Historisch Archief 1877-1940
No. 1046
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
vooiq. DAME£.
Een Bundel MiüeMeyen,
Minaebrieven zijn gewoonlijk alleen van belang
voor de belanghebbenden. Geschreven in een tijd,
waaria de uitingen van het gemoedsleven zich
lichten tot n persoon of tot een beperkten kring,
wekken zij enkel daar belangstelling.
Anders wordt het, zoodra de briefschrijver op de
een of andere wijs, treedt buiten den kring van
het gewone. Dan wordt ook het kleine, het onbe
duidende belangwekkend door de wijze, waarop het
wordt opgevat, wint iedere aandoening in
beteekenis, als zij voortkomt uit een diep en fijn gemoed.
Zeer bepaaldelijk is dit het geval met den bundel
minnebrieven, dien wij hier wenschen te bespreken.
Na de lezing van »Frits Reuter's brieven aan zijne
verloofde," rijst eene buitengewone figuur voor ons
geestesoog. Hij placht van zichzelf te spreken als
eine etwas derbe plattdeutsche Person." Maar
achter al den eenvoud en ruwheid van het uiterlijk,
schuilt eene diepte van gevoelsleven die overal
door de humoristische inkleeding komt heenkijken.
//Mit dem uns Herrgott meint dat tra
Dem giwwt hei eine gaude Pru."
zegt hij aan het slot van een zijner gedichten.
En hij heeft getoond dat hij dit geluk op hoogen
prijs wist te stellen, dat hij het de moeite waard
heeft geacht er jaren lang voor te strijden, dat hij
de zeer eenvoudige omgeving niet heeft versmaad,
die aanvankelijk voor hem de kostbare parel van
het huiselijk geluk moest bevatten.
Frits Reuter was reeds in de dertig toen hij deze
minnebrieven schreef. Hij had eene gansche levens
geschiedenis achter zich. Wij kunnen die als bekend
veronderstellen en brengen alleeu nog in herinnering
hoe hij, als student, om politieke redenen eene
langdurige gevangenschap onderging en daarna in
het maatschappelijk leven terugkeerde, vrij, maar
zonder middel van bestaan, zonder tehuis. Zijne
teedergeliefde moeder was dood, zij u strenge vader,
de burgemeester van Stavenhagen in Mecklenburg,
had er zich aan gewend den eenigen zoon als ver
loren te beschouwen. Tegen zijn zin wijdde deze,
na zijn terugkeer in de maatschappij, zich aan den
landbouw, werd yStrom," d. i. volontair op een
landgoed en heeft ons in zijn ut mine Stromtid,"
kostelijke herinneringen aan dezen tijd bewaard.
Hier begint de gewichtigste periode van zijn leven.
Onder den invloed van een arbeid, dien hij liefheeft,
van den vertrouwelijken omgang met vrienden,
ontplooien zich bij den zesendertigjarigen man, alle
geestesgaven tot een nieuw leven. Hij begiut zijn
vertelleuskunst, zijn dicHtalent, tot nu toe slechts
gebruikt bij feestelijke, huiselijke gelegenheden, te
richten op ernstiger doeleinden. Gedeeltelijk omdat
hij er een der hulpmiddelen in ziet, om zich een
eigen haard te bouwen. De behoefte daaraan is in
hem ontwaakt sedert hij kennis heeft gemaakt met
Luise Kunze, oudste dochter uit het groot gezin
van een dorpspredikant, in de nabuurschap werk
zaam als gouvernante. Zij voelt zich machtig aange
trokken tot den rijkbegaafden man. Maar toch zijn
er in zijn avontuurlijken levensloop, in sommige
eigenaardigheden van zijn overigens edel karakter,
bovenal in eene droeve zwakheid zijner natuur,
redenen te over, die haar doen weifelen, toen hij
hare hand vroeg.
De eerste brief van Reuter getuigt van zijne
vreugde, toen dit weifelen overwonnen was.
»Wat zal ik schrijven, wat u zeggen om u den
ganschen warmen dank van een gelukkig hart te
brengen! hoe kunnen deze doode regelen den weg
tot uw hart vinden ?
O Louise, zoo gij in mijne borst kondet zien,
gij zoudt uw schoon hoofd trotscher verheffen,
omdat gij de oorsprong zijt van zulke zaligheid.
Duizende plannen voor uw geluk komen bij mij op,
tot duizenden moeiten en ontberingen ben ik bereid,
als het u, een zoo heerlijke prijs geldt. O, vrees
niet, geliefde! Slechts hem wachten hier op aarde
teleurstellingen, die het geluk buiten zich zelf zoekt,
die de goederen der wereld op zoo hoogen prijs
stelt, dat hij ze verwerven wil, ten koste zijner
rust; wij beiden zullen niet worden teleurgesteld,
als wij ons geluk in ons zelveu en in elkander
zoeken. Onze toekomst, die wij ons nog veroveren
moeten, zal en kan slechts eene zeer bescheidene
zijn, maar zij kan ons toch geen niet opleveren en
zelfs daarvoor zullen wij dankbaar zijn.
Lieve Louise, God heeft ons toekomstig geluk
in een moeilijken, bedrukten tijd geplaatst. De nood,
die alle klassen der maatschappij pijnigt, drukt ons
wel niet direet, maar de gevolgen er van kunnen
en zullen zich ook tot ons uitstrekken; het ver
werven van een bestaan, van een ook nog zoo klein
eigendom, zal daardoor zeker moeilijker worden.
Het is in dezen tijd, voor de vrouw noodzakelijk
zich aan te sluiten aan den man, om niet onder
den voet te worden getreden in den rusteloozen
strijd. Vertrouw daarom op mij, ik ben de jaren
der onbedachtzaamheid te boven en de menigvuldige
ondervindingen van mijn leven kunnen voor u,
wat zij mij zelven ook gekost hebben, niet t'an
zegenrijk zijn.
Als ik tot in het diepst mijner ziel blik, dan
zie ik daar het beslnit en den vasten wil u ge
lukkig te maken. Gij weet dat ons lot niet schit
terend zal zijn, d. w. z., in den zin, dien de we
reld daaraan hecht, maar in den zin, dien ik er j
aan geef, in den zin eener ziel, die oprecht aan
waar geluk gelooft, zal het wel schitterend zijn:
uit liefde, vroolijkheid en achting saamgeweven."
Wat ons in dezen brief zoo aangenaam aandoet,
dat is de volslagen afwezigheid dier neerbuigende
welwillendheid, waarmee de vrouwen van geniën
of van halve talenten nog meer gewoonlijk de
eer moeten betalen van door hen te zijn uit
verkoren.
Het is een edel karakter, een zeer begaafd man,
die de hand van Louise Kunze vroeg en, na lang
aarzelen, verkreeg. Maar toch is hun langdurige
verlovingstijd vol geweest van moeilijkheden. Moei
lijkheden niet alleen van materiëelen aard, al heeft
rits Reuter, als alle idealisten, ruimschoots de
stoffelijke bezwaren leeren kennen, die aan het
najagen van idealen verbonden zijn.
(Slot volat). M. KALFF.
MliiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiMiiiimiiMMiiiiMiiiiiiiiiiiiiiiiiimmiiimiiin
Dienstboden te Napels.
(Slot).
Een geheel bijzondere categorie te Napels
vormen de bedienden van dokters en advokaten.
Z\j krijgen geen salaris en betalen soms nog
toe; maar ieder cliënt drukt hun, alvorens tot
den dokter te worden toegelaten, een fooi in de
hand. De bediende vergezelt den dokter ook
naar den patiënt, wacht op het voorplein en ont
vangt geregeld drie lire (drie francs) fooi per
visite. Daarentegen betaalt hij het huurrijtuig.
Overigens waren fooien na diners of na lo
geeren vroeger in Italiëgeen gebruik ; maar de
cosmopolitische beschaving is in dit opzicht al
gauw overgenomen.
De lakeien en koetsiers zijn gewoonlijk
Napolitanen; de koks Calabrezen, de stalknechts
komen alle uit de Abruzzen. Al deze namen
klinken ons buitengewoon rooverachtig. De por
tiers zijn dikwijls Zwitsers, gewezen militairea;
het woord suisse heeft daar dus zijne volle
beteekenis gehouden. Het ambt van portier is zeer
begeerd; het is rustig en vol bijverdiensten.
Vooreerst kan men er schoenmaker of kleer
maker bij zyn, en heeft vrije woning; voorts
heerscht er, als in Weenen, sperrgeld, en byna
dagelyks komt wel een van de bewoners na
middernacht tbuis en betaalt dan een halve lire ;
eindelijk is de portier de factotum en rekent
voor alles afzonderlijk. Zijn post is een post van
vertrouwen, welk vertrouwen by' voortdurend
misbruikt. Hij ontvangt en bezorgt de geheime
correspondentie van de jonge dochters of de
vrouw des huizes, en verraadt deze, als het hem
voordeelig is. Hy is ook een decoratief persoon,
draagt een staf en een langen baard, terwijl de
kamerdienaar maar coteletten mag dragen, en
kok en koetsier alles moeten afscheren.
Alleen de portier blijft 's nachts in huis; het
andere volkje gaat 's avonds naar huis. Die het
eenigzins kunnen bekostigen zy'n getrouwd. De
loonen zyn van 50?120 lire per maand ; de kok
krijgt 60-90.
Bedienden hebben is dus duur in Italië, en
de huishoudens die bij ons een of twee meiden
kunnen houden, durven er in Italiëniet aan
beginnen een knecht of kok te nemen. Keuken
meiden kent men er niet, de meisjes gaan hoog
stens als kamenier in dienst, anders niet. Na
het trouwen gaan de vrouwen wel in dienst als
waschvrouw, als min; ongetrouwde minnen kent
men niet in Italië.
De 18 maanden die een vrouw als min in een
familie gaat doorbrengen, zijn voor de arme
luidjes een ware «zegen der Madonna". Het is
voor een boerengezin vaak de grondslag voor
alle later bezit; er wordt bij de verloving al op
gerekend. De min ontvangt een volkomen uitzet
van de familie, van alles 6 a 8 stuks, een gouden
kam van een bepaald gewicht en een zwaren
gouden ketting; dan bij alle gelegenheden, de
eerste tand, de eerste pas, het afscheid, groote
cadeaux in geld, ook van peet, familie en vrienden.
Bij het vertrek neemt zy haar linnenkast en haar
bed mee. Haar man mag haar alleen met Pink
steren en Kerstmis komen bezoeken, en de ge
droogde pruimen of kastanjes die hij dan mee
brengt, moeten om zoo te zeggen met hun gewicht
in goud betaald worden. Waar een min in huis
is, speelt zij de eerste viool, ry'dt iederen dag
uit, zit naast de jonge moeder, en dirkt zich
op met al het gegeven goud, want de familie
pronkt met haar. Men is zeer bang, haar humeur
te bederven, al haar grillen en nukken worden
ingewilligd, en mocht haar eigen kind »een
engeltje worden", dan mag zij het niet te weten
komen. De portier heeft zijn consigne: geen bode
uit baar dorp mag haar bereiken; de brieven
die men haar zenden mocht, gaan eerst door de
handen der huisvrouw. Lezen kan zij toch niet.
Als de min weg is, komt zij toch met iedere
Paschen of Kerstmis haar cadeaux halen ; wordt
zy weduwe, dan komt zij als kindermeid in huis;
is zy oud, dan onderhoudt de familie haar. Haar
voedsterkind zal haar nooit onverzorgd laten.
De cameriera, kamenier, is de echte blijspel
soubrette uit de stukken van Goldoni, ondeu
gend, vroolijk, brutaal, de vertrouwde van hare
meesteres of van de dochters des huizes. Zij
spreekt beter Italiaansch dan de familie, want
zij komt uit Toscane, Rome of de Marken; zij
kan lezen en schrijven en kleedt zich coquet.
Al deze aardigheden intusschen doen het blijspel,
wanneer de heer des huizes of de siynorino, de
zoon, wat ontvlambaar is, of de signora wat
,jaloersch, wat eens in drama of tragedie ontaarden.
Men heeft in Italiëveel buitenlandsche gou
vernantes, Er is niet heel veel kennis voor
noodig om hier gouvernante te heeten; een een
voudig kindermeisje uit Zwitserland is hier al
gauw «maestrina". Zy eet met de kinderen, gaat
met hen uit ry'den, en als er heeren en dames
te visite komen die een paar woorden van de
taal van het meisje kennen, dan pronkt men
met de gouvernante en met wat de kinderen van
haar geleerd hebben. Is zij eene werkelijke jonge
dame, dan mag zij op de soirees bly'ven, en in
minder dan geen ty'd heeft zij veroveringen ge
maakt, die zy intusschen wel doet niet ernstig
op te nemen. De gloed der welsprekende en
knappe Don Juan's koelt spoedig af; zij trouwen
liefst een landgenoote, en komt het tot een hu
welijk met haar, dan heeft zij er later spy't van.
Ook hier zy'n de drama's niet te tellen, en de
slachtoffers schamen zich om in haar geboorteland
te vertellen wat zy ondervonden hebben. Als de
hulpvereenigingen en consulaten er van te hooren
krijgen, is het gewoonlijk ook te laat. Men moet
zich verbazen over de lichtvaardigheid, waarmede
Duitsche en Zwitsersche ouders uit kleine stadjes
of dorpen vaak hunne onervaren dochters, zwak
van karakter, zonder eenige wereldkennis, zonder
eenig idee van de gevaren die hen dreigen, een
vreemd land insturen. Gelukkig is er, met het
oog hierop, te Napels tegenwoordig eene afdeeling
van de sVereeniging van vriendinnen der jonge
meisjes", die veel goed doet, of liever veel kwaad
voorkomt; zij zorgt voor informaties omtrent de
gezinnen die jonge meisjes als gouvernante vra
gen, en geeft aaa de meisjes zelf hulp en steun.
iiiiiimmiuiiiiiiiinumiHiiiiniiiiiiiiniiiiiiiimiiiiiiniiiiiiiiiiiiiniiiiiniimi
lïeiskteeren. Wijnproef siers. Knippen
sondi'-r meten. Kussen. De
combination. Kindert uin.
Het reissaizoen is druk aan den gang; de een
gaat naar een zeebad, de ander naar eene
Sommerfrische, de derde aan het zwerven. Voor de
zwerfsters is zeker het geruite tailleurcostuum,
stevig en niet besmettelijk, het aangewezene;
een paar blouses er bij en een losse rok in den
koffer, en men is voor alle gelegenheden klaar.
Voor de zeebaden is er zooveel variatie als er
badplaatsen zijn; Etretat, Trouville, Brighton,
Ostende, Scheveningen. tot Petites Dalles,
Knokke, Wyk-aan-Zee, Schiermonnikoog en de
Oostzeeplaatsjes; ieder heeft haar andere eischen.
Voor de Sommerfrische doen velen het ook
maar met het reiscostuum af. Anderen verveelt
het, vier weken lang van 's morgens zeven tot
's avonds half tien in een zelfde japon te loopen.
Toch, een stel nieuwe toiletten er voor mee te
nemen, die men met October, bestoven, verschoten
en verregend kan weggooien, of hoogstens kan
uit elkaar balen, laten opverven en weer in
elkaar lappen, is ook bezwarend. Beter dan
nog, by het piece de résistance een paar oude
mee te nemen, die, aan de kennissen bekend,
al half uit tegenzin afgedankt waren, maar met wat
moderniseeren nog wel een week mee kunnen
en dan zonder bezwaar voor goed kunnen weg
gedaan worden.
In dit opzicht is de mode van onze dagen al
heel gemakkelijk. Het toilet telt heel wat losse
stukken; met ceintuur, revers, col, vest, ruche,
enz. is er heel wat aan te veranderen, en van
oud voor een poosje nieuw te maken.
Het eigenlijk nieuwe zijn, behalve de
demiboas, die plotseling mode geworden zijn, de ruches
van tulle neigeux, tulle met sneeuwmoesj es, die
men in alle kleuren vindt: wit, zwart, zilvergrijs,
paars, framboise, granaatrood, rose de chine, vert
du Nil, alles met wit gepoederd. De best
kleedende intusschen, het meest gedistingeerd en
gemakkelijkst bij alles, zy n wit, lichtgrijs of zwart
met witte moesjes.
Men kan de ruches op twee wijzen maken, of
ze met het midden van de tulle op een satynen
lint zetten, in grootere of kleinere, dichtere of
y'lere doffen; of men kan de randen aan elkaar
zetten, er een lint doorhalen zoodat de tulle
een soort van schuif vormt, en die hier en daar
hechten, zoodat bij voorbeeld van achteren de
massa gevulder wordt. Dit laatste gelijkt meer
op een boa. De kosten zijn : 10 meter tulle van
GO ctm. breed a 50 ets. ongeveer. Dezelfde ruches
kunnen ook van lint zijn, dan in het midden
gehecht; men zet dan op de randen van het lint
nog weer smallere ruches van dezelfde kleur zijde,
faille of taf, wit of zwart; en by een gekleeder
toilet is een dergelijke ruche van rose of licht
groen satijn met zwart natuurlyk nog veel
feestelijker, maar in 't geheel niet practisch
voor de reis.
De groote ceintures kunnen een eenvoudig
toilet opknappen; men maakt ze met heel lange
einden, en dikwy'ls ook met een zwart pliss
omgeven. Een overtrek van tulle met pailletten,
in den koffer mee te nemen, kan een eenvoudig
zijden corsage opknappen; een los schouderstuk, een
los bolerojakje, een paar losse jockeys, al deze
versieringen, niet zeer frisch of zeer nieuw meer
voor de bekende huiselijke wereld, zijn nog
voldoende om mee langs den Rijn, de Maas of den
Donau te wandelen en er niet al te eentonig
uit te zien.
* *
?XEen vak, dat de dames misschien konden over
nemen, is dat van >wijnproever", omdat het een
aantal vrouwelijke eigenschappen of negatieve
eigenschappen onderstelt. Het is een vak dat
zeer goed betaald wordt: de grootste kunstenaars
er in vindt men in Frankrijk, Duitschland en
Engeland, en het is verbazend, tot welk een graad
van volmaaktheid de meesten het daarin brengen
kunnen. Door een enkele proeve moeten zy naam
en afkomst van den wijn, jaargang en ligging
van den beuvel aangeven. liet talent vereischt,
naar Frhr. von Prato in zijn boek Der
Weiiwerschnitt 'und die Coiipaye rfes Weines zegt, vooreerst
aanleg, maar voorts oefening en vooral zelfver
loochening. De proever mag geen wijndrinker of
rooker zy'n, hy moet zich onthouden van alle
gepeperde, scherpe of gezouten of zeer zoete
spijzen; hij moet streng op zijn gezondheid let
ten om niet verkouden te worden, en zich noch
aan bloemengeur, noch aan odeurs verwennen;
ook zy'n hem kaas en vruchten in den regel
verboden. De gunstigste tijd voor de wy'nkritiek
is de morgen ; ook is er een zekere volgorde in
acht te nemen, men proeft eerst witte, dan roode,
dan sterk alcoholische, dan zoete wijnen; wan
neer men andersom doet, heeft de smaak der
eerste het gehemelte onbetrouwbaar gemaakt
voor de volgende. Ook neemt men eerst oudere
jaargangen, dan jongere, maar weer licbtere vóór
zwaardere, sec-wyuen vóór zoetere,
bouquetarme vóór bouquet-ryke. Wynproeven zou dus
eer een vrouwenvak zijn; alleen wordt ook wel
beweerd, dat voor smaak en reuk in 't algemeen
de vrouw een zwakker onderscheidingsvermogen
heeft dan de man.
***
Van Worth, den dameskleermaker, den vader
der tegenwoordige firmanten, wordt gezegd, dat
hy in den regel niet de maat nam. Hij liet de
cliënten een paar maal voor zich heen en weer
wandelen, liep er zelf even omheen, mat ze met
de oogen, en de kleeren zaten als aan het lyf
gegoten. Aardig is het, dat Goethe in Wilhelm
Meisters Wanderjahre dit zelfde aangeeft. Hij
laat Philine, tot rust gekomen, naaister worden
en een bezoek brengen op het slot. Zij heeft
aan een zilveren ketting een groote Engelsche
schaar, en onder het praten knipt zij er mee
in de lucht, en vraagt of er in zoo'n groote
familie niets te knippen is. Men geeft baareen
paar bruidjes om in het uitzet te steken. «Zij
beky'kt de landsdracht, laat de meisjes voor haar
wat op- en neerwandelen en knipt maar toe,
waarbij zij echter, met geest en smaak handelend,
zonder aan het karakter van het costuum iets
te kort te doen, het eigenlijk stuitend barbaarsche
ervan met gratie weet te verzachten, maar zoo
matig, dat de door haar gekleeden zich zelf en
anderen beter bevallen, en niet vreezen dat er
van de traditie mocht worden afgeweken."
Philine eene voorloopster van Worth; poëeten
profeteeren.
* *
*
De Romeinsche Tribuna schrijft: De hygiëne
is zeker oen mooie en nuttige zaak, maar alleen
wanneer tnen ze niet misbruikt. Dokter
Valvassori-Peroni te Milaan, overigen een geacht ge
neesheer en een goed spreker, is zulk een
overdrijver. Onlangs heeft hy te Milaan een voordracht
gehouden over het kussen uit hygiënisch oog
punt, en de vreeselyke kwalen opgeteld die door
het kussen .onfeilbaar veroorzaakt en bevorderd
worden. Door den kus toch worden de ziekten
van de lippen, de tering, diphtheritis, honderd
besmettelijke ziekten van neus, keel, longen enz.
overgebracht. «Kussen wild' ik uwe zwarte lok
ken" zooals het in het liedje heet, beduidt vol
gens dr. Valvassori-Peroni zooveel als: «kankerin
de keel wil ik wel kry'gen." Ge meent soms dat een
pistoolschot in den rug niet hygiënisch is; veel
erger is een kus. Ge zoudt uw kinderen niet in
de dakgoot laten wandelen; veel erger is, hun
een kus te laten geven. Wilt ge zelfmoord be
gaan, zoo laat u kussen door een mooie vrouw
en wacht den dood maar af; zeer zeker komt hy,
in den vorm van kanker, diphtheritis, longtering,
ruggemergstering, kortom een gansche kliniek."
De Tribuna kan allicht spotten; zeker is het
dat ouders, die niet toestaan dat hun kind door
iedereen, dienstboden en vreemden, op den mond
gekust wordt, niet zoo heel onverstandig doen.
* *
Naar uit Berlijn gemeld wordt, moet op de
tentoonstelling van vrouwenarbeid door de »Verein
für Verbesserung der Frauenkleidung" met succes
propaganda gemaakt zy'n voor het Engelsche
kleedingstuk »The combination'', een hansop, die
alle ander ondergoed vervangt. Een aantal
Duitsche dames moeten besloten hebben, voortaan
niet anders te dragen, en alleen gekleed te gaan
in een «combination" en een gevoerde japon.
* *
*
Waarom vindt men op al het Japansche werk
bijna geen huisdieren, enkel wat vliegen ie vogels
en wat pauwen, fazanten en reigers, die enkel
voor 't mooi zijn 'l Omdat de Japanners zoo goed
als geen huisdieren hebben. Zij drinken geen
melk en eten geen vleesch; ossen of koeien heb
ben ze dus niet noodig. Paarden zijn in het rijk
der Ryzende Zon niet talrijk; bijna enkel vreem
delingen gebruiken ze; men weet dat in plaats
van vigelantes de kleine eenpersoons
palankyntjes met een hardlooper ervóór dienen. Half
wilde honden vindt men wel, maar de eigen
lijke huishond is er zoo goed als onbekend;
hij wordt noch voor de jacht, noch als waak
hond gebruikt, en de Japanners, die zoo op
zindelijkheid gesteld zy'n, zouden te veel moeite
met hem hebben. Katten zijn er meer; hun stille
gewoonten komen met die der Japanners over
een. Maar schapen en geiten zijn weer zeldzaam;
de Japanners dragen meer zijde en linnen dan
wol. Varkens kent men er bijna niet, noch met
reuzel, noch met margarine wordt er gebraden;
muilezels en ezels zijn er niet; ook bijna geen
eenden en geen duiven. Zangvogels daarentegen
telt Japan in menigte.
* * *
Het caféSchinkelhaven, gelegen waar Overtoom
en Vondelpark elkaar ontmoeten, is voorzien van
een grooten tuin, gevuld met boomen, bloemen
en versieringen. Er zijn allerlei toestellen voor
kinderspelen, zoodat in en buiten vacantie, de
gelegenheid voor kinderpartijen er bijzonder is.
Van a.s. Zondag zal hierbij gevoegd worden eene
verlichting a giorno, die electriciteit volkomen
naby komt en aan den fraaien tuin een nieuwe
aantrekkelijkheid geven zal.
E?e.