De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1897 1 augustus pagina 7

1 augustus 1897 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

No 1049 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. Boefc en Tiscürifl. ALBERT SAMAIN Au Jardin de l'Infanie. (Paris, Mercure de France). Zacht als 't vlotten, 't varen van gondels, door wateren met maanlicht besprenkeld, een spoor meeslepend van zang en muziek door zwoelte -van zomersche luchten, zoo dry ven op sleepende, rustige rythmen de beelden van weemoed, van liefde, in stille, statige verzen, in stemming der stonden van scheem'ring voorby'. In de poëzie van den Avond en den Nacht is deze dichter groot als de grootsten. Sterk en simpel en diep zyn by'na al zyne verzen, met regels die onovertrefbaar schynen: >;Les astres au ciel noir commencent a neiger, »Et la-bas, immobile au sommet de la cóte, »Rêve la silhouette antique du berger. Zooals heel veel moderne dichters gaat hij ook vry sterk terug naar de romantiek. Misschien zy'n er weinig verzen die zoozeer een aandoening van de kwynende, maanblauwe richting van '30 geven als zulke strofen: »Nul enfantin pinceau n' enlumine, candide, »Son rève primitif aux marges des missels. »Le vent qui passéfait pleurer l'église vide, »Et Ie prêtre dorédans l'étole rigide, »Le dimanche, officie au désert des autels." Zooiets kan best in een bundel van Hugo o' ?de Lamartine staan. Uit andere verzen, uit het tropisch-zwoele Cléopatre, het droeve en moede Extreme-Oriënt, Vitte Morte, de doode stad, waarvan de geknakte zuilen zich nog als ongebrokenen willen verheffen, bly'kt ook zyn liefde voor Oostersche schoonheid. Voor Grieksche en Romeinsche motieven uit het erotisch-weelderige Sirenes, het wufte en toch «ombere Fin d'Êmpire en het dreigende Toison d'Or. Geweldig door een macht van tragische beelden, schrikwekkend als een riviervaart langs de dorenbosschen, de zwavelbronnen en woesteny'en, onder het granieten firmament van de Hel is Luxure. In luguber refrein klinkt en herklinkt de sata nische begroeting van de Wellust als heeracheresse over de aarde: «Germinal effrayant des Equateurs torrides, «Silences d'or cinglés du vol des cantharides. »Vertige des parfums acres et des toisons »Lune de sang sur les marais verts de poisons. »Je te salue, tres occulte, 6 tres profonde, «Luxure, Idole noire et terrible du monde". Majestueus trekt in Helene de gestalte der doch ter van Leda en Zeus door de velden om Ilion, waar de gevallen kry'gers by' hopen gesmakt liggen tegen de aarde, neergestort als menschelyke stammen onder verstreken stormvlagen van kry'gslust, die in dolle wervelingen Troje omwonden. »Des longs voiles secrets qu'elle cartéen marchant »Monte une odeur d'amour, irrésistible et sombre. »Et déja les mourants, saignants et mutilés, ?jRampant vers ses pieds nus sur leur coudes dans l'ombre sTouchent ses cheveux d'or et meurent consoles. Een ideaal, heroïek sterven voor de kopergepantserde Achaiers. Zooals in het prachtige Luxure een hartstocht als afgod en in Helene een vrouw in demonische, tyrannieke macht zich verheft boven duizenden, voor hen gevallen, boven legioenen van stervenden «n reeds verstijfden, zoo wimpelt in Le Fouet «en eenvoudige zweep in barbaarschen triomf over stapels gestorven paarden, door helsche pyn en ?oververmoeidheid hals en pooten rekkend van den uitgehygden romp, eindelijk neergebonkt in den dood. lllimillllllllMIIIMIMIHIIIIIIIIIIIIIIHIIIIMIIItmiiiHII 7de Jaargang. l Augustus 1897. Redacteur: RUK. J. LOMAN. Adres: Stonehaven Streatham Londen S. W. Verzoeke alle mededeelingen, deze rubriek betreffende, aan bovenstaand adres te richten. iiiiiiiimiiiiiiMiiiiiiiiiiiiiiiiiiiHHiiiiiiiiiiiiiiiiiiiMiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiin CORRESPONDENTIE. H. Mendes te A. Uw driezet laat nevenopl. met l P c6 f, K o5 2 P d'7 f enz. toe. Wij maakten u reeds vroeger hierop opmerkzaam. Zend ons s. v. p. spoedig de beloofde problemen. L. A. K. te A. Uw 4zet is ook in Szetten oplos baar, nl.: met l D f4 en in 4 met l D d8. No. 395 van Karl Kondelik te Praag, (hors concours) speciaal vervaardigd voor dit blad en opgedragen aan C. Kockelkorn te Keulen. Motto »Acta est fabula." Mat in drie (3) zetten. m i abcdefgh Wit 9, zwart 5 stukken. De dichter laat in breede conceptie en met simpele trekken een passie, een groote ramp, een moordende kwaal, gepersonifieerd in een afgod, een vrouw of een gewoon voorwerp in al hun kracht en glorie rijzen over de lijken van myriaden. Hy' is een der groote zangers van den avond, van de weemoed en de liefde. Hy heeft de epische visie van machtige schil ders voor grootsch en massaal Bezwymen, Bezwijken en Sterven. * * * Nietzsche-litteratuur. ALOYS RIEHL Fr. Nietzsche, der Künstler und der Denker (Stuttgart, Frommans Verlag). Professor Riehl heeft dit knappe essay ge schreven om de geweldige macht van Nietzsche's artistieke en demonische bekoring over vele, vooral jonge menschen, te breken. En hy' heeft daarmee een goed werk willen doen. Honderde genotzieke wezens verzwy'men in zyn dionysische fantasiën en hebben behoefte aan bekoeling door kalme betoogen van wetenschappelijke, apollinische klaarheid. Tal van ty'dgenooten, die zedelyk niet tot de sterksten behooren en door de critiek van dezen denker op de bestaande moraal eer slechter dan beter worden, vinden in Riehl's beschou wingen een voortreffelijk tegengift En menigeen, die gelooft, dat Nietzsche zich gaf in zijn ge schriften, zooals hy werkelyk was, zullen door dit boekje van hun dwaling terugkomen. Zoo oppervlakkig zou men hem houden voor een halven barbaar. Maar als maatschappijmensch was deze Attila met de pen een heel ander type. Hij sprak zacht, had een rustig gelaat, keek met de oogen soms in zyn eigen gemoed en dan weer naar de verte. Hy liep voorzichtig en peinzend. Men merkte hem in gezelschap niet op door een bizonder uiterlyk. Hy was in den dagelykschen omgang vriendely'k, gelykmoedig en hield veel van voorname manieren; by' een eerste ontmoeting voelde men, dat hy gezocht vormelijk was. Toch is het contrast bij dien man als gewoon mensch en als denker-artist zeer verklaarbaar. Hij stelde namelyk in zyn werken zich als ideaal, wat hij graag wilde zyn, maar nooit geworden is. Hy was een decadent, sterk genoeg om ten volle te beseffen wat gezondheid moest zyn. En daar hy'gde hy naar, die wilde hy bezitten, veroveren : de gezondheid, de volkomen gezondheid. En hy begeerde dat niet alleen voor zich, de heele wereld moest forsch en krachtig worden; geen monniken meer, geen bleekneuzen, bochels en kuchers. Die dat ideaal niet kon bereiken, moest men onverbiddelijk afmaken. Hij haatte de zwakkelingen met al de woede en vinnigheid van iemand, die zelf toch nog tot de zwakkelingen behoort, ondanks zyn ry'kdom en weelderigheid van geest. Daarom moet men zyn stemmingen, zyn meeningen zelfs, niet te veel a la lettre nemen. Gelukkig kunnen de gewone dweepertjes, die alleen met hun fantasie tot de gruweldaden van »die blonde Bestie" of van Cesare Borgia in staat zyn, het in de praktijk in dierlijkheid en gemeenheid zoover niet brengen. Biy'kbaar is Riehl ook minder dan een vroeger criticus: Ludwig Stein, van Nietzsche's crimineele fantastery geschrokken en hy vraagt meteen eens heel kalm en met de nuchterheid van een Hol lander, met een phlegma, dat hier bepaald verdienstelyk is, waarvoor nu die eenzame prome nades op ongezellige bergtoppen en die «Wille zur Macht", Macht en nog eens Macht eigenly'k dienen. Hy merkt op, dat die formule: Wille zur Macht evengoed als Schopenhauers Wille zum Leben, meer beeldspraak is dan een reëele uit drukking voor de oerdrift, die de Natuur beheerscht. Uitvoerig behandelt hy Nietzsche als stylist. Hy' had het plan een geheele stijlleer uit te Oplossing van No. 392 (Lecomte). l P e4, K d5 2 P g6 enz. K e5: 2 D d7 : Opgelost door C. Kockelkorn, Keulen (21/3); L. A. Kuijers, Amsterdam (U/s); C. T. v. Ham, Kralingscha Teer (3); B. v. Krimpen, Rotterdam (l V?); R. S. Schortinghuis, Finsterwold (2); P. D. v. Zeeburgh, Gronin gen ; R. W. v. d. Molen, Ten Boer (2); H. Mendes da Costa, Amsterdam (2); H. H. v. d. Goot, Harich (2l/2); W. Beekhuis, Groningen; G. Hovinga, Finsterwold (3); W. Albregts, Amsterdam (21/2); D- L. A. Hoinsius, Hoorn. Beoordeeh'ngen. Der Einleitungszug ist an sich ziemlich gut und weil es nicht an Verführucg tehlt, auch nicht zu naheliegend, aber bei dem Mangel an Varianten von einiger Bedeutung hat man die Aufgabe fflr einen nothdürftig erweiterten Zweizuger zu halten. Daher trotz der guten Idee nur 21/2C. Kockelkorn. De hoofdvariant met den stillen 2den zet en 4 ge heel zuivere matstellingen is zeer mooi. Om dit effect te verkrijgen is de pionnenstaod zeer leeltjk gewor den en zgn er verder geen varianten van eenige waarde. Toch 3. C. T. v. Ham. Vlekjes zijn: leelflke pionnenstand, sleutelzet met een stuk, dat en prise" staat, oplosbaar in 2 zetten na alle'' zetten van P d7. Dit alles wordt door 't schoone spel na K d5 niet ten volle vergoed. L. A. Kuijers. Oplossing van No. 393 (Kuijers). l T b3, K c4 2 T b4 f enz. R b2 2 c4 f R c3 : 2 T b5 t Opgelost door C. Kockelkorn (1); C. T.v. Ham (21/2); L. A. Kuijers; W. Albregts (3); H. H. v. d. Goot (2ife); E. W. v. d. Molen (2i/s); H. Mendes da Costa (2); G. Hovinga (Ji/5); P. D. v. Zeeburgh (2); R. S. Sehortinghuis (31/5); B. v. Krimpen (2); D. L. A. Heinsius. Beoordeelingen. Eine Darstellung des in dem erston Turnier der Münchener Neuesten Nachrichten" gestellter Themas, aber mit einem unthatigen Offizier (P f 7) in den Matstellungen beider Themaspiele. C. Kockelkorn. Eenvoudig maar handig in elkaar gezet, 't Thema is, meen ik, door de Münchener N. N." opgegeven. Matste] lingen goed C. T. v. Ham. j werken, waarvan nog brokstukken aanwezig zyn j in sMenschliches, Allzumenschliches" en »der Wanderer und sein Schatten". Want, zegt hij, men was in Duitschland nog niet artistiek genoeg aan een bladzij proza te werken als aan de zuil van een standbeeld. Echt, met al de onvoldaanheid van een goed kunstenaar, klaagt hy er over steeds te onvol komen zich in woord en in rhytme en styl uit te drukken: »Ach, alty'd slechts wat juist verwelken wil en te vermuffen begint! Ach, alty'd maar wegtrekken de en uitgewoede on wed er s en herfstgeele, late gevoelens! Ach, alty'd slechts vogels, die zich moede vlogen en zich vervlogen en nu met de hand zich laten vangen en met onze hand! Wy vereeuwigen wat niet lang meer leven en vliegen kan, alleen moede en murwe dingen!" Zijn bekende, eenzijdige critiek op het Christendom wordt door Riehl voor historisch onjuist verklaard. Men kan trouwens al met de geschiedkundige kennis van een hoogere burgerscholier vele dwaasheden, die by er van zegt, weerleggen; d&dr behoeft men geen professor voor te zyn. Maar dit is niet voldoende. Wat bracht hem in die stemmingen ? Wat voor nieuwe moraal voelde hy' vóór ? Wat voor nieuwe waar heid gaat, nu nog, in een narrenpak, gemaskerd, rond ? Eerst als we dit weten, kunnen we recht vaardig oordeelen over de stemmingen van dien man, over een genie van dit soort. Daarom is iedere opinie over hem thans nog maar een voorloopige. Waarschijnlijk is hij ein Europaer van Uebermorgen maar niet geheel en zyn in hem de ideeën van Uebermorgen nog niet vol komen gery'pt. Gelezen, tusschen Albert Samain en Nietzsche door: De Zeeslag bij Kijkduin van den dichter J. A. Wormser. 't Is goed, dat dit boek ook in de Transvaal is gepubliceerd, voor Hottentotten en Kaffers is 't zeer geschikte poëzie. De auteur, in 't maatschappijleven zeker een zér verdienstelyk man, heeft juist genoeg zelfkennis om tegelooven, dat zijn gedicht bij lezing teleurstelt, maar toch niet voldoende om in te zien, dat 't heelemaal geen gedicht is, maar slap aftreksel in '97 van zure soep van '40. Ook hjj gaat dus, evenals Samain, terug tot vroegere richting en bezingt b.v. op deze wyze zeehelden : »De Haan, wien zelfs Lestoffes zwarte dag »Verwinnaar van zijn overwinnaars zag, »Van Braekel, die by' Soulsbaai, kleurenblind »Van leeuwenmoed, den luipaard overwint... enz. Jammer, dat de dichter niet voortdurend met dezelfde virtuositeit: godsvrucht, vaderlandsliefde en oranjerie, door zyn heele boek, zes-en-twintig bladzy groot, vol heeft gehouden. Als hij dat onafgebroken zóó had kunnen doen, was hy tenminste nog een verdienstelyk komiek. F. R. XXIVe Ned. Taal- en Letterkundig Congres te Dordrecht. De Staatssecretaris der Zuid-Afrikaansche Republiek, Dr. W. J. Leyds, aanvaarde welwil lend bet eerelidmaatschap, onder verklaring, dat hij het betreurde door vroeger vertrek uit ons land in de onmogelijkheid te zyn door persoon lijke aanwezigheid zyn belangstelling te toonen. Van verschillende instellingen en vereenigingen werd reeds bericht ontvangen dat zy zich zullen doen vertegenwoordigen, o.a. de Sanaat der Utrechtsche Universiteit door prof. dr. J. H. Gallee, de maatschappij van Ned. Letterkunde te Leiden door prof. H. Kern, het Leidsch iiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiitiiiMiiitiiiiiiiiiiiiiiim TWEEDE NAT. CORRESP.WEDSTRIJD. Overwinnaarsgroep. Vierde zet van Zwart. Partij No. 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14. . 15. R e7 Bc5 P e4: P e4s d5 gg g5 P e4: B ca P f6 fe4: P f6 P e4: Bb4: Partij No. 16. 17. 18. 19. 20. 21. 22. 23. 24. 25. 26. 27. 28. 29. 30. d6 dc6: P c6 d« P f6 P f6 P f6 d6 P f6 R b4 g6 P e4: P f6 Partij No. 31. 32. 33. 34. 35. 36. 37. 38. 39. 40. 41. 42. 43. 44. 45. D d5 P f6 Kd8 P f6 d6 R M P f6 B c5 c6 P e4 B e7 c6 P e4 Van den heer Tensen geen zetten ontvangen. J. J. S. UIT DE SCHAAKWERELD. De uitslag van 't Probleemtornooi der TagHchen Rundschau" is als volgt: Ie prijs voor 3 zettea (40 Mk.) Otto Fass, Hanover, 2e prijs (20 Mk.) Max Karstedt, Cottbus, 3e prijs (10 Mt.) Konrad Erlin, Weenen. Eervolle vermelding ontvingen J. Jespersen, Svendborg, en Jos. Salminger, München. In de afd. voor 2 zetten werden de prijzen ge wonnen door: I. (20 Mk.) M. Karstedt, II. (Boekwerk) Max. Feigl en K. Erlin, Weenen. De oogenblikkelijke stand der match in Simpson's Divan te Londen is: F. J. Lee 4, H. E. Bird 3. In den eersten wedstrijd van den Niederelbische Schachbund1', die 10 en 11 Juli te AHona plaats vond, werden de prijzen behaald: in de eerste klasse door Metger uit Kiel, in de tweede doyr Dr. Karstens uit Kiel. Aan den wedstrijd Ie klasse namen slechts 4 spelers deel, n.l. Metger, Kiel; Bier en Dimer, Altona en Sücnting, Eutin. Wij brengen onzen lezers in herinnering dat de jaarlijksche groote wedstrijden van den Ned. Schaak bond dit jaar op Zondag 8 Aug. a.s. te Utrecht een aanvang nemen. Daar verschillende voorstellen van ingrijpenden aard op de vergadering van 8 Aug. ter tafel komen, is 't dit keer meer dan ooit gewenscht dat de afdeelingen goed vertegenwoordigd zijn. Studentencorps door den heer J. D. Rutgers van der Loeff, de Ned. Journalistenkring door den heer Charles Boissevain, het Davidsfonds te Gent door dr. H. Clacys, Conscience's taal-, tooneelen letterkundig Genootschap te Blankenberghe door den heer Leppold Konkelberge, de Kon. Vlaamsche Academie te Gent door de heeren J. Obrie en H. Sermon, de aloude Redery'kerskamer te Leuven door Dr. Leo Goemans, het Kunstgenootschap de Distel, onder de zinspreuk «Stekelig niet hekelig" te Brussel door een nader aan te wijzen afgevaardigde. Voor den stoomboottocht der Congresleden met hunne dames op 25 Augustus is een der salonbooten van de reedery Fop Smit afgehuurd, terwy'l Dordrechts Museum de verzameling schil deryen en de vereeniging Oud-Dordrecbt de verzameling oudheden op de Groothoofdspoort gratis voor de Congresleden toegankely'k stellen. Wilhelm I en de tooneelspelers. In Friedrich Haase's ^Gedenkschriften", waar van het laatste deel in de 24ste aflevering van Moderne Kunst is verschenen, wordt eene zeer karakteristieke uitlating van keizer Wilhelm I aan dezen kunstenaar medegedeeld. Het gesprek had plaats in April 1883 en liep over het verleenen van ridderorden aan tooneelkunstenaars. De keizer zeide: »Men heeft mij verteld, dat gy' binnenkort een jubiléviert. Ik zou het begrypely'k vinden, dat gy, als Pruis en als zoon van een der oude en trouwe dienaars van myn overleden broeder, by deze gelegenheid een rid derorde van my' dacht te ontvangen. Maar die kry'gt ge niet, ofschoon ik u, nu ik u heb leeren kennen en als kunstenaar heb leeren waardeeren, wel zou kunnen decoreeren. Zoolang ik echter leef, zal geen tooneelkunstenaar van mij in die hoedanigheid een orde krygen. En waarom niet ? Omdat hy in 't openbaar kan worden beleedigd, zonder daarvoor voldoening te kunnen eisenen! Ik weet, dat alle andere Duitsche vorsten hierover anders denken; de vele door hen verleende orden zyn daarvoor, zooals gy ook zelf hebt ondervonden, het beste bewy's. Maar ik blijf bij mijne meening. Ik zou u dit niet zeggen, als gij my niet zooveel genot had verschaft, terwy'l ik u tot loon daar voor niet wil bedroeven." Feitelijk heeft alleen de tooneelsper Dürings van den keizer eene orde gekregen, op zijn zeventigsten verjaardag, maar niet als acteur. Gabriele d'Annunzio. De ware naam van den gevierden Italiaanschen dichter Gabriele d'Annunzio was tot dusver slechts aan weinigen bekend; de politiek heeft dezen sluier met haar gewone onbescheidenheid op gelicht. De dichter met den zoetvloeienden naam heet eigenlijk Rapagnetta. Voor onze ooren zit er in dien naam ook geen kwaden klank : we denken er misschien bij aan een vroolyk rhylhmisch castagnetten-geklepper. Maar Rapagnetta beteekent raapje! What's in a name? zal men zeggen. Maar men zal het toch begrypely'k vinden, dat de gevierde schryver zyn werken met den welluidenden familie-naam van zyn moeder onderteekende, en onder dien naam de lion werd der Romeinsche salons. Nu hy door de kiezers van O riona candidaat is gesteld voor de Kamer, herneemt de naam Rapagnetta haar rechten. ?nniiiiiiiiiiiiMiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiitiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiu 't Bestuur stelt o. a. voor de onlangs ingevoerde re geling der prrjsverdeeling volgens 't Sonneborn-Berger systeem te doen vervallen en weder op 't oude en meer praktisch bevonden systeem terug te komen. Ook bestaat 't voornemen, de eerste klasse voortaan in 2 afdeelingen te splitsen, daar de ondervinding geleerd heeft dat de Ie prrjswinners in de 2e klasse zelden de noodige geschiktheid bezaten met eenig succes in de Ie klasse te kunnen meedoen ; een overgangsklasse was daarom zeer gewenscht. Hier door worden tevens spelers, die reeds in de Ie klasse waren opgenomen zonder ooit voor een der beide hoofdprijzen in aanmerking te komen, in de gelegen heid gesteld in deze nieuwe klasse met spelers van gelijke kracht naar de prijzen te kunnen dingen. Treedt deze practische regeling in werking, dan kan slechts een zeer beperkt getal spelers voor de Ie klasse in aanmerking komen, maar 't gehalte der partijen en 't animo in beide afdeelingen zullen er aanmerke lijk door winnen. FRANSCHE PARTIJ. Gespeeld op den Nat. Wedstrjjd van 't V. A. S., in Concordia te Amsterdam, 20 April jl. Wit. Zwart. Jhr. A. E. v. Foreest. D. Bleijkmans. l ei «O 20 P e5 B c5:? 2 d4 d5 21 3 ed5: edó: 4 R d3 R d6 5Ï2 f g B c3 d !? AA T» ra B d7 dan 23 D e2! en 7 U-U f gtt> Op T feg 24 R f5: en 8 B g» 0-0 w!Qt. 9 T el c6 23 B d4: B A 10 D d2 D c7 24 T e5: 11 h3 P lló Op D c3 zou volgen 12 P e2 T ae8 P f3 f! en wint. 13 c3 f5 24 T e5: 14 D c2 h6 25 D c3 T fe 15 R 42 ga 26 R fö: K f8 Met dezen ongemoti- 27 T fl K e8 veerden Bauernsturm" 28 B g6 ^ T g(>: bewerkt Zwart slechts 29 R e5: D d7 zijn eigen ondergang. 30 B d6 T g8 16 C4! K g7 R f7? dan 31 D h8 f 17 Ca B e7 en wint. 17 cd5: dan R d5: 18 31 T el f K d8 R f5:, T f5: 19 D f5:, 32 T e7 D f5 R e4 20 D g4. P df6 enz. 33 D a5 f b(> 18 P g3 P g3: 34 D a7: 19 fg»: T f6 Zwart geeft op. p d7: d*:

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl