De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1897 25 juli pagina 3

25 juli 1897 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

No. 1048 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. voor zyn gedicht, aan Hofmann het onderwerp voor zyne studie heeft aan de hand gedaan ; maar telkens vindt men by den een en ander trekken die min of meer tot den anderen Don Juan, den op historischen grond berustenden, naderen. Deze laatste heeft weer zuiverder de echt Spaansche novelle Les omes du purgatoire geïnspireerd, men vindt hem ook in de Etude sur l'Espagne en de geschiedenis van Don Miquel de Maaara van Latour en in Une visite a Don Jiwn van Maurice Barrès. De twee typen heeten Don Juan Tenorio en Don Juan (of eigenlyk Don Miguel) de Maiiara. De eerste is die van Molière, die hem aan Tirso de Molina ontleende en hem met zijn gewone vrijmoedigheid in Don Juan ou Ie festin de pierre tot onkenbaar wordens toe vervormde. De Don Juan van Molière is geheel de Fransche losbol van de zeventiende eeuw geworden; de «slechte edelman", een Lauzun, egoïstisch en hoogmoedig, zinnely'k en wreed. Hy' is een godloochenaar, tevens zonder eenige philosophie en zonder eenig ideaal. Hy verleidt en verlaat, zonder eenig ander doel dan de variatie van zy'n genot; hij geniet in den wellust en in de tranen. Zyn eenige goede eigenschap is moed; hy' trotseert den dood in alle vormen en op alle oogenblikken. Hy sterft zonder berouw. Voor dit type had Molière de modellen, minder volmaakt, maar in bijzonderheden even kras, om zich heen. Jonge Fransche officieren, die bij het beleg van Lerida in 1647, eene brasparty in eene kerk hielden, openden de grafzerken, lieten muziek maken, en dansten met de lyken. Een gewyzigd type heeft da Ponte aan Mozart gegeven, poëtischer en bekoorlijker. De som bere Spaansche wreedaard is een gracieus Ita liaan geworden; indien al het begin en het eind van de opera tragisch zy'n, de tragedie is tel kens doorweven met vroolykheid en elegance, in dit opzicht ook is de vertolking van d'An drade zoo meesterlijk en geheel in den geest der bewerking. Hartstochtelyk en ironisch, vorstelijk en spottend, vol zinnelyke passie en toch vol galanterie, is de Don Juan van Mozart veel meer lichtzinnig dan boosaardig, veel meer sym pathiek en interessant dan afschuwwekkend. Hoffmann's studie over Don Juan legt al de droomen der romantiek in het personnage; hy' wordt een soort Faust, een soort »Uebermensch", een hartstochtelijk en nooit voldaan ideaalzoeker, een soort natuurkracht. Don Juan's wreedheid jegens zy'n slachtoffers is dan de wraak voor de teleurstelling die zy hem telkens bereiden, wanneer hy de absolute ideale liefde zoekt. Het is dezelfde Don Juan, waarvan Musset telkens spreekt, o.a. in Namouna, en waarin hy zy'n eigen ziel en die van zy'n geheele tydvak weerspiegeld vond. Byron heeft den Don Juan, ook niet aan het oorspronkelijke ontleend,?weer anders vervormd. Zy'n Don Juan is heel weinig slecht of wreed; hij is by'na nog meer philosoof en poëet dan zinnelijk; hy is meer verleid dan verleider; zyn hart is te week om al zyne bekoorlijke vriendinnen, Dofia Juana, Haydée, Dudu en hoe ze verder heeten, serieus kwaad te doen. Hy' is een betrekkelyk goedig edelman a bonnes fortunes, sentimenteel en bitter, zinnelijk en ironisch, meestal oprecht en even ongelukkig als zy'n verlaten gezellinnen, De andere Don Juan, die van Mérimée in Les Ames du Purgatoire en die van Alexandre Dumas in Don Juan de Maüara, is meer aan de bron ontleend, aan het tweede type. Mérimée is nauwgezet, hy kent Spanje; hij zet uiteen hoe het type der Sevillaansche traditie eerst op het eind der vorige eeuw in Spanje zelf is ondergegaan in dat van den ouderen Don Juan Tenorio ; zijn werk heeft archaeologische waarde, zy'n type is geen Franschman of Italiaan of romanesk Engelschman. Mérimées Don Juan is vroom opgevoed ; hy wordt door de omgeving, het kry'gsleven, de vriende lijkheid der vrouwen in verzoeking gebracht en verleid, maar hy blyft vroom, zy'n geheele leven door. Op het midden van zy'n loopbaan wordt hy verschrikt door een visioen, meent zy'n eigen begrafenis by te wonen, wordt monnik en sterft in reuk van heiligheid. Dit is echt Spaansch. Zy'n partner, de schoone Theresa, die hij ver leid heeft terwy'l hy student te Salamanca was, is even Spaansch. Hij vindt haar in een klooster te Sevilla terug; zy is uit wanhoop non gewor den. Als zy Don Juan weervindt, ontwaakt de oude liefde-, z\j wil het klooster verlaten en hare ziel offeren om hem te volgen; maar wan neer zy' verneemt dat hy monnik geworden is en tot berouw en boete is overgegaan, is haar uitroep: »Hy heeft my nooit lief gehad !" De goede oude Dumas zag in den tweeden Don Juan een effectvoller tooneeltype dan in den eersten; daarom koos hij hem tot onderwerp van een «mysterie", dat eigenlijk alleen een mooi melodrama is, met hel en hemel, engelen en demonen, kroegen en cathedralen, boudoirs en kerkhoven, duels, verleidingen en schakingen, Alles fantastisch tooneeldecor, zonder andere dan romantische waarheid. Dumas verving ook het echt Spaansche idee van Don Juan's berouw en heiligheid door het geliefkoosde idee_der roman tische school, de verzoening der straf door eene reine liefde. Don Juan, aan alle ondeugden verslaafd, moordenaar van zijn vader en zijn broeder, vorstinnen winnend of verspelend bij de kaart, wordt, na al die misdaden, gered door de oprechte liefde van een zy'ner slachtoffers en eene minuut van berouw. Om die minuut zelfs te kry'gen moet er heel wat gebeuren. Martha. Don Juan, ik ben de engel der ver geving, want ik ben de engel der liefde ... Ik kom van den Heer ! ... Bekeer u, heb berouw ! Don Juan. Het is te laat; het uur van mid dernacht zal slaan. Martha. Anderen hebben den wyzer vooruitgezet om u te verderven; ik zet hem achteruit om u te redden. Nog blijft er eene seconde over ... Don Juan, bekeer u ! Don Juan. Engel der liefde, engel van genade en barmhartigheid, gy overwint! ... Vergeving God.... ik heb berouw ! Dit is geheel on-Spaansch, en zelfs geheel onkerksch, maar het is kleurig, .levendig, een heel amusant drama. Blykbaar heeft Mérimée den Don Miguel de Maiiara Spaanscher gevonden dan den Don Juan Tenorio van Tirso de Molina, en Dumas heeft geen van beiden romantisch ge noeg gevonden voor zy'n behoefte en vooral Molière niet willen navolgen. (Slot volgt). v. L. Noord- en Zuid-Ned. Opera-vereeniging. Het bestuur der Noord- en Zuid-Nederlandsche Opera-vereeniging (J. G. de Groot, Gottfried Mann, S. Wigersma en Johan Schmier), verzoekt ons mede te deelen, dat binnenkort de musici, die bij het orkest der N. en Z. Nederl. Opera-ver eeniging zy'n geëngageerd, eene uitnoodiging zullen ontvangen om een contract te teekenen, dat hunne tevredenheid ruimschoots zal weg dragen. De Vliegende Hollander en zijn tweede componist. Zooals bekend is, heeft Wagner het scenario van zyn Vliegende Hollander voor 500 francs verkocht aan den directeur der Groote Opera te Parys, die het op muziek liet zetten door een ander componist. De heer George Servières heeft de geheel vergeten partitie van Wagner's mede dinger weer opgezocht en deelt daarover iets mede in den Guide Musical. De opera van Dietsch, getiteld Ie VaisseauFantóme on Ie Maudit des mers heeft twee bedryven en drie tafereelen. De librettisten Paul Foucher en Bénédict lievoil hebben het scenario van Wagner verhakstukt met brokken, ontleend aan een Engelschen roman van Kapitein Marryat en hebben alle namen veranderd. Het stuk speelt op Shetland, een van de Arkadische eilanden, Senta heet Minna; zij is de dochter van den koopman Barlow. Erik, de jager, is een matroos op een van Barlow's schepen geworden en heet Magnus. De Vliegende Hollander is een Noor, zijn naam is Troïl. Het eerste tafereel komt overeen met het begin van het tweede bedrijf van Wagner's opera, behalve dat er geen koor van spinsters in voorkomt. Minna vertelt de legende van den vervloekte; zy is dezelfde als in de Vliegende Hollander, alleen hebben de librettisten, om het drama wat krasser te maken, het voorgesteld, alsof Troïl gedurenden den storm zijn loods, die niemand anders was dan de vader van Magnus, in zee geworpen had. In het tweede tafereel komt Barlow zy'n dochter vertellen, dat zij moet trouwen met Troïl (die nu zegt dat hy Waldemar heet), omdat deze hem gered heeft. De Noorsche equipage, die aan land is gekomen, sluit vriendschap met de Shetlandsche matrozen, die hun nieuwen vrienden een zeer romantischen drank geven: »rum gemengd met buskruit" ! Nu verwijdert zich de menigte en in een cavatine vraagt Troïl-Waldemar Minna: »l'Ange du rivage, la Madone du port" te zijn. Minna stemt toe. Wanhoop van Magnus. Vroolijk eindkoor. In de tweede acte beproeft Magnus, die om een ongelukkige liefde, geestelijke is geworden, vergeefs Barlow te waarschuwen voor den vreem deling ; de koopman trekt zich hiervan niets aan en roept uit: »Leve de hel, wanneer zij mij rykdom en geluk brengt!" De vreemdeling maakt zy'n waren naam aan Minna bekend. «Durft gij mij op mijn schip volgen ?" »Ja," zegt zy, »ik zal mij aan u verbinden, om u te redden." Daarna wonen w\j de huwelijksplechtigheid by'. De priester, Magnus, vraagt den bruidslieden hun ringen te ruilen. Troïl aarzelt, zy'n bloedige hand te toonen; Magnus trekt hem zijn handschoen uit en herkent den moordenaar van zijn vader. Hij roept uit: «Bezoedel ons eiland niet met uw schreden. Vlucht, uw va derland is de storm!" Men scheidt de verloofden. Troïl, ten verderve gewijd, roept de helsche machten aan. Minna stort zich in de golven, om hem, zijn ondanks, te redden. Het schip verzinkt. Apotheose. De melodramatische verfraaïngen, die de libret tisten hadden aangebracht, waren niet voldoende, om de muziek van Dietsch te redden; men vond dat zy' vervelend was, dat melodie ontbrak en dat zij schrikkelijk geleerd was. Het werk was intusschen niet meer dan banaal en werd maar elfmaal opgevoerd. iitiiiniitniiMiiinifntltinmnimitmnimtmniiMiininimiiiiiiiinimiimmi De ontmanteling oer Nieuwe M OD den Dam, Wij Amsterdammers, wy staan op enkele punten bij vele groote steden van hier en uit het buiten land ten achter. Zelfs zijn enkele kleinere steden uit ons land in dit opzicht in betere conditie, wij hebben namelijk geen groote, publieke ge bouwen, of die er zijn, dienen tot een ander doel dan waartoe zij werden opgericht, of zij verkeeren in een dergelijken toestand van vandalistische onverzorgdheid, dat als de nood aan den man is, de moeiten en kosten te groot blijken om ze geheel een nog dragelijk voorkomen to geven. En de zaak blijft er dan weer bij. Niet zoo, hoop ik en eenige anderen, zal het nu gaan met de Nieuwe Kerk op den Dam, die van den kant waar de minste menschen haar zien, gerestaureerd is, en die nu van den Dam-kant (althans wat het transept betreft) wat wordt opgeknapt, 't Blijkt dan toch dat het voor velen reeds een dringende behoefte leek, dit gebouw dat, al is het geen Kathedraal uit het bloeitijdperk der gothiek, toch een waar Amsterdamsch monument om haar zoo by uit stek Hollandsche eigenschappen is nu de kro ningsfeesten op komst zy'n, wat na te zien. Maar omdat het alty'd beter is een werk geheel goed te doen, dan met een begin de rest weer aan zy'n lot over te laten, zou misschien nu juist de tijd daar zyn, op de verdere gebreken te wyzen, die dit zeer mishandelde bouwwerk aankleven, en te zien in hoeverre het mogelyk ware zijn overtollige aanhangsels te verwijderen. Reeds vroeger is deze quaestie, meen ik, in andere bladen besproken, maar zeker is het, dat ook hier aan deze zaak moet gedacht worden, nu de heer Jan Veth in de laatste aflevering van de Gids zijn zeer gloedvol woord ten beste van deze goede zaak is komen zeggen, en de heer Jan Kalff in het laatste nummer van de Kronielc (Zondag 18 Juli) met meer historische en be redeneerde gegevens, en een prent naar een oude afbeelding, min of meer den weg die men by dit werk zal mogen inslaan, heeft aangeduid. Ik hoop dat het mij vergund zij hier my'n adhaesie aan hun willen uit te spreken. 't Is voornamelyk de kwestie, hoe men dit zeer ingewikkelde probleem zal aanvatten, want de maat der ongerechtigheden is hier zoo groot, dat men allicht in een al te furieuzen lan een al te groot slooperswerk zou willen aanbevelen, wat zeker weinig doeltreffend zou zyn. Want van al die grootere en kleinere, oudere en minder oude huisjes die om en tegen de kerk gebouwd zy'n, zijn er enkelen die zeker het goed aspect van het geheel verhoogen en completeeren, en die, bij een amoveering, werkelyk noodige gedeelten tot het algemeen aspect zouden blijken. Want juist het Hollandsche, het eigenaardig laat-gothiek en quasi renaissance-achtige van het geheel eischt deze bijgebouwtjes, voor een deel, maar zij eischt die natuurlyk nergens leelijk. Een gothieke ka thedraal zou door een dergelyke algeheele ont manteling zeker winnen, maar deze Hollandsche kerk zou dat zeker niet. Nu vindt ik het zeer opmerkelijk, dat juist de leelykste huisjes daar staan, waar zij 't meest gezien worden, althans 't meest' gezien zullen worden in de kroningsdagen, als de oogen van heel het Nederlandsche volk, en van nog veel vreemde volkeren in de personen van hun gezanten enz. van den Dam af, dit grijze ge bouw zullen tegenblikken. Wel ! ik zou hier mee, al is het niet langs arithmethischen weg, bewezen willen zien, dat aan dezen kant het sterkst gebroken zal moeten worden. Daar kan het goed resultaat hebben, en in aansluiting met den transept gevel, die nu schoongemaakt wordt, kan dat een veel verbeterd aspect geven. Vooreerst winnen wij er bij, dat het kerkeraadsgebouw, quasi gothiek, uit het midden dezer eeuw, voor eeuwig van de baan ga ; ten tweede dat al die horribele winkeltjes aan de Mozes- en Aiironstraat verdwy'nen, en ten derde dat die straat veel breeder worde, 't geen de heer Jan Kalff in de Kroniek van de vorige week met opmetingen uit de platte gronden heeft aangetoond. Dat werkelijk aan dezen kant, een dergelijke schoonmaak een groote verbetering zou zijn, be hoeft wel geen betoog, terwijl aan de zijden van den Nieuwezijds Voorburgwal een paar huisjes en dit zijn oude staan, wier raamverdeeling en gevelaspect, als men uit de Molsteeg komt, nog lang zoo'n kwaad effect niet maken met de groote ramen en het dak en het torentje van de kerk, die er boven uitsteekt. Aan het noorder transept evenwel dat pas zoo geheel en al gere staureerd werd, zyn een paar allerergerlijkste krotjes, die tusschen de contreforten en de groote portiek in, meer dan storende parasieten van dit groote huis zijn, en die onverwyld moeten worden weggehaald, omdat juist dit zeker de plaats niet is waar huisjes tegen de kerk hooren. Daarbij is aan de Gravenstraat een prachtige renaissance gevel, een van de mooiste in dat soort die nog in Amsterdam staan; en 't zou zeker jammer zijn dien te amoveeren om deze reden en om der wille van het Gravenstraatje zelf, dat, naast de enorme lijnen van de contreforten der kerk, zeker niet zoo echt Amsterdamsch zou blijven. En dan, aan het koor zijn ettelijke krotten en vuilnishuisjes, die zelfs, al was het geen histo risch gebouw, verwijdering verdienden. Geenszins is het dus de bedoeling, maar boutweg aan het hakken te gaan, op gevaar af van de stabiliteit van dit groote gebouw te verzwakken, maar wel om wat er staat, en wat er nog restend mocht zija van deze zoo zeer veronachtzaamde kerk, te bewaren en een beter te genieten aspect te geven, zoodanig ten minste dat het de groote gebeurtenis van het volgend jaar eenigszins meer waardig worde, en een Hollandsen cachet blijve behouden, zonder dat het daarom nog een beeld zij van de echt Hollandsche laksheid en wan smaak, die in de verzorging van dit gebouw tot nogtoe schijnen te hebben voorgezeten. Hoe dit te bereiken is, ik beschik over te weinig gegevens om hier een weg te willen of te kunnen wijzen, maar wel lijkt mij de gedachte van de heeren Jan Veth en ,Ian Kalff nog zoo kwaad niet: laat jan en alle man er aan denken, by de penningen die hij voor tydely'ke (en God weet hoe leely'ke) uitdosschingen van de stad zal gaan storten, dat hy misschien beter deed met de helft van zyn by'dragen in een ander fonds te storten, dat bestemd zou zijn om dit zoo zeer gedelabreerde gebouw voor alty'd wat waardiger van uiterly'k te maken. TH. MOLKENBOEB. Bij de firma E. J. van Wisselingh & Co, Spui 23, is tentoongesteld een aquarel van Geo Poggenbeek, »In de Weide." NIEUWE UITGAVEN. MK. W. M. H. BOEES. De tegenwoordige or ganisatie van den Nederlandschen Staat. Amster dam, Scheltema & Holkema. P. J. G. NELL. Handleiding voor den Amateur Fotograaf- Wielrijder. Apeldoorn, L. Hansma. S. J. BAKKNTZ-SCHÖNHEKG. Hoe Mevr. v. Alfen aan den bommel ging. Warendorf's Novellenbibliotheek. Inhoud van Tijdschriften. Eiqen Haard. Een oud Devies, door Louise B. B., IV. Sen belangryk dorp, door J. P. M. Camman, met afbeeldingen, (slot.) De eerste dag van den Henley-wedstrijd, naar eene photografische opname. Indrukken van een dag te Henley, door Wm. Muiier, met afbeel dingen van de ploegen van Laga en Triton en teekeningen van den schrijver. De brievenbus, naar het Fransch van RenéBazin. Een ky'kje in Nieuw-Heivoet, met afbeelding. Verschei denheid. Feuilleton. CORRESPONDENTIE. Wegens plaatsgebrek wordt het slot van het feuilleton in het volgend nummer gegeven. iiïiiiiiiüiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiima 40 cents per regel. Henneberg-Zijde alleen echt, indien direct van mijn Fabrieken betrokken, zwart, wit en kleurig van 35 et» tot f 14.65 per Meter effen, gestreept, geruit, gewerkt, damast enz. (ca. 240 versch. qual. en '2000 versch kleuren, dessins, enz.). Franco en vrij van Invoerrechten in buis. Stalen ommegaand. Dubbel briefporto naar Zwitserland. G. Henneberg's Zijde-Fabrieken (k. & k. Hofiever.), Zürich. Hoofd-Depöt VAN Dr. JAEGER'S ORIG. Boraaal-WolartMen. K, F. DEUSCHLE-BENGER, Amsterdam, Kalverstraat 157. Eenig specialiteit in deze artikelen in geheel Nederland H. R AHR te Utrecht. Pianofabriek. Binnen- en Buitenl. Muziekhandel. Amerikaansche Orgels. Ruime keuze in Huurpiano's. MEIJBOOS & KALSHOVEN, Arnhem. Piano-, Orgel- en Muziekhandel. Ruime keuze in Huurpiano's. Dagelijks 's morgens 10 uur, via Broek in Waterland en Monniken dam. Afvaart de liityterkade naast de Kettingboot. O j) irrrkdagen zijn gezehchapsbiljetten, tegen belangrijke reductie, op aanvrage verkrijgbaar. De Havensloombooldienst. Voor het maken hiervan is een prachtig ingericht stoomjachl dagelijks TE HUUR. Te bevragen: Kantoor Havenstoombootdienst, l'.'~ O. '/>. }rooi'bitrgii:al, Amsterdam. Telefoon (! H 4.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl