De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1897 13 juni pagina 4

13 juni 1897 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 1042 weer andere bijzonderheden voor; zoo b.v. dat het zoontje een deken doorsnijdt om den groot vader te warmen, maar een stuk daarvan voor zijn vader als herinnering bewaart. Alle deelen van het in was uitgevoerde schilderwerk zijn niet gelijkelijk volkomen bewaard; maar door de banden met spreuken kunnen wy ons het ont brekende voorstellen. Kaar den sty'1 van het schilderwerk en de kleur der figuren, schreven wjj het toe aan het begin der XVe eeuw. Wa penschilden leeren ons, aan welke familie het behoorde. Het werk is door bogen verdeeld; een tafereel toont ons een keukenmeid aan 't vuur b\j een kokenden ketel en met een tweetandige vork gewapend, een hond aan haren voet. In het tweede tafereel is alleen het bed van den wit gebaarden grijsaard voorhanden. De drie volgende zijn beter behouden, met figuren van 1.25 m. lengte: een jonge man, een patriciër, in veel kleurige kleeding, het oog gericht op het kind, dat het trogje timmert. Volgens den beschreven band, verwijt de vader hem zijne «zotheid en kinderachtigheid". Het kind antwoordt, zooals hierboven is gezegd (in Eeulsche geweststaai: »It is ein troich den ich hanwen," enz.). Het volgende tafereel stelt den paardenstal voor. De zoon bidt hier zijnen vader knielend om vergiffenis, die hem met liefdewoorden wordt geschonken. Eindelyk wordt ons eene welbezette tafel voorgesteld. Grootvader, zoon en dochter ver zoenen zich met woord en handdruk. Het kleinzoontje houdt eene zedespreuk in de hand, doch die grootendeels onleesbaar is geworden. De teekening is zeer natuurlijk en eenvoudig; de kleuren zy'n klaar en krachtig. Men ziet dus van alles dat wij hier eene bijdrage tot de kunst en beschavingsgeschiedenis voor ons hebben, gelyk er tot heden nog eerst weinige zijn ont dekt. P. ALB. TH. Tentoonstelling van Raphaël. De stad Urbino, waar de groote Sanzio in 1483 geboren werd, organiseert ter eere van haar grooten stadgenoot een algemeene tentoonstelling van zijn werken, die in het hertogelijk paleis zal gehouden worden. Zij zal bestaan uit vijf cate gorieën. I. Oude en moderne copieën in olieverf, pastei of teekening naar werken van den meester. II. Gravures naar dezelfde werken. III. Photographieën naar de origineele. IV. Kunstwerken. V. Boeken over het leven en werken van den meester. Het comitéroept alle belangstellenden op tot dit doel mede te werken, zal gaarne alle interessante dingen in leen ontvangen; het heeft vy f artisten aan gezocht zich met de plaatsing enz. te willen belas ten, stelt prijzen beschikbaar voor de beste copieën naar en voor de beste boeken over hun stad genoot, belast zich met den verkoop van repro ducties, photo's en boeken, en stelt dus alles in het werk om er een zoo mooi mogelijk zaakje van. te maken. Jammer dat daar Raphaël voor dienen moet. TH. M. BÜWisselingh is een betrekkelijk groote en zeer mooie Corot tentoongestelt. Een kleinere, en in heel andere gammaas, daar naast, is van niet minder charmeerende compleetheid. Een paar schilderijtjes van Jongkind, Faulin, Karker, een mooie Daumier, en een paar nieuwe en scherpe dingen van Bauer zijn in dezelfde zaal. In de kunstzaal der firma A. Preyer, 35?37, Ealverstraat, z\jn thans geëxposeerd werken van Jozef Israëls, N. Diaz en Ch. Jacque. Bij de firma E. J. van Wisselingh & Co., Spui 23, z\jn tentoongesteld twee schilderijen vanEd. Karaten. «Buitenhuisje" en «Landschap." HUI Hlllllllllllf Illtt Het meisje opende de deur voor hem. Hier is juist een man geweest met een kerst. boom," zeide zij aarzelend. Hij hield vol dat hij bij u moest zijn." Ja, 't is in orde," was het stroeve antwoord. Hij trad zijne kamer binnen. Daar stond de den, die het geheele vertrek vervulde met den geur, zoo eigen aan het Kerstfeest. jtÓ, ja, mijnheer, er is ook nog een heer voor u geweest," berichtte het meisje, het hoofd door de half geopende deur stekend. Hier is zijn kaartje; hij zeide dat hij over een uurtje nog eens zou terugkomen." Best; geef maar hier." Zij sloot de deur achter zich. Mijnheer Tobiasson ging naar het licht op zijn schrijftafel en bezag het kaartje. Hé, dat was waar ook, Ludwig was voor een ' of twee te Stockholm komen wonen. Daaraan hij tot dusverre niet gedacht. Het kaartje droeg den naam van een zijner neven, een jonkman, dien hij altijd gaarne had mogen lijden, en mijnheer Tobiasson liet, onder wijl hij het stond te beschouwen, allerlei beelden en tafereelen uit lang vervlogen tijden aan zijn oog voorbijgaan, toen hij op eens werd opgeschrikt door het overgaan van de bel, waarna de deur werd geopend en hij het meisje hoorde zeggen: Jawel, mijnheer, mijnheer is nu thuis gekomen." Wat zou hem nu weer moeten gebeuren? Zoo, zoo; wat een mooie manier van doen, hier te komen wonen, en er niemand iets van te weten," met deze woorden trad een jonge man op den ouden heer toe. Maar ge zult mij misschien niet eens meer kennen, wel, oompie? Het is a' zoo lang geleden, dat we elkaar hebben gezien." Hij was klein van gestalte, met een paar vroolijke lachende oogen, en een knevel, waarachter hel heele kereltje verdween. Nu, of het lang geleden is!" antwoordde mijnheer Tobiasson, die zich voor geen geld van de wereld aangedaan wilde toonen, en de hanc zijns bezoekers met kracht bleef schudden. M en Tüttrift. De Jonge Gids. «Oprichting van de Jonge Gids is volkomen ;ewettigd en noodzakelijk." Dat beweert de ?edactie: onze Amsterdamsche schetsenschrijver, Jerman Heyermans. Wel zeker! Daar zit alvast tracht en moed en zelfbewustheid in, dat kan menig lezer met veel illusies agiteeren en doen Iropmen van groote dingen, die komen zullen. !n ieder geval, 't kan de jonge Gidsmannen kracht en inspiratie geven, dat sterk gelooven en ernstig overtuigd zijn. Maar zoo'n geloof kan ook in een heel triestige teleurstelling sterven, wanneer blijkt dat zoo'n positivisme niet meer dan waan en heethoofdigheid was... 't Is mooi en wel, zooveel geloof, hoop en liefde, maar dat geeft toch lang nog niet het recht te denken, dat onze ty'd;enooten den waren weg naar de toekomst niet zulen vinden zonder deze Gids. We zijn heelemaal niet meer in de periode van '80, toen een nieuwe ids zoo broodnoodig was. We leven nu immers 'n een kalmer ty'd van overgang, een ty'd nog ang niet rijp voor ingrijpende litteraire omkeer. Wat onze allerjongste auteurs leveren, verschilt slechts in nuances, maar niet in groote prin cipes met de revolutie-kunst van vroeger. En in Ie bestaande revues kan het modernste werk >est worden geplaatst; een van bovenmatige roodleid: groene en van fanatieke zwartheid: witte Sids is daar heusch niet voor noodig. Men moet lie dingen kalm en precies zien zooals ze zijn. [s dus in deze stille dagen wel een rust- en zelfs tijdverstoorder gewenscht, die zich pedant-weg op komt dringen als een soort profeetje ? In de voorrede wordt nog wel dit beweerd : «Stukken van medewerkers zullen niet dan om zér dringende redenen geweigerd worden, opdat niet de smaak van een enkeling geleidelijke ont wikkeling van talentvolle tegenhoude." Maar dat .s toch eenvoudig waardeloos. Er wordt ongeveer mee bedoeld, dat deze jongeren geen plaats voor aun arbeid kunnen vinden in de bestaande revues. Als dat waar is, dan hadden de redacties zeer zeker de noodige redenen om dat werk niet te nemen. Het TweemaandelijJcsch Tijdschrift en de Nieuwe Gids accepteeren immers met plezier alles, waar wat goeds in is, wat op een bizondere persoonlijkheid doet hopen. Dat bewijzen de af leveringen voortdurend. Er moet heel wat gebeuren vóór zoo'n redactie iets weigert van een acteur met talent. Enfin, in elk geval, zoo'n verzame ling rechtmatig of onrechtmatig geweigerde stuk ken vormt toch nog geen Jonge Gids. Wat het eerste npmmer heeft gebracht is absoluut niet nieu wer en jonger van geest dan de voornamere familie leden, in 't bizonder de Oude en Nieuwe Gids. Kunst en ideeën, die deze voorgangers ouderwets dreigen te maken, zijn bij 't jongere broertje totaal niet te ontdekken. En sterker nog: al zou er werkelijk een nieuw geslacht zy'n opgebloeid, dat in prin cipes scherp zou afwijken van de vroegere Grooten: dan nbg valt het zeer te bedenken of die gene ratie een nieuw tijdschrift noodig heeft. De tegen woordige redacteuren voelen met de allerjongsten zelfs mee en zijn heelemaal niet bang voor wat frisscher en eigenaardiger werk dan 't hunne. Maar dit Gidsje is zóó erg jong, dat het zelfs nog zindelijk moet leeren worden. En tegelijkertijk is 't nog een ouderwets kind ook. Want wie noemt dat jeugdig en bloeiend en noodig, nu nog met rauw-roode naturalistische schetsen en impres sies aan te komen zetten ? In plaats fier en statig als een heraut met wapperende blanke pluimen en breed 't wapen op de borst de poort te openen voor de 20e eeuw, hebben deze kampioenen 't deurtje geopend van een closetpaper-archief. Zóó intens is hun litte ratuur dat je letterlijk ruiken kunt wat je leest. We waren dit toch al jaren ontwend. We weten nu, dat 't alleen maar brutaal-conservatief mag heeten alles er uit te durven flappen, wat natuur lijk en waar is. We hebben daar al heel lang genoeg van. Zulke excessen mochten vergefelijk en begrijpelijk zijn in de volle revolutie-woede tegen 't burgerfatsoen, in de felste oogenblikken van stry'd der vroegere Naturalisten, nu is op 't zijn beurt niet meer dan klein-bourgeois, vies en smerig. De heeren mogen 't nu oude lesje HiiiiiiiiiiiiiniHiiiiiiiHiiMiiimiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiimiHiuiiiiiiiiiiiiiiiiniiiii' Het was een heel ding om u op te sporen," ging de ander voort. Ge hebt eerst in een logement gewoond, en zoodoende vond ik uwen naam in de courant; maar toen ik daar ging informeeren, was de vogel gevlogen, zonder eenig adres achter te laten, en ik heb als een echte speurhond moeten te werk gaan om te weten te komen waar ge beland waart; want vinden moest ik u. Maar wat een idee om er mij niets van te laten weten!" Geheel de oude toon. Mijnheer Tobiasson voelde zich warm om het hart worden. Dat ik getrouwd ben, weet ge. Hoe, dat moet ge nu maar eens komen zien." Nu, dat behoefde men hem niet te vragen. Het geluk straalde hem van alle kanten de oogen uit. En wanneer eea mensch het goed heeft, is het een behoefte er ook anderen in te laten deelen," ging de jonge man voort, en ge kunt op Kerst avond toch ook niet moederziel alleen blijven. Het is bekrompen en eenvoudig bij ons, maar het is gezellig en de kinderen brengen de vroolijkheid aan; ge moet mee naar huis, anders ga ik niet weg. Dan praten we samen nog eens over den ouden tijd. Ik heb in last voor moeder de vrouw onderweg nog een paar kleinigheden te koopen, maar dat zal ons zoo lang niet ophouden, en het is ook het beste dat ik u den weg naar ons huis wijs. Ge zijt hier nog vreemd, en zoudt ons niet zoo gemakkelijk kunnen vinden." Mijnheer Tobiasson stond in twijfel. Het was of het een of ander verborgen gevaar hem in de woning van zijnen neef wachtte. Maar toch: het was hem letterlijk onmogelijk iets te weigeren aan die oogen, die hem zoo goedig aankeken in afwachting van zijn antwoord. Goed, ik ga met je mee!" zeide hij. Wat zou dat hier een blijdschap worden, wanneer hij dezen avond uitging! Hij zou hun vooraf zeggen, dat zij over den kerstboom konden be schikken, en over zijn kamers, en.... De dwaas gunde hem den tijd niet om zich te bedenken; nu moest het dan ook maar achter nog wel eens hooren: dat de kunstenaar alles moet ontwijken en verachten, waarin schoonheid ontbreekt. Wie 't niet doet, heeft per se een zieke fantasie en een vervuild gevoel. Juist door de laatste hevige lijdenscrisis in de kunstis dit beginsel dubbel duidelijk en onwrikbaar der dan ooit te voren tot rotsvaste waarheid verhard. De afdwalingen van Zola en v. Deyssel hebben daar 't sterkst toe meegewerkt. Of men een genie is of een groot talent, of men schrijft in de meest artistieke en verblindende styl: het verandert de zaak niet, allén wordt 't vuile en vuige daardoor dubbel walgelijk gemaakt en verderfelijk voor 't gezonde gevoel. De redacteur, H. Heijermans, moet nog wel groen zyn en onbedreven, om voor dergelijk werk een Nieuwe Gids open te stellen. Met een beter soort idea lisme of hooger naturalisme zou de revue mis schien waarde krijgen; als ze deze kunst doorzet, kan 't alleen maar tot toevluchtsoord dienen voor brutale decadentjes, cynische plebejers, litteraire tambour-majoors, psychologische gootscheppers, vuilnisbak-gastronomen, nieuwe kunstbaanvegers, stoom-, wasch- en bleekinrichting prozaïsten, reclame-negers enz. Nu zullen we met de Blaaspoepjes beginnen: solo van den heer Colyn, op een instrument, dat in tegenwoordige orkesten nog niet gebruikt wordt. Dit is 't kanongebulder, waarmee deze Gids den oorlog opent, met roekeloos maar niet reukeloos kruit. Hoe is 't mogelijk met zooveel virtuositeit zoo smerig te zijn! Dit geval is misschien in de heele wereld-litteratuur uniek. Vies en goor met de titel te beginnen. De verdere bijdragen zijn nu en dan beter. Er is b.v. een heel goede, tragische Bordeelschets; een zeer fijn geobserveerde en goed doorwerkte impressie: Diamantstad van den hr. Heyermans Jr. Dan nog een fragment uit een roman, waarvoor ze geen uitgever konden vinden: Kamertjeszonde van K. Habbema. Ook nog een symbolisti sche, nog al ry'ke fantasie: Schemering van Dirk Akerman. Het zal waarschijnlijk allemaal oud werk zijn van den redacteur. Het lijkt er ten minste heel veel op. 't Goede van dat werk wordt evenwel verlaagd door de baggermans-toon en plebeïsehe brutaliteit om alles te zeggen, wat waar is. Achteraan komen nog een paar arrogante kritiekjes op nieuwe boeken, 't Eerste, over den be kenden roman van mr. Paap, heeft wel de platheid, maar niet de vlammende kracht en moordende spot van v. Deyssel. In 't tweede wordt Anna de Savornin-Lohman voor haar in-burgerlijke opinie over de Internationale o.a. geducht en flink onder handen genomen. Maar pedant en nutteloos is in die zelfde kritiek het schimpen tegen de bestaande litteratuur en periodieken. Vooral omdat het gedaan wordt door iemand, die zelf niet meer heeft geleverd dan een aantal aardige schets jes, een paar half vergeten boeken, tooneelkritiek die slechts meêlij waard was; door iemand, die zelf nog geen enkel supérieur stukje kunst heeft kunnen maken; een auteur, die beter deed stil in een hoekje door te gaan en te leeren opzien tegen veel, wat hij met warhoofdig gebazel en verwaten dédain tracht te verkleinen. Zoo iemand behoort zich wis en zeker niet grootmannerig aan te stel len, niet op te treden als een hemelhoog donderaar of spottend cynist. Alleen de armzalige luitjes, die zelf aan dergelijke klein-neetoorige buien en domme inbeelding lijden en er met bestialen moed willen komen, kunnen dat vlegelig lompe en goedkoope geklets welwillend verteeren. Wil deze Jonge Gids blijven bestaan, er zy'n misschien twee middelen: of hy moet nog gemeener en grover worden, of hij zal een geweldig bad behooren te nemen, in ijs-kil en zuiver water. En dan is 't denkelijk wel wijzer, het werk voor taan eenvoudig in te ly ven by de week- en maand bladen, die op 't oogenblik bloeien. En 't Jonge Gidsje zal dan wél doen als een rein engeltje den hemel in te drijven. F. R. Een tweede Nederlandsche opera. Uit eene ons toegezonden circulaire, ondertee kend door de heeren J. G. de Groot, Gottfried Mann, Johan Schmier en S. Wigersma, blijkt dat IIIUIIIIIIIItlllllMltlllllltllNllllltllHlltllllltlllllnlllllHIHIIIinMIIIIIIIIHIIIIMII elkander afgemaakt worden. Een oogenblikje," zeide mijnheer Tobiasson, die den eenen arm reeds in de mouw van zijn winterjas had en nu, met zijn linkerhand naar het andere armsgat tastende, het portaal overstak naar de woonkamer zijner verhuurders. Hij tikte op vrij hoorbare wijze aan en opende de deur. De kinderen wareu alleen binnen. De grootste, een meisje, zat op een bankje en was bezig sprookjes te vertellen aan de beide anderen, die heel onge geneerd op den grond naar haar lagen te luisteren. Het kind bleef eensklaps verlegen zwijgen en keek naar den ouden heer op. Ik wou moeder even spreken," zeide hij. Het meisje snelde naar de keuken, en een oogenblik later verscheen de moeder. Mijnheer Tobiasson trad terug in het portaal, waar het donkerder was, en zijne hospita bleef in de ge opende deur staan. //Oeh, ik wou u vragen een kleinigheid voor de kinderen te koopen, ik heb zelf geen verstand van die dingen, en dan er staat een kerstboom op mijne kamer, ik ga uit en kom niet voor heel laat weer thuis, zoodat u geheel naar willekeur over mijne kamers moogt beschikken." O, dank u vriendelijk, maar dat is toch te veel," zeide de juffrouw onderdanig en zichtbaar verrast, terwijl zij in het halfduister, verscholen trachtte te zien hoeveel hij had gegeven. Het is gelukkig maar eeus in het jaar Kerst feest," zeide hij op een toon die haar als een koud stortbad trof, en maakte dat zij met deu blik van een bestraft kind opkeek naar den barschen ouden man, die zich reeds van haar had afgewend. Hij voelde als een steek door het hart. Deze angstige blik zou zijn geheele Kerstfeest vergallen. Hij was slecht, ruw, een gemeene oude kerel. Hij wist nooit wat hij zou verzinnen om zich onaangenaam te maken. Hij was niet waard dat hij het leven had. Had de stakker het niet al hard genoeg te verantwoorden, dat hij haar nog moest afsnauwen op den koop toe? Hij trad zijn eigen kamer weder binnen en zeide het voornemen bestaat om eene «Societaire Noord en Zuid-Nederlandsche Opera-Vereeniging" in het leven te roepen, onder directie van eerstgenoemden Heer. De onderteekenaars deelen mede, dat pogingen zyn aangewend om in het belang der opera samenwerking te verkrijgen tusschen den heer van der Linden en den heer de Groot. De com missie van bijstand van de (bestaande) Nederl. opera achtte echter het seizoen te vergevorderd om nog te kunnen samenwerken. Inhoud van Tijdschriften. Eigen Haard No. 24. Leden van I. C. A., door Fiore della Neve. (Slot.) Een Manspor tret, (by' de plaat). Mansportret, naar eene teekenjng van Cornelis Visscher, in het Museum Fodor te Amsterdam. Militaire schets, door Sampoen. Het Geodesiegebouw te Delft, door H. J. Verhellouw, met portret en afbeeldingen. Drie Zondagen. I. In Memoriam: G. M. P. Scheuer en H. Jacobs, met portretten. Ver scheidenheid. Feuilleton. NIEUWE UITGAVEN. Dubbel Boekho^lden voor Zuivelfabrieken, door A. MINDEBHOUD, Leeraar in Wiskunde en Boek houden te Sneek. Afl. I. Leeuwarden, W. A. Eisma Cz. Het Boeddhisme en zijn wereldbeschouwing, door Dr. C. J. WIJNAENDTS FBANCKEN. Leiden E. J. Brul. Anti-dienstvervangingsbond. Verslag van de openbare bijeenkomst op 29 Mei '97. 's Gravenhage, Gebr. Langenhuysen. Barty Josselin, naar het Engelsen van GEOBSE Du MAUBIEB. 5e afl. Amsterdam, L. J. Veen. iiiiimiiiiiiiiiniiniiiiiiiiiiiHiiiiiiiiiiiiiiiiii'iiini'iiiiiuiliiiiiiiiMiiiiiiiHiiiiii Reclames. 40 cents per regel. Hooftl-Deput VAN Dr. JAEGER'S ORIG. Boroaal-folartMeii. K. F. DEUSCHLE-BENGER, Amsterdam, Kalverstraat 157, Eenig specialiteit in deze artikelen in geheel Nederland. H. RAHR te Utrecht Pianofabriek. Binnen- en Buitenl. Muziekhandel. Amerikaansche Orgels. Ruime keuze in Huurpiano's. MEIJROOS & KALSHOVEK, A r nhe m. Piano-, Orgel- en Muziekhandel. Ruime keuze in Huurpiano's. Dagelijks 's morgens 10 uur, via Broek in Waterland en Monniken dam. Afvaart de Buyterkade naast de Kettingboot. Op werkdagen zijn gezelschapsbiljetten, tegen belangrijke reductie, op aanvrage verkrijgbaar. De II a v on si 11 iiiiil) ooi dien si. iiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiininiiMiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiMiiii zie zoo, nu ben ik tot je dienst." Halverwege de trap keerde hij nog even op zijn schreden terug en klopte aan de keukendeur. Is Tilda er niet?" vroeg bij driftig, toen de juffrouw opendeed. Tilda!" riep de juffrouw. En Tilda!" riepen de zwakke stemmen der kindertjes in de kamer. Tilda kwam ademloos aangevlogen, vol angst wat er nu weer aan de hand zou zijn. Hij stond het meisje aan te zien, niet wetende hoe te beginnen; en deze verlegenheid openbaarde zich op de gewone eigenaardige wijze: de elastieke kin schoot omhoog naar den neus, de borstelige wenkbrauwen trokken zich te zamen, bet gezicht werd zoo ineengeperst, de mond zoo breed, de neus zoo komisch overheerschend .... Hoeveel kost de stof voor een japon?" kwam er eindelijk. Tilda keek op, in twijfel of de vraag werkelijk tot haar was gericht. Dit bleek toch het geval te zijn, want van onder de schaduw der dichtge knepen oogleden ontmoette zij den blik vau een paar flikkerende op haar gerichte oogen. Zij stot terde en plukte aan haar voorschoot, naar woorden zoekende. Wat ? zou hij.. . een aanstaande hebben ? Men hoorde zooveel vreemds van zulke oude heeren. Het was of hij liaar vermoeden giste, en dit maakte hem rood vau drift. Voor een dienstmeid," stiet hij nog uit, met een gezichtsvertrekking zoo verschrikkelijk, dat i Tilda geheel ontzet naar hare juffrouw omkeek om haar uit den nood te helpen. Acht a tien kronen," antwoordde deze, die hare tegenwoordigheid van geest nog had behouden. Daar, neem, voor jou, en zorg nu dat die andere gescheurde niet meer onder mijn oogen komt; die zou ik meteen maar weggooien, meer is ze niet waard," zei hij brommend, terwijl hij haar een muntje van tien kroneu ter band stelde. (Wordt vervolgd)

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl