De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1897 25 juli pagina 5

25 juli 1897 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

No. 1048 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. denkbare vormen, patronen en profielen, die kant en klaar, zooals zij daar liggen, tusschen de walsen zijn versierd. Let wel, geen giet ijzer, maar smeedijzer. De staven kunnen gebogen, gedraaid tot spiralen ineengewikkeld worden, naar willekeur van den bewerker. Hij kan de ornamenten die er op aange bracht zijn, aanwenden naar de bestemming die hij er aan wenscht te geven, en met de versieringsdeelen een geheel samenstellen naar zijne begeerte. Maar de versierde onderdeden levert de fabriek hem in smeedbaren toestand naar elk patroon dat hij verlangt. Een der kolossaalste en meest imposante inzendingen is die van de fabriek ran bliken lakwerken der firma J. Bekkers en Zoon te Dordrecht. Tot kolossale hoogte verheffen zich boven deze enorme etalage vijf torens van verlakte bussen en doozen. Allemaal lak J zou Coccadorus op Oud-Dordt zeggen. De boekhandel is collectief uitgekomen, en maakt met hare in de breedte uitgestalde etalage een goed figuur. De grootste firma's in het land ontbreken niet op het appèl, en sommigen, zooals H. A. M. Eoelants te Schiedam en Tjeenk Willink te Haarlem, geven door hun inzending als 't ware een retrospectieven blik op de litteratuur van ons land sedert een kwart eeuw of langer. Bij die inzending behooren ook de etsen en licht drukken van Schalekarnp te Buiksloot, waar onder uitmuntende dingen uit een nog onuitge geven prachtwerk over de Marissen. In die afdeeling ontbreekt ook de boekbinderij als kunstwerk niet; de heeren Koopman te Dordt en Merkelbach te Utrecht, exposeeren zeer artistieke banden, zoowel met versieringen in lederplastiek, als typen van handvergulding. Als ik nu van de mode-artikelen ga zeggen dat zij altijd een zeer dankbaar decoratief materiaal opleveren, dan verzoek ik daar niets ondeugends achter te zoeken, want ik heb hier niet zoozeer het oog op hunne eigen lijke bestemming als wel op het aandeel, dat zij hebben in de opluistering van de zaal. Hier en daar vormen die etalages heldere, kleurige plekken tusschen het stemmige bruin en zwart der vitrines en kasten. Een denkbeeld te geven van wat op dit gebied is uitgestald wil ik echter liever over laten voor uwe medewerkster van de rubriek Voor Dames" wanneer zij hier een kijkje komt nemen. Een afdeeling die heel veel bekijks trekt, is de fotographie, gevestigd in een bijge bouwtje van een der vleugels van het hoofd gebouw. Vooral de amateur-fotografen zijn goed uitgekomen; men vindt er zeer mooi werk dat blijk geeft van artistiek streven bij de vervaardigers. Het hoofdgebouw bestaat uit twee geheel gescheiden vleugels. Wat hierboven beschre ven is bevindt zich in den rechtervleugel. In den linkervleugel zijn o. a. Scheepvaart en Visscherij. De machines worden door electriciteit be wogen ; de scheepvaart en de visscherij be wegen zich hier (in strijd met haar eigenlijk karakter) heelemaal niet, ofschoon de laatste toch al leven en beweging genoeg op de tentoonstelling gebracht heeft. De firma A. Hoogendijk te Vlaardingen heeft nl. op een goeden keer heel Dordt in extase gebracht door, in Oud-Hollandsch costuum, en gezeten op een ouderwetsche, door zes paarden getrokken sjees, de eerste nieuwe haring op Oud-Dordt te brengen, en alle bezoekers van zijn bodega op dat »zeebanket" te onthalen. De magistraat van het oude stadje maakte met zijn voor de haring en beugvisscherij gebouwd stalen stoomschip, Koningin Wilhelmina, een plezierreisje op de Noordzee. In de visscherij zijn Vlaardingen en Scheveningen goed vertegenwoordigd. Aan de afdeeling scheepvaart, die zeer belangwek kend is, namen zoowel Eotterdam als Am sterdam deel. Een der mooiste inzendingen is die van de werf Conrad te Haarlem. Deze geheele afdeeling met zijn draperieën van netten en vlaggen ziet er aantrekkelijk uit. Het is een der plaatsen in het hoofd gebouw waar men altijd menschen vindt. Trouwens, er zijn op elke tentoonstelling van die punten die geregeld publiek tot zich trekken. Hier zijn het: de afdeeling scheep vaart en visscherij; de snelpers; de zetmachine; de glasetser; de kantwerkster; het weefgetouw; de fotografie-afdeeling; de auto maten van den heer Zwang en de collectieve inzending van den boekhandel. Deze laatste om de goede gelegenheid die zij aanbiedt om' tijdschriften en couranten te lezen aan de daarvoor bestemde leestafel. Van de tijdingzaal, die men er eerst had willen maken, kon, omdat er al spoedig plaatsgebrek was, niets komen. Buiten het hoofdgebouw verdient vooral het paviljoen van de Maatschappij Nederland de aandacht. Dit is eigenlijk een tentoon stelling op zich zelf. Wat er te zien is, be hoort grootendeels tot het gebied van land en tuinbouw, veeteelt, zuivelbereiding en landbouwonderwijs. De zuivelbereiding vol gens de nieuwste methoden kan men er da gelijks in werking zien. Allermerkwaardigst is ook het kabinet voor X-stralen, waar men in de gelegenheid wordt gesteld, dwars door iemand heen te kijken. »Maar het mooiste van alles is toch de nachtegaal!" zeggen de Chineezen in Andersen's beroemd sprookje als zij den keizerlijken tuin, het boscb, het paleis en al de wonderen die het bevat, hebbeu aan schouwd. Zoo mag men hier zeggen: Maar het mooiste van alles is toch Oud-Dordt. 1) Die zucht om op een tentoonstelling zoo'n oud stadje te hebben is toch wel iets eigenaardigs. Er spreekt onvoldaanheid uit met onze rechtlijnige straten en onze eentonige of als een kermisdeern opgedirkte gevels. De bouwmeesters van Oud-Dordt hebben zich van den aanvang af op het standpunt geplaatst, dat het oude stadje van deze ten toonstelling iets typisch Dordtsch moest wor den en dat het daarbij slechts datgene zou een complex van bouwtypen met hoeken en winkels als het ware opklautert tegen het verweerde zandsteen van het stadhuis. Die monumentale hoek waar het huis Cruysen burch zijn met gesneden stutbalken versierde pui vertoont en zijn ranke tuitgevel met de breede zandsteenen steunstukken en klassieke frontons der vensters, hoog in de lucht heft; waar het huis van burgemeester Nylaud en het kleurige klokketorentje van poorter Zoethout een overgangsgelid vormen tot den in bochtige lijnen gevatten gevel van het huis Cruysenborch en de massieve klomp van den Kloveniersdoelen. Uit architectonisch oogpunt zou Oud-Dordt een uitgezochte plaats wezen voor open-luchtcolleges over schoone bouwkunst. Maar ik vrees, dat meester Cokkadorus, de kwak zalver, en zijn collega, »den ouwerwetsen koekslaander," dat als concurrentie zouden beschouwen, en tegen hun welsprekendheid is geen kathederwijsheid opgewassen. Er is anders gelegenheid te over om hier op ver schillende belangrijke architectonische eigen aardigheden te wijzen. Bij voorbeeld: op den ontwikkelingsgang van den renaissancegevel, eerst de middeleeuwsche trapgevel met kleine regelmatige trappen, (een vorm die voort kwam uit de versiering der burchten met gekanteelde transen); dan de trapgevel met grootere trappen die verband houden met de verdeeling in tages; vervolgens de op vulling der vierkante hoeken met driehoekige steunstukken; daarna het wegvallen van elke herinnering aan de ouderwetsche trapjes door het aannemen van de aldus ontstane gol vende contourlijn als omtrek van den gevel; en eindelijk, in de 18e eeuw de stereotype verschijning van den tuitgevel, afgedekt met fronton, en benedenwaarts in twee groote voluten eindigend. Of wel de toepassing van het eigenaardige uit de tijden der gothieke architectuur over gebleven bouwdeel, de blindarcade, die een wezenlijk onderscheidingsteeken van den ouden Dordtschen bouwtrant uitmaakt. Aan den bevatten wat in den loop der tijden onder de handen van den slooper is gevallen. Der halve geen huizen van buiten Dordt, maar ook geen gebouwen die er nog aanwezig zijn. Bovendien heeft men het historisch element niet, maar het artistiek element wel op den voorgrond geplaatst. Oud-Dordt moest dus worden een karakteristiek Dordtsch, schilder achtig hoekje. Ik geloof niet dat er in de waardeering van de wijze waarop dat plan is ten uitvoer flegd, veel verschil van opinie bestaat. ergelijkingen te maken is hier minder op zijn plaats, maar ik kan toch niet nalaten te bevestigen, wat ik als de meening van goede en bevoegde beoordeelaars al dikwijls heb hooren beweren: Oud-Dordt is mooier dan Oud-Amsterdam, en oneindig veel nobeler dan Oud-Brussel; alleen met Oud-Antwerpen is het te vergelijken. Men houde hierbij evenwel in het oog, dat Oud-Dordt kleiner is dan Oud-Antwerpen, en dat het terrein ook niet toeliet al die aardige zijstraatjes, steegjes, pleintjes en hoekjes te maken, welke men daar vond. Maar wat is er in klein bestek veel moois van gemaakt! Dat bochtige grachtje met die onderscheidene typen van karakteristieke gevels, van den puntgevel met rondbogenfries en den gothieken gevel in houtconstructie af tot den rijzigen middeleeuwschen trapgevel met kleine trapjes en den renaissance-gevel met torentje en uitbouw. Dat schilderachtige plekje tusschen het oude Stadhuis en de Riedijksche poort, waar 1) Dat is ook oen der redenen waarom bij dit artikel alleen kijkjes uit Oud-Dordt afgebeeld zijn. De andere (tevens de meest afdoende) is, dat van het hoofdgebouw, wegens zijn eigenaardige gele ding, geen fotograün te nemen zijn, wat werkelijk jammer is. Kloveniersdoelen vindt men dit merkwaardige motief afwisselend als rondboog of als streksche (horizontale) boog toegepast; aan het huis Samson, de woning van Albert Cuyp, ontmoe ten spitsboog en rondboog elkander; aan het huis Sint Joost vindt men hem toegepast in vereeniging met steen-mozaieken; aan het huis Cruysenborch komt hij in twee kleuren van steen voor. Maar overal is het grond type dezelfde: blinde bogen van baksteen, die de vierkante ramen overwelven en met geestige profileeringen naar de onderliggende steenlaag afdalen, relief en teekening gevende aan den gevel dien ze versieren. Een der merkwaardigste gebouwen is het oude stadhuis dat zijn slanke torentjes en zijn spits dak hoog opheft boven de groene boompjes, die hunne bewegelijke schaduwen over zijne grauwe steenen spreiden. Binnen zijn ruime zalen is een schat van kunstvoorwerpen, saamgelezen in alle provin ciën van ons land, uitgestald ; het is de schat kamer van wat Nederland heeft gered uit hetgeen zijn kunst sedert eeuwen en eeuwen heeft voortgebracht. Gij, moderne filister, die dit heiligdom wilt binnentreden, schudt het tentoonstellingsstof van uwe voeten en werp de brandende sigaar waarmee ge in tentoonstellingsstemming wilt binnentreden, in dit eerbiedwaarige aschbakje, een Komaansche doopvont; lees vervolgens de in Oud-Hollandsche karakters geschre ven oorkonde, die u vermeldt welken toegangs prijs gij te betalen hebt; plaats dan uw wandelstok of parapluie in dit middeleeuwsche wapenrek; stel aan den wachter in 17e eeuwsch kostuum uwe entree ter hand; en gij zijt in de vereischte stemming om den voet in dezen tempel te zetten. Gobelins versieren de wanden waar heer lijke gesneden meubelen langs geschaard staan. Hier op een gebeeldhouwde kast uit den tijd der renaissance, een schat van blauw Chineesch porcelein; daar in een vitrine uit het weelderige tijdvak van Lodewijk XV, een keur van dat sierlijke vaatwerk dat men Fransche punt" noemt. Op een leeg plekje een middeleeuwsche tryptiek, een portretstuk uit den bloeitijd der Hollandsche schilder kunst, of een prachtig gildebord; in een hoek tusschen twee kasten een schitterende wapenrusting uit den tijd der kruistochten. In een andere zaal staan rijen van vitrines, waarin allerlei kostbaarheden en kleine kunstvoorwerpen liggen uitgestald; voortref felijke filigraan-arbeid, juweelen, voortbreng selen van goud- en zilversmidskunst, antieke waaiers. Een groote kast herbergt het porce lein, door de Koningin-Kegentes ingezonden; en een vitrine de koninklijke zilveren kan delaren. Overal aan den muur beschilderde borden, paneelen, antieke klokken, wapentropeeën. In de kasten: drinkhoorns, bokalen, perkamenten met miniaturen, kunstig ver sierde boekbanden. En zoo gaat het de eene zaal in en de andere uit; het is een schat, die een menschenleven van studie zou vereischen om alles tehuis te brengen in de lijst van zijn tijd. Een afzonderlijk vertrek is ingericht als Hindelooper-kamer, en daar zullen ook de Friesche oudheden een afzonderlijke plaats krijgen; de wanden van die kamer worden versierd met ettelijke duizenden tegeltjes, die de heer Hidde Nyland, de kunstlievende burgemeester van Oud-Dordt, voor dit doel laat bakken. Elk van die tegeltjes draagt een Bijbelsche voorstelling, maar van al die duizenden zijn er ternauwernood twee aan elkaar gelijk. Een andere kamer bevat de kerkelijke oudheden: tapisseriewerk zoo aanbiddelijk mooi, dat het een devote stemming over iemand brengt, zelfs al is die iemand maar" een man; zilveren en gouden miskelken die als kunstwerk een schepping zijn en naar de reeële waarde een kapitaal vertegenwoordigen. En als men, na eenigen tijd te midden van die kunstwerken uit het verleden te hebben vertoefd, van het bordes van het oude gebouw het marktplein overziet, dan schijnt die om geving een voortzetting van wat men daar binnen aanschouwde. Het is zitting van de vroedschap; de magistraatsleden spoeden zich naar het burgemeestershuis. Een oogenblik later roffelt de trom en verzamelt zich het vendel op het marktplein. Langzaam en zwaar rollen de commando's van den hopman, door de luite nants herhaald als echo's die van rij tot rij klinken. De spietsen en rapieren flikkeren in het zonlicht; het pleintje vult zich met een mengeling van blonde, vroolijke kleuren. Intusschen is de magistraatszitting geëindigd ; de heeren hebben zich op de stoep voor het burgcmeestershuis gezet en vormen er een schilderachtige groep, een levend geworden regentenstuk, maar vroolijker, minder stem mig van toon. In het midden de burgemeester van der gemeentewege, die het eigenlijke hoofd der burgerlijke gemeente en de praeses van de vroedschap is, en de burgemeester van 's Heerenwegen, die in de schepenbank voorzit. Ter weerszijden van hen de schepenen, oud-raden en goede lieden van achten. Misschien hebt ge het fortuintje, voor uwe oogen een tooneeltje te zien afspelen als de quasi gevangenneming en terechtstelling van mr. Zoethout, die een stoel uit het huis van den burgemeester had ontvreemd. Stellig woont ge er aardige, spontaan onstane volkstooneeltjes bij, en ziet ge er op toevallige wijze zich schilderachtige groepjes vormen. Maar hoe ge het ook ziet, de bekoring van het karakteristieke en individueele dat de 17e eeuw kenmerkt, zal zijn invloed bij u laten gelden, en ge zult, al hebt ge u gewa pend met een goede dosis kritiek, toch ein digen met de erkentenis waarmee ik de be schrijving van het oude stadje begon: »Het mooiste van alles is toch Oud Dordt." Dordrecht, 20 Juli.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl