Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 1045
op, twee gelieven elkaar kusjes gevend aan den
voet van een molen; de maan er bij. De muziek
is van Paul Marinier. Besaière's eerste couplet luidt:
Par un clair de lune
Nous nous somm's connus.
J'ii'avaia pour fortune
Qu'mes airs ingénus,
Sur la butt' fleurie
Ou sentait l'printemps,
Comiii' uu' rêverie
Passer d' temps en temps.
Tu m' disais : ma brune,
Comm' tea yeux sont grands,
Par un clair de lune!
De idylle gaat verder; hij murmelt zoete woor
den ; zij geniet ervan; hij kust haar; zij vindt het
hemelsch. Maar de idylle wordt drama:
Oh l ce coeur sans tacho
Tu l'as immolé,.
Tu m'as mème Eustachc,
Bit qu' t'étais volé!. . .
De ondankbare Eustaehe laat eindelijk zijn bell'
brune" in den steek, en antwoordt met een zorge
loos //la la!..." op al haar verwijten Het lied
eindigt heel pathetisch.
Gevraagd in welk van zijn liederen hij wel, naar
zijn eigen meening, de krachtigste uiting van zijn
genie gelegd had, haalt Emile Bessière La Móme
aitz grands yeux aan.
»Ik geloof dat dat mijn beste is. Vooral
door het wijsgeerig idee dat er in ligt. En er zijn
100,000 exemplaren van verkocht."
De wijsgeerige ideeën zijn dan toch wel geliefd
bij het volk. Op het prentje is de móme een vrij
gemeen persoontje met brutale oogen, maar
inderdaad heeft het gedichtje een aardige vulgaire
melancholie, waarvan men het succes wel begrijpen
kan, en de regels klinken heel goed.
Par un soir d' hiver, au bord de la Seine,
J'rencontr' un' jeun' raöme, qu'avait juat'seize ans.
De roman van altoos: vinden en verliezen. De
móme" is trouweloos en verdwijnt stilletjes.
Quéqu'un ra'a chipéma mum' si gironde;
ll's'a envolévers un autr' poux.
Het philosophisch idee ligt niet heel diep; het
laatste couplet is er aan gewijd.
L'bonheur en amour ca pass' comme un rêve;
Quand on est heureux, on l'paie vite après.
En ten slotte:
Si vous voulez prendre un' p'tit' gigolette,
Qu'a soit pas trop bath: on vous la chip'ra.
Bessière is dus gelukkig; hij vindt zijn verzen
mooi; Yvette zingt ze met succes; hij verdient er
geld mee; hij is ridder van een Venezuelaansche
orde, officier d' Académie eii wordt door de jour
nalisten geïnterviewd. v. L.
tlittmimtitimimiuuutmiiiiiiiiiitiittuiHlititiimiiiiiiiiiiiiiiiiHiiimiiiliiil
Lupé-Poë,
Het is eene teleurstelling voor al degenen die met
Lugné-Poëgedweept en in hem geloofd hebben,
dat zyn plannen langzamerhand steeds meer
mislukt zijn; maar het is vooral eene ergernis
voor hen, dat hij, die zeven jaar lang met hen
op en neer gegaan is, afvallig wordt en wil
verbranden wat hij heeft doen aanbidden. Het
Théatre de l'Oeuvre toch was niet enkel een
tooneelvereeniging, maar een leus, een verzamelpunt voor
een heelen kring van letterkundigen, musici,
kunstenaars en dramatici. De geslaagde voor
stellingen werden langzamerhand steeds minder
iifiifiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiii
in getal, maar het was aardig in de couloirs al
de figuren der Parysche impressionisten, aestheten,
symbolisten te zien, van den anarchist Zod'asa
tot den dichter Henri de Régnier, den schoonzoon
van den académicien de Heredia. Golvende
haren, vlassige baarden, schilderachtige mantels
en fluweelen baretten waren hier in de mode
evenals ten tijde van Théophile Gautier, en de
dames droegen de losse gewaden van Botticelli's
maagden. De groote loop bestond uit de jonge
schrijvers van het Quartier Latin, die op dit neu
traal terrein met de jonge kunstenaars van
Montmartre fraterniseerden. De vreemdeling, die de
banierdragers der jongste en allerjongste artistieke
richtingen wilde aanschouwen, had maar een van
de voorstellingen b\j te wonen om zijn wensch
vervuld te zien.
Het geschil berust maar op een paar woorden.
Lugné-Poëheeft in een manifest aan
desymboristen en mystici de vriendschap opgezegd; hij
heeft verklaard dat deze richting onvruchtbaar
is, en verder zy'n «steun" niet genieten zou.
Hierop hebben de auteurs, wier stukken tot nog
toe door l'Oeuvre opgevoerd werden, zich warm
gemaakt, en gezegd dat die »steun" van Lugné-Po
zoo heel veel niet was; hij zelfwas een onaangenaam
en geldzuchtig man. De tooneelschrijvers van
l'Oeuvre, de Régnier, Rachilde, A. F. Hérold,
Gustave Kahn, hadden niet alleen hun werk gratis
geleverd, maar zelfs de kosten der uitvoeringen
gedragen, alleen om hun werk voor het voetlicht
te brengen; een zoo afmakende kritiek vau hun
streven willen zij daarom niet van hem hooren.
Voor het groote publiek heeft deze twist niet
veel beteekenis, omdat l'Oeuvre z\jn eigen publiek
had. Een deel der plaatsen werden genomen door
abonnés, voor alle acht de voorstellingen tegelijk;
de rest waren vrijplaatsen, voor alle kunstenaars
en medestrijders. Maar het Thétóe de l'Oeuvre
had toch zijn beteekenis als proeftooneel, het
heeft zelfs eenige interessante stukken opgeleverd
en er is dan ook heel veel kans, dat het, met Lugn
Poë, of zonder hem, wel weer opstaat. Er is
behoefte aan. Alleen is het te betreuren, dat het
leger zich in twee helften verdeeld heeft; zonder
de symbolisten en aestheten toch zal Lugné-Po
z\jn theater niet kunnen vullen, en een groot
deel zyner vrienden denkt over de symbolisten
zooals hjj.
Voor eene verzoening is het nog tijd; men heeft
nog eenige maanden vóór zich, eer het nieuwe
saizoen begint.
Misschien ook zal Lugné-Poë, evenals Antoine,
na van de uitgeslotenen geprofiteerd te hebben,
zich in de officieele tooneelwereld doen opnemen.
Ernst von Possart.
Ernst Possart, de intendant van den Münchener
hofschouwburg, heeft de Orde van de Kroon ge
kregen, aan welke voor den bezitter de persoonlijke
adel verbonden is. Duitsche bladen vinden het
natuurlijk hoogst belangryk, dat een acteur, die
nog steeds op de planken komt, wordt opge
nomen »in de rangen van den adel des lands."
knoopt. Haar nieuwe hoed, den eersten, dien zij
in haar leven had gedragen, kreeg ook een plaatsje
in den doek. Een witten zakdoek bond zij om
het hoofd.
,/Ik ga heen ..."
Ban stond van zijn stoel op.
/cHalt, Lida. Je hebt zooveel voor mij gedaan,
je hebt zooveel zorg voor me gehad ik wou dat
ik je dat alles met iets kon vergelden. Het zou
mij zoo'n pleizier doen, als je iets van mij woudt
aannemen."
Hij zocht in zijn zakken. Alles wat hij daarin
aan bankpapier bijeenvond, frommelde hij in elkaar
en drukte het Lida in de hand.
,/Wees verstandig, Lida. Je maakt me boos, als
je 't niet aanneemt."
Lida maakte hem niet boos. Met gebogen hoofd
verliet zij met het geld in de hand de woning.
Ban wilde haar nog iets naroepen, maar kwam tot
betere gedachten. Als het toch gebeuren moet,
doet men wijzer, het kort te maken.
De schilder bracht den nacht zeer onrustig door.
Mogelijk heeft hij in 't geheel niet geslapen.
Tegen den ochtend kwam zijn moeder hem in de
gedachten. Hij stond op en kleedde zich, om
haar in het logement op te zoeken. Toen hij de
deur opende, die uit het atelier naar het tuintje
voerde, bleef hij onthutst staan.
Lida!"
Lida zat op de trap, met het hoofd op de handen
gesteund. In elkaar gehurkt zat zij daar, in doffe
vertwijfeling, ziek en rillend van koude, als een
verkleumde vogel, die den trek verzuimd heeft.
Haar gezicht was angstwekkend vaal.
//Lida! Lida! je hebt toch niet den heelen nacht
hier gezeten?"
Ik dacht dat je me wel terug zoudt roepen.
Ik wachtte en wachtte ..,"
Zij sprak op zwakken toon en haar stem klonk
zóó dof, alsof het geluid uit een diepen kelder kwam.
Ban hielp haar overeind, omvatte haar en geleidde
haar voorzichtig in de kamer terug. Haar trekken
waren gedurende dien nacht zeer veranderd. Ban
vond haar gelaat bijna vreemd.
»Mijn kleeren liggen buiten op de trap; haal
die ook even binnen, dat niemand er mee wegloopt."
Alles in huis wat maar eenigszins tot dekking
kon dienen, spreidde Ban over haar heen. En
niettegenstaande dat rilde zij. Daarbij zeide zij
voortdurend: De nacht was zoo lang! Ik heb tot
nog toe nooit geweten, dat een nacht zóó lang
kan duren..."
iiiininiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiuHiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiuiiiuiiiiiiiiiitiiif
De Merüof,
LOUISE STRATENUS: De Merelhof.
Delft, A. W. Segboer.
Da motten, zullen 't waarschijnlijk niet lusten.
Wat moeten wij dus met dit product, met deze
z. g. ^oorspronkelijke roman" beginnen ? 't Is
geen roman, 't is niet oorspronkelijk en 't is
geen boek. 't Is niet gedacht, niet gevoeld, niet
geschreven en na de lezing vragen we of 't wel
ooit gedrukt is geweest.
Wat moeten we er mee doen?
Over 't leven er van valt niets te zeggen, want
't vod is zoo hopeloos dood, dat je desnoods, als
dat helpen zou, zelfmoord zou plegen om er een
aasje leven in te beuken.
We zullen ons dus alleen maar wat moeten
vergenoegen met de vroolijke begrafenis van 't
gedrocht.
In de staken, of om 't duidelijker uit de druk
ken, in de personen van 't verhaal zit niet meer
passie dan in een zoutevisch, in de gezichten
niet meer expressie dan in een kei of een koekepan.
Hun ledematen bewegen met de armzalige statig
heid, de idiote mimiek, den wezenloozen ernst,
waarmee de lange palen van ooievaarsnesten ge
baren zouden maken, als ze er armen en beenen
op na konden houden.
Hun taal is lijk-koud en wezenloos als de
conversatie van een verzameling droog-deftige
opgezette kraanvogels.
Rythme en zoo, daar doet 't product natuurlijk
niet aan.
't Is inderdaad voor iemand, die weet wat we
tegenwoordig gewend zjjn, om van te schrikken.
Het onding werd als een bom van gruwelijke
banaliteit, van geestmoordende dorheid, gesmeten
in de litteratuur.
De inhoud moet zooiets voorstellen van een
barmhartige, jonge dame, die veel van de liefde
ondervindt, benevens van de snoodheid der mannen.
Ze heet Ada van Dorven en dit vertelt de schrijfster
o.a. van haar:
»0f men Ada van Dorven schoon had kunnen
noemen, het ware moeielijk te bepalen geweest
De menschen uit den omtrek beweerden, dat zij
op een engel geleek, en in hun eenvoud hadden
z\j misschien de juiste beschrijving gevonden,
welke er van hare verschijning te geven viel."
Zooiets is onmogelijk verder af te maken. Dit
geschryf vereischt allén een verderfelijk soort
handigheid, waarby gevoel, noch verbeelding, noch
begrip mee hoeven te werken. Iedereen kan
't leeren.
Een paar voorbeelden nog:
»In de stad zag men overal armen, wien het
brandmerk van gebrek en zonde op het voorhoofd
gestempeld stond ('t zullen dus postzegels en brief
kaarten zyn geweest).
»Vroeger had Ada zich door dergelijke vol
ginnen (met onderwerp en gezegde) laten ver
schalken."
»De tijding trof mij als een donderslag" (zeer
frappant).
»Ik wensch niet langer stil te staan (met de
trein van zeven uur) bij hetgeen gij daarmede
worden gejaagd naar oorden waar zoo'n schepsel
een minder wanhopig figuur zou maken.
F. R.
Tegen den middag wilde zij opstaan, om het
eten klaar te maken, maar zonk machteloos op
den divan terug. Tot dusver had zij aldoor over
koude geklaagd, maar tegen den avond brandde
haar voorhoofd van koortsgloed en haar oogen
schitterden.
Ban week dag noch nacht van haar zijde. Wel
tien malen vroeg hij haar. Je bent toch niet
boos op me, Lida; is 't wel? Je bent immers niet
boos op me?"
Neen maar laat me niet naar 't gasthuis
brengen."
Voor het gasthuis gevoelde zij een hevigen angst.
Zij kende het als een groot, somber gebouw, waar
de menschen levend in en dood weer
uitgegedragen worden.
,/Ik laat je niet meer van mij gaan, nooit, nooit
weer!" stelde Ban haar gerust.
Lida sloot met een gelukzalig glimlachje de
oogen; spoedig daarna begon zij te ijlen. In haar
koortsige fantasie zag zij een toornig blikkende
oude vrouw, die haar op straat wilde jagen.
Nu en dan ontwaakte zij uit die angstige
droomen en dan zeide zij geregeld tegen Ban:
Wat ben ik toch een dom schepsel, niet?"
Eens op een nacht verklaarde zij, dat zij zich
al veel beter voelde. Zij had volstrekt geen pijn,
alleen was ze erg moe. Ban herademde. Na zijn
lange nachtwaken legde hij zich eindelijk ook eens
ter ruste.
Toen hij bij het aanbreken ran den dag weer
naar Lida ging, lag het meisje, met de armen op
het dek uitgestrekt, bewegingloos in haar bed.
De arme Lida zag er uit als een doode.
Lida! Lida!"
Zij verroerde zich niet. Haar hand was koud en
verstijfd. Lida was gestorven.
De schilder had eeu gewaarwording, alsof hij
oen zwaren slag op het hoofd kreeg. Hij viel op
de knieën en riep krampachtig snikkend aldoor
Lida! Lida!
Toen hij van zijn eerste vertwijfeling was beko
men beschouwde hij lang, opmerkzaam Lida's
gelaat. Een edele, reine kalmte lag er over uit
gespreid, om hare lippen speelde het geheimzinnige
glimlachje der dooden.
Toen sprak Ban voor het eerst de woorden, die
hij later, tot verbazing zijner vrienden, zoo vaak
over deze van de straat opgera.ipte kleine land
loopster herhaalde: Zij was zoo goed, zoo schoon,
zoo rein als een heilige."
Een gedicht van Leo XIII.
Paus Leo XIII heeft, in den trant der Epistels
van Horatius, een Latvjnsch gedicht geschreven
tot lof der matigheid. Leo XIII behoort tot
het groote ras der Italiaansche geestelijken,
waarin de Latijnsche traditie ongeschonden is
gehandhaafd, als een integreerend deel van
hun intellectueel patrimonium. De geletterden
van andere landen hebben Latyn moeten leeren;
enkele geestelijken uit de familie van den Paus
herinneren zich den tijd niet, dat zijj geen Latijn
verstonden ; zij hebben de taal van Horatius te
gelijk met hunne moedertaal leeren stamelen.
Aan het gedicht van den Heiligen Vader bemerkt
men in geen enkel opzicht diens hoogen leeftijd.
De inhoud van het gedicht geeft tevens het ge
heim van dien langen levensduur, dien de Paus
aan zijne algemeen bekende matigheid te danken
heeft.
»Uwe tafel" zegt hij »zjj alty'd voorzien
vaatwerk, schitterend van reinheid, en bedekt met
helder wit tafellinnen. Uw Chianti (wijn) zij vrij
van iedere vermenging; alleen op die voor
waarde zal hij uw hart verheugen en uw geest
verlevendigen. Maar wacht u misbruik te maken
van den wijn; giet water in uw glas. Laat uw
brood te huis bakken met meel van de beste
hoedanigheid. Laat het vleesch dat op uwe tafel
komt malsch zijn en afkomstig van een jong dier,
dat zich met melk voedt; laat uwe spijzen malsch
zijn en niet gekruid..."
Leo XIII beveelt verder het gebruik aan van
eieren, salade en fruit. Hij besluit zijn gastro
nomische raadgevingen met eene lofrede op de
koffie in den zuiversten stijl der 18e eeuw.
NIEUWE UITGAVEN.
Peter Halket van Mashonaland, door OLIVE
SCHREINES, schrijfster van »0p een Hoeve in
Afrika", »Droomen", enz., L. J. Veen, Amsterdam.
Inhoud van Tijdschriften.
Eif/cnhaard No. 27: Ken oud Devies, door
Louise B. B., I. Het Muntpoortje te Dordrecht,
door C. L. van Balen, met afbeeldingen. De
jongste storm te Scheveningen, door Wm. Muiier,
met afbeeldingen naar teekeningen van den
schrijver. De opgeruimde schrijftafel, naar het
Duitsch. Ter nagedachtenis van J. A. H. Beek,
door Volck, gep. Kapt. - Luit. ter Zee, met portret.
De Koran, door S.,, met afbeelding. Verschei
denheid.
liiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiirmiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii
cflociaww.
40 cents per regel.
ftntmiHiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiHiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiM
bedoelt."
»IIoe.'" riep Ada, diep ontroerd uit." (Dat is
nog nooit geroepen).
»En meent gij dan, dat gij in mijn oogen waarlijk
Poelhorst's verloofde züt?" riep h\j onstuimig:
»voor het oog van de wereld, ja, maar niet voor
m\j, die gevoelt dat, hoe vorstelyk gij ook uw lot
moogt dragen, uw hart onder gijn looden ketenen
Hoedt" (De dochter van den Galeislaaf, laatste
bedrijf).
»Een vluchtige glimlach speelde (ganzenbord)
op de verwelkte trekken".
»Het gelaat droeg de uitdrukking eener onbe
schrijfelijke ontsteltenis".
»Maar de droefheid harer ziel was
onbeschrijfelijkZoo zijn er nog eenheele vracht
onbeschrijfelijkheden in.
Men ziet hoe «onbeschrijfelijk" dood deze
modellen uit honderden zijn. Geen enkele regel
in 't heele product die beter is dan de ordinairste
keuken en stal-lectuur.
Zelfs naast middelmatige kunst maakt dit
fabrikaat een figuur als een hooiwagen op een
bloemencorso, behangen met andijvie, kropsla,
prij en selderij.
De Muze van de schrijfster ziet er uit als een
lange kachel, die uit wandelen wil gaan, met een
parasol op, een sjaal om zijn taille, een cachenez
om zijn hals en een wijde crinoline langs zijn
leden.
't Wordt toch hoog nootirig, dat 't goeie mensch
nl. de »oorspronkelyke" romanschrijfster Louise
Stratenus, nu eens liquideert of een beetje leert
inzien, wat deze tijd verlangt. Ze behoeft na
tuurlijk niet heelemaal mee te gaan, maar 't is
toch te rampzalig, als een krankzinnige dóór te
zetten, wat een paar tijdvakken geleden, zelfs
tot 't allerminste zou worden gerekend. Het is
geen menschenwerk, maar 't doodsche, totaal
wil- en krachtlooze gedoe van een schim, die in
de tegenwoordige wereld niet eens meer spoken
kan, maar over de grenzen van de aarde moest
TRADE
MARK.
MARTERS COGNAC,
Dit beroemde merk is verkrijg
baar bij alle soliede Wgnhandelaars
en bij de representanten
KOOIMIA \N «fc BRUINIER,
te Amsterdam.
Prïzei van af ?2.50 per ftsA
H. R AHR te Utrecht
Pianofabriek.
Binnen- en Buitenl. Muziekhandel.
Amerikaansche Orgels.
Ruime keuze in Huurpiano's.
MEIJROOS & KALSHOVEN,
Arnhem.
Piano-, Orgel- en Muziekhandel.
Ruime keuze in Huurpiano's.
D a g e l ij k s 's morgens 10 uur, via
Broek in Waterland en Monniken
dam. Afvaart de Rnyterkade naast de
Kettingboot.
Op irerkdayen ~ijn ye.:el*chaj>sbiljetten,
ter/en belangrijke reductie, op aanvrage
verkrij(jli(Mr.
De Ha\enstoombooldienst.