Historisch Archief 1877-1940
N*. 1047
DE AMSTERDAMMER
A°. 1897.
WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
Dit nummer bevat twee bijvoegsels.
Onder Redactie van J. DE KOO en JÜSTUS VAN MAURIK Jr.
Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124).
Uitgevers: VAN HOLKEMA & WARENDORF, te Amsterdam,
Singel by de Vijzelstraat, 542.
Dit Blad il verkrijgbaar Kiosk 10 Boulevard des Cspucines tegenover het
Grand Café', te Parrjs..
Zondag 18 Juli.
Abonnement per 3 maanden ?1.50, fr. p. post/1 1.65
Voor Indiëper jaar n mail 10.
Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar , . . 0.12*
Advertentiën van l?5 regels ?1.10, elke regel meer
Reclames per regel
0.20
0.40
Wedslrp voor
!\oord- en Znid-Merlandsche
caricatuur-leekenaars.
Wij hebben aan het voornemen, in ons
nummer van 18 April medegedeeld, gevolg
gegeven en déteekeningen, voor den
Wedstrjjd van caricaturen op het gebied van
Sport" ingezonden, onderworpen aan het
oordeel van den heer John Grand-Carteret
te Parijs.
Aan den brief, ons door den heer
GrandCarteret geschreven, ontleenen wij het volgende:
»Cfe qui m'a Ie plus frappe comme (hese
générale, c'est la supérioritédu cótédecor, du
motif ornemental sur les personnages, dessinés
quelquefois avec un peu trop de naiveté.
Les deux panneaux »0ptimist" et «Pessimist"
me plaisent tout particulièrement comme m
langeant agréablemenf des sitjets, des types de la,
vie widerne, d un decor hiératique. Cela est
cor ie d la donnte actuelle. Aussi ne serai-je
pas t. Ignéde leur attribuer si ce n'est la
premièi L place, du moins la seconde.
Puis voici classes les deux dessins Frisch
auf et All Heil, dans la note des images du
Jugend de Münich, et qui dénotent l'existence
chex, leur auteur, d'une connaissance approfondie
du dessin, et d'un sens assex développéde
l'esprit caricatural. C'est simple et de bonaloi,
quoiqu'on puisse reprocher au Frisch auf de
manquer de clarté, ou du moins d'être un trop
enchevêtré.
Ensuite De beste stuurlui staan aan wal
(motto: Trdika), Veel Heil et Voorwaarts, les
1 deux premiers appartenant d l'école de la tache,
de la couleur, Ie dernier ne visant au contraire
que l'effet comique et ayant en lui quelque chose
des estampes anglaises.
Le reste me paraït pénible, d'un rire f wee,
d'une facture vulgaire, surtout sans originalité:
quelques-uns pourraient lreprispour des dessins
reclame et non pour des compositions a tendance
artistique.
Quand on suit les caricatures de Braalxnsiek
dans Ie Weekblad on est sïirpris de ne trouver
nutte part tracéde l'influence que devrait exercer,
ce me semble, sur vos jeunes dessinateurs eet
artiste consommé.
Je m'empresse d"ajouter que mes impressions
sont galement celles des artistes-dessinateurs et
critiques d'art qui, consultés par moi n ce sujet,
ont bien -voulu me faire connaitre leur appr
ciation."
* *
*
De eerste prijs van f 50 wordt derhalve
toegekend aan den teekenaar van "Optimist"
en «Pessimist", die bij opening van het met
zijn motto «Allemaal op de Fiets" geteekende
naambriefje is gebleken te zijn de Heer
C. J. VAN WICKEVOORT CROMMELIN,
Huize Nieuw-Rande,
te Diepenveen bij Derenter.
en wiens teekeningen wij, langs
zincographischen weg gereproduceerd door de firma
Roeloffzen en Hübner, als extra-bijvoegsel
aan dit nummer toevoegen.
De tweede prijs is toegekend aan den Heer
FRANZ EYBEN,
te 's Gravenliaye,
wiens beide teekeningen »A11 Heil" en »Frisch
auf' in een volgend nummer zullen worden
gepubliceerd.
Over de toekenning van den derden prijs
? behouden wij ons voor, nadere mededeelingen
te doen, na overleg met de drie inzenders,
wier teekeningen door onzen zeer
gewaardeerden Franschen medewerker eene onder
scheiding waardig zijn gekeurd.
Voor de overige inzenders blijven, bij op
gave of toezending van motto en adres, de
ons gezonden teekeningen te onzen bureele
beschikbaar. Wij zijn ook hun dankbaar
voor de moeite die zij zich hebben gegeven,
en wenschen hun in herinnering te brengen
dat niet slechts zeer terecht door een vader
landsch dichter is gezegd: »Het streven zelfs ii
schoon in 't worstelperk der eer", maar dat een
goed Hollandsch spreekwoord, slechts zelden
gelogenstraft, verzekert: »De aanhouder wint.'
Deze eerste wedstrijd van ons Weekblac
zal zeker niet de laatste zijn.
I N H O U Di
VAN VEBKE EN VAN NABIJ: De sultan op een
verkeerden weg. Fransehe journalisten over Duitsch
land. De positie onzer officieren, II, door Tempo.
Brieven uit Utrecht, door Giese van den Dom.
TOONEEL EN MUZIEK: Henri Meilhac. - KUNS1
EN LETTEKEN: De geschiedenis van een Stad
huis en van eene Kathedraal, door Th Molkenboer.
Kunstgeschiedenis, door Th. Molkenboer. Amster
dam in de zeventiende Eeuw", door A. C. Lofi'elt.
VAEIA. SCHAAKSPEL. FEUILLETON: Belinda's
aanbidders, door Arabella Kenealy. VOOK DAMES
Een bundel Minnebrieven, (Slot), door M. Kalff.
Londen, door Elise A. Haighlon. SCHETSJES.
INGEZONDEN. PEN- EN POTLOODKBASSEN.
ADVERTENTIËN.
iHiiiiiiHliiiiiiiiiiiMimimi
iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniin
De sultan op een verkeer
den weg.
Wij weten niet of sultan Abdoel Hamid
zich verwaardigt, de politieke caricaturen in
te zien, in welke de Europeesche bladen van
alle landen hem tot het voorwerp van hun
bijlenden spot maken. Maar indien hij dit
heeft gedaan, dan zal de ergernis over de
wijze, waarop men hem steeds als den Zieken
Man voorstelt, wel eenigszins worden verzacht
door het leedvermaak, dat bij hem door het
belachelijk maken van het Europeesch Concert
wordt opgewekt. Toen de Turksche troepen
in den korten oorlog tegen Griekenland op
de meest overtuigende wijze hadden bewezen,
dat zij de oude eigenschappen van persoon
lijken moed en van buitengewone volharding
in nog onverminderde mate bezaten; toen
het daarenboven was gebleken, dat zij op
voortreffelijke wijze werden aangevoerd en
toen dientengevolge eene geheele Grieksche
provincie door het Turksche leger was ver
overd, zal de sultan wel eens hebben ge
dacht : »met den Zieken Man is het nog zoo
kwaad niet gesteld: wie het lest lacht, lacht
het best." En toen de gezanten der groote
mogendheden te Constantinopel bijeenkwamen,
om met zijn vertegenwoordigers over de
vredesvoorwaarden te onderhandelen, zal de
Beheerscher der Geloovigen zich hebben her
innerd, hoe weinig volgens de Westerlingen
zelven van eene eendrachtige samenwerking
der mogendheden te duchten was; hoe die
voorgewende eendracht tot dusver steeds was
verstoord door ouderlingen naijver, en hoe
zijne staatslieden in het praten en laten
praten tegen de beste Europeesche diplomaten
opgewassen waren. En inderdaad, men kwam
met al dat praten geen stap verder. Wie
weet hoelang de ongelukkige vertooning in
het paleis van Top-Hanénog op dezelfde
wijze zou zijn voortgezet, wanneer Abdoel
Hamid niet op den voor hem noodlottigen
inval was gekomen, de diplomatie ter
zijde te laten en zich rechtstreeks tot de
gekroonde hoofden te wenden.
Eene eerste poging heeft de sultan gedaan
bij keizer Franz Joseph, tot wien hij zich
richtte met een telegram, waarin hij een
beroep deed op 's keizers gevoelen van vriend
schappelijke nabuurschap om de door Turkije
gewenschte grensrectificatie in Thessaliëte
verkrijgen.
Indien het gelukt ware, den keizer op
deze wijze los te maken van de overige
mogendheden, zou er zeker voor Turkije vee
gewonnen zijn. Maar de berekening kwam
verkeerd uit. Keizer Franz Joseph antwoordde
zonder zich lang te bedenken, dat juist de
vriendschappelijke gevoelens, welke hij voor
den sultan koesterde, hem den plicht op
legden, den sultan, zoowel in diens eigen
belang als in dat van het Turksche rijk
aan te raden met Griekenland vrede te
sluiten, en wel op de door de gezanten te
Constantinopel eenparig voorgestelde grond
slagen.
In strijd met de usantie is deze persoon
lijke gedachtenwisseling tusschen de beide
monarchen door de Oostenrijksche regeering
dadelijk gepubliceerd, hetgeen de beteekenis
van het incident niet weinig verhoogt. Aan
de te Constantinopel vergaderde Europeesche
diplomaten is een krachtige steun gegeven,
en hunne samenwerking, die reeds proble
matisch was geworden, is op de meest
officieële wijze bevestigt. En dat heeft de sultan
te danken aan zijn eigen onberaden stap l
Van al de groote mogendheden heeft zeker
Oostenrijk het grootste belang bij de hand
having van het statu quo in het Oosten en
dus bij die van de integriteit van het Turk
sche rijk. Wanneer de sultan van deze zijde
zijne wenschen met een zoo kategorisch
»nëen!" hoort beantwoorden, weet hij waaraan
hij zich te houden heeft, en verkrijgen voor
hem de eenigszins vage aanduidingen van
Lord Salisbury in diens antwoord aan Lord
Connemara eene onmiskenbare
duidelijkheidHet is te begrijpen, dat de sultan terug
deinst voor eene toegeeflijkheid, die aan zijn
prestige in de oogen zijner bevolking af breuk
kan doen. Die mogelijkheid bestaat zeker,
al is de openbare meening in Turkije nog
niet zoo ontwikkeld, als de sultan en zijne
raadslieden het, pour Ie besoin de leur cause,
willen doen voorkomen. Maar zal dat pres
tige minder lijden, wanneer de sultan het
laat komen tot een vlootdemonstratie van de
gezamenlijke mogendheden, tot een hande
lend optreden dus, waarbij zijn onmacht
moet uitkomen ?
Aan een oorlog denken wij liefst niet.
Wat zou daarvan het einde zijn ? Maar toch
moet ook met die mogelijkheid rekening
worden gehouden en de sultan weet even
goed als ieder ander, dat die rekening nooit
te zijnen gunste kan uitvallen.
tas* journalisten over Mtscltail
In de couloirs van de Kamer zoo ver
haalt de Parijsche correspondent van de
Frankfurter Zeitung kwamen dezer dagen
eenige journalisten, die het pers congres te
Stockholm hadden bijgewoond. Het was
juist eene pauze in de zitting en al de
kamerverslaggevers bevonden zich in de Salie
des Pas J'erdus. De pas van de reis
teruggekeerden werden van alle zijden omringd
en moesten hun indrukken mededeelen. Een
medewerker van verschillende monarchistische
bladen, een bij zijn collega's zeer gezien jour
nalist, deed het woord.
»Wat mij onderweg het meest verbaasd
aeeft" zeide hij »is de kolossale econo
mische vooruitgang van Duitschland. Nooit
neb ik een handelshaven gezien als die van
Hamburg. Stelt u voor een haven, die zich
mijlen ver uits'rekt, en waarin geen plaatsje
onbezet is. Integendeel, wij hebben eene
ganscue reeks van schepen gezien, die wacht
en tot er een plaats openkwam en zij aan
de beurt kwamen om te lossen. Van
Hamjurg naar Hannover spoort men als het
ware door eene straat van fabrieken. Den
erugweg namen wij over Berlijn; daar was
k in acht jaar niet geweest. Berlijn is een
voudig niet meer te herkennen; het is niet
meer dezelfde stad. Overal krijgt men den
indruk van een verbazende ontwikkeling."
»£a pue la prospérité!« riep een jour
nalist uit Marseille, waar men van krasse
uitdrukkingen houdt. Toen de vroolijkheid
over deze schilderachtige frase eenigszins be
daard was, ging de eerste spreker voort, en
vertelde van Sans-Souci, dat hij een juweeltje
van Fransche architectuur uit de 18de eeuw
noemde, zooals er in Frankrijk zelf geen te
vinden was; hij schold op Voltaire, omdat
die zich de vernederende grappen liet wel
gevallen van koning Friedrich, die de muren
van Voltaire's slaapkamer liet beschilderen
met apen en papegaaien. Hij was van
meening, dat het groote, pas onthulde
gedenkteeken voor keizer Wilhelm I mislukt
was (alle Fransche journalisten waren dat
met hem eens); hij besprak den raide grenadier
prussien en was vol genoegelijke herinneringen
van het nachtelijk leven in de Duitsche
hoofdstad. Maar telkens kwam hij weer op
de economische ontwikkeling terug; dat was,
volgens hem, de hoofdzaak. Van zijn stand
punt als Franschman zag hij die ontwikke
ling van den naburigen concurrent natuurlijk
met leede oogen. »Maar er valt niets tegen
te doen. Geen mogendheid kan die ontwik
keling tegenhouden. Over een paar jaren
zal waarschijnlijk Engeland, als het zijn eigen
voorspoed ernstig bedreigd ziet, beproeven op
Duitschland dezelfde politiek toe te passen
als op Napoleon I, maar ik vrees, dat het
dan reeds te laat zal zijn.«
Hier mengde zich een ander Fransch jour
nalist in het gesprek en gaf de meening te
kennen, dat men volstrekt niet op Engeland
behoefde te wachten. »De in Duitschland
beginnende reactie is een veel beter vernielings
werktuig. Die alleen reeds kan het teweeg
brengen, dat de bloei van. den handel wordt
tegengegaan en dat het Dlytsche rijk onder
een schandelijk wanbestuur komt."
Gelukkig dat er 'geen agrarische jonkers
van gene zijde der Elbe brj dit gesprek aan
wezig waren!
Depositieonzerofficieren
n.
(Zie No. W43 van 7.5 Juni j.l)
In het eerste gedeelte van dit opstel spraken
wij allén over de officieren van het leger
hier te lande.
Voor het Indische leger, zouden wij echter
't zelfde promotie-stelsel wenschen, als in
dat eerste gedeelte door ons werd aangegeven,
met dit verschil dat. d&ar de termijnen nog
aanmerkelijk korter zouden moeten genomen
worden.
De gronde daarvoor liggen, dunkt'ons voor
de hand. '
Immers, is het in Nederland reeds werke
lijk noodig om door vlugger bevordering ver
betering aan te brengen en jeugdiger kapi
teins te verkrijgen, nog veel meer is dat het
geval in Indië.
Hoewel het op 't oogenblik bij de infanterie,
cavalerie en artillerie nog al schikt, in
vergelijking althans met eenige jaren gele
den zijn bij de genie daarentegen de
oudste luitenants officier van Juli 1882;
alzoo 15 jaren, dat is vél te lang.
Bij de administratie is dat 14 jaar, infan
terie 12, cavalerie 11, artillerie 13 jaren,
dus bij allen toch ook veel ts lang.
In 1890 was 't bij de infanterie 15, in
1891 14, in 1892 14 a 15, in 1893 13 a 14,
in 1894 12 a 14, in 1895 12 u 13 jaren.
Bij de cavalerie, in die jaren, 11 a 12, bij
de artillerie 10 a 12 jaren. Bij de genie van
1890 1S92 10 a 12 jaren. Na 20 Juni
1892 en in 1893, 1894, 1895 had bij dat
wapen in 't geheel geen bevordering tot den
kapiteinsrang meer plaats, zoodat no. l der
eerste luitenants, die even lang officier was
als zijn onmiddelijke voorganger in de
rang,ijst, al die jaren heeft moeten wachten.
Dat is nu aan niets anders te wijten dan
aan het stelsel, doch men voelt de
onbillijkleid en zij doet enorm veel kwaad.
Voor Indiëzouden wij wenschen eveneens
voor alle wapens en dienstvakken, bevorde
ring na een bepaald aantal jaren dienst
natuurlijk bij volkomen geschiktheid
en wel: