De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1897 8 augustus pagina 5

8 augustus 1897 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

No. 1050 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. DAME$. Londen, Woman's Work Section. Hoe dingen samenhangen, die oogenschynlyk in geen verband met elkaar staan! Had b.v. koningin Victoria niet in '37, maar eenigen tyd vroeger of later de regeering aanvaard, waarschy'nlyk toefde ik niet juist nu te Londen. De naaste aanleiding tot myn tegenwoordig bezoek is tenminste de Woman's Work Section van de Victorian Era Exhibitie n, voor my' dubbel belangryk vanwege de Nationale Tentoonstelling van Vrouwenar beid, die het volgende jaar te 's-Gravenhage zal gehouden worden. Al kan het niet uitbleven of deze tentoon stelling zal ons tot leering kunnen strekken, het verschil moet groot wezen, want de uitgangs punten zyn te eenenmale verschillend: uiting van tevredenheid en satifactie het eene; onvol daanheid over het heden, gepaard aan een geloof in de toekomst gesteund door het verleden, het andere. De j ubilé-tentoonstelling is in de eerste plaats historisch, retrospectief; beoogt zoo helder mogely'k het verschil, het zegenrijk verschil, te doen uitkomen tusschen wat was en hetgeen is om de jubelaresse van den vooruitgang de eer te geven. De Nederlandsche vrouwen onder nemen haar veel omvattend werk overtuigd, dat een heldere en strikt waarheidlievende veraan schouwelijking van hetgeen de Nederlandsche vrouw onzer dagen is en kan, niet anders zal kunnen leiden dan tot verbetering der misstan den, de economische en wettelijke, waaronder duizenden gebukt gaan, bovenal de vrouwen der arbeidende klassen, waarvan velen door tyd en opvoeding (?) zich zoozeer samengegroeid ge voelen met haar onmenschwaardig bestaan, dat ze achterdocht koesteren tegenover diegenen, welke ze op betere plaats willen doen aanzitten aan den levensdisch. De Woman's Work Section dezer tentoonstel ling heeft een afzonderlijken catalogus. Hij doet zien, dat de afdeeling in elf onderafdeelingen is verdeeld; elk dezer is in den wegwijzer vooraf gegaan door een korte inleiding; haar bestuur en regeling werd in handen gesteld van gemengde commissies. Nemen wy den catalogus als leiddraad, dan ataan wy eerst tegenover haar, die zich op eenigerlei wy'ze door daad van hoofd of hand, zoo niet beide, van de velen hebben onderscheiden, of door omstandigheden op den voorgrond werden gebracht ik denk o. a. aan de beeltenis van haar, waarschynlyk slechts aanwezig, omdat zy een der bruidsmeisjes van Victoria is geweest. Ook aanschouwen wjj hier werken en manus cripten, die, waren de vervaardigsters nog in leven, stellig op andere plaats ons oog zouden treffen. Tevens vinden wij hier bewyzen dat en hoe derzulken verdiensten zyn erkend. «Hier zegt mrs. Grein in haar inleiding worden wy' op treffende wy'ze herinnerd aan de nieuwe voorwaarden waaronder de letterkundige vrouwen zich in het vervolg zullen ontwikkelen. De vrouwen van het verleden deden haar werk onder voorwaarden van eenzame overdenking, van geheel overgelaten te zyn aan zich zelf, van moeilijkheid in de bereiking van haar doel, het een en ander werkende als krachtgevende prikkel zoowel voor verstand als karakter. Zij, die met aandacht dit departement beschouwen, zullen erkennen hoe groot de breedte en veelzijdigheid van beschaving der vrouwen geweest is, die te werken hadden onder zulke omstandigheden. De vrouwen der toekomst daarentegen zullen niet eenzaam staan, maar op haar weg vergezeld worden door vele zusteren; zij zullen niet te kampen hebben tegen de gevaren van te individueele overpeinzing, maar de ooren moeten sluiten voor het geraas van dikwijls verleidende reclame; niet tegen de moeilykheid de werkelijke plaats te vinden voor vrouwenwerk, maar tegen het gevaar er een over te nemen, aanvaard en ontadeld door algemeenen bijval; niet tegen doodzwijgen en tegenstand, maar tegen veeltijds onbetrouwbare loftuiging van benijdende mede arbeidsters. De tweede afdeeling wordt door Zieken verpleging ingenomen en trekt, 'zoover ik oordeelen kan, algemeene belangstelling. Het onderscheid tusschen verleden en heden is dan ook groot en ontwikkelt licht het zelfstreelende gevoel als zouden wij van den weg der menschlievendheid reeds een zeer groot deel hebben afgelegd. Te eener zyde: de vrouwenfiguur sSairey Gamp" naar het verhaal van Dickens, een getrouwe voorstelling van de wijkziekenverpleegster dier dagen; aan den anderen kant: verkleinde operatie- en ziekenzalen der groote en kostbare hospitalen, benevens ruime inzen dingen van voorname instrumentmakers. Zou het geschied zijn met het doel om alle verschrikking aan lichaamsly'den en operatie te ontnemen, dat we hier de zieken zien voorgesteld de een nog blozender en opgewekter uit de oogen ky'kende dan de ander ? Dat in deze afdeeling de eereplaats is toege kend aan miss Florence Nightingale, spreekt van zelf. Hoewel de schrijfster der inleiding (mrs. Normand, geb. Henrietta Rae) er op wijst, dat vele bezitters, hoe ook daartoe aangezocht, niet te bewegen waren om voor deze gelegenheid van hun »treasures" te scheiden, zoodat eenige artisten uit den aanvang der periode onvolkomen zijn vertegenwoordigd, bestaat de afdeeling Beel dende Kunsten toch uit 43G nummers, waarvan een derde verkoopbaar is gesteld. Wat een geluk, dat men niet tot het betrek kelijk kleine aantal kunstk e n n e r s behoeft te behooren, om wezenlyke kunst te genieten! in volle dankbaarheid drong zich deze gedachte met steeds sterker kracht aan my' op bij ieder herhaald bezoek. Er is hier zooveel moois; oneindig veel meer dan ik zou kunnen opsommen zonder vervelend te worden. Trouwens niet te verwonderen van een verzameling, gevormd door werken van mrs. Mary Raphael, mrs. Benham Hay, mrs. Tadema en dochters, mrs. Normand Ray, Clara Montalba, K. Mc Causland en velen anderen; zy' behooren zoowel tot de oudere als nieuwere en nieuwste school. Ook zal er wel geen genre zijn hier niet vertegenwoordigd. Een ding echter verwondert mij, te weten, dat de commissie zooveel stukken van een en dezelfde artiste heeft geaccepteerd ; van Clara Montalba b v. 45. Al loopen de onderwerpen uiteen en vormen eenige het bewijs dat ze noord en zuid Europa bezocht met het oog op haar kunst, my komt genoemd getal te groot voor. Niemand toch zou er voorzeker aan gedacht hebben deze afdeeling een »failure" te schelden, wanneer zij den halven of nog geringeren omvang had gehad. Van de vele stukken, die mij troffen, zal ik een paar noemen, niet alleen of hoofdzakelijk, omdat zij een onvergetelijken indruk op mij maakten ??dit toch deden er vrij wat meer maar allereerst wijl ik mij helder bewust ben, wat er in mij omging, terwijl ik ze aanschouwde, al gevoel ik mij ook niet in staat, dat volkomen in woorden weer te geven. The Wood Nymph van mrs. Mary Ra phael geeft een naakte vrouwenfiguur tegen een licht blauwgroenen achtergrond. Het beeld is als uit marmer gehouwen, volkomen zuiver en ideaal van lyn ; men ziet het leven en men hoopt, dat, zich een weinig wendende, de iee l op ons zal toetredon. Voor dit doek staande beseft men, wat reinheid en onbedorvenheid is! »A i r, A i r, B l u e a n d W h i t e," van Anna Alma Tadema heeft, naar ik gis, een breedte van 30 cm. tegen 50 hoogte, en geeft niet anders te zien dan n witte wolk tegen een effen blauwen hemel. Die wolk echter spreekt. Zij 'k hoop, dat wolk vrouwelijk is, maar 'k zit hier zonder De Vries of Van Dale verklapt het geheim van haar ontstaan, ons voor 't oog tooverende de artiste, die geheel vereenzelvigd met het dichtstuk, tot scheppen wordt geïnspireerd. A Portrait, van Alice Grant, deed me denken: »wat kan er toch veel gedaan worden met weinig kleur!" een meisje gereed tot uitgaan bij ongunstig weer. Met uitzondering van het gezicht, de gehandschoende hand en de paraplustok beide laatste donker bruin dankt alles zijn ontataan aan zeer enkele donkergroene tinten; niettemin wat ook ontbreke, zeer zeker geen zeggingskracht of duidelijkheid. Na de bezichtiging van deze schilderij zich te plaatsen voor: Spring brings her Gardenstuff to Market, van Amy Sawyer en soortgeljjke kunstproducten, doet denken aan Mes entre mes se touchent. In deze afdeeling was het mij een verheugenis er betrekkelijk veel beeldhouwwerk te vinden in allerlei materiaal, van gips tot brons. Dat vrouwen daarvoor talent zullen hebben, staat immers lang zoo vast niet als dat ze met schit terenden uitslag het penseel kunnen hanteeren. In het inleidende woord van Mrs. Horman-lïae wordt Mary Thornycroft genoemd ->a pioneer among women sculptors, and the mother of a family of distinghnised artists." (Slot volgt.) EI.IZE A. HAKHIXON. IIIIIMIUIUIIIIIMIIII Berthold Artacli's moeder. De dichter der iïchwarzioiïldcr is nu vijftien jaar dood; van Cannes, waar hij in het zachte klimaat vergeefs genezing gezocht had, werd zijn lijk naar het kerkhof te Nordstetten overgebracht. Hij was bijna zeventig jaar ; voor zijn verjaardag waren groote plannen ge maakt en ook over een monument was gedacht, maar dit is geheel in het vergeetboek geraakt ; naar het schijnt was Auerbach, evenals vele andere Duitsehe schrijvers van beteekenis, niet heel best en cour. Ook in zijne jeugd had hy' al, voor eene tragedie, waarin hij de vaderlandsche eenheid op zy'ne manier bezong, vele maanden lang in de vesting Asperg gevangen gezeten; misschien be zoekt de regeering dit nu nog aan zijn nagedach tenis. Misschien ook is zijn Joodsche afkomst niet vreemd aan die verwaarloozing. Groote vereering had Auerbach voor zijne moeder. Toen hij voor het zilveren feest van den groot hertog en de groothertogin van Baden ook eene bijdrage zou leveren, schreef hy na veel be denken de volgende «Geschiedenissen mijner moeder," die alleen in het feestalbum voorkomen en niet in den handel verschenen zijn. «Wanneer ik mij bij echte menschen aangenaam en thuis gevoel, vertel ik gaarne van mijne moeder, en daarom meen ik, ook het hartelijk geliefde hertogelijk echtpaar er wat van te mogen vertellen. Mijn vader stierf in 1840, mijn moeder in 1852; wij waren met ons elven, zes zusters en vijf broers; mijn moeder heeft van ons allen klein kinderen beleefd. Toen wij nog allen thuis waren, waren er na tuurlijk dikwijls genoeg kibbelarijen en krakeelen, en dan vertelde moeder gaarne eene geschiedenis. Zij had in hare jeugd veel in het huis van Rabbi Jehuda verkeerd, die naast het huis van mijn grootouders, het Gasthof zum Ochsen te Nordstetten woonde. Wanneer mijne moeder den naam van den Rabbi noemde, maakte zij altijd eene buiging en sprak eerbiedig de Hebreeuwsche woorden uit, die beteekenen: »De nagedachtenis van den vrome zij gezegend." Wanneer wij broertjes en zusjes dan kibbelden, zei ze: «Kin deren, laat u vertellen wat ik van Rabbi Jehuda, gezegend zij zyn naam, gehoord heb. Op den bodem toch der liefde van broeders en zusters is de heilige tempel van Jeruzalem gebouwd geworden. Toen koning Salomo den tempel wilde stichten, lag hij eens 's nachts wakker, door onrust ge kweld ; want hij wist niet, op welke plaats hij hem moest bouwen. Toen riep een stem uit den hemel tot hem: Sta op en ga omhoog tot den berg Sion, daar is de plaats, daar hebben twee broeders akkers naast elkaar; de eene broeder is rijk en heeft vele kinderen ; de andere broeder is arm en heeft geene kinderen. Zij hebben heden ge oogst en schoven gebonden, en nu in den nacht staat de eene broeder aan het benedeneinde van den akker en denkt: Myn broeder is een rijk man, maar hij heeft zoovele kinderen, ik wil hem nog wat van mijne schoven geven. De rijke broeder staat aan het boveneinde van den akker en denkt: wel heb ik vele kinderen, maar mijn broeder is zoo arm; ik zal hem geven van mijne schoven. Ga daar heen en gij zult het zien. Koning Salomo ging naar buiten en toen zag hij, hoe de eene broeder aan het boveneinde schoven over de grensscheiding schoof, en de andere broeder aan het benedeneinde dergelijks deed. Koning Salomo heeft dezen akker gekocht en daarop den tempel gebouwd. Dus kinderen, onthoudt dit: op den grond der broederliefde is de tempel Sions gebouwd." * * * Myn jongste broeder, Julius, was als dokter naar Amerika gegaan. Hij schreef moeder wel dikwijls dat hij haar wat oversturen zou, maar deed het niet. Toen schreef moeder hem eens een brief die ongeveer aldus luidde (zij kon geen Duitsch schrift schrijven, maar schreef Duitsch met He breeuwsche karakters): »Lieve zoon Julius! Je schrijft me dat je me wat zenden zult. Ik zal je een raadsel" (zoo noemde zij een parabel) vertellen: Er was eens een Koning, die ging met zijn hofstoet op de jacht. Op een berg liet hij een maaltijd aanrichten en toen zag hij in het dal een herder met zijn kudde. De Koning zond een zijner hovelingen naar den herder, om hem te roepen, hij mocht met den Koning eten. De her der liet antwoorden dat hij den Koning vriende lijk dankte, maar heden niet komen kon; het was heden vastendag voor hem. Toen zond de Koning nogmaals den hoveling, en liet zeggen, dat hij vandaag moest eten en morgen vasten, maar de ander antwoordde: Kan de Koning mij voor zeker beloven, dat ik morgen nog leven zal V je getrouwe moeder Edel''. Eene wonderlijke geschiedenis, waarvan mijn moeder de oorzaak was, heeft zij niet meer mogen beleven; het was de volgende: Ken zoon van moeders 'oroeder, die bij zijn vader het slagersliandwerk geleerd had, was naar Amerika geëmigreerd en sedert vele jaren had rnen niets van hem gehoord. Eindelijk kwam hij in ons dorp terug en bewees dat hij even welge steld als weldadig was. Neef was een groot en krachtig man. Hij sprak zeer weinig en had een Spaansch-voorname houding, want hij kwam uit Spaansch Amerika ; hij wilde zijn geboorteland nog eens zien, en het ook aan zijn vrouw toonen. Zy' was een donkere creole van tengere gestalte en wanneer haar man zeide: »Manuela, deze man, of deze vrouw is zoo en zoo met mij verwant," dan omhelsde Manuela den voorgestelde en vergoot tranen, omdat zij hem of haar niet kon toespreken. Eens sprak mijn neef: ja, het is zeker hard, dat ik mijn ouders niet meer in leven gevonden heb, maar bijna even hard is het mij, dat ik uwe moeder niet kan terugzien, want aan haar heb ik mijn fortuin te danken. Toen ik, begeleid door ouders, broeders en zusters, het huis verliet en van uwe moeder afscheid kwam nemen, legde zy' met een zegespreuk de hand op mijn hoofd, gaf mij iets, in een verzegeld papier gewikkeld, en zei: Berg het goed weg, doe het niet open maar geef het daar waar ge zult blijven, aan den eersten arme, dien je ontmoeten zult en die je een aalmoes vraagt. Onthoud dat; het zal je wel gaan. Ik vergat natuurlijk dit zoowel als de rest. Ik kwam in de Nieuwe Wereld; het ging my slecht. Ik liet me als soldaat naar Mexico aannemen; wilde ik vertellen wat ik daar beleefd heb, ik kwam in dagen niet klaar. Ik deserteerde met vier andere Duitschers. Wij bemachtigden een kano en voeren een rivier af, welke rivier weet ik niet; de boot sloeg om en wy vielen allen in het water. Wat er van mijn kameraden ge worden is, weet ik niet; ik worstelde my aan land. Dagen lang zwierf ik in de diepste ellende door de wouden; voor de hutten der wilden knielde ik neder en vouwde de handen; dan kreeg ik spijs en drank. Ik bereikte eindelijk de zee en verhuurde mij als scheepskok; zoo kwam ik naar Buenos Ayres. Daar vond ik geen werk ; ik liep wanhopig door de straten. Daar sprak my een bede laar om een aalmoes aan, en nu eerst dacht ik aan het geschenk van je moeder; ik vond het nog en overhandigde het den bedelaar. Plotseling ontstond een groote oploop; de bedelaar toonde aan de omstanders, wat ik hem gegeven had, het was een kwartdukaat. Hij bracht mij het geld weer, ik had mij zeker vergist, ik verzekerde hem van neen. Een rijtuig met twee prachtige paarden be spannen, kwam voorbij; de heer die er in zat, wilde weten wat er te doen was; hij maakte met mij kennis, ik vertelde hem mijne geschiedenis, hij nam mij in zijne zaak op, nu ben ik zijn schoonzoon. Aan uw moeder dus heb ik mijn fortuin en Manuela te danken. Recepten. Linzcnsocp. Sommigen, lang niet allen, houden van linzensoep of soep van jonge doperwtjes. Om den eigenaardigen groenen smaak te krijgen die deze soepen onderscheidt, kan men evengoed de doppen als de erwten gebruiken; men laat eenvoudig de doppen rlink koken, drukt de puree door een zeef, en gebruikt ze als andere puree. Men kan de doppen ook drogen en tot poeder wrijven, dat later gebruikt wordt om bouillon te kleuren. Van de schelpen die de kinderen aan het strand vinden kan men zeer goede cementlijm maken, door ze onder heete asch te branden, dan tot poeder te stampen en met geklutst eiwit te vermengen. Men bestrijkt hiermede den heelen voorraad van wat men gebroken heeft, want de lijm kan niet bewaard worden, maar na tien minuten is het droog en onbreekbaar gelijmd. lïniremets velours. Men klutst vier eiwitten heel stijf, en mengt in die sneeuw een potje abrikozengelei. In een vuurvast schoteltje zet men het tien minuten in den oven; het bovenste moet dan nog maar even gekleurd zijn en het binnenste nog schuim. Het schoteltje wordt heel vlug gemaakt, onder het eten; het mag niet wachten, maar wordt terstond opgediend en gegeten. Abrikozen bewaren. Men kan abrikozen ge heel versch opdienen in 't midden van den winter. Men plukt ze daartoe op een drogen dag, goed rijp en geheel gaaf, wikkelt iedere abrikoos in touwpluis of ruw garen, zoodat er van boven een bosje aankomt. Bij dat bosje neemt men dat kluwen op en dompelt hot in lauwe gesmolten gele was; laat het drogen en bewaart het op een koele plaats. De abrikozen, hermetisch omsloten, blijven precies zooals ze waren. Als een middel om te maken dat duiven hun til weer opzoeken, wordt aanbevolen er een bal in te leggen, van klei en anijs, venkel ofkruidnagelen gemaakt. De duiven houden van deze geuren, onthouden ze en komen terug. Aardbczu'ni/elci. Men neemt 350 gram suiker, y eiwitten, 11 blaadjes gelatine, l liter water. en klutst alles goed om de gelei helder te maken ; voegt er het getiltreerde sap van 4 chinaasappels bij, zeeft de gelei door netekloek, parfumeert ze met marasquin en giet ze op aardbeziën in den vorm. iMiiimiimiiiiiiMmiiimmi c/i nazzon iiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiniiniiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiilHiiiiiiiiiiiiiiiu Aan de Redactie. Ik geloof dat Mevrouw Thérèse Hoven het belanghebbend publiek nóg meer verplichten zou, indien zij alsnog wilde opgeven, op welken leefty'd meisjes worden aangenomen op de landbouw school te Kew. U en de schrijfster bij voorbaat dank zeggend, Hoogacht, en dw. De 'Mama van een luiniei'stcrtjc in spe.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl