Historisch Archief 1877-1940
No. 1048
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
voor zyn gedicht, aan Hofmann het onderwerp
voor zyne studie heeft aan de hand gedaan ; maar
telkens vindt men by den een en ander trekken die
min of meer tot den anderen Don Juan, den op
historischen grond berustenden, naderen. Deze
laatste heeft weer zuiverder de echt Spaansche
novelle Les omes du purgatoire geïnspireerd, men
vindt hem ook in de Etude sur l'Espagne en de
geschiedenis van Don Miquel de Maaara van
Latour en in Une visite a Don Jiwn van
Maurice Barrès.
De twee typen heeten Don Juan Tenorio en
Don Juan (of eigenlyk Don Miguel) de Maiiara.
De eerste is die van Molière, die hem aan Tirso
de Molina ontleende en hem met zijn gewone
vrijmoedigheid in Don Juan ou Ie festin de
pierre tot onkenbaar wordens toe vervormde. De
Don Juan van Molière is geheel de Fransche
losbol van de zeventiende eeuw geworden; de
«slechte edelman", een Lauzun, egoïstisch en
hoogmoedig, zinnely'k en wreed. Hy' is een
godloochenaar, tevens zonder eenige philosophie en
zonder eenig ideaal. Hy verleidt en verlaat, zonder
eenig ander doel dan de variatie van zy'n genot; hij
geniet in den wellust en in de tranen. Zyn
eenige goede eigenschap is moed; hy' trotseert
den dood in alle vormen en op alle oogenblikken.
Hy sterft zonder berouw.
Voor dit type had Molière de modellen, minder
volmaakt, maar in bijzonderheden even kras,
om zich heen. Jonge Fransche officieren, die bij
het beleg van Lerida in 1647, eene brasparty
in eene kerk hielden, openden de grafzerken, lieten
muziek maken, en dansten met de lyken.
Een gewyzigd type heeft da Ponte aan Mozart
gegeven, poëtischer en bekoorlijker. De som
bere Spaansche wreedaard is een gracieus Ita
liaan geworden; indien al het begin en het eind
van de opera tragisch zy'n, de tragedie is tel
kens doorweven met vroolykheid en elegance,
in dit opzicht ook is de vertolking van d'An
drade zoo meesterlijk en geheel in den geest
der bewerking. Hartstochtelyk en ironisch,
vorstelijk en spottend, vol zinnelyke passie en toch
vol galanterie, is de Don Juan van Mozart veel
meer lichtzinnig dan boosaardig, veel meer sym
pathiek en interessant dan afschuwwekkend.
Hoffmann's studie over Don Juan legt al de
droomen der romantiek in het personnage; hy'
wordt een soort Faust, een soort »Uebermensch",
een hartstochtelijk en nooit voldaan ideaalzoeker,
een soort natuurkracht. Don Juan's wreedheid
jegens zy'n slachtoffers is dan de wraak voor de
teleurstelling die zy hem telkens bereiden, wanneer
hy de absolute ideale liefde zoekt. Het is dezelfde
Don Juan, waarvan Musset telkens spreekt, o.a. in
Namouna, en waarin hy zy'n eigen ziel en die van
zy'n geheele tydvak weerspiegeld vond.
Byron heeft den Don Juan, ook niet aan het
oorspronkelijke ontleend,?weer anders vervormd.
Zy'n Don Juan is heel weinig slecht of wreed; hij
is by'na nog meer philosoof en poëet dan zinnelijk;
hy is meer verleid dan verleider; zyn hart is te
week om al zyne bekoorlijke vriendinnen, Dofia
Juana, Haydée, Dudu en hoe ze verder heeten,
serieus kwaad te doen. Hy' is een betrekkelyk
goedig edelman a bonnes fortunes, sentimenteel
en bitter, zinnelijk en ironisch, meestal oprecht
en even ongelukkig als zy'n verlaten gezellinnen,
De andere Don Juan, die van Mérimée in
Les Ames du Purgatoire en die van Alexandre
Dumas in Don Juan de Maüara, is meer aan
de bron ontleend, aan het tweede type. Mérimée
is nauwgezet, hy kent Spanje; hij zet uiteen hoe
het type der Sevillaansche traditie eerst op het eind
der vorige eeuw in Spanje zelf is ondergegaan in
dat van den ouderen Don Juan Tenorio ; zijn werk
heeft archaeologische waarde, zy'n type is geen
Franschman of Italiaan of romanesk Engelschman.
Mérimées Don Juan is vroom opgevoed ; hy wordt
door de omgeving, het kry'gsleven, de vriende
lijkheid der vrouwen in verzoeking gebracht en
verleid, maar hy blyft vroom, zy'n geheele leven
door. Op het midden van zy'n loopbaan wordt
hy verschrikt door een visioen, meent zy'n eigen
begrafenis by te wonen, wordt monnik en sterft
in reuk van heiligheid. Dit is echt Spaansch.
Zy'n partner, de schoone Theresa, die hij ver
leid heeft terwy'l hy student te Salamanca was,
is even Spaansch. Hij vindt haar in een klooster
te Sevilla terug; zy is uit wanhoop non gewor
den. Als zy Don Juan weervindt, ontwaakt de
oude liefde-, z\j wil het klooster verlaten en
hare ziel offeren om hem te volgen; maar wan
neer zy' verneemt dat hy monnik geworden is
en tot berouw en boete is overgegaan, is haar
uitroep: »Hy heeft my nooit lief gehad !"
De goede oude Dumas zag in den tweeden
Don Juan een effectvoller tooneeltype dan in den
eersten; daarom koos hij hem tot onderwerp van
een «mysterie", dat eigenlijk alleen een mooi
melodrama is, met hel en hemel, engelen en
demonen, kroegen en cathedralen, boudoirs en
kerkhoven, duels, verleidingen en schakingen,
Alles fantastisch tooneeldecor, zonder andere dan
romantische waarheid. Dumas verving ook het
echt Spaansche idee van Don Juan's berouw en
heiligheid door het geliefkoosde idee_der roman
tische school, de verzoening der straf door eene
reine liefde. Don Juan, aan alle ondeugden
verslaafd, moordenaar van zijn vader en zijn
broeder, vorstinnen winnend of verspelend bij
de kaart, wordt, na al die misdaden, gered door
de oprechte liefde van een zy'ner slachtoffers en
eene minuut van berouw. Om die minuut zelfs
te kry'gen moet er heel wat gebeuren.
Martha. Don Juan, ik ben de engel der ver
geving, want ik ben de engel der liefde ... Ik
kom van den Heer ! ... Bekeer u, heb berouw !
Don Juan. Het is te laat; het uur van mid
dernacht zal slaan.
Martha. Anderen hebben den wyzer
vooruitgezet om u te verderven; ik zet hem achteruit
om u te redden. Nog blijft er eene seconde over ...
Don Juan, bekeer u !
Don Juan. Engel der liefde, engel van genade
en barmhartigheid, gy overwint! ... Vergeving
God.... ik heb berouw !
Dit is geheel on-Spaansch, en zelfs geheel
onkerksch, maar het is kleurig, .levendig, een
heel amusant drama. Blykbaar heeft Mérimée
den Don Miguel de Maiiara Spaanscher gevonden
dan den Don Juan Tenorio van Tirso de Molina,
en Dumas heeft geen van beiden romantisch ge
noeg gevonden voor zy'n behoefte en vooral
Molière niet willen navolgen.
(Slot volgt). v. L.
Noord- en Zuid-Ned. Opera-vereeniging.
Het bestuur der Noord- en Zuid-Nederlandsche
Opera-vereeniging (J. G. de Groot, Gottfried Mann,
S. Wigersma en Johan Schmier), verzoekt ons
mede te deelen, dat binnenkort de musici, die
bij het orkest der N. en Z. Nederl. Opera-ver
eeniging zy'n geëngageerd, eene uitnoodiging
zullen ontvangen om een contract te teekenen,
dat hunne tevredenheid ruimschoots zal weg
dragen.
De Vliegende Hollander en zijn tweede
componist.
Zooals bekend is, heeft Wagner het scenario
van zyn Vliegende Hollander voor 500 francs
verkocht aan den directeur der Groote Opera te
Parys, die het op muziek liet zetten door een
ander componist. De heer George Servières heeft
de geheel vergeten partitie van Wagner's mede
dinger weer opgezocht en deelt daarover iets
mede in den Guide Musical.
De opera van Dietsch, getiteld Ie
VaisseauFantóme on Ie Maudit des mers heeft twee
bedryven en drie tafereelen. De librettisten Paul
Foucher en Bénédict lievoil hebben het scenario
van Wagner verhakstukt met brokken, ontleend
aan een Engelschen roman van Kapitein Marryat
en hebben alle namen veranderd. Het stuk speelt
op Shetland, een van de Arkadische eilanden,
Senta heet Minna; zij is de dochter van den
koopman Barlow. Erik, de jager, is een matroos
op een van Barlow's schepen geworden en heet
Magnus. De Vliegende Hollander is een Noor,
zijn naam is Troïl. Het eerste tafereel komt
overeen met het begin van het tweede bedrijf
van Wagner's opera, behalve dat er geen koor
van spinsters in voorkomt. Minna vertelt de
legende van den vervloekte; zy is dezelfde als
in de Vliegende Hollander, alleen hebben de
librettisten, om het drama wat krasser te maken,
het voorgesteld, alsof Troïl gedurenden den storm
zijn loods, die niemand anders was dan de vader
van Magnus, in zee geworpen had. In het tweede
tafereel komt Barlow zy'n dochter vertellen, dat
zij moet trouwen met Troïl (die nu zegt dat hy
Waldemar heet), omdat deze hem gered heeft.
De Noorsche equipage, die aan land is gekomen,
sluit vriendschap met de Shetlandsche matrozen,
die hun nieuwen vrienden een zeer romantischen
drank geven: »rum gemengd met buskruit" ! Nu
verwijdert zich de menigte en in een cavatine
vraagt Troïl-Waldemar Minna: »l'Ange du rivage,
la Madone du port" te zijn. Minna stemt toe.
Wanhoop van Magnus. Vroolijk eindkoor.
In de tweede acte beproeft Magnus, die om
een ongelukkige liefde, geestelijke is geworden,
vergeefs Barlow te waarschuwen voor den vreem
deling ; de koopman trekt zich hiervan niets
aan en roept uit: »Leve de hel, wanneer zij mij
rykdom en geluk brengt!" De vreemdeling
maakt zy'n waren naam aan Minna bekend.
«Durft gij mij op mijn schip volgen ?" »Ja,"
zegt zy, »ik zal mij aan u verbinden, om u te
redden." Daarna wonen w\j de
huwelijksplechtigheid by'. De priester, Magnus, vraagt den
bruidslieden hun ringen te ruilen. Troïl aarzelt,
zy'n bloedige hand te toonen; Magnus trekt hem
zijn handschoen uit en herkent den moordenaar
van zijn vader. Hij roept uit: «Bezoedel ons
eiland niet met uw schreden. Vlucht, uw va
derland is de storm!" Men scheidt de verloofden.
Troïl, ten verderve gewijd, roept de helsche
machten aan. Minna stort zich in de golven,
om hem, zijn ondanks, te redden. Het schip
verzinkt. Apotheose.
De melodramatische verfraaïngen, die de libret
tisten hadden aangebracht, waren niet voldoende,
om de muziek van Dietsch te redden; men vond
dat zy' vervelend was, dat melodie ontbrak en
dat zij schrikkelijk geleerd was. Het werk was
intusschen niet meer dan banaal en werd maar
elfmaal opgevoerd.
iitiiiniitniiMiiinifntltinmnimitmnimtmniiMiininimiiiiiiiinimiimmi
De ontmanteling oer Nieuwe M OD den Dam,
Wij Amsterdammers, wy staan op enkele punten
bij vele groote steden van hier en uit het buiten
land ten achter. Zelfs zijn enkele kleinere steden
uit ons land in dit opzicht in betere conditie,
wij hebben namelijk geen groote, publieke ge
bouwen, of die er zijn, dienen tot een ander doel
dan waartoe zij werden opgericht, of zij verkeeren
in een dergelijken toestand van vandalistische
onverzorgdheid, dat als de nood aan den man
is, de moeiten en kosten te groot blijken om ze
geheel een nog dragelijk voorkomen to geven.
En de zaak blijft er dan weer bij.
Niet zoo, hoop ik en eenige anderen, zal het
nu gaan met de Nieuwe Kerk op den Dam, die
van den kant waar de minste menschen haar
zien, gerestaureerd is, en die nu van den
Dam-kant (althans wat het transept betreft)
wat wordt opgeknapt, 't Blijkt dan toch dat het
voor velen reeds een dringende behoefte leek,
dit gebouw dat, al is het geen Kathedraal
uit het bloeitijdperk der gothiek, toch een waar
Amsterdamsch monument om haar zoo by uit
stek Hollandsche eigenschappen is nu de kro
ningsfeesten op komst zy'n, wat na te zien. Maar
omdat het alty'd beter is een werk geheel goed
te doen, dan met een begin de rest weer aan
zy'n lot over te laten, zou misschien nu juist de
tijd daar zyn, op de verdere gebreken te wyzen,
die dit zeer mishandelde bouwwerk aankleven,
en te zien in hoeverre het mogelyk ware zijn
overtollige aanhangsels te verwijderen.
Reeds vroeger is deze quaestie, meen ik, in
andere bladen besproken, maar zeker is het, dat
ook hier aan deze zaak moet gedacht worden,
nu de heer Jan Veth in de laatste aflevering van
de Gids zijn zeer gloedvol woord ten beste van
deze goede zaak is komen zeggen, en de heer
Jan Kalff in het laatste nummer van de Kronielc
(Zondag 18 Juli) met meer historische en be
redeneerde gegevens, en een prent naar een oude
afbeelding, min of meer den weg die men by dit
werk zal mogen inslaan, heeft aangeduid. Ik
hoop dat het mij vergund zij hier my'n adhaesie
aan hun willen uit te spreken.
't Is voornamelyk de kwestie, hoe men dit zeer
ingewikkelde probleem zal aanvatten, want de maat
der ongerechtigheden is hier zoo groot, dat men
allicht in een al te furieuzen lan een al te groot
slooperswerk zou willen aanbevelen, wat zeker
weinig doeltreffend zou zyn. Want van al die
grootere en kleinere, oudere en minder oude
huisjes die om en tegen de kerk gebouwd zy'n,
zijn er enkelen die zeker het goed aspect van
het geheel verhoogen en completeeren, en die, bij
een amoveering, werkelyk noodige gedeelten tot
het algemeen aspect zouden blijken. Want juist
het Hollandsche, het eigenaardig laat-gothiek en
quasi renaissance-achtige van het geheel eischt
deze bijgebouwtjes, voor een deel, maar zij eischt
die natuurlyk nergens leelijk. Een gothieke ka
thedraal zou door een dergelyke algeheele ont
manteling zeker winnen, maar deze Hollandsche
kerk zou dat zeker niet.
Nu vindt ik het zeer opmerkelijk, dat juist de
leelykste huisjes daar staan, waar zij 't meest
gezien worden, althans 't meest' gezien zullen
worden in de kroningsdagen, als de oogen van
heel het Nederlandsche volk, en van nog veel
vreemde volkeren in de personen van hun
gezanten enz. van den Dam af, dit grijze ge
bouw zullen tegenblikken. Wel ! ik zou hier
mee, al is het niet langs arithmethischen weg,
bewezen willen zien, dat aan dezen kant het sterkst
gebroken zal moeten worden. Daar kan het goed
resultaat hebben, en in aansluiting met den transept
gevel, die nu schoongemaakt wordt, kan dat een
veel verbeterd aspect geven. Vooreerst winnen
wij er bij, dat het kerkeraadsgebouw, quasi
gothiek, uit het midden dezer eeuw, voor eeuwig
van de baan ga ; ten tweede dat al die horribele
winkeltjes aan de Mozes- en Aiironstraat
verdwy'nen, en ten derde dat die straat veel breeder
worde, 't geen de heer Jan Kalff in de Kroniek
van de vorige week met opmetingen uit de platte
gronden heeft aangetoond.
Dat werkelijk aan dezen kant, een dergelijke
schoonmaak een groote verbetering zou zijn, be
hoeft wel geen betoog, terwijl aan de zijden van
den Nieuwezijds Voorburgwal een paar huisjes
en dit zijn oude staan, wier raamverdeeling
en gevelaspect, als men uit de Molsteeg komt,
nog lang zoo'n kwaad effect niet maken met de
groote ramen en het dak en het torentje van de
kerk, die er boven uitsteekt. Aan het noorder
transept evenwel dat pas zoo geheel en al gere
staureerd werd, zyn een paar allerergerlijkste
krotjes, die tusschen de contreforten en de groote
portiek in, meer dan storende parasieten van dit
groote huis zijn, en die onverwyld moeten worden
weggehaald, omdat juist dit zeker de plaats niet is
waar huisjes tegen de kerk hooren. Daarbij is
aan de Gravenstraat een prachtige renaissance
gevel, een van de mooiste in dat soort die nog
in Amsterdam staan; en 't zou zeker jammer
zijn dien te amoveeren om deze reden en om der
wille van het Gravenstraatje zelf, dat, naast de
enorme lijnen van de contreforten der kerk,
zeker niet zoo echt Amsterdamsch zou blijven.
En dan, aan het koor zijn ettelijke krotten en
vuilnishuisjes, die zelfs, al was het geen histo
risch gebouw, verwijdering verdienden.
Geenszins is het dus de bedoeling, maar boutweg
aan het hakken te gaan, op gevaar af van de
stabiliteit van dit groote gebouw te verzwakken,
maar wel om wat er staat, en wat er nog restend
mocht zija van deze zoo zeer veronachtzaamde
kerk, te bewaren en een beter te genieten aspect
te geven, zoodanig ten minste dat het de groote
gebeurtenis van het volgend jaar eenigszins meer
waardig worde, en een Hollandsen cachet blijve
behouden, zonder dat het daarom nog een beeld
zij van de echt Hollandsche laksheid en wan
smaak, die in de verzorging van dit gebouw tot
nogtoe schijnen te hebben voorgezeten.
Hoe dit te bereiken is, ik beschik over te
weinig gegevens om hier een weg te willen of
te kunnen wijzen, maar wel lijkt mij de gedachte
van de heeren Jan Veth en ,Ian Kalff nog zoo
kwaad niet: laat jan en alle man er aan denken,
by de penningen die hij voor tydely'ke (en God
weet hoe leely'ke) uitdosschingen van de stad zal
gaan storten, dat hy misschien beter deed met
de helft van zyn by'dragen in een ander fonds
te storten, dat bestemd zou zijn om dit zoo zeer
gedelabreerde gebouw voor alty'd wat waardiger
van uiterly'k te maken.
TH. MOLKENBOEB.
Bij de firma E. J. van Wisselingh & Co, Spui
23, is tentoongesteld een aquarel van Geo
Poggenbeek, »In de Weide."
NIEUWE UITGAVEN.
MK. W. M. H. BOEES. De tegenwoordige or
ganisatie van den Nederlandschen Staat. Amster
dam, Scheltema & Holkema.
P. J. G. NELL. Handleiding voor den Amateur
Fotograaf- Wielrijder. Apeldoorn, L. Hansma.
S. J. BAKKNTZ-SCHÖNHEKG. Hoe Mevr. v. Alfen
aan den bommel ging. Warendorf's
Novellenbibliotheek.
Inhoud van Tijdschriften.
Eiqen Haard. Een oud Devies, door Louise
B. B., IV. Sen belangryk dorp, door J. P.
M. Camman, met afbeeldingen, (slot.) De
eerste dag van den Henley-wedstrijd, naar eene
photografische opname. Indrukken van een
dag te Henley, door Wm. Muiier, met afbeel
dingen van de ploegen van Laga en Triton en
teekeningen van den schrijver. De brievenbus,
naar het Fransch van RenéBazin. Een ky'kje
in Nieuw-Heivoet, met afbeelding. Verschei
denheid. Feuilleton.
CORRESPONDENTIE.
Wegens plaatsgebrek wordt het slot van het
feuilleton in het volgend nummer gegeven.
iiïiiiiiiüiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiima
40 cents per regel.
Henneberg-Zijde
alleen echt, indien direct van mijn Fabrieken
betrokken, zwart, wit en kleurig van 35 et»
tot f 14.65 per Meter effen, gestreept, geruit,
gewerkt, damast enz. (ca. 240 versch. qual. en
'2000 versch kleuren, dessins, enz.). Franco
en vrij van Invoerrechten in buis.
Stalen ommegaand. Dubbel briefporto naar
Zwitserland.
G. Henneberg's Zijde-Fabrieken
(k. & k. Hofiever.), Zürich.
Hoofd-Depöt
VAN
Dr. JAEGER'S ORIG.
Boraaal-WolartMen.
K, F. DEUSCHLE-BENGER,
Amsterdam, Kalverstraat 157.
Eenig specialiteit in deze
artikelen in geheel Nederland
H. R AHR te Utrecht.
Pianofabriek.
Binnen- en Buitenl. Muziekhandel.
Amerikaansche Orgels.
Ruime keuze in Huurpiano's.
MEIJBOOS & KALSHOVEN,
Arnhem.
Piano-, Orgel- en Muziekhandel.
Ruime keuze in Huurpiano's.
Dagelijks 's morgens 10 uur, via
Broek in Waterland en Monniken
dam. Afvaart de liityterkade naast de
Kettingboot.
O j) irrrkdagen zijn gezehchapsbiljetten,
tegen belangrijke reductie, op aanvrage
verkrijgbaar.
De Havensloombooldienst.
Voor het maken hiervan is een
prachtig ingericht stoomjachl
dagelijks TE HUUR. Te bevragen: Kantoor
Havenstoombootdienst, l'.'~ O. '/>. }rooi'bitrgii:al,
Amsterdam. Telefoon (! H 4.