Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 1043
trouwen aanraadt, een laatste poging tot
redding aan te wenden. Doch wat is helaas
het geval, van de tien patiënten, die zich
tot een buitenlandschen oogarts wenden,
die door ongelooflijke reclame zich met den
nimbus van een wonderdotker tracht te om
geven, zijn er negen, die dit doen, zonder
met n woord tot hun eigen kundigen arts
gerept te hebben van hetgeen zij van plan
zijn te doen.
Bedenkt, dat het hoogste op het spel staat;
met het ne oog kunt ge nog voorwerpen
onderscheiden; het zonnetje, dat plotseling
door den grauwen nevel dringt, begroet ge
nog blijde, al zijn voor uw oog de beschenen
voorwerpen pok minder scherp afgeteekend;
het wekt u op en stemt u tot levenslust;
en zoudt ge nu dit genot prijs willen geven
en op onverantwoordelijke wijze, zonder advies
van uw betrouwbaren arts, u in handen gaan
stellen van den buitenlandschen dokter, wiens
reputatie ge slechts by geruchte kent.
Een paar droeve gevallen van de laatste
weken hebben mij er toegebracht een waar
schuwend woord te doen hooren. Een jonge
man, even in de twintig jaar, die nog een
vrij sterke gewaarwording van licht en duister
nis had en groote voorwerpen kon waarnemen,
stelt zich, natuurlijk zonder met een woord
van dit plan te spreken tot zijn oogarts,
onder behandeling van een buitenlandschen
medicus, de operatie heef t twee malen plaats;
hoopvol verbeidt hij het afnemen van het
verband, want herhaaldelijk had hem de arts
verzekerd, ge moet kunnen %ien! de dag is
d Aar, en .... de jonge man was stekeblind,
is dit tot heden gebleven en zal dit zeker
voor altyd blijven.
Wanhopig over zijn overhaast besluit en
vol berouw, dat hij niet zijn eigen kundigen
arts vertrouwd heeft, tast hij nu in eeuwige
duisternis rond.
Het twpede geval is dat van een fiinken
sterken man op veertig jarigen leeftijd; ook
hrj had hooren gewagen van de beroemd
heid" van een buitenlandsche specialiteit
in het opereeren van het oog; zonder verdere
bespreking met een deskundige gaat hij op
reis, de verleidelijke belofte van genezing
doet hem zich aan de behandeling onder
werpen en na eenige weken komt hij terug,
somber en droef te moede;
|het?gezichtsvermogen is weg.
Deze gevallen hadden beide kort geleden
plaats; het zou mij niet moeilijk vallen,
meerdere dergelijke voorbeelden bij te brengen,
die ik gedurende de vijf jaar, welke ik als
Directeur van het Blinden-Instituut werk
zaam mocht zijn, ken.
Het zij verre van mij, door dit schrijven
ook slechts eenigszins de bekwaamheid van
buitenlandsche oogartsen in verdenking te
brengen; groote landen bezitten ontegenzeg
gelijk hoogst wetenschappelijk ontwikkelde
oogartsen, doch tevens mislukte genieën. Voor
dexen, vooral als hoogdravende
marktschreeuwerige annonces in de dagbladen wonder
baarlijke genezing aankondigen, voor dezen
waarschuw ik ernstig. Gaat u niet in be
handeling stellen, voor en aleer gij onze
Nederlandsche oogartsen, mannen van erkende
bekwaamheid, wier namen ieder ooglijder
bekend zijn, hebt geraadpleegd. Gelooft mij,
de werkelijk wetenschappelijke talenten in het
buitenland zijn aan onze medici niet onbekend,
en mocht er voor u, mijne arme blinde
medemenschen, in het buitenland genexing te
verkrijgen zijn, zoo staan onze artsen als
mensch te hoog, dan dat zij u niet
onmiddelijk zouden toeroepen: gaat". In medische
kringen wordt steeds elke uitvinding, die op
het gebied der oogheelkunde gedaan wordt,
besproken en aan geen onzer artsen zijn die
onbekend, zoodat voor u, blinde vrienden,
de wetenschap niet rust.
Daar, zooals ik reeds zeide, in de laatste
tijden, mij door blinden ongelooflijke verha
len werden gedaan van genezing van blind
heid door verschillende beroemdheden (?) in
't buitenland, kan het zijn nut hebben in
korte trekken mede te deelen, wat wellicht
aanleiding tot allerhande verwrongen, over
dreven dwaze en onzinnige voorstellingen kan
gegeven hebben, en agitatie onder de blinden
deed ontstaan. Vooraf roep ik evenwel onzen
blinden en ooglijders toe: beschouwt alles als
een POGING der wetenschap, om uw lijden te
verzachten, hecht geen waarde aan dergelijke
ontdekking voor en aleer uw arts u de moge
lijkheid op succes van de behandeling heeft
verzekerd. Doet geen enkele stap in deze of
gene richting, zonder hem geraadpleegd te
hebben.
In den Blindenfreund, Zeitschrift für
Verbesserung des Looses der Blinden, onder
redactie van de H.H. Büttner, Mell en
Mecker, respectievelijk Directeuren der Blin
den Instituten te Dresden, Weenen en Duren,
Mei 1897 staat:
»Eene oogziekte, waartegen tot heden de
kunst niets vermag is »het loslaten van het
netvlies.'1'1
Dr. R. Deutschmann in Hamburg, vroeger
te Heidelberg, zou het gelukt zijn, deze ziekte
door een zeer geniaal uitgevonden behande
ling, waartoe alleen een hoogst bekwaam
operateur in staat is, te bestrijden "
De loslating van het netvlies berust op de
inschrompeling van het zoogenaamde glas
achtige lichaam, van die waterheldere vloei
stof, die het oog achter de lens vult en het
netvlies tegen het hoornvlies drukt. Wordt
door deze of gene omstandigheid deze vloei
stof tot een zekeren graad verminderd, zoo
verdwijnt het licht der oogen en de arts staat
daar hulpeloos tegenover.
»In een dergelijk geval brengt dr. R.
Deutschmann een zekere hoeveelheid van
het glasachtige lichaam van jonge konijntjes
op zeer kunstige wijze in het oog, dat in den
toestand van blind worden verkeert, of dat,
reeds blind is. De wijze, waarop het vocht
wordt ingebracht, wordt nader omschreven
in het 20ste deeltje van de bijdragen tot de
oogheelkunde, uitgegeven door prof. dr. R.
Deutschmann in Hamburg, met medewerking
van prof. dr. E. Fuchs in Weenen, prof. dr.
O. Haab in Zürich en prof. dr. A. Vossius
in Giessen, uitgave van Leopold Voss, Ham
burg?Leipzig."
Het spreekt van zelf, dat deze nadere be
schrijving alleen voor mannen van het vak
van belang, voor ons, leeken, geheel overbo
dig is.
Onder de meest belangrijke voorbeelden
van genezing, wordt gesproken van een hof
meester op een stoomboot op de lijn
HamburgAmerika, die door de oogartsen was opgegeven,
daar hij blind was geworden door loslating
van het netvlies, hetgeen door de wetenschap
als ongeneeslijk was verklaard. Deze man
werd door Dr. R. Deutschmann behandeld;
kreeg zijn gezichtsvermogen terug en doet
geruimen tijd weder zijn dienst!!
Naar ik verneem zullen binnenkort van
de hand van Dr. R. Deutschmann nieuwe
onthullingen van zijne methode het licht zien.
Hij werd geboren op 17 November 1852,
studeerde in de medicijnen te Heidelberg,
Bonn, Erlangen en Berlijn. Na zijne promotie
vormde hij zich verder in de klinieken te
Parijs en te Londen en werkte daarna een
reeks van jaren in Göttingen als assistent
van prof. Th. Leber. In 1883 benoemd tot
buitengewoon hoogleeraar, bleef hij tot 1887
in die betrekking te Göttingen werkzaam.
Daarna stichte hij een oogenkliniek te Ham
burg en wijdde zich tot op heden aan de
praktijk der oogheelkunde.
Van zijn wetenschappelijke werken op het
gebied der oogheelkunde is het belangrijkste
zijn geschrift over de Ophtalmia Migratoria;
hiervoor werd hij in 1889 bekroond.
Wat de alarmeerende verhalen der X-stralen
betreft, het volgende:
De ontdekking van de X-stralen door
Röntgen heeft ook in de blindenwereld een
zekere sensatie gemaakt. Men heeft onlangs
beweerd, dat blinden wier gezichtszenuw
(intact) onaangetast is, door toepassing der
Röntgen-stralen genezen kunnen worden, en
voor deze bewering naast klinische opgaven
ook verschillende theoretische gronden aan
gevoerd.
De beslissing van deze strijdvragen moet
aan verdere proefnemingen overgelaten wor
den ; een enkele interessante mededeeling
vinde hier een plaats, waarbij onder zekere
omstandigheden de Röntgen-stralen door het
menschelijk oog gezien kunnen worden. Prof.
Brandes in Halle heeft voor eenige weken
een meisje geobserveerd, wier oogen voor
X-stralen gevoelig waren. Hij kwam op de
volgende wijze tot deze ontdekking: Daar de
X-stralen door zekere zelfstandigheden tegen
gehouden worden, zoo meende hij, dat hunne
onzichtbaarheid wellicht alleen op deze om
standigheid berustte, dat hun door de lens de
toegang tot den achtergrond van het oog
verhinderd werd.
Om het recht van bestaan zijner hypothese
nader te onderzoeken, had hij derhalve een
persoon noodig bij wien het verwijderen van
de lens plaats had gehad, een operatie die
slechts in gevallen van den hoogsten graad
van bijziendheid verricht wordt.
Het jonge meisje, van wie prof. Brandes
spreekt, had door eene operatie de lens van
het linkeroog verloren en inderdaad bleek
het linkeroog gevoelig te zijn voor de X
stralen, dat wil zeggen, bij de verlichting
met de X stralen zag het meisje met het
linkeroog de voorwerpen, zooals zij zich
vertoonen op de bekende X stralen
photographiën. Volgens prof. Brandes zouden bij
gevolg de X stralen op de gezichtzenuw en
het netvlies evenals gewoon licht werken, en
alleen tengevolge van de daartusschen liggende
lens in den regel niet gezien worden. Of
nog verdere ontdekkingen van principieele
beteekenis mogelijk zijn, moet eerst de toe
komst leeren.
Zooals ik reeds zeide, deze en vele andere
proefnemingen in het belang van u, oog
lijders in het algemeen, zijn aan onze Neder
landsche oogartsen bekend en mochten de
verkregen resultaten gunstig zijn, geen hunner
zal aarzelen u onmiddelijk de behulpzame
hand te bieden; doch, nogmaals, vertrouwt
op hen en doet niets zonder hun raad.
President Faure's reisplannen.
Is er inderdaad den vorigen Zondag een
aanslag op president Faure gepleegd?
Men kent de feiten, die tot dit bericht aan
leiding gaven. Toen de president naar de
wedrennen van Longchamps reed, had op
een twintigtal meters afstand van zijn rijtuig,
in een perk met heesters, een vrij sterke ont
ploffing plaats. Althans men hoorde een
luiden knal en zag een licht rookwolkje op
stijgen. Een politie-agent in burgerkleeren,
die dadelijk tusschen de heesters doordrong,
werd het slachtoffer van zijn ijver: het publiek
zag hem voor den »moordenaar" aan en sloeg
hem halfdood. Het »moordwerktuig" dat
de man reeds had opgeraapt, bestond uit een
looden gaspijp van een halven voet lengte,
die met gewoon buskruit was gevuld geweest.
Verder vond men een zeer klein pistool, meer
speelgoed dan wapen, een mes met een dreigend
opschrift en een papier, waarop eveneens be
dreigingen waren geschreven. De ontploffing
had niemand eenig letsel gedaan, alleen waren
van de heesters een paar takjes afgeknapt.
De bedrijver van dezen aanslag is naar
alle waarschijnlijkheid een krankzinnige of
een sinistre grappenmaker. Zeker behoort
hij niet tot het ras der Orsini's, der Hödel's
en Nobiling's, der Passanante's en der
Caserio's, die het uit den weg ruimen van een
regeerend vorst of van een staatspresident
als een verdienstelijk werk beschouwen en
zich daarop verhoovaardigen; evenmin tot
de lieden die een slecht voorbereiden en daar
door in den regel onschadelijken aanslag
wagen, omdat zij daardoor de aandacht op
hun persoon of op hun werkelijke of ver
meende grieven willen vestigen. Zulke lieden
loopen niet weg, en van dezen «moordenaar"
is geen spoor gevonden; ook heeft niemand
onder de dicht opeengepakte menigte bemerkt,
dat iemand zich uit de voeten trachte te
maken.
De Parijzen aars zijn al heel spoedig gereed
geweest met eene verklaring van deze ge
heimzinnige zaak. Zelven groote vrienden en
bewonderaars van eene handige mise-en-seène,
hebben zij er op verzonnen, dat de aanslag
wel door de politie gefingeerd zou zijn, om
het prestige en de populariteit van den
president te verhoogen, met het oog op diens
voorgenomen reis naar Rusland. De Figaro
improviseert zelfs een gesprek tusschen den
president en den prefect van politie, waarin
de eerste vriendelijk verzoekt, van dergelijke
aanslagen vooraf op de hoogte te worden
gehouden.
Wij willen de Parijsche politie niet ver
denken van dergelijke kinderachtigheden, en
houden ons dus liever aan onze onderstelling
dat men hier te doen heeft met een krank
zinnige of met een farceur. Maar uit de door
de Parijzenaars gegeven uitlegging blijkt
duidelijk, hoe de openbare meening zich met
die reis naar Rusland bezig houdt. »Zal hij
gaan? zal hij niet gaan?" die vraag ligt op
ieders lippen. De Temps bevat hieromtrent
eene waarschijnlijk officieuse mededeeling,
volgens welke de quaestie het eerst ter sprake
is gekomen toen vorst Lobanoff twee jaren
geleden Parijs bezocht; de Russische minister
had toen te verstaan gegeven, dat de czar
Parijs wenschte te bezoeken, en tegelijkertijd
was van een tegenbezoek sprake geweest.
Of dit laatste denkbeeld van Russische of
van Fransche zijde werd opgeworpen, laat
de Temps in het midden; het blad zegt een
voudig: »la question se posa" Bij het bezoek
van den czar zeide deze, luid genoeg om door
de aanwezigen te worden verstaan, dat het
hem zeer aangenaam zou zijn, den hoogsten
vertegenwoordiger van de Fransche natie in
zijn rijk te ontvangen, en daarop volgden
bij het afscheid de bekende woorden: »d
rcvoir en Jüussie."
De woorden van den czar worden in
Frankrijk op een goudschaaltje gewogen. De
bevriende monarch heeft gezegd, dat hij den
hoogsten vertegenwoordiger der Fransche natie
hoopte te ontvangen. Dus geen andere
vertegenwoordigers? Niet den voorzitter van
den Senaat, den braven heer Loubet ? Niet
den voorzitter van de Kamer, Vauxtère
Brisson? Het is best mogelijk, dat de czar en
zijne raadslieden het zoo hebben bedoeld.
Wat ter wereld heeft de Russische autocraat
te maken met presidenten van wetgevende
lichamen, van volksvertegenwoordigingen ?
Het is al heel mooi en vriendelijk, dat hij
zulke menschen, als hij te Parijs is, wel heeft
willen ontvangen, maar wat zou hij te St.
Petersburg of te Moskou met hen kunnen
uitvoeren? Welke plaats zou de Russische
hofetiquette hun kunnen aanwijzen? Als de
Fransche minister van buitenlandsche zaken,
de heer Hanotaux, meekwam, dat zou nog
een zekere raison d'être hebben. Graaf
Mouravjeff heeft ook den czar naar Parijs ver
gezeld. .Madame Faure denkt er niet aan,
haren heer en gemaal te begeleiden ; de goede
dame is er reeds aan gewend de rol te spelen
van eene bescheiden figurante, van een »derde
stomme in 't verschiet." Mademoiselle Lucie ?
Die is wel meer preseutabel, maar komt toch
niet in aanmerking voor een officieele
uitnoodiging. In 't gunstigste geval mag zij, als
haar vader naar Rusland gaat, bij den
Franschen gezant te St. Petersburg komen
logeeren.
De groote vraag is echter, of er van den
czar, na die vage en algemeene uitnoodiging,
nog een nadere en meer positieve gekomen
is. Men weet wat in het dagelijksch leven
de frase beteekent: »dank voor de vriendelijke
ontvangst; ik hoop u eens terug te zien."
En in de diplomatieke wereld verbindt zoo'n
uitnoodiging tot niets.
President Faure het is geen geheim
wil heel graag naar Rusland gaan. Maar in
het Fransche ministerie zijn de opinies over
het nuttige en noodige, ja zelfs over het ge
paste van zulk een reis, zeer verdeeld. De
czar moet, naar men beweert, hebben gezegd,
dat het bezoek hem dan alleen wenschelijk zou
voorkomen, als het door de geheele politieke
wereld te Parijs gunstig werd opgenomen.
President Faure moet, ook al weer naar men
beweert, zich zelf hebben uitgenoodigd, en
ook voor zijn dochter en de presidenten
van Kamer en Senaat belet hebben gevraagd.
De czar en dit is het derde »on dit"
moet de vraag, wat den president betreft,
toestemmend hebben beantwoord, maar de
zinspeling op de eventueele komst van Made
moiselle Lucie en van de heeren Loubet en
Brisson eenvoudig hebben geïgnoreerd. De
heer Faure vindt dat laatste óók heel goed,
als hij maar komen mag. Dat nemen
hem nu natuurlijk al diegenen weer kwalijk,
die in de presidenten van Senaat en Kamer
de eigenlijke hoofden der Republiek zien.
Het is een zeer eigenaardig symptoom van
de verhouding tusschen Rusland en Frankrijk,
dat voor de reis van den president zoo weinig
geestdrift bestaat, zelfs bij den beer Hano
taux, die reeds aan zijn vrienden heeft te
verstaan gegeven, dat door die reis meer de
belangen van Rusland dan die van Frankrijk
zouden worden gediend.
Sociale,
iiniiiiiiiiiHitniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimini
De veredeling van het amMt,
De Kroniek van C Juni j.l. bevatte van de
hand des heeren R. N. Roland-Holst een
artikel, naar aanleiding van een in De Telegraaf
van 28 Mei j.l. voorkomend verslag over de
algemeene vergadering door een »Vereeniging
tot veredeling van het ambacht" gehouden.
In De Kroniek van 13 Juni schrijft den heer
K. de Bazel, die lid van het bestuur van
voornoemde vereeniging is, tegen hetgeen de
heer Holst op de werkzaamheden van gezegde
vereeniging meende te moeten aanmerken.
Om der wille vau het belang, dat deze
kwestie enkelen zekerlijk inboezemt, komt
het mij noodig voor hierover een en ander
in het midden te brengen.
Nadat in 1888 verschillende
vakvereenigingen in het land zich in beginsel hadden ver
klaard voor het plan om «aanstaande patroons
en gezellen in de gelegenheid te stellen proe
ven van bekwaamheid in hun vak af te leg
gen", werd na een aanvankelijk resultaat en
na het behandelen daarvan op het natio
naal congres voor vakopleiding, in 1896 een
commissie gevormd uit afgevaardigden van
verschillende vereenigingen. Deze commis
sie vergaderde en , niet zeker wetende of
haar werkzaamheden wel goed mochten heeten,
in de onzekerheid als zij verkeerde door de
zeer weinige algemeenheid van de goede be
ginselen waarvan zij meende te moeten uit
gaan, benoemde zij een commissie van
praeadvies. Om het werk van deze commissie
van praeadvies te beoordeelen werd een ver
gadering uitgeschreven, waarvan het verslag
in genoemd nummer van de Telegraaf werd
opgenomen, en waarin de heer dr. P. J. H.
Cuypers aanleiding gevonden had om o. m.
te zeggen, dat het verval der vakken voor
een groot deel schuilt in de onkunde en
de wanbegrippen, die daar zijn ingeslopen.
Dit gaf den heer Holst aanleiding te be
weren, dat het verval der ambachten niet zoo
zeer juist hierin moetgezocht worden, maar veel
meer in de benarde sociale verhoudingen van
den ambachtsman, waarop den heer de Bazel,
en mijns bedunkens geheel terecht, opmerkte
dat al -werden de sociale verhoudingen ver
beterd, dit zeker nog niet het goede uitoefenen
van het ambacht ten gevolge zal hebben, en
dat deze commissie, deze vereeniging, zooveel
mogelijk zonder op de sociale verhoudingen
te letten, beginnen wil met den meesters en den
gezellen een juist oordeel omtrent hun vak in
te prenten, hen een soort van school te doen
doorloopen. De heer Holst beschouwd zulk
werk als het eigenlijke kwaad in den wortel
niet rakend, een soort welwillend gedoe van
eenigo bevoorrechten naar den geest en naar
sociale conditie, die dan ook wel eens iets
voor het ambachtsvolk willen doen, en ver
oordeelt dus het werk van gezegde vereeniging
als zijnde een soort van philanthropie.
Want voor den heer Holst is het een aller
eerste behoefte, dat de maatschappelijke
ver