De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1897 11 juli pagina 2

11 juli 1897 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 1046 socialistisch blad maakte. Hij schreef daarin tydens het verbluf der koninginnen te Leeuwarden artikelen, die aan oranjegezinden aanstoot gaven, zoodat in Leeuwarden tegen mr. T. en zyn geestverwanten groote verbittering ontstond. De Sneeker Courant werd herdoopt in de Nieuwe Ti/jd; tusschen de fractiën Nieuwenhuis enTroelstra werd toenadering verkregen en toen op het congres te Zwolle door den Socialistenbond een program was aangenomen, waardoor zoowel anarchisten als meer parlementaire socialisten tot de party konden behooren, trad met dr. Vitus Bruinsma ook mr. T. tot dien bond toe. Dien winter had mr. T. het druk met strafzaken, alle de socialistische beweging betreffende, als: NawijnToering, Appelschaaster arbeiders, Franeker arbeiders, Ockeloen te Rotterdam enz. Doch in Leeuwarden kon mr. T. niet blijven. Men bracht hem ovaties met ketelmuziek enz. en zy'ne vrouw werd lydende. Mr. T. verhuisde naar Amsterdam, waar ook de Nieuwe Tijd werd gevestigd, maar vertrok weldra naar Utrecht. De Nieuice Tijd werd nog een poosje voortgezet onder redactie van den heer v. d. Goes, doch kon het ook niet langer uit houden en hield op te bestaan. Nog niet ontmoedigd begon mr. T. in Dec. 1893 met de uitgave van De Baanbreker in Utrecht, waarmede hy zelf colporteerde. In 1893 besloot het congres van den S. D. Bond onder geen voorwendsel aan de verkiezingen mede te doen, niettegenstaande mr. T. en de heer v. Kol dit voorstel met alle kracht bestreden. Na dit votum schreef mr. T. zijn bekende «Kies recht en Sociaal Democratie", waarin hij zocht te komen tot een modus vivendi. De wyze waarop Recht voor Allen hem aan viel en bejegende, maakte alle samenwerking onmogelijk; scherp stond men tegenover elkander, totdat op eens hulp kwam van de zyde der vrien den van Domela Nieuwenhuis als Fortuyn, Vliegen, Schaper, Helsdingen enz. Het gevolg was dat 26 Augustus 1894 te Zwolle de Sociaal-Democratische Arbeiderspartij werd opgericht, waarvan mr. T. thans de voorzitter is en de yverige propagandist. Van l Februari jl. tot 28 Juni trad hy' niet minder dan 105 maal als spreker op in de districten Leeuwarden, Tietjerksteradeel en Winschoten, byna altijd in vergaderingen met een druk debat. Mr. T. heeft dus wel eene drukke verkiezings campagne achter den rug; maar het succes is ook volkomen. Driemaal is hy verkozen en in Tiet jerksteradeel en Winschoten feestelyk ingehaald en gelauwerd met zyne pas herstelde echtgenoote. Hoe men ook over de beginselen van mr. T. moge denken, dit staat vast: hij is een zeer ontwik keld, welbespraakt man, van goede manieren en van groote werkkracht. Immers ondanks zy'ne drukke propagandatochten, waarop hy meestal vergezeld was door den heer Jansonius, nam hij de redactie waar van het orgaan der S. D. A. P. De Sociaal Democraat. Eén ding is jammer, n. 1. dit: dat »Pietei Jelles" afscheid heeft genomen van de Friesche taal. Dat betreuren de volbloed Friezen, die allen dweepen met zy'ne pennevruchten in hun eigen taal; zy'ne Fryske zangen vol poëzie en Frieschen zin. Wy hebben nog hoop, want in mr. T.'s gezin in Utrecht's veste ver van Friesland's grond spreekt men Friesland's taal, die den jeugdigen kinderen geleerd is, als de taal van heit en mem ! Hervatting der werkzaamheden op dat gebied door mr. T. zou voor de Friesche literatuur een groote aanwinst zyn, aan het Friesche volk veel genot verschaffen. Wie weet of »Pieter Jelles" mr. Troelstra ook nog niet te Leeuwarden en Tietjerksteradeel geholpen heeft! waar dat behoort, het bewijs leveren, dat de Kunst hun ter harte gaat? Zijn het publiek ten onzent, de kunstvrien den en de vakmannen d an zóó onverschillig of zóó lafhartig, dat bij een zoo ernstig ver grijp aan het recht der burgers en aan het belang der bouwkunst allen te samen zwijgen als gingen deze dingen hun niet aan ? Foei, welk een toestand! BEURSBOUW. In de Opmerker, Bouwkundig Weekblad, onder redactie van den heer F. W. v. Gendt J.Gz., leest men o. m. het volgende: »In het laatste nummer van De Amster dammer, het weekblad, komt een artikel voor, hoofdzakelijk bestaande in aanhalingen uit »het voortreffelijk werk van Viollet-le-Duc, Histoire d'une Cathédrale et d'un Hotel deVille, vertaald door den heer Theo Molkenboer." De strekking van dit artikel is, om nog maals te wijzen op de geheimzinnigheid, die tot dusverre in zake den Amsterdamschen Beursbouw bleef bestaan. ledere poging, die gedaan wordt, om te trachten een tipje van den sluier opgelicht te krijgen, verdient waardeering. Daarom is het goed, dat, wat in 1219 gebeurd heet te zijn, vergeleken wordt met wat in 1897 geschiedt. Inderdaad, »aangaande het beursplan is het publiek niets bekend, en den Raad waarschijnlijk niet heel veel meer; men mag op het Damrak een schutting zien en moet daarmee tevreden zijn." Hieraan zou nog kunnen worden toegevoeegd, dat de voorspellingen, door onzen Amsterdamschen correspondent in zake de beurskeet gedaan, in vervulling zijn gekomen. De keet heeft werkelijk de kleur der kropsalade gekregen en de eerste reclame, voor de «directie van den Beursbouw" is reeds aangebracht. Heraldici hebben zich al over het daarbij geschilderd Amsterdamsch wapen geërgerd. Wij juichen het toe, dat de Redactie van het groene weekblad de Beursquaestie niet vergeet; ook het middel dat zij kiest om de geesten wakker te schudden heeft onze goed keuring." Wij ontvangen dus een blijk van goed keuring en aanmoediging. Dat wij dankbaar zijn, behoeft niet gezegd. Maar waar blijvwi de Amsterdamsche of Nederlandsche architecten, die ter plaatse Beursbouw. (1219?1897.) Na het verhaal (in nummer 1044 van dit Weekblad) hoe in 1219 tot den bouw eener kathedraal besloten werd, volgt de verzuch ting : »Aangaande den uitwendigen bouw van de Beurs is het publiek niets bekend, en den Raad waarschijnlijk niet veel meer. »Hoe is het mogelijk, dat zoo iets in 1897 en dat zelis door kunstvrienden geduld wordt ?" Hoe het mogelijk is? * * * Wel prachtig ging het in die oude tijden. De kathedraal zal gebouwd worden. In heel de landstreek rijzen de rijkste monu menten, en het eerste waarover de Raad der Gemeente spreekt, is over deze werken, en over de meesters die zich nu van zelf aan bevelen. Pieter van Corbie, Robert van Luzarches, Robert van Coucy zonder een oogenblik van twijfel zijn deze voor den Raad de zeer gewenschte mannen. Maar zij hebben het te volhandig en men besluit tot een prijskamp. De Raad wordt versterkt met een metselaar, een timmerman, een schilder. En in dezen nu wel-ingerichten Bouw-Raad, is de bewindsman geen schrift geleerde, de timmerman geen grove arbeider, de schilder geen luxe-artiest. Want zij weten wat hooger is dan hun eigen arbeid en wat hen allen bindt: wanneer zij twisten over de kathedralen in Picardie en Champagne welke wel de schoonste is, dan is ook in dezen twist het teeken hunner Eenheid. Als hoogste belanghebbende is nog de Bisschop. En diens kennis en toewijding is allerminst twijfelachtig. Wanneer nu de meesters met hun ontwerpen komen, dan heerscht ook onder hen n be ginsel. Want al verschillen ze van mee ning, hoe aan de groote eischen het best in bouwvormen wordt voldaan, omtrent die eischen zelven bestaat geen meeningsverschil, en geen der mededingenden denkt er bijvoor beeld over, om de »hoofd-fagade" aan den noordkant te maken, of om het schip der kerk met een Romaansch gewelf te dekken. En wat hier nu ook vanzelf spreekt, de ontwerpers verklaren hun plannen en ver dedigen hun voornemens en bedoelingen: de wedstrijd wordt een met liefde en spanning gevoerd publiek debat, een uitwisseling van redenen. Wie niet klaar en scherp redeneert, die wordt ook voor de menigte belachelijk, en de rede van Pierre de Courtenay vult aan voor het reeds zoo ontvankelijk publiek, wat zijn ontwerp aan duidelijkheid of kracht van overtuiging mocht missen. Ten slotte de Bisschop. Hij zelf leidt de laatste publieke bespreking en doet door zijn scherpe vragen het heldere inzicht zich ves tigen. Zoo besluiten de burgers van Clusy tot den bouw van hunne kathedraal. En nu in 1897, nu in Amsterdam een publiek gebouw voor den Handel een eisch van noodzakelijkheid is? Zal men nu doen als de inwoners der stad van 1219? Zullen wij dan in den Gemeente-Raad een wijze samenspreking hooren over de groote Bouwwerken van den laatsten tijd? En zal de Raad een timmerman, een metselaar, een schilder uitnoodigen met hen voor den bouw der Beurs zorg te dragen ? Zal er een publiek gesprek volgen waarin de wijze Bouwmeester wordt toegejuicht, waarin de dwaze niet alleen spreekt als dwaas, maar ook door de menigte als zoodanig wordt doorzien? En zal ten sïotte, zooals die oude Bisschop, de Bur gervader de bespreking besluiten met in klare woorden te resumeeren wat de zaak het diepst raakt?... zoodat in hoogen'ernst een besluit genomen wordt dat de allerbesten voldoet?? Ja dat zou heel mooi en heel goed zijn, en welk artiest zou niet gaarne in het vuur van dezen strijd versterking en loutering zoeken! Maar, welk wijs dispuut heeft men te wachten over de bouwwerken van den laat sten tijd? Is niet het Rijks-Museum geflan keerd geworden door het Museum Suasso en door den Schouwburg en is er eenig publiek blijk van gegeven dat men gevoel had voor dezen misstand ? En waar zal die verbreeding van den Raad door toevoeging van timmerman, met selaar en schilder, toevoeren? Zij die zich langen tijd meer bizonder de bewaarders der schoonheid wisten hebben zich aan de bouwende samenwerking geheel onttrokken en de onvruchtbaarheid van een gesprek tus schen een onzer Jury-lievende artiesten en een metselaar mag vooraf evident genoemd worden. Zoo zal het publiek debat onder deze om standigheden worden wat het in de laatste tientallen van jaren geweest is. Wie is ver geten hoe er bij den bouw van het Rijksmu seum gesproken werd ? Van welken bewinds man, overladen met zorgen voor armenwezen en verkiezingen, mag men dan eischen, dat hij het goede slotwoord zeggen zal in dezen zoo troebelen strijd, dat hij de velerlei wenschjes zal samenvoegen tot n kracht gevend verlangen ? Waarlijk, niet alles wat de kennis en de fantaisie van Violet-le-Duc ons van oude tijden verhaald, is nu in den zelfden vorm te benuttigen. De ondervinding van dezen tijd leert dat wij nu van publieke zorg voor onze gebouwen niets te wachten hebben. Een sterk man met een overtuiging, die dient ons. Hij doe, in kracht en eerlijkheid van wil en geloof, een keuze, en zorge, dat het werk zonder stoornis en met waardige middelen worde uitgevoerd. Dat alleen geeft kans op een werk van karakter, wat noodig is. Dat alleen ook kan de geesten voeren tot recht begrip van arbeids-eer, voor zoover dat nu mogelijk is, van zuivering en opvoering der meeningen tot liefde of vijandschap. En zoo komen we wellicht weer eens in een tijd waarin de stem der menigte in de plaats van een last en hindernis, de onmisbare factor wordt voor de gezonde structuur en de schoonheid der publieke bouwwerken. A. J. DER KINDEREN. Aan het schrijven van den heer Der Kin deren ontbreekt, dunkt ons, n zaak: de verklaring namelijk, dat de heer Berlage, wien thans, zonder controle van het publiek en van deskundigen, de beursbouw is toe vertrouwd, een man is als door hem gewenscht. Immers, bestaat er twijfel te dezen opzichte, er schiet niets anders over, dan door open baarmaking van Berlage's plan, der kritiek de gelegenheid te openen zich te uiten, vóór het gansclielijk te laat is. Zeker, heeft men een bouwmeester als die van het Rijks-Museum, het Centraal-Station alhier, of van het Paleis van Justitie te 's Hage, om van anderen niet te spreken, men kan althans verwachten, dat er iets te voorschijn zal komen, waaraan een groot deel van het publiek en van de deskundigen hun bijval niet zullen onthouden ; doch de heer Berlage heeft tot dusver geen enkel monumen taal gebouw gesticht, en de niet-monumentale door hem ontworpen, zijn, naar onze meening, niet van dien aard, dat men hem mag toeroepen: »doe wat gij wilt, bouw maar toe!" Waren in de middeleeuwen de toestanden gunstiger dan de huidige voor de bouwkunst, aan een jury, m. a. w. aan het oordeel van be kwame mannen, niet een metselaar, behoeft het ook nu geenszins te ontbreken, en het recht van het publiek, dat de gelden verschaft voor een bouwwerk van een paar millioen om vóór het te laat is, d. i. vóór de aanbesteding, te weten, welk soort van monument men, minstens voor een eeu/t' tijds, op het Damrak denkt te plaatsen, is o. i. onbetivistbaar. In geheel andere vormen en met den meest ernstigen zin kan daar midden in de stad een Beurs verrijzen, die vooral niet minder stad- en landgenoot tot ergernis verstrekt, dan het Suasso-museum, waarmee een ambte naar van Publieke Werken eenmaal de laks heid van publiek en deskundigen, die destijds ook zwegen, heeft gestraft. De beurs zal het moderne gebouw van Amsterdam zijn, vol gende op het station, het eerste dus dat de vreemdeling ziet; het mag niet aan de wille keur van n man, die, hoe verdienstelijk ook, zijn sporen nog niet verdiend heeft, worden ovetgelaten daarvan te maken wat hij goedvindt. v Evolutie van het groot-Kapitaal, Staathuishoudkundigen van naam hebben verzekerd, dat het gevaar,van de opeenhooping van kapitaal voorspeld, denkbeeldig is. De trusts, rings, pools, zouden, tot op een zekere hoogte van ontwikkeling gekomen, vanzelf hun ontbinding veroorzaken. Wat Amerika op het oogenblik te zien geeft, bevestigt die theorie niet. Integendeel, Amerikanen van gezag zijn van oordeel, dat binnen zeer weinige jaren de Vereenigde Staten voor een crisis komen te staan, gelijk de wereld er nog geene heeft aanschouwd, en dat door de trusts. De arbeiders-oproeren van 1877 en 1894 zijn vol gens hen slechts de voorloopers geweest van een beweging, die nu niet slechts de onderste lagen der bevolking zal omvatten, maar mede den geheelen middenstand, een klasse, . die thans nog in het genot is van vrijheid, rijk dom en beschaving, wier bestaan echter door de ontwikkeling van het trustwezen met den dag onzekerder wordt. Huiseigenaren zien hun huur niet meer binnenkomen, omdat de winkeliers, die in hun panden wonen, de moordende concurrentie met de groote bazars niet kunnen volhouden; schuldbrief houders ontvangen interest noch aflossing, want de landbouwers worden geruïneerd door de hooge vrachttarieven der spoorwegen en de woekerprijzen die de syndikaten van landbouwwerktuigen eischen voor de onontbeerlijke gereedschappen; aandeelen van de meest soliede maatschappijen worden scheurpapier zoodra zij binnen het bereik van een trust vallen. De welgestelde burgerij is dienten gevolge in een toestand van buitengewone gisting. Honderdduizenden mannen en vrou wen, die tot voor zeer korten tijd nog in merg en been conservatief waren en smaalden op sociale proefnemingen door den Staat, krmen in het openbaar er voor uit, dat alleen over name of onteigening door den Staat van spoorwegen en andere tot monopolie geworden takken van bedrijf en verkeer hen uit hun netelige positie kan redden. Maar het geneesmiddel is gemakkelijker aan te wijzen dan toe te passen. De Senaat is het lichaam, dat in laatste instantie het recht van veto van den president niet mee gerekend over dergelijke maatregelen be slist. De senatoren hebben zes jaar zitting en worden niet rechtstreeks gekozen, maar door de wetgevende macht van de verschil lende staten, die te zamen de Unie vormen. Wanneer dus de kiezers niet vergeten zijn, welke parten in de afgeloopen periode de senatoren hun hebben gespeeld, kunnen zij nog slechts zijdelings hun invloed aanwen den om hen van hun zetel te ontzetten. En tegenover dien zijdelingschen invloed stellen de trusts hun rechtstreekschen. Want geen enkel monopolie, dat zich niet met de politiek bemoeit. Verkiezingen kosten geld, en de comité's van beide kanten komen bij de reuzenondernemingen aankloppen om een bijdrage. Het monopolie stelt zijn voorwaar den en geeft zijn steun aan welke partij is hem onverschillig; het steunt in het alge meen de partij die de meeste kans van slagen heeft, en zorgt op die wijze voor een meer derheid in de wetgevende vergaderingen van Unie, staat, provincie en stad, die zijn be langen behartigt. Bovendien, de afgevaardig den zijn in den regel arme lieden. Zij zijn begeerig naar welstand en weelde, en de trusts hebben het geld om hun dat te ver schaffen. Door middellijke en onmiddellijke omkooperij zorgen zij er voor, hun macht te behouden en te versterken. Neemt een senator geen klinkende munt aan, het staat hem vrij, op de beurs te speculeeren in de aandeelen der monopolies, over wier belangen hij heeft te beslissen. Een commissie, aan wie een enquête naar een of anderen tak van bedrijf is opgedragen, veroorzaakt door de achter eenvolgende besluiten die zij neemt, even zoovele schommelingen op de markt, en niemand kan den senator beletten, zijn spe culaties in te richten naar de stem, die hij en zijn vrienden voornemens zijn uit te brengen. De politiek der Vereenigde Staten is dien tengevolge in een toestand van corruptie geraakt, als men zich in Europa moeilijk kan denken. Bekend is ook ten onzent de figuur van den onsterfelijken »Boss", op zijn beurt organisator en eerste bestuurder van een machtig monopolie. Hij heeft het lot van al zijn medeburgers in handen. Hij kan monopolies steunen en vernielen, naar zijn welbehagen; maar het spreekt van zelf, dat hij met de overige grootkapitalisten zich dief je en diefjesmaat gevoelt, en hun geen ernstig nadeel zal berokkenen. De suikertrust, de American Sugar Refining Company heeft zich eenmaal aan hem vergrepen. Zij had haar verkiezingsbijdrage gegeven aan het nationaal verkiezingscomité, in plaats van aan het sub-comitévan den staat New-York. Boss zorgde ervoor, dat de wetgeving van den staat New-York een enquête instelde naar de werking der trust, en de Sugar Ref. Cy. beleefde een periode als de maatschappij van Rhodes voor de enquête commissie van het Engelsche Parlement. Ook hier liep de historie met een sisser af; wel werden wetten ontworpen en aangenomen, met de schijnbare bedoeling, het roekelooze grootkapitaal in zijn uitbuiting der verbruikers te stuiten; maar n:'t zoowel als vóór deze wetten blijven de trusts gedijen; eenige dagen nadat zij waren tot stand gekomen, beraadslaagde de steenkolenring over een nieuwe prijsverhooging. Ook tegen vonnissen beschermt zich het monopolie door den machtigen invloed van zijn geld. Erkend werd voor deze enquête niet alleen, dat zij louter door het vergrijp tegen Boss in het leven was geroepen, om de suikertrust een les te geven ; maar ook, dat de groote syndikaten een deel der verkiezingskosten plegen te betalen, en dat Mc. Kinley's partij hen op niet geringe schatting had ge steld. De New- Ynrli Ercning Post, de Nation en ook respectabele particulieren hebben voorspeld, dat alle vertoon van recht doen niet zal baten, zoolang deze misbruiken niet zijn uitgeroeid. De tarieven der invoerrechten zijn door de trusts gedicteerd, en de geheele werkzaamheid

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl