De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1897 27 juni pagina 3

27 juni 1897 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

No. 1044 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. gekend of aangesproken Marietje was een tooneelkind in den goeden zin. Ze is byna op de planken geboren. Als kind van drie jaar heeft zy' bet eerst ge speeld te Haarlem by de directie Hammecher en Jacquis, waar haar vader en moeder van het Belgische tooneelgeslacht Verplancken geën gageerd waren. Marietje is altijd dapper geweest en heeft zich overal goed doorheen weten te slaan. In die eerste rol het was in Kenau Hasselaar moest ze al zoo dapper zyn en echt kinderlijk (!) zeggen: »Geef me een zwaard en open deze poort en ik zal myn vaderland verdedigen!" Marietje heeft vele kinderrolletjes vervuld op voorbeeldige wy'ze. In Oudoom en zijn nichtje, in 1869 haar door mevrouw Albregt ingestudeerd, muntte zy bij zonder uit. Zrj had daarin vier karakters voor te stellen: een officiertje, een fatje, een domme boerenjongetje en een meisje. Een dagblad: Het Noorden, dat slechts kort bestaan heeft, schreef er het volgende oordeel over. Het valt moeilijk den indruk weer te geven, dien dit aanvallig kind op de toeschouwers heeft gemaakt; of men haar zag als den schalkschen knaap, als een dommen snoepzieken jongen, als een officiertje, of als een talentvol meisje, overal springt haar bizondere aanleg in het oog. Het publiek beloonde haar, en terecht, met onophoudelijke toe juichingen. Jonge jufvrouw Lorjéis een allerliefst meisje van zeven jaren. Het meest heeft zy als kind de aandacht op zich gevestigd by' de vervulling van een kinderrol tevens titelrol in Pieter Nieuwland te 's Gravenhage, gespeeld by gelegenheid van het 12'/2Jarig bestaan van het genootschap van dien naam. Dat was in 1871. Men was toen algemeen met haar ingenomen. Behalve vele geschenken, ontving zy' dezen allerharteljjksten brief van de vrouw van den be schermheer van: Nieuwland, 'sGravenhage, 13 Januari 1871. Lief Kind! Gy' zyt door den Hemel met een buiten gewonen schoenen kunstaanleg bevoorregt, waarvan wy' dezen avond de heerly'kste proe ven hebben gesmaakt door uwe roerende voorstelling van den genialen Pieter Nieuw laud op zijn tiende jaar. Gij kunt voor die uitnemende gave God niet dankbaar genoeg zyn. Gebruik ze dan ook nooit anders dan tot een edel doel en Znner waardig, zoo zult ge uwen braven en bekwamen ouders tot bly'vend sieraad wezen en voor het Nederlandsen tooneel eene beroemde kun stenares. Bl\jf onschuldig en Godvreezend, dan zal het U wel gaan voor ty'd en eeuwigheid. Dat wenscht van harte de Echtgenoote van sNieuwland's" Beschermheer, die U ter herinnering hierbrj aanbiedt een gouden kruiskettingje tot bestendig halsversiersel (in) uw gelukkig leven. Vaarwel, (w. g.) M. L. H. Baronesse VAN HEEMSTRA, geb. Van Cammingha. ?iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiminmm Mijnheer Tobiasson. Naar het Zweedsch, van Ernst Ahlgrén, 4) door E. T. (Slot). Na weinige minuten begon de kleine intusschen zich wat nader bij te wagen, en met allerlei korte sprongetjes en omwegen den ouden heer uit te lokken, het nog eens te probeeren. En toen dit alles niets mocht baten, kwam hij ten langen leste heel rustig naast den ouden heer staan, met zijn volle zwaarte tegen hem aangeleund, en het mollige handje op zijn knie latende rusten. De bedoeling was duidelijk genoeg. Mijnheer Tobiasson nam het bandje in de zijne, en dit liep goed af. Na een oogenblik bedenkens, tilde hij het heele persoontje op zijn knie, zijn arm om het plompe lichaampje heengeslagen, en ook dit ging naar wensch : een schrander gezichtje keerde zich naar hem toe, en een paar helder blauwe kinderoogen blikten naar het oude gelaat op. Het werd hem zoo wonderlijk, zoo wonderlijk te moede, zoo zwoel om bet hart; hij gevoelde als een vochtige lentewarmte in zijn borst opstijgen, en al wat daarbinnen woelde, drong naar een uitweg; het welde omhoog en zocht zich als een regen over de gegroefde wangen uit te storten, maar het loste zich op in een lach, die zich als een zonnestraal over den kleine uitgoot, en heel het gerimpeld gelaat verhelderde en verklaarde. De jonge vader bleef op eens in zijn verhaal steken. Er lag iets in dit groepje, dat zijn schoon heidsgevoel streelde, en met een plotselinge opwelling zeide hij: //Willy, kus grootvader." Het woord ontviel hem, zonder dat hij er bijna bij dacht. Het kind zag een oogenblik naar den ouden man op, als moest hij hem eerst nog eens goed onderzoeken; toen, zich met de handen tegen zijn borst aanleunend, stak hij hem met een uitdrukking Het spelen in Nieuwland heeft de Haagsche afdeeling van het Nederlandsen Tooneel verbond het oog op Marietje doen slaan. Zy bood zich aan voor Marietje's kunstontwikkeling te zorgen en be stelde haar op de tooneelschool, waar zy met Tonia Poolman, Anna Sablairolles, Mientje Bournet, Mina Weiman en de jongeheeren Corn. Schulze en Jan Malherbe het onderwijs genoot van Mevr. KleineGartman. De afdeeling liet Marietje bij den directeur Rennefeld en na diens dood bij zy'n opvolger, den heer Goteling Vinnis, inwonen. Van de Tooneelschool is Marietje onmiddely'k geëngageerd bij de Koninklijke Vereenig'ng: Het Nederlandsen Tooneel. Van haar gezelschap heeft zij, van 1881 tot ultimo Mei 1897, onafgebroken deel uitgemaakt, en er haar 12i/3-jarige verbin tenis gevierd. Zy heeft er gedebuteerd in Dumas' comédie Geld, in dezelfde rol, waarin wijlen Tonia Poolman het eerst was opgetreden. Tot haar kon Morin, met evenveel recht, geheel volgens zijn rol, zoo sympathiek zeggen: »Je bent een dotje!" Het duurde lang eer Marietje in het repertoire kwam. Met Koude harten werd dat beter. Sedert heeft zy in by'na alle stukken gespeeld, en bijna altijd met den heer Corn. Schulze. Zij heeft het bloeitijdperk der Koninklijke Vereeniging »Het Nederlandsch Tooneel" mede gemaakt en medegewerkt tot het uitmuntende samenspel in de Duitsche kluchten en de blij spelen van Justus v. Maurik Jr. Veel leiding heeft zy aan het tooneel niet ge had ; een weinig van mevr. Kleine en later by' van ernstig vertrouwen de roode, frissohe lipjes toe. De oude man boog zich voorover en drukte er vluchtig een kus op. //Ons kereltje kent geen anderen grootvader," zeide de jonge man. Papa mocht het niet beleven, zijn kleinzoon nog te zien, arme papa. Maar gij, oompje, gij hadt nu toch eigenlijk al lang groot vader moeten zijn!" Er volgde een poos van stilte. De oude man legde zijn sigaar, die hij had laten uitgaan, neder. Ja, zoo had het moeten gaan. Hij had uu groot vader moeten zijn, met aardige kleinkinderen om hem heen. Maar hij had een schakel uit den keten overgeslagen. Grootvader! Hoe aardig het klonk! Het was alleen scherts geweest, maar een scherts, die maakte dat zijn geheel voorbijgegaan leven op eens helder voor hem lag. Voor het eerst trof het mijnheer Tobiasson dat er bij hem nooit sprake was geweest van eenige voorkeur in zijne verhouding tot zijne medemenschen. Hij had gemeend tegenover ieder in het bijzonder dezelfde eu evenveel verplichtingen te hebben, en had er uit den aard der zaak niet in kunnen slagen, aan zulk een onmogelijk gegeven te beantwoorden. Het was dit volkomen gebrek aan vermogen om zijne betrekkingen te rangschik ken, om te gevoelen wie meer, wie minder aan spraak had op zijne hulp, zijne belangstelling, dat al de liefde, welke m zijn binnenste opgegaard lag, verhinderde tot bloei te komen en rijke vruchten voort te brengen. Iedere nieuwe vriend schappelijke verhouding had de andere verstikt, en geen van allen had tot volkomen, algelieele ontwikkeling kunnen komen. Terwijl mijheer Tobiassou zoo met zijne eigene gedachten zich onledig hield, was de vrouw des huizes voor de koffie gaan zorgen, welke zij nu zelve binnenbracht en op het kleine tafeltje gereed zette, terwijl haar echtgenoot al zijne aandacht wijdde aan het ontkurken van een fijne flesch likeur. //Ge moet niet denken dat we liet er altijd zoo van nemen," zeide hij op vroolijken toon, terwijl hij zorgvuldig het lak rondom de kurk stuk stiet, //maar met Kersttijd mag men wel eens een ex traatje hebben. Wat, zegt gij ? Toe, vrouwtje, geef mij nu de glaasjes eens aan. Wat een heerlijke geur, hè? Ja, ja, ik weet wel dat je er verstand van hebt." Hij lachte zijn vrouwtje toe, die de kopjes en glaasjes op het koffieblad verschikte, om alles een plaats te kunnen geven. het overgaan in het coquette genre van mevr. S. de Vries, en het laatst van L. B. Moor. Marietje heeft een goed begrip gehad van comédie en zeer veel begrip om zich schoon te kleeden. Gedurende 10 jaarheefthaar costumière, juffrouw Abels, zeker bij de honderd costumes gemaakt, het eene al schooner, rijker en bevalliger dan het andere. Marietje is tot dusver gelukkig en lachend, zich mooi kleedend, als een bedorven kind, door het leven gegaan. Van schoone vormen heeft zy steeds gehouden. Daarom wemelt het op haar schrijftafeltje van allerlei kleine katjes, in allerlei bevallige houding, de mooiste hondjes en allerlei snoezige prulletjes. Het geheele tooneel kennend, hangen er in haar kamer portretten van byna alle Nederlandsche artisten en van vreemde die in Holland gespeeld hebben, waaronder dat van wijlen Charlotte Frohn, bij wie zij het kind in Deborah heeft gespeeld. Als men Marietje daar zoo in hare eigen om geving ziet, denkt men ieder oogenblik dat zy zal gaan walsen om de stoeltjes en tafeltjes, zooals zij zóó uitstekend, lief en vriendelijk deed in P. Brooshooft's Zijn Meisje Jcomt uit! Zij, als Zéphyra, was door Corn. Schulze als lolie, luitenant bij het Indische leger, al walsende verrast. Een weinig gecoquetteer tegen elkaar en daar gingen ze beiden walsen, zij hem dankend: O, maar, zoo'n heerlijke, meeslepende wals als dat nu toch is !" Het dansen met Schulze op het tooneel is uit. Het aanstaande nieuwe jaar heeft hij als Kloris juffr. Lorjéals zyn Roosje, dat hy' zeker tien jaar lang en meer met haar gespeeld heeft, niet meer. Er moet een ander Roosje voor den heer Schulze ontdekt worden. Vader de Leur peinst reeds. Marietje behoort dan, ja nu reeds tot de geschiedenis. Het tooneel heeft zij vaarwel gezegd. Van haar vader en moeder, voor wie zij voorbeeldig lisf en goed is geweest, gaat ze afscheid nemen om te worden mevrouw Van der Tol. Aan Marietje, dat altyd lachte, altijd coquet was, zoo gaarne walste, en zich zoo mooi kleedde, zal nog wel eens gedacht worden. J. H. RÖSSING. IIIIIIIIIIIIIIIIII1IIIIIIIIIIIIIIIIII1IIIIIIIIIIIIIIIIII1IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIII1HII Inziet Bij gelegenheid van de jaarlijksche algemeene vergaderingen van de Maatschappij tot Bevordering der Toonkunst, worden gewoonlijk muziekfeesten gegeven. Wanneer de vergadering in een plaats als Utrecht wordt gehouden, krijgen de gasten een groot muziekfeest, doeh gebeurt het in een kleinere plaats, dan heet het: huishoudelijk mu ziekfeest. Waarin dit huishoudelijke bestaat, weet ik niet zoo recht, want wanneer zulk een muziekfeest geopend wordt met een feestconcert waar (niet geheel in overeenstemming met dien titel) de Matlheus-Passion van Bach wordt opgevoerd met een groot koor en orkest, dan gaat alle gevoel en tiiiiiiiiiiiiminiiiiniiitiiimiiiiiiiiHiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiMliiiiiiiiiiiiiiiiiii Mijnheer Tobiasson, nog steeds met den arm om den kleinen jongen heengeslagen, beschouwde zijn neef met nieuwsgierige belangstelling. Deze familie-verzorger was een toonbeeld van gezondheid; hij begon al een weinigje corpulent te worden, maar naar het scheen alleen uit overmaat van welgedaanheid. Zou hij misschien ook het gevoel kennen, wanneer hij aan de zijnen iets gaf, alsof hij het aau anderen onthield? Neen, zeker niet! Voor hem stond het vast genoeg wat in de eerste, eu wat in de tweede plaats kwam. Bij hem kou er geen sprake zijn van strijd tussclien een zijdige zelfzucht en eenzijdige zelfopoffering; hij was in het bezit van iets, dat alles regelde eu in liet gelijk hield: zijn gezin. Wat mijnheer Tobiasson steeds zooonvereenigbaar had toegeschenen: eigen ik en goed zijn tegenover anderen, het smolt hier op zoo natuurlijke wijze tezamen, werd hier zoo heerlijk binnen de juiste grenzen gehouden. Eu hij verwonderde er zich over dat hij het huwelijk vroeger no ,it van dezelfde zijde had beschouwd als thans. Het was toch heel iets anders, dan hij zich tot dusverre ervan had voorgesteld. De oude heer zat geheel in zijne overpeinzingen verzonken, zooals wel meer bij hem het geval kon zijn. Er kwam iets starends in zijn blik; hij vergat zijne omgeving en bemerkte niet, dat zijn neef, die nu met de flesch had afgedaan, hem vun zijn kant aandachtig zat te beschouwen. Het goedige gezicht van den jongen man, met den zwaren knevel en de vriendelijke oogen, teekende de innigste deelneming. Hij gevoelde zich zoo rijk LH gezegend in zijn eigen bestaan, en juist daarom trof het hem hoe arm het leven van den ouden man moest zijn; dit trof hem thans meer dan voorheen, toen hij als vroolijk student mocht deelen in het weinigje gezelligheid, dat de alleenwonende oom zich had weten te scheppen. Wat was hij grijs geworden! Hoe gerimpeld was dat eerlijke, door en door goedige gelaat! Hij legde de hand op den arm zijner vrouw, en hare oogen volgden dezelfde richting als de zijne. Men kan wel zien, dat oom gewend is veel alleen te zijn," zeide hij, en zijn toon klonk weeker dan gewoonlijk. Zoo geheel op te gaan in zijne gedachten, komt alleen voor bij mensehen, die weinig of geen aanspraak hebben." AU door de aanraking van een zachte hand wekten deze woorden den ouden heer op uit zijn begrip van huishoudelijkheid of huiselijkheid wel wat verloren. Doch: Name ist nur SchalF' en het gaat ons dus bitter weinig aan hoe het feest genoemd wordt, als het gebodene maar schoon is en als het feest in den waren zin een feest genoemd mag worden. Nijmegen nu, waar dit jaar de vergadering (en dus ook het muziekfeest) plaats had, vierde werkelijk feest en al was het aan de toehoorders te recht niet vergund daaraan uiting te geven onder de uitvoering van de Passion, zij haalden hun schade in op het kunstenaars-concert van den derdea dag en naar ik vernam ook bij de uitvoe ring van het Utrechtse!) stedelijk orkest onder leiding van den heer Hutschenruijter, die ik tot mijn leedwezen verhinderd was bij te wonen, doch waarover ik zeer veel goeds en schoons vernam. Heb ik dit alleen van hooren zeggen, het is mij aangenaam ook zeer veel goeds van de kunstenaarsmatinee te kunnen melden, die voortreffelijk slaagde. Doch eerst een woord over de Passion. Het zeer aantrekkelijke van deze uitvoering was wel in de eerste plaats het wederoptreden van den heer Messchaert na zijn ongesteldheid, waarbij het bleek dat hij met verfrischte krachten tot ons terug is gekomen en dat zijn zang aan nobele uitdrukking en schoenen klank niets heeft verloren. Zooals hij de Christus-partij weer zong, moet hij ieder in die stemming vol wijding hebben gebracht, die voor het genieten van zulk een verheven werk onontbeerlijk is. Doch niet alleen hij, ook de andere solisten werkten daartoe mede. De dames Nathan en Craemer-Schlegel hebben als goede kunstenaressen en geschoolde zangeressen hare partijen vervuld, vooral de sympathieke sopraanzangeres heeft mij meermalen door haren zang getroffen, evenals ook de altzangeres, doch de la&tste meest in het tweede deel. De heer Kaufmann is de aangewezen persoon voor de partij van den Evatiffelis/. Hij bezit »Ausdauer" en eene stem die wel niet ge makkelijk aansprak, doch die steeds aan helder heid won; daarbij draagt hij met groote intelli gentie en goede uitdrukking voor; kortom hij was tegeu zija uiterst moeielijke taak geheel opgewas sen en volbracht die als een waar kunstenaar. Het koor was uit vele goede krachten van Nij megen, Arnhem en den Bosch samengesteld, de eerste koorgroep klonk echter veel mooier dan de tweede en er was ernstig gestudeerd, doch deze groepen vermochten ons niet geheel in de stemming te houden, omdat de entrée's meestal zeer onzeker waren en de overeenstemming met den leider nog wel eens ontbrak. och waren er koren die goed klonken, doch er was m. i. te weinig kleur en leven in de opvat ting en ook in de tempi. Alles werd te veel in het Tempo ordinario" genomen dat zooals ik boorde beweren nu eu dan wat ordinair" klonk. Doch vooral schrijf ik die mindere overeen stemming die in het orkest nog sterker op te merken viel, ook aan de moeielijkheid toe, om den directeur goed te zien. Wat anders in zulke gevallen het ensemble nog wel eens redt, namelijk dat de orkestleden van een zoo geroutineerd orkest voeling met elkander houden en daardoor zelf de eenheid weten te bewaren, scheen hier niet mogelijk, wellicht omdat zij, door de te grooten afstand in die uu minimum iiiiiiiiinilillilitliil gemijmer. Hij zag op en de bewegelijke trekken plooiden zich tot eeu vriendelijken glimlach. Welk een aantrekkelijk gezicht was het nu! Ja, en daarom dank ik je des te meer, omdat je mij hier hebt gehaald," zeide hij. //Uit mijzelven zou ik toch nooit gekomen zijn!" Zijn dank was oprecht gemeend. Er was iets in deze j<>nge menschen en in hun gezond alledaagsch geluk, dat een weldadigen invloed uit oefende op zijn door velerlei getob vermoeiden geest, en dat hem de gemoedsrust schonk, waarnaar hij zoo lang had gesmacht. Eu dan: het teedere lichaampje, dat in zijne armen rustte, zoo warm tegen zich aan te voelen, ook dit droeg er toe bij, dat zijne wijdvertakte gevoelens voor al wat leefde, zich vereenigden, zich ophoopten in liefde tot het knaapje, dat als een hulpbehoevend vogeltje op zijn schout genesteld zat, met het zachte kopje vertrouwelijk tegen ziju borst geleund. //Hij slaapt," fluisterde de moeder, naderbij tredend om het gezichtje van den kleine te be schouwen. Hij is van vermoeidheid ingesluimerd. Och, wat zit hy daar aardig bij oom!" Oom antwoordde slechts met een bevestigende hoofdbeweging, waarin iets zelfgenoegzaams^ ern stigs, bijna plechtigs lag. Men glimlachte elkander toe, en bewoog zich zoo zacht mogelijk. De jonge vrouw bracht mijnheer Tobiasson een kop koffie op de plaats waar hij zat, opdat hij niet zou behoeven op te staan. Men sprak op gedempten toon. Mijnheer Tobiasson glimlachte of knikte, naar dit te pas kwam, maar was spaarzaam in het antwoorden. Men kon uu toch van hem niet verwachten dat hij zou spreken: hij zoo geheel in beslag genomen door een functie van gewicht. Van tijd tot tijd blikte hij met liefdevolle zorg neer op het blondo hoofdje, dat slap en zwaar van den slaap tegen zijne borst rustte. Een poos later gaf de moeder te kennen dat het meisje nu den kleine zou komen overnemen: het werd te lastig zoo. Maar mijnheer Tobiasson schoof de lippen vooruit, zoodat de kin tot een niets werd afgeplat, en trok het geheele elastieke gezicht tezamen tot n absoluut verzet, terwijl hij terzelfdertijd met de vrijgebleven hand op besliste wijze een afwerend neen" door de lucht zwaaide. En ze mochten er oom des te liever om lijden: ze werden beiden geheel verzot op hem, en vonden hem het ideaal van een oud-oom.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl