Historisch Archief 1877-1940
No. 1042
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
klaps doorstroomd van warm, vol leven. Uit de bevroren boom
stammen velden warme sappen op, die alles deden zwellen en
groeien. Een kruidige harsgenr verspreidde zich door het woud.
De sneeuw smolt met ongelooflijke snelheid. Op elk donker, ont
dooide plekje gronds schoten in een oogwenk blauwe viooltjes,
gele sleutelbloemen en witte anemonen te voorschijn, snel, alsof
zij elkaar opjaagden...
In het moeras begon aljes te leven en te bewegen. "Vroolijk
begonnen de kikvorschen te kwaken, en als antwoord klonk uit
de hoogte een schrille, hongerige kreet, tegen den hemel
teekende zich een zwarte driehoek af. Dat waren de eerste uit
het zuiden komende gasten der lente, de kraanvogels.
Over het geheele woud verspreidde zich een zacht groen waas,
een lentesluier...
De winterkoningin verborg haar gelaat in de plooien van haar
mantel, en vertrok ver weg naar het noorden om niet te zien wat
er zou gebeuren
Julius Prnttelman Brommeijer.
Aan de kiexers van de Heeren
en Keizersgracht en die het recht
hebben xich huns gelijken te
noemen.
Mijne Heeren!
In antwoord op uwe menigvuldige
verzuchtingen en vragen een enkel
woord.
Allereerst de verdenking van mij
afgeworpen, door sommigen uwer
geuit, als zoude ik geen oog hebben
voor de beteekenis van den strijd,
dien gij u geroepen acht te voeren,
en niet beseffen hoe kwellend de
zoig, hoe pijnigend de angst is,
waaraan gij in deze dagen ten prooi
zijt gevallen.
Gelooft mij, mijne vrienden, al heb
ik tot dusver gezwegen, vergeten heb
ik u allerminst. Hoe zou ik dat ook
hebben kunnen doen, u mijn keur
bende, op welke ik steeds, zonder
ooit beschaamd te worden, heb ver
trouwd I Indien er n gedachte is,
die mij bij uwe kommernis overheerscht, het _ kan geen
andere zijn dan die van den man, die pp eens zijn vrienden
in moeilijkheden ziet gebracht, met wie hij jaren lang de
voordeeligste zaken heeft gedaan. Waarlijk, nu en dan heb
ook ik het gevoel of ik de v. Eeghens, de Schöflers,
Fellinger, Renbock, von Rath, Janssen, Hendrichs met
v. Loon, v. Nierop, v. Hall en Wertheim door het schorem
van de Beurs zie gedrongen enfin, ik weet wat er gaande
is, in de teekenen des trjds vergis ik mij niet.
De groote oorzaak van twnfelmoedigheid en mistroostig
heid ligt in het getal negen. Dit staartnummer, zoo schreven
mij Hartogh, Zeehandelaar, Piersqn en anderen, brengt ons
geen geluk. En ik erken, dat is juist gezien. Het snoer van
den pijlenbundel is losgemaakt. Wat eens een onoverwin
nelijke eenheid was, werd tot een negental afzonderlijke deelen;
elk op zichzelf broos als glas. Jawel ik gevoel wat er in u
omgaat, als gij dat zoo ziet: de heeren- en de keizersgracht,
die twee reuzenpalingen door dat politieke visch wijf meedo
genloos in mooten gesneden ten gerieve van het Jan-hagel,
dat er nu nog alleen rusie over zou kunnen hebben, of het
ze kooken of bakken zal I... Neen mijne heeren ook ik ben
niet van stroo of steen. Wie bij zoo iets niet schreit, heeft
geen menschenhart!
Maar de zakdoek is om den mensen en niet omgekeerd
de mensen om zijn foulard. Die gedachte heeft mij steeds
staande gehouden onder de bitterste ervaringen des levens,
en ook thans zal zij niet van mij wijken noch mag zij door
u vergeten worden.
Houdt uw oogen droog mijne vrienden, nu vooral, althans
tot aanstaanden Dinsdagavond. Eischt met een onbewolkt
gezicht, dat men u tot het potlood toelate, om zwart te maken
wien güwilt, in uw binnenste wel bedenkende, dat een veel
verhevener macht dan een staats-crayon de wereld regeert.
Zet uw beste beentje voor j reikt het kiesbureau met een
onberispelijke beweging, getuigende van uw hoogere educatie,
uw stemkaart toe; stapt met een glimlach op de lippen op
de lessenaar af en, na uw werk verricht te hebben, ver
wijdert u weer, kaarsrecht, met vasten tred, iete triomfantelijks
in den blik, zoodat allen wie u mochten zien bij zichzelf
denken: dat is een kiezer van de overwinnende partij, die
is zeker van zijn zaak! Zoo betaamt het u, mijne heeren,
als mannen van stand. Gunt de bende het leedvermaak niet,
nu gij als een vernederde in haar midden verschijnt, van
een stads- en een grachtmensch tot een «tón'cfemensch ver
laagd.
Dit wat uw uiterlijk optreden betreft vervolgens geef
ik u dezen raad: houdt u tegenover uw ondergeschikten on
verschillig, neutraal. Door het volstrekt geheime der
kiezing, met een potlood ten bureele, is de samenwerking
van patroon en bediende op schandelijke wijs verstoord.
Deze kieswet is de dood voor de intimiteit. Zij gaat
uit van de onderstelling, dat alle menschen boeven
zijn, en in 't bijzonder wij meerderen, die zelfs onze
minderen zouden dwingen te kiezen naar onze keus.
Het verkiezingspotlood is het symbool van het algemeen
wantrouwen, dat bij de wet voor Nederland wordt gecon
stateerd en gesanctioneerd. De onderlinge verhouding en
het wederzijdsch vertrouwen lieten toch reeds genoeg te
wenschen over, zelfs onder collega's op de Beurs, maar met deze
kieswet worden ook nog de fageren tegen de hoogeren regel
recht opgezet. Want het feit is, dat aanstaanden Dinsdag
600000 Nederlanders van staatswege de fes wordt ingeprent:
vertrouwt voortaan geen mensch, al was het je vader of je
broer, je baas of je knecht.
Jacob heeft nu ook voor het eerst kiesrecht gekregen. Van
ochtend kwam hij zoo naast me staan en haalde een stem
kaart uit zijn roodgeel vest. Ziet u, mijnheer, zei hij, nu heb
ik ook zoo n bewijs, alsof hij zeggen wilde, voor de wet en
het vaderland ben ik tegenwoordig net zooveel waard als u.
En wat moet je met dat ding. vroeg ik hem, terwijl ik hem
op mijn voet wees, wat zoo veel beteekende als: trek me de
laars eens aan.
Nu, antwoordde hij, dat weet u wel, ik moet kiezen mijnheer.
Zoo, zei ik. moet jij kiezen.
Neen mijnheer, ik moet niet, maar ik mag.
Ei, hernam ik, het valt me niet tegen, dat jij begrijpt, dat
je ook thuis kan blijven.... als je wilt.
Of als u wil, vervolgde hij, maar ik zal wel stemmen
als ik u daar plezier mee doe heeft u ook voorkeur mijnheer ?
Ezel, weet je dan nog niet, dat de stemming zóó geheim
is, dat ik je zelfs mijn voorkeur, als ik er een had, niet
zou mogen zeggen. Voorkeur... neen hoor, je kiest maar den
man, die je zelf het geschiktst voorkomt. Wat is jou district?
Het eerste mijnheer.
De koffer van Hugo de Groot opnieuw gerequireerd.
President FAUKE (tot suppoost van het Rijks-Museum):
»Mon ami, wilt ge mij dien koffer leenen ? (fluisterend) Mademoiselle Luca mag onderweg naar Petersburg niet gezien worden."
En wie zijn daar candidaat ?
Kouw, Kerdijk, Pijnappel en Schaepman mijnheer.
Ik zou liever zeggen: mijnheer Kouw, mijnheer Kerdijk,
mijnheer Pijnappel, mijnheer Schaepman.
Jawel mijnheer, maar mijnheer Kouw is een mijnheer
als ik, die dient bij een professor.
God beware! dus je zou met dat stemmen zelfa het mijn
heer-zeggen afleeren zoo gaat met die vervloekte kies
wet, niet alleen de intimiteit maar ook het respect naar
de maan. Neen, vervolgde ik, kregelig geworden niet om
dien vent daar voor me, maar om het tijdsgewricht, waarin
wij leven: stem jij maar wie je wil, precies wie je wil,
versta je, 't kan mij geen snars schelen wie van jou vier
candidaten 't haalt, en zooals de verkiezing nu is ingericht
kun je er zeker van zijn, dat de beste nog de minste kans
heeft...
Zou u dat denken, Mijnheer?"
Ja Jacob, ik verwed een tientje tegen een cent van jou,
dat' Pijnappel het toch niet wordt.
Dat zullen wij dan eens zien! zei hij half hoorbaar. En
luid: als alle menschen waren zooals u, behoefde de stem
ming niet geheim te zijn, Mijnheer!
Ik knikte en Jacob verdween om dadelijk daarop Pijnappel
aan te dienen.
Mijnheer Brommeijer, zoo begon hij met zijn gewone wel
bespraaktheid we zijn ditmaal te laat, maar een volgenden
keer zullen wij het kwaad van die nieuwe kieswet wel af
wenden.
Waarmee ?
De zaak is eenvoudig genoeg. We maken een eind aan de
partijen. We vragen niet langer
naarRoomsch.Antirevolutionair, Liberaal, Radicaal of Sociaal, maar stellen in elk distrikt
n candidaat... geen party candidaat, neen, een dien allen
kunnen gebruiken ... n goeden candidaat, zoodat de drie,
vier, vijf', zes, zeven, waar de kiezers nu een keus uit moeten
doen, totaal overbodig worden.
Dat lijkt me niet slecht toe, antwoordde ik: maar waarom
kom je daar nu eerst mee, 't lag toch zoo voor de hand...
Ja, hernam Pijnappel, daar heeft u gelijk in. 't Schijnt
simple comme Ie bonjour ...Het is met al die dingen, als met
het ei van Columbus I
Het bleek mij weldra, dat Pijnappel de wijze, waarop hij
zijn denkbeeld zou toepassen, nog niet voor publiciteit ge
schikt achtte, hij deelde het mij alleen vertrouwelijk mee.
't Benige wat algemeen bekend mocht zijn was zijn meening
omtrent de kiesvereenigingen met haar onzalige programma's.
We hebben nu vier jaar voor de borst om die dingen te
doen verdwijnen! riep hij uit. Vier jaar, het schijnt me
haast een eeuwigheid l Maar we zullen zooveel tijd niet
behoeven, om van dit noodlottig onkruid den politieken
akker te zuiveren. Als alle verstandige menschen ons maar
helpen ! Edoch, er zijn er op wie ik helaas niet rekenen
kan. Zelfs Charles heeft er nog maar geen kijk op.
Intusschen ik reken op velen, o. a. op al de denkende
koppen van Grondwet en natuurlijk allereerst op u.
Ja, zei ik, al die politieke tinnegieters van tegenwoordig
zouden leelijk gefnuikt zijn, als jij je doel bereikte; wat
hadden ze dan aan die kiesrechtuitbreiding en die indeeling
in districten, waarmee ze ons schaakmat hebben willen
zetten. Hoor eens, nu ik weet wat je vóór hebt, houd ik
mijn buik vast van 't lachen, om de loer die je ze daar
draait. ... Daar... rennen ze ik begon hoe langer hoe
luider en onbedaarlijker te proesten daar... rennen ze...
Dins.. .dag als... gekken... naar het... potlood. Pijnappel
zelf kwam ook onder den indruk van het komische van het
geval. Weldra schaterde hij met mij mee, en even later waren
wij geen van beiden in staat een woord meer te spreken, maar
bonsden wij schuddend tegen elkaar. Ik had nooit kunnen
denken dat ons raadslid zóó goed lachs zou zijn. Er verliepen
wel tien minuten eer ik mijn zin weer kon opvatten en
voltooien: daar rennen ze als gekken naar het potlood
en binnen vier jaar tijds zullen ze merken, dat er geen
sterfling naar die stembus had behoeven te gaan, als ze in
al die districten maar den goeden inplaats van den politieken
candidaat hadden gesteld. Maar een ding is me nu nog
niet helder, zei ik, terwijl aan Pijnappels gezicht was te
zien, dat hij zich nog vermaakte met het onzinnige van
dexen verkiezingsstrijd _ als nu de kiesvereenigingen en
programma's weg zijn, wie moet dan den candidaat aan
wijzen, wien denk je dat werk op te dragen? Een college
van goede mannen natuurlijk? Neen, viel Pijnappel mij
in de rede, dat zou eenvoudig leiden tot een terugroepen
van het oude kwaad. Geen partij, ^geen groep, geen
kiesvereeniging met een program, geen cóterie, n man moet het
wezen, die de goede candidaten uitzoekt,... n man, en
het spreekt van zelf... de beste man. Terwijl hij dat zei, was
zijn gelaat weer zeer ernstig geworden... en die ernst week
niet, toen ik hem toevoegde, dat begrijp ik... jij zelf zult
bij de volgende verkiezing ons een negental aanbevelen en
wat mij betreft, ik beloof je bij voorbaat met dat stelletje
tevreden te zullen zijn; maar hij liet mij al weder niet uit
spreken en riep, met een flikkering van geestdrift en bewon
dering in zijn oogen pardon, mijnheer Brommeijer, die
beste man, wie anders kan dat zijn als U ? Laat mij naar
mijn plan de verkiezing van 1901 voorbereiden zijn we
dan eenmaal zoo ver... de beslissing door wie we ons zullen
laten vertegenwoordigen blijve aan u...
Welnu mijn vrienden, als gij dit alles weet, is dan de
toekomst u nog duister ?
Gij zult zeggen: ja, maar Rome en Dordt zoeken de
regeermacht en als zij die eens verkregen hebben
Kom, antwoord ik, maakt u niet ongerust. Rome en Dordt
zijn maar namen, politieke leuzen en zoudt ge dan denken,
dat die beiden sterker zijn dan de Heeren en de Keizersgracht ?
Ik ben niet gewoon te bluffen, maar dit durf ik u wel
beloven, ook van 1897 tot 1901 zal het in het Koninkrijk
der Nederlanden onder welk bestuur ook Brommeyer
zijn die regeert.
Men kan naar 't Haagje zenden wien men wil, den Ko
ning der Bocht onttroonen zij niet hem drijven zij niet
uit, want hij is de geest der natie; en... als dan deze troost
in de benarde omstandigheden van het oogenblik u nog
niet genoeg is, rekent er op, ook de meer verwijderde toe
komst is ons. Over vier jaar mijnheeren: vindt gij Pijnappel
en mij op post.