De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1897 18 juli pagina 9

18 juli 1897 – pagina 9

Dit is een ingescande tekst.

No. 1047 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. Prof. Döderlein's komen en gaan. (Zuó zie, je hem, en zfn'i zie, je hem niet.') De goede doctor Döderlein Trok o ! zoo gaarne over den Rijn. Professor zyn in Nederland Dat was een kolfje naar zijn hand. Den ouden wysgeer zei hij 't na: Ubi bene, ibi patria ! Doch na nog niet drie maanden kwam Uit Tübingen een telegram. Professor antwoordt weer geen Nein" Maar springt alweder iiber'n Bhein. In Groningen ziet men te laat Dat Deiitschland hem Ulier Alles gaat. ! Neemt voortaan weder een Germaan | Hior een professors-baantje aan, i Dan maken wij een huurcontract, Dat hij ons niet zoo snood verlakt En al te gauw zijn biezen pakt. iiiMiiliimilmmmiMiüi ,/En wanneer heeft hij het geëxposeerd r'. Antoine exposeert nooit!" Dit werd op zoo'n verachtelijken toon uitgesproken, dat ik zelf op dat oogenblik eene diepe, onwillekeurige minachting gevoelde voor de kunstenaars, die wel exposeeren. Dat imponeerde me. Ik ging naar Antoine toe . .. Ben jij het, oude jongen?" Wat! .. . ben jij liet;1" En wij begonnen over oude tijden te praten . .. Wij verlieten de herberg. Ik ging met hem mee tot aau zijn deur van zijn atelier. ;)Hoor eens, Antoine," zeide ik tot hem, laat, hem mij nu eens zieu? Misschien zie ik je nooit weer... En vóór dat ik sterf moet ik hem toch gezien hebben. Morgen vertrek ik weer naar Amerika waar ik waarschijnlijk «en jaar of tien zal blijven. En als hij nog een dierbaar geheim is, dan beloof ik je, dat ik het niet zal ver raden ... Laat hem mij alsjeblieft zien!" O,... mijn hardlooperF" zeide hij, en in zijn stem meende ik een naamlooze smart te hooren, een smachtend verlangen naar onze twintig jaren, naar ons lachen, naar onze droomen, naar de rozen... De kamer van de herberg kwam mij voor als een donker graf, waarin zwarte schaduwen groeien schaduwen van ver vlogen jeugd, naargeestig als oude mummies, en ver, ach ! zoo ver van den zonneschijn en de rozen .. . uit, de goot steeg een pestlucht op, zij was vol van de onreinheid eener verdorven stad ... En met de voeten in de onreinheid der goot staande, ge bogen, rimpelig, met roode oogen, mager en kaalhoofdig, verschrom peld, zeide de beeldhouwer Antoine, die eens zulk een schoon kind was met zijn bibberende stem, die half fluitend door zijn afgebrokkelde tanden kwam . . . stamelde hij, terwijl hij met de rechterhand den hoed afnam en met zijn linker wijsvinger op ziju voorhoofd wees, op half steunenden toon de voor de eeuwigheid bestemde woorden: Mijn hardlooper? Och, och, wat zijt ge toch een materialist, mijn waarde vriend! ... Hier .. . Hier is hij!..." INGEZONDEN. Een eigen geliow der Doofstommen VereeniM door Liefde Saamgebraclit," door J. A. Touiis. Aan de stille zijde der Westermarkt staat een perceel No. 1(5, thans leeg en onbewoond; maar niet lang zal het duren, of elke kamer, groot en klein is betrokken en doet belangrijke dienst. Door de goede zorgen van den heer C Hellingman, don schuts patroon van bovengenoemde Vereeniging, is het aangekocht, om te worden ingericht tot een vriendelijk en gastvrij tehuis der doofstommen, die als leden dier vereeniging, een nauw aaneen gesloten groep van vrienden en vriendinnen vormen. Zondag 27 Juni 1.1. was het huis voor de leden te zien. Ze kwamen er, mannen, vrouwen en kinderen en toen ze de gan gen doorloopen, de trappen op en af geklommen en de kamers bezichtigd hadden, toen drukten zij elkander van blijdschap de hand en gaven hun vreugde te kennen door allerlei gebaren en geluiden; toen voelden allen zich rijk in hun eigen gebouw. Merkwaardig is de opgewektheid die deze misdeelden bezielt, de vroolijkheid waarmede zij elkander naderen en toespreken. Toen zij daarna in de groote zaal van «Onx Ifnis'' eene tentoonNtelling van aquarellen bezochten, waren zij van alle bezoekers de meest belangstellende. Zij stonden nu hier dan ginds te kijken, wezen elkander op wat zij het mooist vonden en wisselden van gedachten met een vingervlugheid, die men moet hebben gezien om er zich een juiste voorstelling van te kunnen vormen. Perceel No. lij der Westermarkt, ruim 2 aren groot, is een uiterst geschikt huis voor het bier gewenschte doei. liet ligt vrijwel in het midden der stad en is voor allen gemakkelijk te bereiken. Het zal bevatten een lokaal voor vergaderingen en gezellige byeenkomsten, eene zaal voor de godsdienstoefeningen van den Zondagmorgen, een paar logeerkamers voor doofstommen, die van elders komen en hfer korten tijd vertoeven, eene woning voor een directeur, eene andere voor den conciërge, een kantoor, lokalen voor de werkverschaffing en een groote kelder als berg plaats voor materiaal. De breede poort kan dienen als toegang voor de werkplaatsen en wagens en karren doorlaten. Inderdaad, als dit huis, na het ondergaan van kleine veranderingen, in gebruik zal zijn ge nomen, zal elk die het ziet moeten erkennen dat de doofstommen, die hier zich vereenigen, een veilig toevluchtsoord, een vriende lijke verblijfplaats hebben gevonden. Nog geen twee jaren geleden begon de genoemde heer Helling man, bijgestaan door een dames-comité, zijn plannen tot het ver krijgen van een eigen gebouw ten uitvoer te brengen. Niet minder dan honderd acht en twintig duizend circulaires werden naar alle steden en dorpen van ons vaderland verzonden. Zij hielden het verzoek in, eene bijdrage in den vorm van een fwstzegel over te zenden. Ofschoon de kosten van drukken en verzenden slechts zeer matig werden vergoed, werd de aandacht op de Vereeniging, die tot nog toe vrij onbekend was, gevestigd en de bekendheid, die nu verkregen werd. had allerlei gunstige gevolgen. Ook toen een kleine schets, door den schrijver dezer rr-gelen in verschil lende dagbladen geplaatst, door den heer Hellingman als bro chure met inschrijvingsbiljet in vele exemplaren werd verzonden, werden verscheidene jaarlijksche bijdragen of giften in ns aan geboden. De vereeniging ging nog verder en met het oog op doofstommen uit andere landen, dio zij somwijlen bij hun door tocht door Amsterdam steunt, had zij den eigenaardigen inval, zich schriftelijk tot alle gekroonde hoofden van Europa te richten, met verzoek om geldelijke hulp, voorloopig niet zonder eenig resultaat. Vorst Johan II van Lichtenstein gat' het goede voor beeld, dat wie weet, door welke monarchen nog zal gevolgd worden, en zond een gift van / 200.?. Vergeten wij niet te vermelden dat onze koninginnen waren voorgegaan en elk / 1ÜO.?hadden bijgedragen. Zoo kwam eene som van ruim 5 mille in de kas van den penningmeester en werd ev aan jaarlijksche bijdragen /' 1555. toegezegd. Het gebouw, dat met overdracht voor ruim l ;> mille werd gekocht is, dus niet vrij eigendom der Vereeniging, maar de mannen die het kochten, hebben geloof in de medewerking der burgerij en geloof geeft moed. Voor vertimmering, aanschaf fing van meubels, zal een sommetje noodig zijn, evenzeer als voor de aanvulling van hetgeen aan de koopsom ontbreekt. Naar berekening zou de Vereeniging met lo a 12 mille geholpen zijn. Zal zij zooveel ontvangen V Voorzeker. Xiet in ns en niet in een paar weken, maar langzamerhand, in kleinere en grootere giften, die uit alle oorden van ons land zullen toevloeien. Zoo spoedig bet gebouw gereed is. zal bet voor een ieder ter bezichtiging gesteld worden. Kerst dan zal de werkzaamheid worden gekend en gewaardeerd Wie daar de verschillende doof stommen aan den arbeid of in gezellig verkeer vereenigd zal zien, zal de groote waarde van dit voreBingingsptint beseffen en gaarne iets bijdragen in het belang van hen, die zooveel missen en die in den regel met het woinigjn dat ze hebben, zoo tevreden zijn. Men vergete niet dat dit trroepje mannen en vrouwen een innig gevoel van gemeenschap kweekt en de oen zich verantwoordelijk stelt voor bet wel en wee van den ander. Vriendschappelijk gaan ze met elkander om en geen wonder is het ook dat zij onderling huwelijken sluiten, waaruit gelukkig in den regel hoorendi) kin deren worden geboren. Is het geen voorrecht voor onze samen leving dat deze Vereeniging voor de misdeelden van haren aard zich in do bres stelt en verdient zij daarom niet den steun van wie wat missen kan? '/AIO gebeurde bot noir onlangs dat tot de Vereoniging een doofstomme kwam, die twee nachten onder den blooten hemel en zoo goed als zonder voedsel bad doorgebracht. Te vergeefs bad hij hier en daar aangeklopt orn hulp. Ken doof stomme mist de handigheid en gevatheid, die hoorenden kunnen aanwenden om hun beklag te doen. Welnu, de \'ereenigin^ heeft dien zwerver de hand toegestoken. Een goed verblijf en voedsel zijn hem verstrekt en bij de werkverschaffing is hem arbeid aan gewezen. Zoo is deze ongelukkige in den kring opgenomen en voor verdere onheilen behoed. Zoo wordt de werkverschaffing dagelijks bezocht door twee broeders, waarvan de jongste in zijn jeugd geenerlei onderwijs heeft genoten, omdat burgerlijke noch kerkelijke overheid van het dorp zijner inwoning dat onderwijs kon bekostigen. Ten einde raad hebben zijne ouders hem gezonden naar de Vereeniging »door Liefde Saamgebracbt" en deze stiet hem niet af, maar nam hem aan. De nieuwe lotgenoot begint nu in den vriendenkring op te leven en leert allerlei, dat hem vroeger niet onder de oogen gebracht werd. Van de werkverschaffing gesproken, den geheelen winter, die achter ons ligt, door, werden van 24 tot 26 doofstommen aan den arbeid gezet; thans is nog een lötal aan 't werk. Kleedingstukken en voedingsmiddelen werden hun verstrekt die te weinig met hun handen verdienden, om een, zij het ook sober bestaan te kunnen leiden. Deze Vereeniging, die niet vraagt naar godsdienstige belijdenis, en mannen en vrouwen van elk kerkgenootschap gaarne opneemt, zal, zoo vertrouwen wij. een nieuw en verhoogd leven te gemoet gaan. Rondom aller vriend «Vader Hellingman," die steeds bedacht is op aller welzijn en die zooveel voor hen voelt, omdat hij van nabij al den jammer der doofstomheid moest leeren kennen en die door zijn dochter en behuwdzoon krachtig gesteund wordt, vereenigen zich de leden der Vereeniging zoo gaarne. Maar niet minder gaarne rondom hun lotgenoot den heer J. Stuhr, die des Zondags voor de Protestantsche vrienden eene leerrede voordraagt in de zoo eigenaardige godsdienstoefening en den heer J. Beelen, die als hoorende, de tolk is tegenover de buitenwereld, en 't lief en leed met allen sinds jaren deelt. Dat beide mannen als direc teur en conciërge in het nieuwe huis zullen inwonen, dat is allen een waarborg, dat zij het er goed zullen hebben. Welaan dan, laat ons een bewijs onzer belangstelling zenden naar het nieuwe gebouw, als het gereed is en giften ontvangt of reeds dadelijk aan den beer C. Hellingman, Nassaukade 113, of aan de voorzitster van het dames-comitémevr. M J. Blas Hellingman, Nassaukade 112. Boeken voor de ontspanningszaal, meubels voor de verschillende lokalen, versieringen voor de wanden, allerlei kleinigheden, die in een huis te pas komen, giften in geld voor de kas van den penningmeester, alles is welkom, zeer welkom. En al kan maar deze of gene, die, zonder zich zelf te hooren, de kunst van spreken heeft geleerd, u dank zeggen met hoorbare klanken, allen zullen met sprekend oog u de hand drukken en een woord van erkentelijkheid stamelen. Wie een goed oogenblik wil doorbrengen, ga met. gevulde hand naar de Westermarkt, stille zijde No. 10. Hij keert huiswaarts, rijker dan hij ging. Driemaal Mozen. de Ken kleine opmerking. In bet artikel ovor Mr. P. J. Troelstra, opgenomen in hot jongste M'ccl'ltlail, wordt de ineening uitgesproken, dat na Thorbecke de tegenwoordige afgevaardigde van Tietjerksteradeel de eerste zou zijn, die bij n algemeone verkiezing in drie districten gekozen werd. Ik wensch even te herinneren, dat in islll de heer W. II. de Beaufort tegelijk te Amsterdam, Utrecht en Dslt't weid gekozen en de lieer dleichrnan te Amsterda'u, 's-Gravenhuge en Rotterdam. Het doet aan de beteekenis der drievoudige verkiezing van. Mr. Troelstrn nie-s at', maar de historie heeft haar rechten. Met achting, J'10 D w. X.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl