Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 1046
socialistisch blad maakte. Hij schreef daarin
tydens het verbluf der koninginnen te Leeuwarden
artikelen, die aan oranjegezinden aanstoot gaven,
zoodat in Leeuwarden tegen mr. T. en zyn
geestverwanten groote verbittering ontstond.
De Sneeker Courant werd herdoopt in de Nieuwe
Ti/jd; tusschen de fractiën Nieuwenhuis enTroelstra
werd toenadering verkregen en toen op het
congres te Zwolle door den Socialistenbond een
program was aangenomen, waardoor zoowel
anarchisten als meer parlementaire socialisten tot
de party konden behooren, trad met dr. Vitus
Bruinsma ook mr. T. tot dien bond toe. Dien
winter had mr. T. het druk met strafzaken, alle
de socialistische beweging betreffende, als:
NawijnToering, Appelschaaster arbeiders, Franeker
arbeiders, Ockeloen te Rotterdam enz.
Doch in Leeuwarden kon mr. T. niet blijven.
Men bracht hem ovaties met ketelmuziek enz.
en zy'ne vrouw werd lydende.
Mr. T. verhuisde naar Amsterdam, waar ook de
Nieuwe Tijd werd gevestigd, maar vertrok weldra
naar Utrecht. De Nieuice Tijd werd nog een
poosje voortgezet onder redactie van den heer
v. d. Goes, doch kon het ook niet langer uit
houden en hield op te bestaan.
Nog niet ontmoedigd begon mr. T. in Dec. 1893
met de uitgave van De Baanbreker in Utrecht,
waarmede hy zelf colporteerde.
In 1893 besloot het congres van den S. D. Bond
onder geen voorwendsel aan de verkiezingen mede
te doen, niettegenstaande mr. T. en de heer
v. Kol dit voorstel met alle kracht bestreden.
Na dit votum schreef mr. T. zijn bekende «Kies
recht en Sociaal Democratie", waarin hij zocht
te komen tot een modus vivendi.
De wyze waarop Recht voor Allen hem aan
viel en bejegende, maakte alle samenwerking
onmogelijk; scherp stond men tegenover elkander,
totdat op eens hulp kwam van de zyde der vrien
den van Domela Nieuwenhuis als Fortuyn, Vliegen,
Schaper, Helsdingen enz.
Het gevolg was dat 26 Augustus 1894 te Zwolle
de Sociaal-Democratische Arbeiderspartij werd
opgericht, waarvan mr. T. thans de voorzitter is
en de yverige propagandist.
Van l Februari jl. tot 28 Juni trad hy' niet
minder dan 105 maal als spreker op in de districten
Leeuwarden, Tietjerksteradeel en Winschoten,
byna altijd in vergaderingen met een druk debat.
Mr. T. heeft dus wel eene drukke verkiezings
campagne achter den rug; maar het succes is
ook volkomen. Driemaal is hy verkozen en in Tiet
jerksteradeel en Winschoten feestelyk ingehaald
en gelauwerd met zyne pas herstelde echtgenoote.
Hoe men ook over de beginselen van mr. T.
moge denken, dit staat vast: hij is een zeer ontwik
keld, welbespraakt man, van goede manieren en
van groote werkkracht.
Immers ondanks zy'ne drukke
propagandatochten, waarop hy meestal vergezeld was door
den heer Jansonius, nam hij de redactie waar van
het orgaan der S. D. A. P. De Sociaal Democraat.
Eén ding is jammer, n. 1. dit: dat »Pietei Jelles"
afscheid heeft genomen van de Friesche taal.
Dat betreuren de volbloed Friezen, die allen
dweepen met zy'ne pennevruchten in hun eigen
taal; zy'ne Fryske zangen vol poëzie en
Frieschen zin.
Wy hebben nog hoop, want in mr. T.'s gezin in
Utrecht's veste ver van Friesland's grond
spreekt men Friesland's taal, die den jeugdigen
kinderen geleerd is, als de taal van heit en mem !
Hervatting der werkzaamheden op dat gebied
door mr. T. zou voor de Friesche literatuur een
groote aanwinst zyn, aan het Friesche volk veel
genot verschaffen.
Wie weet of »Pieter Jelles" mr. Troelstra ook
nog niet te Leeuwarden en Tietjerksteradeel
geholpen heeft!
waar dat behoort, het bewijs leveren, dat de
Kunst hun ter harte gaat?
Zijn het publiek ten onzent, de kunstvrien
den en de vakmannen d an zóó onverschillig
of zóó lafhartig, dat bij een zoo ernstig ver
grijp aan het recht der burgers en aan het
belang der bouwkunst allen te samen
zwijgen als gingen deze dingen hun niet aan ?
Foei, welk een toestand!
BEURSBOUW.
In de Opmerker, Bouwkundig Weekblad,
onder redactie van den heer F. W. v. Gendt
J.Gz., leest men o. m. het volgende:
»In het laatste nummer van De Amster
dammer, het weekblad, komt een artikel voor,
hoofdzakelijk bestaande in aanhalingen uit
»het voortreffelijk werk van Viollet-le-Duc,
Histoire d'une Cathédrale et d'un Hotel
deVille, vertaald door den heer Theo
Molkenboer."
De strekking van dit artikel is, om nog
maals te wijzen op de geheimzinnigheid, die
tot dusverre in zake den Amsterdamschen
Beursbouw bleef bestaan. ledere poging, die
gedaan wordt, om te trachten een tipje van
den sluier opgelicht te krijgen, verdient
waardeering. Daarom is het goed, dat, wat
in 1219 gebeurd heet te zijn, vergeleken
wordt met wat in 1897 geschiedt. Inderdaad,
»aangaande het beursplan is het publiek niets
bekend, en den Raad waarschijnlijk niet heel
veel meer; men mag op het Damrak een
schutting zien en moet daarmee tevreden
zijn." Hieraan zou nog kunnen worden
toegevoeegd, dat de voorspellingen, door onzen
Amsterdamschen correspondent in zake de
beurskeet gedaan, in vervulling zijn gekomen.
De keet heeft werkelijk de kleur der
kropsalade gekregen en de eerste reclame, voor
de «directie van den Beursbouw" is reeds
aangebracht. Heraldici hebben zich al over
het daarbij geschilderd Amsterdamsch wapen
geërgerd.
Wij juichen het toe, dat de Redactie van
het groene weekblad de Beursquaestie niet
vergeet; ook het middel dat zij kiest om de
geesten wakker te schudden heeft onze goed
keuring."
Wij ontvangen dus een blijk van goed
keuring en aanmoediging.
Dat wij dankbaar zijn, behoeft niet gezegd.
Maar waar blijvwi de Amsterdamsche
of Nederlandsche architecten, die ter plaatse
Beursbouw.
(1219?1897.)
Na het verhaal (in nummer 1044 van dit
Weekblad) hoe in 1219 tot den bouw eener
kathedraal besloten werd, volgt de verzuch
ting :
»Aangaande den uitwendigen bouw van
de Beurs is het publiek niets bekend, en
den Raad waarschijnlijk niet veel meer.
»Hoe is het mogelijk, dat zoo iets in 1897
en dat zelis door kunstvrienden geduld
wordt ?"
Hoe het mogelijk is?
* *
*
Wel prachtig ging het in die oude tijden.
De kathedraal zal gebouwd worden. In
heel de landstreek rijzen de rijkste monu
menten, en het eerste waarover de Raad der
Gemeente spreekt, is over deze werken, en
over de meesters die zich nu van zelf aan
bevelen. Pieter van Corbie, Robert van
Luzarches, Robert van Coucy zonder een
oogenblik van twijfel zijn deze voor den
Raad de zeer gewenschte mannen. Maar zij
hebben het te volhandig en men besluit tot
een prijskamp. De Raad wordt versterkt
met een metselaar, een timmerman, een
schilder. En in dezen nu wel-ingerichten
Bouw-Raad, is de bewindsman geen schrift
geleerde, de timmerman geen grove arbeider,
de schilder geen luxe-artiest. Want zij weten
wat hooger is dan hun eigen arbeid en wat
hen allen bindt: wanneer zij twisten over de
kathedralen in Picardie en Champagne welke
wel de schoonste is, dan is ook in dezen
twist het teeken hunner Eenheid. Als hoogste
belanghebbende is nog de Bisschop. En diens
kennis en toewijding is allerminst twijfelachtig.
Wanneer nu de meesters met hun ontwerpen
komen, dan heerscht ook onder hen n be
ginsel. Want al verschillen ze van mee
ning, hoe aan de groote eischen het best in
bouwvormen wordt voldaan, omtrent die
eischen zelven bestaat geen meeningsverschil,
en geen der mededingenden denkt er bijvoor
beeld over, om de »hoofd-fagade" aan den
noordkant te maken, of om het schip der
kerk met een Romaansch gewelf te dekken.
En wat hier nu ook vanzelf spreekt, de
ontwerpers verklaren hun plannen en ver
dedigen hun voornemens en bedoelingen: de
wedstrijd wordt een met liefde en spanning
gevoerd publiek debat, een uitwisseling van
redenen. Wie niet klaar en scherp redeneert,
die wordt ook voor de menigte belachelijk,
en de rede van Pierre de Courtenay vult
aan voor het reeds zoo ontvankelijk publiek,
wat zijn ontwerp aan duidelijkheid of kracht
van overtuiging mocht missen.
Ten slotte de Bisschop. Hij zelf leidt de
laatste publieke bespreking en doet door zijn
scherpe vragen het heldere inzicht zich ves
tigen.
Zoo besluiten de burgers van Clusy tot
den bouw van hunne kathedraal.
En nu in 1897, nu in Amsterdam een
publiek gebouw voor den Handel een eisch
van noodzakelijkheid is? Zal men nu doen
als de inwoners der stad van 1219?
Zullen wij dan in den Gemeente-Raad een
wijze samenspreking hooren over de groote
Bouwwerken van den laatsten tijd? En zal
de Raad een timmerman, een metselaar, een
schilder uitnoodigen met hen voor den bouw
der Beurs zorg te dragen ? Zal er een publiek
gesprek volgen waarin de wijze Bouwmeester
wordt toegejuicht, waarin de dwaze niet
alleen spreekt als dwaas, maar ook door de
menigte als zoodanig wordt doorzien? En zal
ten sïotte, zooals die oude Bisschop, de Bur
gervader de bespreking besluiten met in klare
woorden te resumeeren wat de zaak het diepst
raakt?... zoodat in hoogen'ernst een besluit
genomen wordt dat de allerbesten voldoet??
Ja dat zou heel mooi en heel goed zijn,
en welk artiest zou niet gaarne in het vuur
van dezen strijd versterking en loutering
zoeken!
Maar, welk wijs dispuut heeft men te
wachten over de bouwwerken van den laat
sten tijd? Is niet het Rijks-Museum geflan
keerd geworden door het Museum Suasso en
door den Schouwburg en is er eenig publiek
blijk van gegeven dat men gevoel had voor
dezen misstand ?
En waar zal die verbreeding van den
Raad door toevoeging van timmerman, met
selaar en schilder, toevoeren? Zij die zich
langen tijd meer bizonder de bewaarders der
schoonheid wisten hebben zich aan de
bouwende samenwerking geheel onttrokken
en de onvruchtbaarheid van een gesprek tus
schen een onzer Jury-lievende artiesten en
een metselaar mag vooraf evident genoemd
worden.
Zoo zal het publiek debat onder deze om
standigheden worden wat het in de laatste
tientallen van jaren geweest is. Wie is ver
geten hoe er bij den bouw van het Rijksmu
seum gesproken werd ? Van welken bewinds
man, overladen met zorgen voor armenwezen
en verkiezingen, mag men dan eischen, dat
hij het goede slotwoord zeggen zal in dezen
zoo troebelen strijd, dat hij de velerlei
wenschjes zal samenvoegen tot n kracht
gevend verlangen ?
Waarlijk, niet alles wat de kennis en de
fantaisie van Violet-le-Duc ons van oude
tijden verhaald, is nu in den zelfden vorm
te benuttigen. De ondervinding van dezen
tijd leert dat wij nu van publieke zorg voor
onze gebouwen niets te wachten hebben.
Een sterk man met een overtuiging, die
dient ons.
Hij doe, in kracht en eerlijkheid van wil
en geloof, een keuze, en zorge, dat het werk
zonder stoornis en met waardige middelen
worde uitgevoerd. Dat alleen geeft kans op
een werk van karakter, wat noodig is. Dat
alleen ook kan de geesten voeren tot recht
begrip van arbeids-eer, voor zoover dat nu
mogelijk is, van zuivering en opvoering
der meeningen tot liefde of vijandschap. En
zoo komen we wellicht weer eens in een tijd
waarin de stem der menigte in de plaats
van een last en hindernis, de onmisbare
factor wordt voor de gezonde structuur en
de schoonheid der publieke bouwwerken.
A. J. DER KINDEREN.
Aan het schrijven van den heer Der Kin
deren ontbreekt, dunkt ons, n zaak: de
verklaring namelijk, dat de heer Berlage,
wien thans, zonder controle van het publiek
en van deskundigen, de beursbouw is toe
vertrouwd, een man is als door hem gewenscht.
Immers, bestaat er twijfel te dezen opzichte,
er schiet niets anders over, dan door open
baarmaking van Berlage's plan, der kritiek de
gelegenheid te openen zich te uiten, vóór het
gansclielijk te laat is.
Zeker, heeft men een bouwmeester als die
van het Rijks-Museum, het Centraal-Station
alhier, of van het Paleis van Justitie te
's Hage, om van anderen niet te spreken,
men kan althans verwachten, dat er iets te
voorschijn zal komen, waaraan een groot
deel van het publiek en van de deskundigen
hun bijval niet zullen onthouden ; doch de heer
Berlage heeft tot dusver geen enkel monumen
taal gebouw gesticht, en de
niet-monumentale door hem ontworpen, zijn, naar onze
meening, niet van dien aard, dat men hem
mag toeroepen: »doe wat gij wilt, bouw
maar toe!"
Waren in de middeleeuwen de toestanden
gunstiger dan de huidige voor de bouwkunst,
aan een jury, m. a. w. aan het oordeel van be
kwame mannen, niet een metselaar, behoeft het
ook nu geenszins te ontbreken, en het recht van
het publiek, dat de gelden verschaft voor
een bouwwerk van een paar millioen om
vóór het te laat is, d. i. vóór de aanbesteding,
te weten, welk soort van monument men,
minstens voor een eeu/t' tijds, op het Damrak
denkt te plaatsen, is o. i. onbetivistbaar.
In geheel andere vormen en met den meest
ernstigen zin kan daar midden in de stad
een Beurs verrijzen, die vooral niet minder
stad- en landgenoot tot ergernis verstrekt,
dan het Suasso-museum, waarmee een ambte
naar van Publieke Werken eenmaal de laks
heid van publiek en deskundigen, die destijds
ook zwegen, heeft gestraft. De beurs zal het
moderne gebouw van Amsterdam zijn, vol
gende op het station, het eerste dus dat de
vreemdeling ziet; het mag niet aan de wille
keur van n man, die, hoe verdienstelijk
ook, zijn sporen nog niet verdiend heeft,
worden ovetgelaten daarvan te maken wat
hij goedvindt.
v
Evolutie van het groot-Kapitaal,
Staathuishoudkundigen van naam hebben
verzekerd, dat het gevaar,van de opeenhooping
van kapitaal voorspeld, denkbeeldig is. De
trusts, rings, pools, zouden, tot op een zekere
hoogte van ontwikkeling gekomen, vanzelf
hun ontbinding veroorzaken. Wat Amerika
op het oogenblik te zien geeft, bevestigt die
theorie niet. Integendeel, Amerikanen van
gezag zijn van oordeel, dat binnen zeer weinige
jaren de Vereenigde Staten voor een crisis
komen te staan, gelijk de wereld er nog geene
heeft aanschouwd, en dat door de trusts. De
arbeiders-oproeren van 1877 en 1894 zijn vol
gens hen slechts de voorloopers geweest van
een beweging, die nu niet slechts de onderste
lagen der bevolking zal omvatten, maar mede
den geheelen middenstand, een klasse, . die
thans nog in het genot is van vrijheid, rijk
dom en beschaving, wier bestaan echter door
de ontwikkeling van het trustwezen met den
dag onzekerder wordt. Huiseigenaren zien
hun huur niet meer binnenkomen, omdat de
winkeliers, die in hun panden wonen, de
moordende concurrentie met de groote bazars
niet kunnen volhouden; schuldbrief houders
ontvangen interest noch aflossing, want de
landbouwers worden geruïneerd door de hooge
vrachttarieven der spoorwegen en de
woekerprijzen die de syndikaten van
landbouwwerktuigen eischen voor de onontbeerlijke
gereedschappen; aandeelen van de meest
soliede maatschappijen worden scheurpapier
zoodra zij binnen het bereik van een trust
vallen. De welgestelde burgerij is dienten
gevolge in een toestand van buitengewone
gisting. Honderdduizenden mannen en vrou
wen, die tot voor zeer korten tijd nog in merg
en been conservatief waren en smaalden op
sociale proefnemingen door den Staat, krmen
in het openbaar er voor uit, dat alleen over
name of onteigening door den Staat van
spoorwegen en andere tot monopolie geworden
takken van bedrijf en verkeer hen uit hun
netelige positie kan redden.
Maar het geneesmiddel is gemakkelijker aan
te wijzen dan toe te passen. De Senaat is
het lichaam, dat in laatste instantie het
recht van veto van den president niet mee
gerekend over dergelijke maatregelen be
slist. De senatoren hebben zes jaar zitting
en worden niet rechtstreeks gekozen, maar
door de wetgevende macht van de verschil
lende staten, die te zamen de Unie vormen.
Wanneer dus de kiezers niet vergeten zijn,
welke parten in de afgeloopen periode de
senatoren hun hebben gespeeld, kunnen zij
nog slechts zijdelings hun invloed aanwen
den om hen van hun zetel te ontzetten. En
tegenover dien zijdelingschen invloed stellen
de trusts hun rechtstreekschen. Want geen
enkel monopolie, dat zich niet met de politiek
bemoeit. Verkiezingen kosten geld, en de
comité's van beide kanten komen bij de
reuzenondernemingen aankloppen om een
bijdrage. Het monopolie stelt zijn voorwaar
den en geeft zijn steun aan welke partij
is hem onverschillig; het steunt in het alge
meen de partij die de meeste kans van slagen
heeft, en zorgt op die wijze voor een meer
derheid in de wetgevende vergaderingen van
Unie, staat, provincie en stad, die zijn be
langen behartigt. Bovendien, de afgevaardig
den zijn in den regel arme lieden. Zij zijn
begeerig naar welstand en weelde, en de
trusts hebben het geld om hun dat te ver
schaffen. Door middellijke en onmiddellijke
omkooperij zorgen zij er voor, hun macht te
behouden en te versterken. Neemt een senator
geen klinkende munt aan, het staat hem vrij,
op de beurs te speculeeren in de aandeelen
der monopolies, over wier belangen hij heeft
te beslissen. Een commissie, aan wie een
enquête naar een of anderen tak van bedrijf
is opgedragen, veroorzaakt door de achter
eenvolgende besluiten die zij neemt, even
zoovele schommelingen op de markt, en
niemand kan den senator beletten, zijn spe
culaties in te richten naar de stem, die hij
en zijn vrienden voornemens zijn uit te
brengen.
De politiek der Vereenigde Staten is dien
tengevolge in een toestand van corruptie
geraakt, als men zich in Europa moeilijk
kan denken. Bekend is ook ten onzent
de figuur van den onsterfelijken »Boss",
op zijn beurt organisator en eerste bestuurder
van een machtig monopolie. Hij heeft het
lot van al zijn medeburgers in handen. Hij
kan monopolies steunen en vernielen, naar
zijn welbehagen; maar het spreekt van zelf,
dat hij met de overige grootkapitalisten zich
dief je en diefjesmaat gevoelt, en hun geen
ernstig nadeel zal berokkenen. De suikertrust,
de American Sugar Refining Company heeft
zich eenmaal aan hem vergrepen. Zij had
haar verkiezingsbijdrage gegeven aan het
nationaal verkiezingscomité, in plaats van
aan het sub-comitévan den staat New-York.
Boss zorgde ervoor, dat de wetgeving van
den staat New-York een enquête instelde
naar de werking der trust, en de Sugar Ref.
Cy. beleefde een periode als de maatschappij
van Rhodes voor de enquête commissie van
het Engelsche Parlement. Ook hier liep de
historie met een sisser af; wel werden wetten
ontworpen en aangenomen, met de schijnbare
bedoeling, het roekelooze grootkapitaal in
zijn uitbuiting der verbruikers te stuiten;
maar n:'t zoowel als vóór deze wetten blijven
de trusts gedijen; eenige dagen nadat zij
waren tot stand gekomen, beraadslaagde de
steenkolenring over een nieuwe
prijsverhooging. Ook tegen vonnissen beschermt zich het
monopolie door den machtigen invloed van
zijn geld. Erkend werd voor deze enquête
niet alleen, dat zij louter door het vergrijp
tegen Boss in het leven was geroepen, om de
suikertrust een les te geven ; maar ook, dat
de groote syndikaten een deel der
verkiezingskosten plegen te betalen, en dat Mc. Kinley's
partij hen op niet geringe schatting had ge
steld. De New- Ynrli Ercning Post, de Nation
en ook respectabele particulieren hebben
voorspeld, dat alle vertoon van recht doen
niet zal baten, zoolang deze misbruiken niet
zijn uitgeroeid.
De tarieven der invoerrechten zijn door de
trusts gedicteerd, en de geheele werkzaamheid