De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1897 4 juli pagina 1

4 juli 1897 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

N'. 1045 DE AMSTERDAMMEE A°. 1897. WEEKBLAD VOOE NEDERLAND Dit nummer bevat een bijvoegsel. Onder Redactie van J. DE KOO en JÜSTUS VAN MAÜRIK Jr. Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124). Uitgevers: VAN HOLKEMA & WARENDORF, te Amsterdam, Singel bij de Vijzelstraat, 542. Dit Blad is verkrijgbaar Kiosk 10 Boulevard des Capucines tegenover het Grand Café, te Parijs. Zondag 4 Juli. Abonnement per 3 maanden ?1.50, fr. p. post f 1.65 Voor Indiëper jaar . . . mail 10. Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar . . . 0.125 Advertentiën van t?5 regels ?1.10, elke regel meer . . . 0.20 Reclames per regel 0.40 I N H O U D. VAN VERBE EN VAN NABIJ: Een nietiw Minis terie? De positie onzer officieren, (ingezonden) door Ba. De legerhervorming in België. SOCIALE AANGELEGENHEDEN: De veredeling van het am bacht, door Th. Molkenboer. WETENSCHAP: Thomas Hobbes. - KUNST EN LETTEREN: Yvette's lievelingspoëet, door v. L. Lugné-Poë. De Merelhof, door F. E. Twee antipoden: Adolph Menzel en Jozef Israëls, door J. A. Sehorer. INGEZONDEN. FEUILLETON: Een Heilige, naar het Hongaarseh van Franz Herczeg. BECLAMES. SCHAAKSPEL. TOOB DAMES: Dienstboden te Napels. Allerlei, door E-e. SCHETSJES: De liefde van een krekeitje voor een vlam, naar het Fransch van Henri Murger. (Slot.) ALLEELEI. PEN- EN POTLOODKBASSEN. ADYEBTENTIEN. iiiniiiiiiiiiiiiiiiii De uitslag der herstemmingen heeft geen enkele partij de meerderheid bezorgd. De Christelijk-Historischen, hier en daar in verbond met de Lohmanianen, hebben in verscheidene districten den doorslag gegeven, en daardoor vooral is het streven van Katholieken en Antirevolutionairen, om te samen een Christelijke Regeering te ver krijgen, mislukt. In het nieuwe parlement zal men vinden libe ralen, behoudzuchtige, onderzoeklievende en vooruitstrevende, katholieken, tweeërlei soort van anti-revolutionairen, Christelijk historischen, radicalen en socialisten ; zoodat de meerderheid nu eens ter rechterzijde, dan weder ter linkerzijde zal moeten worden gezocht. Waar deze verschillende groepen zich op eenheid van programma's kunnen beroepen, gelijk ten opzichte van enkele sociale punten het geval is, moet het weldra blijken of met dezelfde woorden ook dezelfde zaken zijn bedoeld. Vraagt men, wat deze kamer nu zal willen geen sterveling is in staat het bij bena dering te voorspellen. Dit maakt het inderdaad hoogst moeilijk zich een meening te vormen, ook omtrent het Ministerie, dat we te wachten zijn; daar elke groep schier sterk genoeg is om bij de een of andere gelegenheid het kabinet, dat haar mishaagt, ten val te brengen. De coa lities tegenover een Regeering van eenigszins geprononceerde richting kunnen niet uit blijven. Een cabinet d1 affaires is het eenig moge lijke, indien men hecht aan kans op duur zaamheid. Maar hoe zal dit moeten zijn saamgesteld ? De antirevolutionairen on katholieken, die te samen zich tot n partij formeerden, zijn ongeveer even sterk als de liberalen van allerlei slag; de beide groepen tellen bijna negentig leden van de honderd. Zal dan het achttal Excellenties (of wordt het een negental?) bestaan uit 2 katholieken, 2 antirevolutionairen, 2 uit de christelijkhistorischen en conservatief-liberalen en 2 uit de vooruitstrevende liberalen,... of zal men !n plaats van een kabinet van verschillende kleuren, liever de voortzetting begeeren van een kleurloos, dat is flets gekleurd, of, nog anders gezegd, een conservatief getint kabinet? Zijn de slechte wetten van het kabinet van Houten, we noemen slechts de kieswet, de personeele-belastingwet en de wet zoo genaamd tot regeling der gemeentefinantiën, niet meer dan toereikend, om alle partijen te samen de conservatiefste alleen uitge zonderd te doen hunkeren naar het einde van een Regeering, wier hoofddepartementen niet anders leveren dan broddelwerk? Wat toch is treuriger dan steeds nieuwe wetten te krijgen, waarmee zoo goed als niemand tevreden is, en die nog niet in wer king zijn getreden of men begrijpt, dat zij weder behooren te worden herzien? Voor een cabinet d'affaires heeft men noodig een samenwerking der partijen, niet slechts in de kamer, maar ook in het Minis terie en het is beter alleen het weinige goede tot stand te brengen, waarover de verschillende partijen in het kabinet het eens konden worden, dan allerlei gebrekkigs aan te nemen, dat afkomstig is uit de werk plaats van een kleurlooze middengroep. Slechte wetsontwerpen immers maakt een Kamer, hoe zij zich ook inspanne, nimmer tot iets dragelijks; en de winst in 't Staats blad is voor de natie ten slotte maar ver' lies. Depositieonzerofficieren (Ingezonden). Onder dit opschrift komt in het Weekblad van 13 dezer een stuk voor, geteekend »Tempo", naar aanleiding waarvan een enkel woord. Men doet een zaak niet altijd voordeel eenvoudig door er met een schrijven de aandacht op te vestigen. Men moet ook kunnen motiveeren wat men wel gaarne wil, anders is de indruk tegenovergesteld aan dien men wenscht. Eén ding heeft de schrijver echter voor op andere schrijvers over dit onderwerp, hij verbloemt niet als anders wel de hoofdzaak waarom de kwestie draait. En 't is ook alleen daarom dat ik er even op terugkom. Schrijver bepraat vnl. de finantieele zijde der officiers-positie, klaagt als gewoonlijk over de niet hooge traktementen, en zegt terecht dat 1000 a 1500 gulden 'sjaars, gedurende de eerste 16?20 jaren niet genoeg is om zich met familie te bewegen in een stand, xooals men die van hooger hand gaarne %wj ingenomen. En nu klaagt hij wel over dien eenen officier aldus van hooger hand opgelegden last, maar als remedie raadt hij hoogere bezoldiging naast snellere promotie aan. Zeker is dat een methode, waarmede men iedere kwaal genezen kan; maar als men 't zóó doen wilde in allerlei takken van ons staatsbestuur, zou men voorop moeten stellen dat de staat geld te over had in plaats van zooals 't werkelijk gesteld is. Kn hoeveel andere oneindig noodiger zaken zouden dan niet eerst uan de beurt zijn, waarvan men op geen andere wijze de nadeelige oorzaak wegnemen kan. Hier nu kan men dat voor een goed deel zeer gemakkelijk. Bij het begin van Tempo's stuk dacht ik dan ook, dat hij bij 't noemen der oorzaak de zaak ook -in haren grond wilde aantasten, dan had hij meer gesproken in den geest, die voor de hand ligt en die de publieke opinie dan ook representeert. Wat is 't geval, Tempo noemde het reeds: de zucht om meer te schij nen dan zijn middelen veroorloven, daarin ligt voor een groot deel de schuld. En in plaats van nu ter verbetering ook verder op te treden tegen die oorzaak, wil hij maar liever onder handhaving daarvan verbetering brengen op kosten der schatkist. Dat dit nu de verkeerde richting is, begrijpt ieder, en in die meening zal de schrijver slechts ieder versterkt hebben. Dat de positie niet royaal is, wie zal het tegenspreken ? maar met hoevelen heeft men dat gemeen! Dat iemand, na zooveel minder kostbare en zooveel kortere studie, minder ver dienen moet dan onze doctoren, rechters, notarissen en zooveel anderen, die na een voorafgaande zoo langdurige algemeene ont wikkeling eerst in hun 25ste?30ste jaar hun studiën hebben voleindigd, is natuurlijk. Even lang duurt het en met groote gelde lijke offers gaat het gepaard, vóór onze zonen in finantieele- of handelszaken hun positie eenigszins gemaakt kunnen noemen. En zoo gaat het naar rato in alle takken van staatsdienst, belastingen, registratie, posterijen enz. Men heeft leerplannen, leer tijden enz. enz. maar te vergelijken om juiste gegevens te verkrijgen. Een zeer groot deel onzer officieren, het zeer kleine contin gent der bereden wapens grootendeels uit gezonderd, komt volstrekt niet voort uit de hooge standen onzer maatschappij. In traktementen eenigszins overeenkomend staan andere ambtenaren, zoo bijv. die der posterijen, der belastingen, en zooveel ande ren in staats- of particulieren dienst. Komen die personen voort uit maatschappelijk lagere klassen of is hun opleiding korter van duur of minder veeleischend ? Geen van beide is waar. Velen beginnen eerst op vrij wat lateren leeftijd te verdienen, dan kan ook het aanvangs-traktement aanmerkelijk hooger worden. Zulk een regeling, de vorming van een tusschenrang, die niet of weinig werd bezoldigd en het eerst later verwerven van den officiersrang, zou ook voor den militair het traktement kunnen doen stijgen. Allicht was de dienst dan zoo te regelen, dat men »onder-luitenants" of »vaandrigs" kreeg in plaats van »tweede luitenants". Hoe het zij, een ander gelijkstaand ambtenaar moet ook leven al naar zijn verdienste be draagt. Welke is nu de bedoeling, ge kunt ieder immers zien glimlachen om het kunst matige pogen van de hoogere rangen, om het openbare leven der getrouwde officieren voor den schijn een trapje hooger op te voeren dan het is, en zoo mogelijk gelijk te brengen met dat van meer gefortuneerde klassen, gestudeerden, handelsmannen, rijkere ambte naren. Dat kan nu eenmaal voor de meesten niet, voor de vele geheel ongefortuneerde infanteristen is de minste eisch in dien zin reeds onrechtvaardig. Bij 't departement van oorlog ligt dus de hoofdfout. De gulden regel, de gezonde theorie van de tering naar de nering te zetten aldus omver gegooid ? Neen, Tempo, richt dddrtegen rst uw streven. Er zijn zooveel ernstiger kwesties, die alleen door geldelijke staats hulp zijn op te lossen, dat het niet aangaat in dezen vooreerst de oplossing te geven, die gij noemdet. Ik ben het met u eens aangaande hetgeen ge schrijft nopens de bijdrage in de pensioengelden, alsmede dat de promotie allicht wat sneller kon. RA. De legerhervorming in België. Het bezoek van koning Leopold aan keizer Wilhelm te Kiel heeft in Frankrijk heel wat pennen in beweging gebracht. Z. M. de koning der Belgen is een reislustig souverein, en hij reist niet zelden »voor zaken". Die zaken staan gewoonlijk in verband met de Congo-quaestie, omtreut welke de geest drift van Zijner Majesteits onderdanen bij de zijne heel wat achter staat. Of Leopold II te Kiel nu weer zaken is gaan doen, weten wij niet; in elk geval komt ons die onderstelling waarschijnlijker voor dan die van sommige Fransche bladen, volgens welke de koning den keizer zou hebben aange boden, bij een oorlog tusschen Duitschland en Frankrijk als bondgenoot van Duitsch land op te treden. Zulk eene overeenkomst zou te eenenmale in strijd zijn met België's door de groote mogendheden gewaarborgde onzijdigheid. Wellicht vinden de in Frankrijk uitge sproken vermoedens hun oorzaak in het onwederlegbaar feit, dat de quaestie eener legerhervorming in democratischen zin zich in Belgiëmet steeds toenemende kracht op den voorgrond dringt, niettegenstaande de regee ring haar uiterste best doet, om die naar den achtergrond te verschuiven. Generaal Brassine heeft eenige maanden geleden zijn ont slag genomen als minister van oorlog, omdat zijne ambtgenooten niet met hem wilden wilden medewerken tot de indiening van een ontwerp voor eene nieuwe legerorganisatie, waarvoor de koning gunstig gestemd was en dat zooals de minister van oorlog kon aantoonen ook in de vertegenwoor diging eene aanzienlijke meerderheid zou hebben gevonden. Het heette toen, dat het ministerie geen wetsontwerp mocht indienen, dat met eene andere meerderheid dan die der gewone regeeringspartij, dus ook met de hulp van politieke tegenstanders, zou worden aangenomen. Het is waarlijk geen wonder, dat, wanneer onder zulke voorwendselen de noodigste militaire hervormingen worden van de baan geschoven, geen militair van eenige beteekenis zich laat vinden om de portefeuille van oorlog te aanvaarden. Sedert het af treden van generaal Brassine duurt dan ook het interim voort, en zeer eigenaardig is het beheer van het departement van oorlog op gedragen aan den bij uitnemendheid clericalen minister van openbare werken, den heer Vandenpeereboom. Wij hebben nog onlangs, naar aanleiding van een artikel van Björnsterne Björnson, herinnerd, hoe de neutraliteits-garantie de kleinere staten niet ontslaat van de ver plichting om voor hun eigen landsverdedigin op afdoende wijze te zorgen. Inderdaad za nooit eenige mogendheid feitelijk voor België's onzijdigheid in de bres springen platoni sche protesten kunnen buiten beschouwing blijven als Belgiëniet toont, zich zelf te willen, en tot op zekere hoogte te kunnen verdedigen. Zwitserland heeft dit terecht ingezien, en sedert jaren, niettegenstaande zijne neutraliteit, ijverig gearbeid aan de verbetering van zijne landsverdediging. Ter wijl de meeste staten van het Europeesche vasteland het beginsel van algemeenen dienst plicht hebben aangenomen en in toepassing gebracht, handhaaft Belgiëevenals Neder land ! nog het stelsel van loting en plaats vervanging, dat al de lasten van den mili tairen dienst wentelt op de schouders der niet-bezittenden. Men zal aanvoeren, dat de Belgische re geering toch een bewijs van goeden wil heeft gegeven, door millioenen aan te vragen en te besteden voor den bouw van vestingen. Maar wat heeft men aan die vestingen, als de »mennekes'' er niet zijn, om van een veldleger, dat buiten de vestingen zou moeten opereeren, niet eens te spreken ? «Tegen de legerhervorming" zoo schreef dezer dagen de Frankfurter Zeituny »die slechts kan bestaan in de afschaffing van het oude stelsel en in de invoering van al gemeenen dienstplicht, verzetten zich (in België) zekere kringen uit de hoogere klassen der bevolking, die den militairen dienst te lastig vinden. Hare leuze is: «niemand moet worden gedwongen, soldaat te worden", onder den dekmantel eener vrijheidsquaestie wordt dus de voor eiken weerbaren burger bestaande plicht der verdediging van het vaderland eenvoudig ontkend. Maar het middelpunt van verzet tegen de legerhervor ming wordt uitgemaakt door de hoogere gees telijkheid, aan welker hoofd de kardinaal aartsbisschop van Mechelen staat, die Belgi heel wat effectiever regeert dan Leopold II." Het Duitschc blad geeft dan de redenen op welke, naar zijne meening, den hoogeren clerus tot dit verzot prikkelen. Wij zullen het op dien weg niet volgen: het is altijd bedenkelijk, iemand motieven toe te schrijven, die hij zelf niet wil erkennen. Wij houden ons dus liever bij de feiten. Op den 13den Juni was door de liberalen in Belgiëeene demonstratie ten gunste der legerhervorming georganiseerd; eene deputatie zou de aangenomen motiön en besluiten aan den koning overbrengen. Aan die demon stratie namen de clericalen geen deel. Zon derling schijnt het, dat ook de socialisten zich onthielden, al is de gewenschte opheffing der ongelijkheid van rijk en arm voor de wet, zooals die in het stelsel der plaatsvervanging openbaart, zeker geheel in overeenstemming met hunne beginselen. Mogelijk geldt het hier voor hen eene vraag van taktiek, en willen zij nog geen afstand doen van het krachtige propagandamiddel, dat zij juist in de tegenwoordige onbillijke samenstelling van het leger bezitten. Wanneer het socialisme zich in de kazernes meer en meer uitbreidt, is de kans geringer, dat de soldaten zullen worden gebruikt om op de arbeiders te schieten. En die uitbreiding is niet te loo chenen: nog niet lang geleden heeft in eene Belgische kazerne, bij tijdelijke afwezigheid van de officieren, eene socialistische verga dering onder voorzitterschap van een onder officier plaats gehad, en die vergadering werd door tweehonderd soldaten bijgewoond.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl