De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1897 11 juli pagina 5

11 juli 1897 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

No. 1046 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. vooiq. DAME£. Een Bundel MiüeMeyen, Minaebrieven zijn gewoonlijk alleen van belang voor de belanghebbenden. Geschreven in een tijd, waaria de uitingen van het gemoedsleven zich lichten tot n persoon of tot een beperkten kring, wekken zij enkel daar belangstelling. Anders wordt het, zoodra de briefschrijver op de een of andere wijs, treedt buiten den kring van het gewone. Dan wordt ook het kleine, het onbe duidende belangwekkend door de wijze, waarop het wordt opgevat, wint iedere aandoening in beteekenis, als zij voortkomt uit een diep en fijn gemoed. Zeer bepaaldelijk is dit het geval met den bundel minnebrieven, dien wij hier wenschen te bespreken. Na de lezing van »Frits Reuter's brieven aan zijne verloofde," rijst eene buitengewone figuur voor ons geestesoog. Hij placht van zichzelf te spreken als eine etwas derbe plattdeutsche Person." Maar achter al den eenvoud en ruwheid van het uiterlijk, schuilt eene diepte van gevoelsleven die overal door de humoristische inkleeding komt heenkijken. //Mit dem uns Herrgott meint dat tra Dem giwwt hei eine gaude Pru." zegt hij aan het slot van een zijner gedichten. En hij heeft getoond dat hij dit geluk op hoogen prijs wist te stellen, dat hij het de moeite waard heeft geacht er jaren lang voor te strijden, dat hij de zeer eenvoudige omgeving niet heeft versmaad, die aanvankelijk voor hem de kostbare parel van het huiselijk geluk moest bevatten. Frits Reuter was reeds in de dertig toen hij deze minnebrieven schreef. Hij had eene gansche levens geschiedenis achter zich. Wij kunnen die als bekend veronderstellen en brengen alleeu nog in herinnering hoe hij, als student, om politieke redenen eene langdurige gevangenschap onderging en daarna in het maatschappelijk leven terugkeerde, vrij, maar zonder middel van bestaan, zonder tehuis. Zijne teedergeliefde moeder was dood, zij u strenge vader, de burgemeester van Stavenhagen in Mecklenburg, had er zich aan gewend den eenigen zoon als ver loren te beschouwen. Tegen zijn zin wijdde deze, na zijn terugkeer in de maatschappij, zich aan den landbouw, werd yStrom," d. i. volontair op een landgoed en heeft ons in zijn ut mine Stromtid," kostelijke herinneringen aan dezen tijd bewaard. Hier begint de gewichtigste periode van zijn leven. Onder den invloed van een arbeid, dien hij liefheeft, van den vertrouwelijken omgang met vrienden, ontplooien zich bij den zesendertigjarigen man, alle geestesgaven tot een nieuw leven. Hij begiut zijn vertelleuskunst, zijn dicHtalent, tot nu toe slechts gebruikt bij feestelijke, huiselijke gelegenheden, te richten op ernstiger doeleinden. Gedeeltelijk omdat hij er een der hulpmiddelen in ziet, om zich een eigen haard te bouwen. De behoefte daaraan is in hem ontwaakt sedert hij kennis heeft gemaakt met Luise Kunze, oudste dochter uit het groot gezin van een dorpspredikant, in de nabuurschap werk zaam als gouvernante. Zij voelt zich machtig aange trokken tot den rijkbegaafden man. Maar toch zijn er in zijn avontuurlijken levensloop, in sommige eigenaardigheden van zijn overigens edel karakter, bovenal in eene droeve zwakheid zijner natuur, redenen te over, die haar doen weifelen, toen hij hare hand vroeg. De eerste brief van Reuter getuigt van zijne vreugde, toen dit weifelen overwonnen was. »Wat zal ik schrijven, wat u zeggen om u den ganschen warmen dank van een gelukkig hart te brengen! hoe kunnen deze doode regelen den weg tot uw hart vinden ? O Louise, zoo gij in mijne borst kondet zien, gij zoudt uw schoon hoofd trotscher verheffen, omdat gij de oorsprong zijt van zulke zaligheid. Duizende plannen voor uw geluk komen bij mij op, tot duizenden moeiten en ontberingen ben ik bereid, als het u, een zoo heerlijke prijs geldt. O, vrees niet, geliefde! Slechts hem wachten hier op aarde teleurstellingen, die het geluk buiten zich zelf zoekt, die de goederen der wereld op zoo hoogen prijs stelt, dat hij ze verwerven wil, ten koste zijner rust; wij beiden zullen niet worden teleurgesteld, als wij ons geluk in ons zelveu en in elkander zoeken. Onze toekomst, die wij ons nog veroveren moeten, zal en kan slechts eene zeer bescheidene zijn, maar zij kan ons toch geen niet opleveren en zelfs daarvoor zullen wij dankbaar zijn. Lieve Louise, God heeft ons toekomstig geluk in een moeilijken, bedrukten tijd geplaatst. De nood, die alle klassen der maatschappij pijnigt, drukt ons wel niet direet, maar de gevolgen er van kunnen en zullen zich ook tot ons uitstrekken; het ver werven van een bestaan, van een ook nog zoo klein eigendom, zal daardoor zeker moeilijker worden. Het is in dezen tijd, voor de vrouw noodzakelijk zich aan te sluiten aan den man, om niet onder den voet te worden getreden in den rusteloozen strijd. Vertrouw daarom op mij, ik ben de jaren der onbedachtzaamheid te boven en de menigvuldige ondervindingen van mijn leven kunnen voor u, wat zij mij zelven ook gekost hebben, niet t'an zegenrijk zijn. Als ik tot in het diepst mijner ziel blik, dan zie ik daar het beslnit en den vasten wil u ge lukkig te maken. Gij weet dat ons lot niet schit terend zal zijn, d. w. z., in den zin, dien de we reld daaraan hecht, maar in den zin, dien ik er j aan geef, in den zin eener ziel, die oprecht aan waar geluk gelooft, zal het wel schitterend zijn: uit liefde, vroolijkheid en achting saamgeweven." Wat ons in dezen brief zoo aangenaam aandoet, dat is de volslagen afwezigheid dier neerbuigende welwillendheid, waarmee de vrouwen van geniën of van halve talenten nog meer gewoonlijk de eer moeten betalen van door hen te zijn uit verkoren. Het is een edel karakter, een zeer begaafd man, die de hand van Louise Kunze vroeg en, na lang aarzelen, verkreeg. Maar toch is hun langdurige verlovingstijd vol geweest van moeilijkheden. Moei lijkheden niet alleen van materiëelen aard, al heeft rits Reuter, als alle idealisten, ruimschoots de stoffelijke bezwaren leeren kennen, die aan het najagen van idealen verbonden zijn. (Slot volat). M. KALFF. MliiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiMiiiimiiMMiiiiMiiiiiiiiiiiiiiiiiimmiiimiiin Dienstboden te Napels. (Slot). Een geheel bijzondere categorie te Napels vormen de bedienden van dokters en advokaten. Z\j krijgen geen salaris en betalen soms nog toe; maar ieder cliënt drukt hun, alvorens tot den dokter te worden toegelaten, een fooi in de hand. De bediende vergezelt den dokter ook naar den patiënt, wacht op het voorplein en ont vangt geregeld drie lire (drie francs) fooi per visite. Daarentegen betaalt hij het huurrijtuig. Overigens waren fooien na diners of na lo geeren vroeger in Italiëgeen gebruik ; maar de cosmopolitische beschaving is in dit opzicht al gauw overgenomen. De lakeien en koetsiers zijn gewoonlijk Napolitanen; de koks Calabrezen, de stalknechts komen alle uit de Abruzzen. Al deze namen klinken ons buitengewoon rooverachtig. De por tiers zijn dikwijls Zwitsers, gewezen militairea; het woord suisse heeft daar dus zijne volle beteekenis gehouden. Het ambt van portier is zeer begeerd; het is rustig en vol bijverdiensten. Vooreerst kan men er schoenmaker of kleer maker bij zyn, en heeft vrije woning; voorts heerscht er, als in Weenen, sperrgeld, en byna dagelyks komt wel een van de bewoners na middernacht tbuis en betaalt dan een halve lire ; eindelijk is de portier de factotum en rekent voor alles afzonderlijk. Zijn post is een post van vertrouwen, welk vertrouwen by' voortdurend misbruikt. Hij ontvangt en bezorgt de geheime correspondentie van de jonge dochters of de vrouw des huizes, en verraadt deze, als het hem voordeelig is. Hy is ook een decoratief persoon, draagt een staf en een langen baard, terwijl de kamerdienaar maar coteletten mag dragen, en kok en koetsier alles moeten afscheren. Alleen de portier blijft 's nachts in huis; het andere volkje gaat 's avonds naar huis. Die het eenigzins kunnen bekostigen zy'n getrouwd. De loonen zyn van 50?120 lire per maand ; de kok krijgt 60-90. Bedienden hebben is dus duur in Italië, en de huishoudens die bij ons een of twee meiden kunnen houden, durven er in Italiëniet aan beginnen een knecht of kok te nemen. Keuken meiden kent men er niet, de meisjes gaan hoog stens als kamenier in dienst, anders niet. Na het trouwen gaan de vrouwen wel in dienst als waschvrouw, als min; ongetrouwde minnen kent men niet in Italië. De 18 maanden die een vrouw als min in een familie gaat doorbrengen, zijn voor de arme luidjes een ware «zegen der Madonna". Het is voor een boerengezin vaak de grondslag voor alle later bezit; er wordt bij de verloving al op gerekend. De min ontvangt een volkomen uitzet van de familie, van alles 6 a 8 stuks, een gouden kam van een bepaald gewicht en een zwaren gouden ketting; dan bij alle gelegenheden, de eerste tand, de eerste pas, het afscheid, groote cadeaux in geld, ook van peet, familie en vrienden. Bij het vertrek neemt zy haar linnenkast en haar bed mee. Haar man mag haar alleen met Pink steren en Kerstmis komen bezoeken, en de ge droogde pruimen of kastanjes die hij dan mee brengt, moeten om zoo te zeggen met hun gewicht in goud betaald worden. Waar een min in huis is, speelt zij de eerste viool, ry'dt iederen dag uit, zit naast de jonge moeder, en dirkt zich op met al het gegeven goud, want de familie pronkt met haar. Men is zeer bang, haar humeur te bederven, al haar grillen en nukken worden ingewilligd, en mocht haar eigen kind »een engeltje worden", dan mag zij het niet te weten komen. De portier heeft zijn consigne: geen bode uit baar dorp mag haar bereiken; de brieven die men haar zenden mocht, gaan eerst door de handen der huisvrouw. Lezen kan zij toch niet. Als de min weg is, komt zij toch met iedere Paschen of Kerstmis haar cadeaux halen ; wordt zy weduwe, dan komt zij als kindermeid in huis; is zy oud, dan onderhoudt de familie haar. Haar voedsterkind zal haar nooit onverzorgd laten. De cameriera, kamenier, is de echte blijspel soubrette uit de stukken van Goldoni, ondeu gend, vroolijk, brutaal, de vertrouwde van hare meesteres of van de dochters des huizes. Zij spreekt beter Italiaansch dan de familie, want zij komt uit Toscane, Rome of de Marken; zij kan lezen en schrijven en kleedt zich coquet. Al deze aardigheden intusschen doen het blijspel, wanneer de heer des huizes of de siynorino, de zoon, wat ontvlambaar is, of de signora wat ,jaloersch, wat eens in drama of tragedie ontaarden. Men heeft in Italiëveel buitenlandsche gou vernantes, Er is niet heel veel kennis voor noodig om hier gouvernante te heeten; een een voudig kindermeisje uit Zwitserland is hier al gauw «maestrina". Zy eet met de kinderen, gaat met hen uit ry'den, en als er heeren en dames te visite komen die een paar woorden van de taal van het meisje kennen, dan pronkt men met de gouvernante en met wat de kinderen van haar geleerd hebben. Is zij eene werkelijke jonge dame, dan mag zij op de soirees bly'ven, en in minder dan geen ty'd heeft zij veroveringen ge maakt, die zy intusschen wel doet niet ernstig op te nemen. De gloed der welsprekende en knappe Don Juan's koelt spoedig af; zij trouwen liefst een landgenoote, en komt het tot een hu welijk met haar, dan heeft zij er later spy't van. Ook hier zy'n de drama's niet te tellen, en de slachtoffers schamen zich om in haar geboorteland te vertellen wat zy ondervonden hebben. Als de hulpvereenigingen en consulaten er van te hooren krijgen, is het gewoonlijk ook te laat. Men moet zich verbazen over de lichtvaardigheid, waarmede Duitsche en Zwitsersche ouders uit kleine stadjes of dorpen vaak hunne onervaren dochters, zwak van karakter, zonder eenige wereldkennis, zonder eenig idee van de gevaren die hen dreigen, een vreemd land insturen. Gelukkig is er, met het oog hierop, te Napels tegenwoordig eene afdeeling van de sVereeniging van vriendinnen der jonge meisjes", die veel goed doet, of liever veel kwaad voorkomt; zij zorgt voor informaties omtrent de gezinnen die jonge meisjes als gouvernante vra gen, en geeft aaa de meisjes zelf hulp en steun. iiiiiimmiuiiiiiiiinumiHiiiiniiiiiiiiniiiiiiiimiiiiiiniiiiiiiiiiiiiniiiiiniimi lïeiskteeren. Wijnproef siers. Knippen sondi'-r meten. Kussen. De combination. Kindert uin. Het reissaizoen is druk aan den gang; de een gaat naar een zeebad, de ander naar eene Sommerfrische, de derde aan het zwerven. Voor de zwerfsters is zeker het geruite tailleurcostuum, stevig en niet besmettelijk, het aangewezene; een paar blouses er bij en een losse rok in den koffer, en men is voor alle gelegenheden klaar. Voor de zeebaden is er zooveel variatie als er badplaatsen zijn; Etretat, Trouville, Brighton, Ostende, Scheveningen. tot Petites Dalles, Knokke, Wyk-aan-Zee, Schiermonnikoog en de Oostzeeplaatsjes; ieder heeft haar andere eischen. Voor de Sommerfrische doen velen het ook maar met het reiscostuum af. Anderen verveelt het, vier weken lang van 's morgens zeven tot 's avonds half tien in een zelfde japon te loopen. Toch, een stel nieuwe toiletten er voor mee te nemen, die men met October, bestoven, verschoten en verregend kan weggooien, of hoogstens kan uit elkaar balen, laten opverven en weer in elkaar lappen, is ook bezwarend. Beter dan nog, by het piece de résistance een paar oude mee te nemen, die, aan de kennissen bekend, al half uit tegenzin afgedankt waren, maar met wat moderniseeren nog wel een week mee kunnen en dan zonder bezwaar voor goed kunnen weg gedaan worden. In dit opzicht is de mode van onze dagen al heel gemakkelijk. Het toilet telt heel wat losse stukken; met ceintuur, revers, col, vest, ruche, enz. is er heel wat aan te veranderen, en van oud voor een poosje nieuw te maken. Het eigenlijk nieuwe zijn, behalve de demiboas, die plotseling mode geworden zijn, de ruches van tulle neigeux, tulle met sneeuwmoesj es, die men in alle kleuren vindt: wit, zwart, zilvergrijs, paars, framboise, granaatrood, rose de chine, vert du Nil, alles met wit gepoederd. De best kleedende intusschen, het meest gedistingeerd en gemakkelijkst bij alles, zy n wit, lichtgrijs of zwart met witte moesjes. Men kan de ruches op twee wijzen maken, of ze met het midden van de tulle op een satynen lint zetten, in grootere of kleinere, dichtere of y'lere doffen; of men kan de randen aan elkaar zetten, er een lint doorhalen zoodat de tulle een soort van schuif vormt, en die hier en daar hechten, zoodat bij voorbeeld van achteren de massa gevulder wordt. Dit laatste gelijkt meer op een boa. De kosten zijn : 10 meter tulle van GO ctm. breed a 50 ets. ongeveer. Dezelfde ruches kunnen ook van lint zijn, dan in het midden gehecht; men zet dan op de randen van het lint nog weer smallere ruches van dezelfde kleur zijde, faille of taf, wit of zwart; en by een gekleeder toilet is een dergelijke ruche van rose of licht groen satijn met zwart natuurlyk nog veel feestelijker, maar in 't geheel niet practisch voor de reis. De groote ceintures kunnen een eenvoudig toilet opknappen; men maakt ze met heel lange einden, en dikwy'ls ook met een zwart pliss omgeven. Een overtrek van tulle met pailletten, in den koffer mee te nemen, kan een eenvoudig zijden corsage opknappen; een los schouderstuk, een los bolerojakje, een paar losse jockeys, al deze versieringen, niet zeer frisch of zeer nieuw meer voor de bekende huiselijke wereld, zijn nog voldoende om mee langs den Rijn, de Maas of den Donau te wandelen en er niet al te eentonig uit te zien. * * ?XEen vak, dat de dames misschien konden over nemen, is dat van >wijnproever", omdat het een aantal vrouwelijke eigenschappen of negatieve eigenschappen onderstelt. Het is een vak dat zeer goed betaald wordt: de grootste kunstenaars er in vindt men in Frankrijk, Duitschland en Engeland, en het is verbazend, tot welk een graad van volmaaktheid de meesten het daarin brengen kunnen. Door een enkele proeve moeten zy naam en afkomst van den wijn, jaargang en ligging van den beuvel aangeven. liet talent vereischt, naar Frhr. von Prato in zijn boek Der Weiiwerschnitt 'und die Coiipaye rfes Weines zegt, vooreerst aanleg, maar voorts oefening en vooral zelfver loochening. De proever mag geen wijndrinker of rooker zy'n, hy moet zich onthouden van alle gepeperde, scherpe of gezouten of zeer zoete spijzen; hij moet streng op zijn gezondheid let ten om niet verkouden te worden, en zich noch aan bloemengeur, noch aan odeurs verwennen; ook zy'n hem kaas en vruchten in den regel verboden. De gunstigste tijd voor de wy'nkritiek is de morgen ; ook is er een zekere volgorde in acht te nemen, men proeft eerst witte, dan roode, dan sterk alcoholische, dan zoete wijnen; wan neer men andersom doet, heeft de smaak der eerste het gehemelte onbetrouwbaar gemaakt voor de volgende. Ook neemt men eerst oudere jaargangen, dan jongere, maar weer licbtere vóór zwaardere, sec-wyuen vóór zoetere, bouquetarme vóór bouquet-ryke. Wynproeven zou dus eer een vrouwenvak zijn; alleen wordt ook wel beweerd, dat voor smaak en reuk in 't algemeen de vrouw een zwakker onderscheidingsvermogen heeft dan de man. *** Van Worth, den dameskleermaker, den vader der tegenwoordige firmanten, wordt gezegd, dat hy in den regel niet de maat nam. Hij liet de cliënten een paar maal voor zich heen en weer wandelen, liep er zelf even omheen, mat ze met de oogen, en de kleeren zaten als aan het lyf gegoten. Aardig is het, dat Goethe in Wilhelm Meisters Wanderjahre dit zelfde aangeeft. Hij laat Philine, tot rust gekomen, naaister worden en een bezoek brengen op het slot. Zij heeft aan een zilveren ketting een groote Engelsche schaar, en onder het praten knipt zij er mee in de lucht, en vraagt of er in zoo'n groote familie niets te knippen is. Men geeft baareen paar bruidjes om in het uitzet te steken. «Zij beky'kt de landsdracht, laat de meisjes voor haar wat op- en neerwandelen en knipt maar toe, waarbij zij echter, met geest en smaak handelend, zonder aan het karakter van het costuum iets te kort te doen, het eigenlijk stuitend barbaarsche ervan met gratie weet te verzachten, maar zoo matig, dat de door haar gekleeden zich zelf en anderen beter bevallen, en niet vreezen dat er van de traditie mocht worden afgeweken." Philine eene voorloopster van Worth; poëeten profeteeren. * * * De Romeinsche Tribuna schrijft: De hygiëne is zeker oen mooie en nuttige zaak, maar alleen wanneer tnen ze niet misbruikt. Dokter Valvassori-Peroni te Milaan, overigen een geacht ge neesheer en een goed spreker, is zulk een overdrijver. Onlangs heeft hy te Milaan een voordracht gehouden over het kussen uit hygiënisch oog punt, en de vreeselyke kwalen opgeteld die door het kussen .onfeilbaar veroorzaakt en bevorderd worden. Door den kus toch worden de ziekten van de lippen, de tering, diphtheritis, honderd besmettelijke ziekten van neus, keel, longen enz. overgebracht. «Kussen wild' ik uwe zwarte lok ken" zooals het in het liedje heet, beduidt vol gens dr. Valvassori-Peroni zooveel als: «kankerin de keel wil ik wel kry'gen." Ge meent soms dat een pistoolschot in den rug niet hygiënisch is; veel erger is een kus. Ge zoudt uw kinderen niet in de dakgoot laten wandelen; veel erger is, hun een kus te laten geven. Wilt ge zelfmoord be gaan, zoo laat u kussen door een mooie vrouw en wacht den dood maar af; zeer zeker komt hy, in den vorm van kanker, diphtheritis, longtering, ruggemergstering, kortom een gansche kliniek." De Tribuna kan allicht spotten; zeker is het dat ouders, die niet toestaan dat hun kind door iedereen, dienstboden en vreemden, op den mond gekust wordt, niet zoo heel onverstandig doen. * * Naar uit Berlijn gemeld wordt, moet op de tentoonstelling van vrouwenarbeid door de »Verein für Verbesserung der Frauenkleidung" met succes propaganda gemaakt zy'n voor het Engelsche kleedingstuk »The combination'', een hansop, die alle ander ondergoed vervangt. Een aantal Duitsche dames moeten besloten hebben, voortaan niet anders te dragen, en alleen gekleed te gaan in een «combination" en een gevoerde japon. * * * Waarom vindt men op al het Japansche werk bijna geen huisdieren, enkel wat vliegen ie vogels en wat pauwen, fazanten en reigers, die enkel voor 't mooi zijn 'l Omdat de Japanners zoo goed als geen huisdieren hebben. Zij drinken geen melk en eten geen vleesch; ossen of koeien heb ben ze dus niet noodig. Paarden zijn in het rijk der Ryzende Zon niet talrijk; bijna enkel vreem delingen gebruiken ze; men weet dat in plaats van vigelantes de kleine eenpersoons palankyntjes met een hardlooper ervóór dienen. Half wilde honden vindt men wel, maar de eigen lijke huishond is er zoo goed als onbekend; hij wordt noch voor de jacht, noch als waak hond gebruikt, en de Japanners, die zoo op zindelijkheid gesteld zy'n, zouden te veel moeite met hem hebben. Katten zijn er meer; hun stille gewoonten komen met die der Japanners over een. Maar schapen en geiten zijn weer zeldzaam; de Japanners dragen meer zijde en linnen dan wol. Varkens kent men er bijna niet, noch met reuzel, noch met margarine wordt er gebraden; muilezels en ezels zijn er niet; ook bijna geen eenden en geen duiven. Zangvogels daarentegen telt Japan in menigte. * * * Het caféSchinkelhaven, gelegen waar Overtoom en Vondelpark elkaar ontmoeten, is voorzien van een grooten tuin, gevuld met boomen, bloemen en versieringen. Er zijn allerlei toestellen voor kinderspelen, zoodat in en buiten vacantie, de gelegenheid voor kinderpartijen er bijzonder is. Van a.s. Zondag zal hierbij gevoegd worden eene verlichting a giorno, die electriciteit volkomen naby komt en aan den fraaien tuin een nieuwe aantrekkelijkheid geven zal. E?e.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl