Historisch Archief 1877-1940
N'. 104S
DE AMSTERDAMMEK
A°. 1897.
WEEKBLAD VOOE NEDEKLAND
Onder Redactie van J. DE KOO en JUSTÜS VAN MAURIK Jr.
Dit nummer bevat een bijvoegsel.
Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124).
Uitgevers: VAN HOLKEMA & WARENDORF, te Amsterdam,
Singel by de Vijzelstraat, 542.
Dit Blad i» verkrijgbaar Kioak 10 Boulevard des Capucines tegenover het
Grand Café, te Parijs.
Zondag 11 Juli.
Abonnement per 3 maanden ?1.50, fr. p. post ? 1.65
Voor Indiëper jaar mail 10.
Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar . . . 0.12*
Adverteutiëri van 1?5 regels ?1.10, elke regel meer . . . 0.20
Kedames per regel , 0.40
WEDSTRIJD
VOOR
Noord- en Zuid-Nederlandsclie
Caricatuurteekenaars.
In het eerstvolgend nummer van
ons blad hopen wij den uitslag
mede te deelen van den door ons
uitgeschreven wedstrijd, op sport
betrekking hebbende, en tegelijker
tijd een begin te maken met de
reproductie der bekroonde
teekeningen.
DIKECTIE en REDACTIE
van de Amsterdammer,
Weekblad voor Nederland.
?lUIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIII HIHIIHIIIIIIIIIIHIIIHIIIIIIIIIIIII Illlllllllll l
I N H O C D:
YAN TEBKE EN VAN NABIJ: Griekenland en
Turkije. Mr. P. «T. Troelstra, door Adila.
Beursbouw.?Beursbouw, door A. J. Der Kinderen.
SOCIALE AANGELEGENHEDEN: Evolutie van het
groot-kapitaal, door F. M. C. KUNST EN
LETTEREN: Henri Meilhac, door v. L. - Saint-Saëns
over Gounod. John Grand-Carteret. FEUIL
LETON: Tot ziens, waarde heer! naar het Fransch,
van Armand Dayot. RECLAMES. Boek en
Tijdschrift, door F. K. SCHAAKSPEL. YOOP.
DAMES: Een bundel Minnebrieven, door M. Kalff.
Dienstboden te Napels (Slot.) Allerlei, door E-e.
INGEZONDEN. PEN- EN POTLOODKBASSEN.
ADVEETENTIEN.
IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMlnnlIllllllmHlIHIIIIIIIIIIIIIIIIIIMMtlllllmtlllllllllllllllllll
Griekenland en Turkije.
Het is ruim zeven weken geleden, dat de
gezanten der groote mogendheden voor het
eerst in het paleis van Top-Hanézijn bijeen
gekomen om te beraadslagen over de voor
waarden voor een vrede tusschen Griekenland
en Turkije. En feitelijk is men in al dien
tijd geen stap verder gekomen.
In het Engelsche Hoogerhuis werd de
regeering over dezen zeer onbevredigenden
gang van zaken geïnterpelleerd door Lord
Connernara. Lord Salisbury beantwoordde
den interpellant, die, onder meer, had her
innerd, hoeveel sneller de onderhandelingen
in 1878 waren gevoerd. Indien vorst
Bismarck thans, even als destijds, met het
presidium was belast, dan zouden, volgens
den Engelsehen premier, de resultaten gansch
andere zijn. Maar men moest niet uit het
oog verliezen, dat de omstandigheden in J78
veel gunstiger waren dan nu. Toen stond
een groot Russisch leger voor de poorten
van Constantinopel. Bismarck behoefde er
slechts op te zinspelen, dat het mislukken
der conferentie voor het Russische leger het
sein zou worden om op te rukken, en dade
lijk toonden zich de Turksche gedelegeerden
tot toegeven bereid. De schuld voor den
tragen gang der tegenwoordige onderhande
lingen ligt, volgens Lord Salisbury, uitsluitend
aan de Porte. Onder de groote mogendheden
toch heerscht volkomen overeenstemming;
hem althans was niets van eenig verschil van
meening bekend. Hing het dus van de
mogendheden af, dan zou het vredestraktaat
spoedig gesloten zijn. De houding door de
Porte bij internationale onderhandelingenen
pourparlers aangenomen, had zich steeds door
groote behoedzaamheid gekenmerkt; thans
echter was die eigenschap overdreven. En
hij moest het den interpellant toegeven, dat
aan dit voortdurend uitstellen en verschuiven
niet slechts groote nadeelen, maar zelfs ern- l
stige gevaren konden verbonden zijn. !
Drie groote vraagstukken komen bij de !
onderhandelingen aan de orde: de
grensregeling, het bedrag der oorlogsschatting en \
de _ afschaffing der capitulatiën (de eigen
jurisdictie voor Grieksche onderdanen in
l
Turkije). Tot dusver had, voor zoover Lord
Salisbury wist, de Turksche regeering zich
nog over geen dezer quaestiën duidelijk en
beslist uitgelaten. Voorzichtigheid, ook van
de zijde der mogendheden, was noodig; men
kon niet zeggen, dat iedere oplossing beter
was dan de tegenwoordige onzekerheid. Het
antwoord op de vraag, of de mogendheden
haar doel zullen bereiken, behoorde meer te
huis op het gebied der waarzeggerij dan op
dat der politieke speculatie.
Ten slotte kwam Lord Salisbury nog eens
terug op de vergelijking tusschen 1878 en
1897. ,,Hoe meer de tegenwoordige toestand
analogie kan verkrijgen met die van 1878,
des te meer hoop kan men koesteren op
eene spoedige en bevredigende oplossing."
De Engelsche premier heeft in deze laatste
frase vrijwel in raadselen gesproken, want
noch een Russisch, noch een ander leger is
bij de hand om aan de eischen der gezanten
kracht bij te zetten. Denkt hij wellicht aan
eene vloot-demonstratie? Iets dergelijks scheen
Lord Kimberley te vermoeden, toen hij, als
leider der oppositie, met nadruk verklaarde,
dat de eenige bevredigende oplossing lag in
de eensgezindheid der mogendheden, welke
zich, naar hij hoopte, niet langer zouden
bedenken, maar door eene krachtige pressie
aan de obstructie van Turkije een einde
zouden maken.
Men kan het den sultan niet kwalijk nemen,
dat hij van de door zijn leger behaalde over
winningen zooveel mogelijk partij wenscht
te trekken. Doch tegenover zijn eisch, dat
een deel van het veroverde grondgebied in
het bezit van Turkije zal blijven, althans
zoolang tot de oorlogaschatting door Grieken
land is betaald, wordt door de mogendheden.
en in de eerste plaats door Griekenland,
het axioma gesteld : geen voormalig Turksch
gebied kan ooit onder de heerschappij der
Turken terugkeeren. Natuurlijk is dit voor
de Porte geen axioma, maar eene zeer
betwistbare stelling. En de Turken zijn dan
ook reeds begonnen, zich in Turkije huiselijk
in te richten. De perfect van politie te
Saloniki is in dezelfde betrekking overge
plaatst naar Larissa en heeft 30 ambtenaren
van lageren rang daarheen mede genomen.
De Scheik-oel-Islam heeft voor alle steden
van Thessaliëmohammedaansche priesters,
moskee-beambten en geestelijke rechters aan
gesteld. In het departement van oorlog te
Constantinopel zijn verdedigingsplannen uit
gewerkt voor de nieuwe Turksche provincie,
volgens welke plannen Larissa, Vclo en
Trikala met een kring van forten zullen
worden omgeven en de nieuwe zuidelijke
grens aanmerkelijk zal worden versterkt.
Hier en daar zijn de versterkingen reeds
begonnen, en zij worden met een zeer
onTurkschen spoed voortgezet.
Tewfik-Pacha verzint telkens weer wat
nieuws om de gezanten aan de praat te hou
den. Toen in de vorige week eene vergade
ring van deze diplomaten plotseling, en wel
voor on bepaalden tijd, door den vertegenwoor
diger van den sultan werd uitgesteld, reed
Tewfik-Pacha bij alle gezanten rond om hun
duidelijk te maken, dat de sultan persoonlijk
niets liever wenschte, dan den vrede te slui
ten en zich daardoor te schikken naar den
wensch der mogendheden. Maar hij moest
zijne onderdanen langzaam en geleidelijk voor
bereiden op de groote teleurstelling, dat zij
de vruchten van zooveel door hen gewillig
gebrachte offers van geld en van bloed niet
zouden mogen plukken. Daarom kon de sul
tan dan ook niet geheel afstand doen van
zijn recht van verovering; Turkije zou
althans het ten noorden van den Peneios
gelegen deel van Thessaliömoeten behouden.
Na deze visites te hebben ontvangen, heb
ben de gezanten weer eene gezamenlijke
protestnota opgesteld. Zoo kan het spelletje
nog lang duren.
Steunende op de hulp der mogendheden
beantwoorden de Grieken alle eischen der
Turken met een non possumus. Dus ook den
zeer gerecht vaardigden eiech, dat zij eene
oorlogsschatting zullen betalen. Die laatste
weigering zullen zij, naar het ons voorkomt,
niet kunnen volhouden. Zeker, met hunne
financiën is het slecht gesteld; maar als zij
na jarenlang wanbetalers te zijn geweest,
geld genoeg hebben kunnen vinden om op
de lichtzinnigste wijze een oorlog te begin
nen, zullen zij ook wel geld kunnen bijeen
brengen om den inzet van het verloren spel
te betalen.
Mr. P. J. Troelstra,
door ADI r, A.
(Ingezonden).
Dat mr. P. J. Troelstra in drie districten tot
kamerlid verkozen werd verwonderde velen en
niet het minst mr. Troelstra zelf. Slechts n
maal kwam dit nog eens in ons vaderland voor,
nl. met den grooten staatsman mr. Thorbecke,
die tegelijk verkozen werd ??als wij ons niet
vergissen in de districten Assen, Maasstricht
en Breda.
Wij hadden dezer dagen gelegenheid het socia
listisch Kamerlid te spreken en welwillend gaf
hij ons de noodige gegevens voor eene mededeeling
omtrent zijn persoon.
Mr. Troelstra werd den 20en April 18GO te
Leeuwarden geboren, waar zijn vader in dienst
was bij 's ryks directe belastingen. In 18G8 werd
zijn vader de heer Jelle Troelstra, thans nog
rijksontvanger en wethouder te Leeuwarden
benoemd tot rijksontvanger te Stiens, en de
levenslustige 8 jarige Pi eter Jelles genoot daar
het lager onderwijs op de openbare school.
Zijne moeder overleed in 1871 en Pieter de
oudste der kinderen moest volgens den vader,
die reeds vele jongelieden voor den fiscus had
opgeleid, ook dat vak kiezen.
Toen bij dan ook den leeftijd van 13 jaren
bereikt had, werd hij van school genomen en
kreeg een plaats op het kantoor van zijn vader,
dat hem den drukken, vroolijken knaap
al bijzonder slecht beviel. Hij deed zelfs niet
alleen zeer weinig, maar hield ook zijns vaders
volontairs van het werk, terwijl zijn grootste
genoegen was dea avonds bezoeken bij de arbeiders
in zijne woonplaats af te leggen en dan voor te
lezen uit boeken, geschreven in de Friesche taal.
Als loon daarvoor mocht dan des ontvangers zoon
des avonds met het arbeidersgezin
karnemelkenbrei eten.
Tot 1875 bleef hij op het kantoor ; zijn vader
werd overgeplaatst naar Leeuwarden en vooral
op aandrang van zijne tweede moeder, stemde
zijn vader er in toe, dat de jongen op de Hoogere
Burgerschool geplaatst werd.
Als leerling der 4e klasse gaf de vlugge leerling
een courant uit voor zijne medeleerlingen, waarin
de critiek aan de leeraren niet gespaard bleef.
Dezen, daardoor ontstemd, drongen er bij den
directeur op aan, den jeugdigen journalist-criticus
van de school te verwijderen, maar de directeur
gaf aan dit verlangen niet toe.
In eene plechtige vergadering van leeraren en
leerlingen betuigde de jeugdige delinquent »zijn
leedwezen over het gebeurde" en daarna mocht hij
op de school blijven.
Als leerling der Ie klasse werkte hij reeds mede
aan Gourernenr's llnisrrientl; zijn ideaal was
litterator te worden.
Zijn vader stemde er ten slotte in tos, dat zijn
zoon in de rechten ging studeeren; Pieter Jelles
legde zich toe op de oude talen en in '82 werd
hij als juridisch student te Groningen ingeschreven.
In 1880 verschenen van hem gedichtjes in de
Friesche taal o.a. ->It jonge Fryslan", later
»Wiersizzery van de Fryske Jammen fer alde Foekje
fer Heeg". Door een en ander kwam hij in
kennis met den beoefenaar van en schrijver in de
Friesche taal, den heer O. Stellingwerf, redacteur
van liet Friesch Volksblad te Leeuwarden. Hij
werd de huisvriend van den heer S. wiens woning
destijds als het ware het centrum vormde der
democratische beweging in Friesland. Die be
weging liet niet na, indruk op den jongen man
te maken en verschillende stukken, van zijne
hand in het Friesch Volksblad opgenomen, ge
tuigden daarvan.
Tot 1885 bleef T. student te Groningen. Volop
het studentenleven genietende trok hy velen aan
door zijn geestige speeches en opgewekt humeur,
zoodat hij door zjjn medestudenten benoemd
werd tot lid der redactie van den
Studentenalmanak en tot lid der commissie voor het ver
garen van studentenliederen. «Pieter Jelles"
zoo noemden de studenten hem veel, dit was
zijn nom de plume als Friesch schryver was
in de studentenwereld »getapt".
Als student gaf luj uit »It Nij Frysk Lieteboek".
dat veel opgang maakte, zoodat T. in Friesland
als schrijver en dichter spoedig grooten raam
verkreeg.
In 1885 vestigde hij zich weder te Leeuwar
den, om zich voor zyn doctoraal in de rechten
te bekwamen, doch van studie kwam er in dit
jaar niet veel.
De verkiezing in het district Sneek waar
Heldt verkozen werd trok zijn aandacht en
niet het minst het yveren van dr. L. Wagenaar,
destijds predikant te Heeg, tegen de verkiezing
van den voorzitter van het Xed. Werklieden
Verbond.
»Pieter Jelles" schreef toen het sensatie-ver
wekkend vlugschrift ->Fy Lutsen", waarop dr. W.
in »Hait eris Pieter" antwoordde, dat gevolgd
werd door »Haldt op jonges" kroch Gabe jer
Gronengae (J. Hepkema.)
Mr. T. antwoordde in »Nei de Stoarm", waarin
hij zich deed kennen als een vurig voorstander
van Algemeen Kiesrecht, doch tevens als een
beslist tegenstander van den heer Domela
Nieuwenhuis ; mr. T. stond toen op radicaal standpunt.
Xa de meeting in Leeuwarden, waar de IIH.
Vitus Bruinsma en Frowein spraken ten gunste
van het A. K. en S., sloot hij zich aan bij de
afdeeling Leeuwarden van den Bond van A. K. en S.
Echter van zijne studie in de rechtsweten
schappen kwam weinig terecht waarom hij
weer naar Groningen vertrok, vast besloten niet
meer aan politiek te doen.
Maar nu kwam een strijd in het studenten
corps ; mr. T. kon er zich niet buiten houden ;
hij was een warm strijder voor de democratische
groep en werd benoemd tot lid van den senaat,
welke benoeming hij aanvaardde. Later werd
h\j gekozen tot rector, doch daarvoor meende hy
te moeten bedanken.
In 1887 deed hij zijn doctoraal en in 1888
promoveerde h\j met eene dissertatie »Art. 165
van het Wetboek van Strafvordering."
H\j vestigde zich nu als advocaat te Leeuwar
den en kreeg in 1889 de uitnoodiging van den
Liberalen Bond in Friesland als propagandist op
te treden. Hij bedankte voor die invitatie, om
dat hij »niet liberaal was".
Dat verzoek spoorde hem aan tot onderzoek,
om zich beter bewust te worden, wat zijn stand
punt was.
Sedert 1888 was hij redacteur van het toen
door hem opgerichte tijdschrift »For hiïs en hiem"
dat een verbazenden opgang maakte; in 1890
verscheen daarin van zijne hand een gedicht:
»In nije tiid", waaruit duidelijk socialistische
gevoelens spraken. Tal van abonnés bedankten.
Dr. Johan Winkler schreef in de Tijdsjrieyel:
»For hüs en hiem" begint rood te worden" en
mr. T. droeg het tijdschrift over aan den heer
T. Halbertsma te Ternaard.
Met die overdracht sluit zich ook de periode
van mr. T. als Friesch schrijver.
Met zijn praktijk als advocaat ging het goed,
vooral had hij druk met het behandelen van
strafzaken, die gevolgen waren van de talrijke
werkstakingen in de venen.
In 1890 trad hij op als verdediger der bestuurs
leden J. Stap en v. Tuinen van de vereeniging
»Broedertrouw" in de gemeente 't Bildt, die vrij
gesproken werden. »Broedertrouw" was op end'
op eene socialistische vereeniging ; nog meer dan
vroeger ging mr. T. het socialisme bestudeeren
en vereenigde zich geheel daarmede.
In 1891 werd hem door de Volkspartij in het
district Leeuwarden de candidatuur aangeboden
voor de Tweede Kamer; hij bedankte daarvoor in
een open brief, geplaatst in het Friesch Volkublnd,
waarin hij verklaarde, eerst beter op de hoogte
te willen zijn van de arb eidersbeweging. Tock
trad hij nu openlijk in de districten Leeuwarder.
en Schoterland op om tegen de verkiezing van
dr. Zaaijer en van Pijttersen te ageeren. Sints wierp
hij zich geheel in de socialistische beweging.
Toen echter in Dec. 1891 door den
socialistenbond besloten werd meer de revolutionaire
taktiek toe te passen, kwam T. in oppositie met
den heer Domela Xieuwenhuis, in Februari 1892
kwam het tusschenbeide heeren te Leeuwarden
tot een vurig debat.
Mr. T. deed nu pogingen om de Friesche Volks
partij te bewegen, een parlementair socialis
tisch program aan te nemen, doch dat gelukte
niet.
Na deze voorvallen wierp de heer D. Xieu
wenhuis mr. T. den handschoen toe ; en de laat
ste zag in, dat hy n van beiden moest doen :
of ophouden en zich terugtrekken uit het soci
alistische kamp, of met alle kracht zijn stand
punt verdedigen.
Hij besloot tot het laatste en in Maart 1892
aanvaardde hij de redactie der Sneeker Courant,
uitgever Poutsma, waarvan hij onmiddellijk een