dr. JAEGER'S ORIG.
Boroaal-folartMeii.
K. F. DEUSCHLE-BENGER,
Amsterdam, Kalverstraat 157,
Eenig specialiteit in deze
artikelen in geheel Nederland.
H. RAHR te Utrecht
Pianofabriek.
Binnen- en Buitenl. Muziekhandel.
Amerikaansche Orgels.
Ruime keuze in Huurpiano's.
MEIJROOS & KALSHOVEK,
A r nhe m.
Piano-, Orgel- en Muziekhandel.
Ruime keuze in Huurpiano's.
Dagelijks 's morgens 10 uur, via
Broek in Waterland en Monniken
dam. Afvaart de Buyterkade naast de
Kettingboot.
Op werkdagen zijn gezelschapsbiljetten,
tegen belangrijke reductie, op aanvrage
verkrijgbaar.
De II a v on si 11 iiiiil) ooi dien si.
iiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiininiiMiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiMiiii
zie zoo, nu ben ik tot je dienst."
Halverwege de trap keerde hij nog even op zijn
schreden terug en klopte aan de keukendeur.
Is Tilda er niet?" vroeg bij driftig, toen de
juffrouw opendeed.
Tilda!" riep de juffrouw.
En Tilda!" riepen de zwakke stemmen der
kindertjes in de kamer.
Tilda kwam ademloos aangevlogen, vol angst
wat er nu weer aan de hand zou zijn.
Hij stond het meisje aan te zien, niet wetende
hoe te beginnen; en deze verlegenheid openbaarde
zich op de gewone eigenaardige wijze: de elastieke
kin schoot omhoog naar den neus, de borstelige
wenkbrauwen trokken zich te zamen, bet gezicht
werd zoo ineengeperst, de mond zoo breed, de neus
zoo komisch overheerschend ....
Hoeveel kost de stof voor een japon?" kwam
er eindelijk.
Tilda keek op, in twijfel of de vraag werkelijk
tot haar was gericht. Dit bleek toch het geval
te zijn, want van onder de schaduw der dichtge
knepen oogleden ontmoette zij den blik vau een
paar flikkerende op haar gerichte oogen. Zij stot
terde en plukte aan haar voorschoot, naar woorden
zoekende.
Wat ? zou hij.. . een aanstaande hebben ? Men
hoorde zooveel vreemds van zulke oude heeren.
Het was of hij liaar vermoeden giste, en dit
maakte hem rood vau drift.
Voor een dienstmeid," stiet hij nog uit, met
een gezichtsvertrekking zoo verschrikkelijk, dat i
Tilda geheel ontzet naar hare juffrouw omkeek om
haar uit den nood te helpen.
Acht a tien kronen," antwoordde deze, die
hare tegenwoordigheid van geest nog had behouden.
Daar, neem, voor jou, en zorg nu dat die
andere gescheurde niet meer onder mijn oogen komt;
die zou ik meteen maar weggooien, meer is ze
niet waard," zei hij brommend, terwijl hij haar
een muntje van tien kroneu ter band stelde.
(Wordt vervolgd)