De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1897 8 augustus pagina 8

8 augustus 1897 – pagina 8

Dit is een ingescande tekst.

8 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 1050 Ooi eene vrijspraak. (Kladderadatsch.) CHAMBEBLAIN (tot Ceeil Ehodes) : «Niet schuldig, maar doe het niet weer !" Hoe het debat (over tiet raport der Enptte narleieiitaire commissie yaii enpête) te Boeloewayo werd gelezen. Bezorgdheid. Gerustheid. Voldaanheid. bedorven. (Pick-Me-Up.) Dat was een mooi lied, hè? Ja, vóór h\j het zong ! Haar lenze. (Puck). CLABA: Ja, lieve George, de ouwe heer Rijkman heeft me ten huwelijk gevraagd, maar ik heb hem afgewezen ik wil liever bet slavinnetje van een jonge man dan de lieveling van zoo'n ouden heer zijn. GEOKGE (in verrukking): O, engel, nooit, nooit, zul je je keus berouwen ! HET SLAVINNET.IE (vijf jaar later): En George, denk er om dat Willy geen kattekwaad uitvoert, vergeet niet de tweelingen de flesch te geven en als de kruienier komt bestel dan wat ik je heb laten opschrijven. Als je tijd over hebt kun je de boekenkast uitstoffen en kijk met een eens naar het vleesch dat in den oven staat en als mevrouw Smit komt zeg haar dan dat ik vanavond weer thuis ben ik ga nu een beetje h'etsen. Over een uur of drie ben ik wel weer t'huis! Een zeldzaam jubilé. Men verzoekt ons het volgende te plaatsen: »Als een zeldzaamheid mag zeker worden aangemerkt, dat Gerrit de Boer, wonende Marnixstraat No. 19, op Zaterdag den Ten Augustus 40 jaren onafgeboken als zeilenmaker bij den heer J. J. Zeilinga in dienst is geweest. Wij hopen dan ook, dat het den jubilaris (genoemde werkman is doofstom) niet aan blijken van belangstelling zal ontbreken." Vermoedelijk zal De Boer ook na den 7den dezer nog wel blijken van belangstelling willen ontvangen. Inhoud van Tijdschriften. De Gids. (Augustus). My'n eerste biecht, door ***. Guido Gezelle, door Pol de Mont. De bezwaren tegen coöperatieve rijkshoeven, door Frederik van Eeden. Donkere dagen, door H. Doeff. De internationale arbitrage, door O. ten Have. Liedjes, door G. H. Priem. Aanteekeningen en Opmerkingen. Letterkundige kroniek. Muzikaal overzicht, door Mr. Henri Viotta. Buitenlandsch Overzicht. Bibliographie. Van Nu en Straks. (Juli en Augustus). Botticelli: Reisnota's, door Jac. Mesnil. Wit Leven, door Steyn Streuvels. Aischylos' Prometheus in de Boeien, door Albrecht Rodenbach. Bangus's Geert, door Jac. Mesnil. Fervaal, van Vincent d'Indy, door A. Hegenscheidt. Wetenschappelijke Bladen. (Augustus). Russische toestanden. Socialisme en Nationalisme. Hoe men werken moet. China, z\jn verleden en zijn toekomst. Een Byzantijnsch heldendicht. De grenzen der biographie. De ware aard der falsetstem. Tijdschrift van het Ned. Genootschap voor Munt- en Penningkunde, 3e afl. Le jeton dans les comptes des maltres des Monnaies du duchéde Brabant au XVIIe et XVIIIe siècle, par M. A. Witte. Bijdrage tot de Penningkunde van Noord-Brabant, door Jhr. M. A. Snoeck. Iets over een gildepenning van de scheepstimmerlieden te Zierikzee, door Mej. M. de Man. Beschrijving van Medailles, geslagen aan de fabriek van C. J. Begeer te Utrecht, door W. K. F. Zwierzina. Twee Sneeker Magistraatpenningen, door Mr. M. C. Nijland. Eigen Haard, No. 32. Een oud Devies, door Louiee B. B., VI. Mr. Joost Gerard Kist, door Mr. J. A. Levy, met portret. Vacantie- en Gezondheids-kolonies, door Jo de Vries. I. De vacantie van den dorpsschoolmeester, naar de aquarel van Aug. Allebé, in Teylers Museum te Haarlem. De werkplaatsen der Koninklijke Fabriek van Rijtuigen en Spoorwagens der firma J. J. Beynes te Haarlem, met afbeeldingen. Het Opstel, naar het Duitsch van Paul von Schil nthan. (Slot). Feuilleton. ALLERLEI. Sommige philosophen bouwen labyrinthen, waar men, ge lukkig niet eens in kan komen. Kmanuel Wertheimer. * ** Een traan in het oog van den Czar kost het land vele zak doeken, lïusstsch spreekwoord. * * * Als men elkaar zei wat men van elkaar zegt, was de wereld vol van enkel doodsvijanden. Louis Dcpret. Neem, of niets zal u gegeven worden. Marmadiike. Wanneer w\j spreken over de wereld, bedoelen wy altoos ons kringetje. Marmadtike. * * * Geluk is een genot van lageren rang. Yeasley. De dames Tausendfinger spelen altoos quatremains.... Ze willen de verantwoordelijkheid deelen. « * * Speelt u ook lawn-tennis ? Neen, nooit meer; ik heb het eens gedaan en dat heugt me nog altijd. Hoe zoo ? Toen is mijn engagement aangekomen. * * * Hoe groot is de afstand tusschen de zon en de aarde ? Zevenendertig mülioen mijlen. Uitstekend; en hoe hebt u dien afstand gevonden ? Enorm, professor. Landlooper (tot een collet/a) En nu zeggen ze nog dat we niet werken ! Hoor maar eens wat hier in de courant staat: »Elken keer als de mensch adem haalt, beginnen meer dan honderd spieren bij hem te werken." Puck. 1 * * * Z ij: Ik had nooit gedacht dat ik mijn huwlijksreisje per fiets zou maken. Hij: En ik had nooit gedacht dat jij den tweeden dag van ons huwelijk de broek al zoudt aanhebben! Family. Een praatje over het gevangeniswezen in Nederland in de Middeleeuwen. Zeer curieus is de verdediging door de vrouw van een ont vluchten gevangene ten zijueu behoeve tegen den schout van Leiden gevoerd; zij beweerde dat als hij als delinquent gevangen was geweest, men souden denselven Dirc Huygeuz soe soetelicken niet getracteert hebben met spijse ende drancke, hebbende tot sijnen wille ende openlijk die slotelen van deii plaetse daer hij gelogeert was, soedat dickwijls die deuren ofte poerten open stonden ende hadde wel mogheu gacn daert hern belieft hadde, als hij gedaen heeft, waerdeur blijckt dat die voorseyde Dirc aldaer nyet gelegen en heeft als gevangen mail ofte maelfacteur, waeruyt genouch blijct dat denselveu l)irc niet uylgvbroken en is iiyt den thoeren geuoemt den Pcllecaen" 10). Klaarblijkelijk bedoelde zij dat haar man geen crimineel misdadiger was en dat hem dus in de gevangenis alle vrijheid gelaten was. Iets dergelijks vinden wij in de middeleeuwsche rechten van Aardeuburg, welke straf bepalen tegen de gevangenen die in den steen" met elkaar vechten; 't zij in 't gebouw zelf, 't zij in de tuinen en boomgaarden daartoe behoorende, waarbij tevens vermeld wordt dat men in de gevan genis zich met dubbelspelen placht te vermaken 17). Zeker is hier sprake van civiel gegijzelden of van zoodanigen, die bij wijze van correctie gevangen waren gezet. De meest bekende gevangenis uit den ouden tijd is zeker wel de Gevangenpoort, te 's Hage, vroeger de V oorpoort genaamd, bestemd voor de gevangenen van het Hof van Holland. Hier vooral moet de behandeling zeer verschillend geweest zijn; er zaten dan ook dikwijls lieden van aanzien eii beteekenis, die allerlei faciliteiten hadden. Gevangenen van minder allooi hadden het er al niet veel beter dan elders, gelijk blijkt uit een onderhoud tusschen de heeren van het Hof in 1529. 18) De quaestie was om een ketter ia. verzekerde bewaring te stellen, doch daar men het minder geschikt vond hem te boeien, wist men niet recht wat met hem aan te vangen. Op de ridderkamer bij de andere gevangenen behoorde hij niet, en anders was er, volgens den procureur-generaal, niets dan de //gheyool, daer men leyt dieven ende verraders." Op de vraag hoe het er daar wel uitzag antwoordde deze ambtenaar dat de gevange nen er op de planken sliepen, zonder stroo of bed, en niets eten dan wat de goeden luiden hun als aalmoes brachten. Was het er schoon en droog? Neen, »daer is veel vuyl dincs, ende ruyckt daer seer qualicken van onreynicheyt." Konden de andere gevangenen daar komen ? //Neen, se syn met dikke mueren d'een van d'ander gescheyden; si en moghen by malcanderen niet comen noch sien; van achter comen si op een privaet, onderscheyden met wageschotr daer moghen si malcander toeroepen ende hooren spreecken." Het eind was dat de ketter toch in die gheyool" werd onder dak gebracht. Een eigenaardigen blik op den toestand der Voorpoort krijgen wij nog uit het request om gratie van den cipier Lubbert Pietersz van 1540, aan wiens schuld de ontvluchting van een gevangene te danken was 19). Een zekere Adriaen Ogiersz had een schoon hemd gekregen en verzocht verlof om dat in een afzonderlijke kamer aan te trekken, daar hij dat liefst niet in tegenwoordigheid van zijne medegevangenen deed. Het werd hem toegestaan, doch toen een bediende de deur opende, viel hij dezen aan en ging op de vlucht. Het gelukte hem te ontkomen door de buitendeur die gemeenlick open staet." Men sloot dus het gebouw zelfs niet af. Het ambt van cipier daar schijnt over 't algemeen niet onvoordeelig geweest te zijn, doordat er nog al emolumenten aan ver bonden waren. In 1352 had de cipier Jan Dircs Bruuenzoon slechts een jaarlijks tractement van een hoed ro^ge 20), doch de eigenlijke voordeelen bestonden in knevelarijen der gevangenen. In 1436 stelde het Hof, vernomen hebbende dat de cipiers allerlei afpersingen tegenover de gevangenen in practijk brachten, daaroporder, en bepaalde een tarief. Voor in- en uitgaansgeld zou de cipier hebben 5 schellingen, van vreemden 7/4- De kost van een gehangene zou daags 5 grooten bedragen, voor vreemden 6 gr. Indien het geschiedde dat de gevangenen niet met den cipier mede aten, doch hun eigen ménage voerden, zou hij toch eiken dag l groot hebben. Voor hen die op water en brood zaten kreeg hij ook l groot daags 21). Ook in andere steden treffen wij herhaal delijk dergelijke tarieven aan. Te Aardenburg kreeg de steenwaarder 13 Ingelscheu als entreegeld en nog 9 lug. voor zijn kosten, ende dies machi eten omuie aiet. Ende al etet hi niet,. hi gevet 23 Ing., so mach hi bleven liggken om l Ing. daachs." Een bed kostte per nacht l Ing.; voor 2 maaltijden met den cipier, waaronder begrepen bier, 4 gr. 22). Te Utrecht bedroeg het steengeld in den Rooden Toren 10 st. voor 8 dagen. Daar en in de Catharynepoort was de portier met de bewaking belast en kreeg het geld ; wes ludeu dair dagelix comen van koren of brueken, ende men niet en sluit, dair sellen die poirtiers dat steengelt of hebben. 23)> Deze gevangenen werden dus niet geboeid of in eigenlijken zin opgesloten ; het was dan ook slechts eene soort vervangende hech tenis bij wanbetaling van boeten. Te Dordrecht werd het cipiers ambt soms waargenomen door leden der regeering, die het dan voor een bagatel door een ander lieten waarnemen, zoodat men mag aannemen dat de opbrengst niet te versmaden was. Eene 15e eeuwsche keur dier stad beveelt deu cipier om de gevangenen op Putockstoren daags voor l penning brood te geven, een bed kostte per nacht 2 penningen. 24) Toen iu 1455 Willem Pryker tot ge vangenbewaarder werd aangesteld, bepaalde de raad dat crimineele gevangenen geen steengeld behoefden te betalen; auderen waren vrij als zij te arm waren, en zij die later onschuldig bleken behoef den ook niets te geven. Dit laatste was ia dien tijd wel eene exceptie. Een eigenaardig gebruik was liet bedelen dat er voor de ge vangenen gedaan werd. Het werd vooral in de Middeleeuwen als een Christenplicht beschouwd de arme gevangenen te hulp te komen (Matth. 25 : 30), en dit gevoel uitte zich, gelijk wij reed» boven bij de Gevangenpoort vermeldden, in het geven van aal moezen. De tegenwoordige strenge instructies op de voeding enz. van gevangeiieu waren in dien tijd vrij wel onbekend: als zij geld hadden konden zij 't gebruiken, ja soms wel goede sier maken^ Voor hen echter, die niets hadden, werden collectes gehouden. In 1441) vinden wij een besluit van den raad van Utrecht, dat men sien sell om enen goeden reckelicken man, die om sel gaen bidden mit eeure beslotener busse tot behoeff der armen ghevaughen";. als loon zou hij hebben den vierden penning van wat hij aldus collecteerde 25). In Dordrecht werd in 1481 Adriaen Gheryts tot cipier aangesteld op zekere jaarwedde ende voirts 1/4 van al dat hi voor den ghevangheueii bidt ende inhaelt". 20) Hier e:ing dus de gevangenbewaarder zelf met de bus rond, en zeker zal het nog al iets hebben opgebracht, wanneer het bij het vaststellen van zijn tractement in rekening werd gebracht. Nog in de 10e eeuw plachten de gevangenen op 'sGravensteen te Middelburg het medelijden der voorbijgangers op te wekken door door de tralies heen op zingenden toon aalmoezen te vragen. In 1550 n.l. had zicli de pachter van hetcipiersschap erover beklaagd dat de baljuwsdienaren somtijds gevangenen in vrijheid stelden voor zij hun kosten hadden betaald; deze zeiden dat de cipier de gevangenen belette om op de gebruikelijke manier de openbare weldadigheid iu te roepen : Es noch waer dat de 's Gravensteea seer sterck gemaect is tot coste van den keyser ende bysonder de riddercamer, daer de ghemeene gevangenen op behoiren te leggen ende plegen te singhen : Gheeft den aermen gevangen broot! om het volck te wecken tot earitaten. Doet nu de cipier des contrarie, leggende deen op een camer ende dander op een ander carner, ende noch sommighe in de keldenaers, tot grooten verdriete van. de voors. gevangenen, sonder die te doeu singhen naer costume 27). Voor ditmaal genoeg. Het veld is uiterst rijk, doch wij hebben niet meer dan een vluchtig kijkje willen geven. Rotterdam. MB. "W- BEZEJTER. 10) Blok, Leidsche rechtsbr., 351. 17) Vorsterman vau Oyen, Rechtsbr. van Aardenburg, 210. IS) itg, R. ruin in Bijdr. N. R. VI, 301. 111) 3e 'Memoiiaal de Jongh, fol. 54 (Rijks archief), 20) De Rieiuer, Beschr. van 's Gravenhage II, 171. 21) 2e Memoriaal Ro^a, fol. 03. 22) Vorstermaa van Oyeii, t. a. pi., 270. 23) Buriuau, Utr. Jaarb. I, 451. 24) ruin, Rechtsbr.' v. Dordr. I, 211; 11,129. 25) Dodt vau i'lensburg, Archief V., 215' 20) Smits en Schotel, Beschr. v. Dordr. il, 61. 27) De Stoppelaar, luvent. vau het oud archief vau Middelburg, 324. Reclame-Tentoonstelling. 'k Heb me verleden Zaterdagavond schrap moeten zetten om in 't Faleis v. Volksvlijt te komen ; 'k heb ge drongen aan 't tourniquet en wanneer ik niet het geluk had krachtig gebouwd te zijn, zou men me plat hebben gedrukt, tegen de ijzeren hekken maar ik kwam er in, heelshuids en zonder kleerscheuren ; een uitmuntende reclame dus voor mijn eigen stevige corpus en mijn kleermaker, die me een colbert costuum geleverd heeft dat tegen _ trekken, schuren en rukken kan den naam van dien tailieur zal ik later opgeven, zoodra ik het met hem eens ben over de remuneratie voor die reclame. Nauwelijks was ik binnen of ik ontmoette_myn vriend Karel Scliransberg, verslaggever voor een provinciaal blad. Kerel'. riep hij me toe, hoe gaat het, blij dat je komt, samen kijken, hè? Gezelliger dan alleen proef'reis en hij stak me een klein reclarae-krentenbroodje in den mond. Dat ''s van de Boulangerie Parisienne, lekker hè? Hier,

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl