De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1897 13 juni pagina 9

13 juni 1897 – pagina 9

Dit is een ingescande tekst.

No. 1042 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. klaps doorstroomd van warm, vol leven. Uit de bevroren boom stammen velden warme sappen op, die alles deden zwellen en groeien. Een kruidige harsgenr verspreidde zich door het woud. De sneeuw smolt met ongelooflijke snelheid. Op elk donker, ont dooide plekje gronds schoten in een oogwenk blauwe viooltjes, gele sleutelbloemen en witte anemonen te voorschijn, snel, alsof zij elkaar opjaagden... In het moeras begon aljes te leven en te bewegen. "Vroolijk begonnen de kikvorschen te kwaken, en als antwoord klonk uit de hoogte een schrille, hongerige kreet, tegen den hemel teekende zich een zwarte driehoek af. Dat waren de eerste uit het zuiden komende gasten der lente, de kraanvogels. Over het geheele woud verspreidde zich een zacht groen waas, een lentesluier... De winterkoningin verborg haar gelaat in de plooien van haar mantel, en vertrok ver weg naar het noorden om niet te zien wat er zou gebeuren Julius Prnttelman Brommeijer. Aan de kiexers van de Heeren en Keizersgracht en die het recht hebben xich huns gelijken te noemen. Mijne Heeren! In antwoord op uwe menigvuldige verzuchtingen en vragen een enkel woord. Allereerst de verdenking van mij afgeworpen, door sommigen uwer geuit, als zoude ik geen oog hebben voor de beteekenis van den strijd, dien gij u geroepen acht te voeren, en niet beseffen hoe kwellend de zoig, hoe pijnigend de angst is, waaraan gij in deze dagen ten prooi zijt gevallen. Gelooft mij, mijne vrienden, al heb ik tot dusver gezwegen, vergeten heb ik u allerminst. Hoe zou ik dat ook hebben kunnen doen, u mijn keur bende, op welke ik steeds, zonder ooit beschaamd te worden, heb ver trouwd I Indien er n gedachte is, die mij bij uwe kommernis overheerscht, het _ kan geen andere zijn dan die van den man, die pp eens zijn vrienden in moeilijkheden ziet gebracht, met wie hij jaren lang de voordeeligste zaken heeft gedaan. Waarlijk, nu en dan heb ook ik het gevoel of ik de v. Eeghens, de Schöflers, Fellinger, Renbock, von Rath, Janssen, Hendrichs met v. Loon, v. Nierop, v. Hall en Wertheim door het schorem van de Beurs zie gedrongen enfin, ik weet wat er gaande is, in de teekenen des trjds vergis ik mij niet. De groote oorzaak van twnfelmoedigheid en mistroostig heid ligt in het getal negen. Dit staartnummer, zoo schreven mij Hartogh, Zeehandelaar, Piersqn en anderen, brengt ons geen geluk. En ik erken, dat is juist gezien. Het snoer van den pijlenbundel is losgemaakt. Wat eens een onoverwin nelijke eenheid was, werd tot een negental afzonderlijke deelen; elk op zichzelf broos als glas. Jawel ik gevoel wat er in u omgaat, als gij dat zoo ziet: de heeren- en de keizersgracht, die twee reuzenpalingen door dat politieke visch wijf meedo genloos in mooten gesneden ten gerieve van het Jan-hagel, dat er nu nog alleen rusie over zou kunnen hebben, of het ze kooken of bakken zal I... Neen mijne heeren ook ik ben niet van stroo of steen. Wie bij zoo iets niet schreit, heeft geen menschenhart! Maar de zakdoek is om den mensen en niet omgekeerd de mensen om zijn foulard. Die gedachte heeft mij steeds staande gehouden onder de bitterste ervaringen des levens, en ook thans zal zij niet van mij wijken noch mag zij door u vergeten worden. Houdt uw oogen droog mijne vrienden, nu vooral, althans tot aanstaanden Dinsdagavond. Eischt met een onbewolkt gezicht, dat men u tot het potlood toelate, om zwart te maken wien güwilt, in uw binnenste wel bedenkende, dat een veel verhevener macht dan een staats-crayon de wereld regeert. Zet uw beste beentje voor j reikt het kiesbureau met een onberispelijke beweging, getuigende van uw hoogere educatie, uw stemkaart toe; stapt met een glimlach op de lippen op de lessenaar af en, na uw werk verricht te hebben, ver wijdert u weer, kaarsrecht, met vasten tred, iete triomfantelijks in den blik, zoodat allen wie u mochten zien bij zichzelf denken: dat is een kiezer van de overwinnende partij, die is zeker van zijn zaak! Zoo betaamt het u, mijne heeren, als mannen van stand. Gunt de bende het leedvermaak niet, nu gij als een vernederde in haar midden verschijnt, van een stads- en een grachtmensch tot een «tón'cfemensch ver laagd. Dit wat uw uiterlijk optreden betreft vervolgens geef ik u dezen raad: houdt u tegenover uw ondergeschikten on verschillig, neutraal. Door het volstrekt geheime der kiezing, met een potlood ten bureele, is de samenwerking van patroon en bediende op schandelijke wijs verstoord. Deze kieswet is de dood voor de intimiteit. Zij gaat uit van de onderstelling, dat alle menschen boeven zijn, en in 't bijzonder wij meerderen, die zelfs onze minderen zouden dwingen te kiezen naar onze keus. Het verkiezingspotlood is het symbool van het algemeen wantrouwen, dat bij de wet voor Nederland wordt gecon stateerd en gesanctioneerd. De onderlinge verhouding en het wederzijdsch vertrouwen lieten toch reeds genoeg te wenschen over, zelfs onder collega's op de Beurs, maar met deze kieswet worden ook nog de fageren tegen de hoogeren regel recht opgezet. Want het feit is, dat aanstaanden Dinsdag 600000 Nederlanders van staatswege de fes wordt ingeprent: vertrouwt voortaan geen mensch, al was het je vader of je broer, je baas of je knecht. Jacob heeft nu ook voor het eerst kiesrecht gekregen. Van ochtend kwam hij zoo naast me staan en haalde een stem kaart uit zijn roodgeel vest. Ziet u, mijnheer, zei hij, nu heb ik ook zoo n bewijs, alsof hij zeggen wilde, voor de wet en het vaderland ben ik tegenwoordig net zooveel waard als u. En wat moet je met dat ding. vroeg ik hem, terwijl ik hem op mijn voet wees, wat zoo veel beteekende als: trek me de laars eens aan. Nu, antwoordde hij, dat weet u wel, ik moet kiezen mijnheer. Zoo, zei ik. moet jij kiezen. Neen mijnheer, ik moet niet, maar ik mag. Ei, hernam ik, het valt me niet tegen, dat jij begrijpt, dat je ook thuis kan blijven.... als je wilt. Of als u wil, vervolgde hij, maar ik zal wel stemmen als ik u daar plezier mee doe heeft u ook voorkeur mijnheer ? Ezel, weet je dan nog niet, dat de stemming zóó geheim is, dat ik je zelfs mijn voorkeur, als ik er een had, niet zou mogen zeggen. Voorkeur... neen hoor, je kiest maar den man, die je zelf het geschiktst voorkomt. Wat is jou district? Het eerste mijnheer. De koffer van Hugo de Groot opnieuw gerequireerd. President FAUKE (tot suppoost van het Rijks-Museum): »Mon ami, wilt ge mij dien koffer leenen ? (fluisterend) Mademoiselle Luca mag onderweg naar Petersburg niet gezien worden." En wie zijn daar candidaat ? Kouw, Kerdijk, Pijnappel en Schaepman mijnheer. Ik zou liever zeggen: mijnheer Kouw, mijnheer Kerdijk, mijnheer Pijnappel, mijnheer Schaepman. Jawel mijnheer, maar mijnheer Kouw is een mijnheer als ik, die dient bij een professor. God beware! dus je zou met dat stemmen zelfa het mijn heer-zeggen afleeren zoo gaat met die vervloekte kies wet, niet alleen de intimiteit maar ook het respect naar de maan. Neen, vervolgde ik, kregelig geworden niet om dien vent daar voor me, maar om het tijdsgewricht, waarin wij leven: stem jij maar wie je wil, precies wie je wil, versta je, 't kan mij geen snars schelen wie van jou vier candidaten 't haalt, en zooals de verkiezing nu is ingericht kun je er zeker van zijn, dat de beste nog de minste kans heeft... Zou u dat denken, Mijnheer?" Ja Jacob, ik verwed een tientje tegen een cent van jou, dat' Pijnappel het toch niet wordt. Dat zullen wij dan eens zien! zei hij half hoorbaar. En luid: als alle menschen waren zooals u, behoefde de stem ming niet geheim te zijn, Mijnheer! Ik knikte en Jacob verdween om dadelijk daarop Pijnappel aan te dienen. Mijnheer Brommeijer, zoo begon hij met zijn gewone wel bespraaktheid we zijn ditmaal te laat, maar een volgenden keer zullen wij het kwaad van die nieuwe kieswet wel af wenden. Waarmee ? De zaak is eenvoudig genoeg. We maken een eind aan de partijen. We vragen niet langer naarRoomsch.Antirevolutionair, Liberaal, Radicaal of Sociaal, maar stellen in elk distrikt n candidaat... geen party candidaat, neen, een dien allen kunnen gebruiken ... n goeden candidaat, zoodat de drie, vier, vijf', zes, zeven, waar de kiezers nu een keus uit moeten doen, totaal overbodig worden. Dat lijkt me niet slecht toe, antwoordde ik: maar waarom kom je daar nu eerst mee, 't lag toch zoo voor de hand... Ja, hernam Pijnappel, daar heeft u gelijk in. 't Schijnt simple comme Ie bonjour ...Het is met al die dingen, als met het ei van Columbus I Het bleek mij weldra, dat Pijnappel de wijze, waarop hij zijn denkbeeld zou toepassen, nog niet voor publiciteit ge schikt achtte, hij deelde het mij alleen vertrouwelijk mee. 't Benige wat algemeen bekend mocht zijn was zijn meening omtrent de kiesvereenigingen met haar onzalige programma's. We hebben nu vier jaar voor de borst om die dingen te doen verdwijnen! riep hij uit. Vier jaar, het schijnt me haast een eeuwigheid l Maar we zullen zooveel tijd niet behoeven, om van dit noodlottig onkruid den politieken akker te zuiveren. Als alle verstandige menschen ons maar helpen ! Edoch, er zijn er op wie ik helaas niet rekenen kan. Zelfs Charles heeft er nog maar geen kijk op. Intusschen ik reken op velen, o. a. op al de denkende koppen van Grondwet en natuurlijk allereerst op u. Ja, zei ik, al die politieke tinnegieters van tegenwoordig zouden leelijk gefnuikt zijn, als jij je doel bereikte; wat hadden ze dan aan die kiesrechtuitbreiding en die indeeling in districten, waarmee ze ons schaakmat hebben willen zetten. Hoor eens, nu ik weet wat je vóór hebt, houd ik mijn buik vast van 't lachen, om de loer die je ze daar draait. ... Daar... rennen ze ik begon hoe langer hoe luider en onbedaarlijker te proesten daar... rennen ze... Dins.. .dag als... gekken... naar het... potlood. Pijnappel zelf kwam ook onder den indruk van het komische van het geval. Weldra schaterde hij met mij mee, en even later waren wij geen van beiden in staat een woord meer te spreken, maar bonsden wij schuddend tegen elkaar. Ik had nooit kunnen denken dat ons raadslid zóó goed lachs zou zijn. Er verliepen wel tien minuten eer ik mijn zin weer kon opvatten en voltooien: daar rennen ze als gekken naar het potlood en binnen vier jaar tijds zullen ze merken, dat er geen sterfling naar die stembus had behoeven te gaan, als ze in al die districten maar den goeden inplaats van den politieken candidaat hadden gesteld. Maar een ding is me nu nog niet helder, zei ik, terwijl aan Pijnappels gezicht was te zien, dat hij zich nog vermaakte met het onzinnige van dexen verkiezingsstrijd _ als nu de kiesvereenigingen en programma's weg zijn, wie moet dan den candidaat aan wijzen, wien denk je dat werk op te dragen? Een college van goede mannen natuurlijk? Neen, viel Pijnappel mij in de rede, dat zou eenvoudig leiden tot een terugroepen van het oude kwaad. Geen partij, ^geen groep, geen kiesvereeniging met een program, geen cóterie, n man moet het wezen, die de goede candidaten uitzoekt,... n man, en het spreekt van zelf... de beste man. Terwijl hij dat zei, was zijn gelaat weer zeer ernstig geworden... en die ernst week niet, toen ik hem toevoegde, dat begrijp ik... jij zelf zult bij de volgende verkiezing ons een negental aanbevelen en wat mij betreft, ik beloof je bij voorbaat met dat stelletje tevreden te zullen zijn; maar hij liet mij al weder niet uit spreken en riep, met een flikkering van geestdrift en bewon dering in zijn oogen pardon, mijnheer Brommeijer, die beste man, wie anders kan dat zijn als U ? Laat mij naar mijn plan de verkiezing van 1901 voorbereiden zijn we dan eenmaal zoo ver... de beslissing door wie we ons zullen laten vertegenwoordigen blijve aan u... Welnu mijn vrienden, als gij dit alles weet, is dan de toekomst u nog duister ? Gij zult zeggen: ja, maar Rome en Dordt zoeken de regeermacht en als zij die eens verkregen hebben Kom, antwoord ik, maakt u niet ongerust. Rome en Dordt zijn maar namen, politieke leuzen en zoudt ge dan denken, dat die beiden sterker zijn dan de Heeren en de Keizersgracht ? Ik ben niet gewoon te bluffen, maar dit durf ik u wel beloven, ook van 1897 tot 1901 zal het in het Koninkrijk der Nederlanden onder welk bestuur ook Brommeyer zijn die regeert. Men kan naar 't Haagje zenden wien men wil, den Ko ning der Bocht onttroonen zij niet hem drijven zij niet uit, want hij is de geest der natie; en... als dan deze troost in de benarde omstandigheden van het oogenblik u nog niet genoeg is, rekent er op, ook de meer verwijderde toe komst is ons. Over vier jaar mijnheeren: vindt gij Pijnappel en mij op post.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl