De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1897 15 augustus pagina 4

15 augustus 1897 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 1051 tisme by zielsuitingen van de meeste andere Vlamingen, volgde Buysse niet, evenmin als h\j meedeed aan het overmatig purifieeren van de taal. Hy gaf den Vlaming zooals de Vlaming is, niet opgedirkt of aangekleed, maar eenvoudig en waar, in eigen woorden. In meer dan n opzicht scheen hy de beste Noord-Nederlanders naby' te komen. Zy'n romans, novellen en schetsen werden met voorliefde in onze tydschriften gedrukt, met veel ophef aangekondigd en druk gelezen. Hier niet mee tevreden, wellicht bedwelmd door overmatigen lof, kwam hy' zich hier vestigen, wilde hy heel en al Nederlander worden. De Vlaming vermaagschapte zich. De terugslag moest wel volgen. Er wordt beweerd, zal Buysse hebben ge dacht : de taal is gansch het volk", maar hy begreep niet, dat er voor litteratuur nog meer noodig is dan taalgelykheid. 't Vlaanderenvolk, hoezeer ook met ons in idioom gely'k, is in land aard, in wezen, een geheel ander ras, met een wy'ze van gevoelen en denken die ons vreemd is. Toen wy Buysse lazen als Vlaming, vooral ver geleken met de anderen van zy'n land, was hy voor ons een openbaring. Toen hy als Vlaming de Vlamingen beschreel, het volk schetste waaronder hy zelf verkeerde en waarmee hy opleefde, was zyn werk kloek, persoonly'k en sterk. Bovenal trof ons het zuivere, eerlyke, zeer eigene in zy'n kunst, ook nog toen na de Biezenstekker weldra de roman Het recht van den Sterkste volgde. Maar toen die Vlaming zich Nederlander wou maken, Nederlandsch wilde voelen, denken en schry'ven, zijn ziel met alle geweld vervormen, toen was het gedaan. Dat overloopen bediei f, verzwakte de kern van zy'n naïeve, ruwe, forsche persoonlykheid, vooral toen hy' nog andere onderwerpen op zocht en zich ging verfijnen. De zoo vaste, frissche, levende taal werd gedwongen, slapjes, stoppelig en banaal en het minder goede in den aard van den Vlaming, zy'n sentimenteele gevoelsuiting, kwam nu en dan boven, nam al het reëele weg, dreef hem naar de gekunsteldheid. Zoo groot was evenwel het effect door den jongen Buysse, by zy'n eerst verschynen gemaakt, dat zy'n fouten en tekortkomingen niet zoo dalyk werden gezien, en ook het gemis aan voor uitgang en tekort aan oorspronkelijkheid niet werd opgelet, in ieder geval men verzweeg het. Het was voor ons Nederlanders wel iets streelends, in te zien hoe een Vlaming ernstig ging werken naar onzen trant, hoe hy het Vlaamsch taaleigen wisselde voor onze uitdrukkingen en zoo geheel en al ging meeleven voor onze woord kunst. Er kwam dan ook niemand die Buysse tegenhield, hem ernstig en voortdurend opmerk zaam maakte. En nu ? Zyn laatste werk, vooral »0p 't Blauwhuis" brengt het bewy's van de groote mis lukking. Dit boek geeft het verrassende feit, dat een Vlaming niet zoo gauw Nederlander kan worden als hy' wil. Wat hy nu schryft, is vernederlandscht Vlaamsch, gewrongen taal, zonder ziel, log en zwaar of langgerekt sentimenteel. Er is veel omhaal en nog meer leegte. Het Echerp-bely'nde, het stoere, het frissche is er af. De natuurplant is een kasplantje geworden. Niet voelende den eigenlyken zin van onze woorduit drukkingen, gebruikt hy' ze glad verkeerd. Erger ! hy' stelt zelfs zy'n zinnen foutief, vol met onnoodige woorden, die noch als Vlaamsch, noch «Is Hollandsen, mooi zy'n. Zy'n werk is slordig en slonzig. In de eerste regel van zy'n boek spreekt Buysse al van een trein »die lang gillend zy'n vaart vertraagt". Vaart is hier een germanisme, by ons alleen van toepassing voor schepen; moet dus wezen zyn gang of vlucht vertraagt; met lang gillend wordt bedoeld een lang gegil of lang aangehouden gegil. Hij spreekt in denzelfden zin van «bereid af te sty'gen" waar gereed behoorde te staan, en afstygen moet natuurlijk uitstappen zyn. Als halfbakken Vlaming schryfthy: ommedraai van den steenweg, een elleboog der baan, waar ieder Nederlander zou zeggen een draai of liliintiiniitiimiillliiiiiiiilllliiiliiiiiiniiiiiiiiiiiiiliiiiin Toen de lunch was afgeloopen, wandelden zij weer naar het grasveld. Zullen we nog een toertje met de boot maken?'' stelde mevrouw Hambledon voor. Maar Lothrop stemde onmiddellijk tegen. Neen, neen", zei hij haastig. Vooreerst nog niet, als 't u blieft. 't Is zoo schrikkelijk heet. Laat ons aan den wa terkant blijven en in de pauzen tusschen de races wat wandelen. Blijft u lang in Engeland?" vroeg Clo, eigenlijk alleen om het gesprek gaande te houden. Nog maar drie dagen, helaas! Den dag na de laatste race gaan wij naar Zwitserland, en dan twee weken later, moet ik weer in Amerika wezen !" Nog drie dagen maar!' riep Clo en de jonge man, eensklaps schier even vlug in het instinktmatig opvangen van gevoelstrillingen, verbeeldde zich een zweem van teleurstelling in haar stem te hooren doorklinken. Maar neen, dat zou zichzelf vleien zijn. Hoe kon zij met mogelijkheid iets raeer dan de allergewoonste conveutioneele belang stelling in zijn verder doen en laten koesteren. Zij wandelden intusschen langs den oever op en neer; daarna troonde Lothrop haar bijna onmerk baar mede onder de schaduw der olmen in de laan, terwijl mevrouw Hambledon als een verstandige chaperone, op een voldoenden afstand volgde. Hij sprak over verschillende dingen ? onder anderen over generaal Hambledon en zijn aardigen, door en door Engelschen aard. Het klonk Chlora vreemd, over Engelschen, hoe welwillend ook, als over vreemdelingen te hooren praten. De generaal is nooit onbeleefd," zei hij. Hij is alleen stilletjes overtuigd, dat de Engelschen de grootste en dapperste natie ter wereld zijn, en dat iedereen anders ook zoo denkt. Het grootste com pliment dat hij u maken kan, is te zeggen, dat men u op het eerste gezicht bijna voor een Engelschman zou aanzien; en hij twijfelt geen oogenblik of het doet u ontzaglijk veel pleizier dat te hooren. Wij maakten kennis met hem, toen hij een paar jaar geleden in Amerika was. Mijn vader is ban kier in Boston, hoewel wij in New Haven woaen; >ocht van den weg. Ook zegt hy: zou zy een dag trouwen ? waarmee hy' dan bedoelt of zij nog eens zou trouwen. Maar dit zy'n. kleinigheden, zoo goed als een lamp indraaien (men kan een lamppit indraaien, de lamp draait men af). Veel erger is: de deur in 't nachtslot doen (dat zal een vervaarly'k groot slot zyn geweest waar een deur in kon. Verder een gepijnigd afbeeldsel voor een afbeeldsel van den gepijnigden Christus. Onbegrijpelijk zy'n uitdrukkingen als: zij zoude zich waar een weinigje kalmer voelen hebben. Dor en plat, teekenen van onmacht zinnen als dezen: wangen van een ongeëvenaarde frischheid. Hoe is nu die frischheid ? Of b. v. dit: Zin droeg het haar in dien eenvotidigen, mooien, hedendaagschen stijl, die de mooiste is welke de vrouwen nog ontdekten. Eerst al is het de vraag, of de vrouwen dan wel de kapper die styl ont dekten, (ontdekken is hier evenmin het goede woord, bedenken is juister). Of sty'l hier goed is mag ook betwijfeld worden, maar dit dan desnoods nog, dracht zou zeker beter zijn. Maar nu de geheele zin. Om die goed te begrijpen, om te weten hoe die hedendaagsche haardracht was, zal de lezer verplicht zijn het jaartal van het boek na te zien, dan een deugdelyke kro niek over kapkunst of een haarkunstenaar raad plegen (want by'na elk jaar verwisselt de mode) ;>m voor zich te zien de hedendaagsche styl, die de vrouwen (als de Noordpool) hebben ontdekt. Valsch, flauwtjes van uitdrukking en onjuist is b.v. ook: Twee groote ivit glanzende bollen die als twee manen verblindend schijnsel strooiden (zeker zoo iets als confetti, een vreemde strooierij). Of: «goudgroen mos en purperroode heidebloempjes, die vonkentintelen (tintronkelen zou nog kunnen). Evenmin juist is: een echte zee van lariksbosschen, een echte zee is water; men kan een beeld niet tot realiteit maken. Irriteerend is het woord troublant. Tegen 't einde van 't boek gebruikt Buysse het op elke pagina en met afwisselende beteekenis. Ook al niet mooi is zyn manier van intiem zijn: gansch innig opgeruimd; gansch bijzonder verlekkerd; en onmacht om emotie te wekken, begraaft hij in verdubbeling van woorden: eenzaam, eenzaam was het oord. Of iemand hiermee nu de een zaamheid voelt, al schreef hy ook twintig maal dit woord, het begrip eenzaam zou er niet sterker door uitgedrukt worden. Dat is onmacht. De slapheid van taal laat zich het best zien uit de tallooze malen waarin Buysse onnoodig gebruikt stopwoorden als: weldra, aldra, ook, nochtans, dienaangaande, om zoo te zeggen, schier, enz. Cyriel Buysse, zooa's wij hem nu mogen beoordeelen naar tOp 't Blauwhuis", is een schrijver niet veel meer dan van zeer middelmatige waarde. Zijn werk staat niet hooger, maar ook niet lager dan van hen die op gezette tijden onze boeken markt belegeren. Het werk is niet af. In het eene te schetsmatig en overhaastig wordt hy in 't andere te gerekt. Gewild, gewrongen, met overal verkeerde, ongevoelde woordkeus, bijna onleesbaar is Buysse in dit laatste boek, vooral in het eerste gedeelte. Verder-op, waar hij gaat idealiseeren wordt de stijl beter, komt er wat ziel in, maar valt de auteur weer in andere fouten. Daar wijkt hy geheel af van de werkelijkheid. Hij fantaiseert. Zijn hoofdfiguur Nina de Rorick is geen lief hebbend meisje meer van deze aarde en haar Alexis geen jongeling. Het wordt een onmogelijke liefde, een liefde die alleen voorkomt in boekgfeschemer van verouderde romanciers. Alleen wanneer Alexis besluit met Nina voor haar tante te verschynen, samen, hand aan hand voor haar geluk te pleiten, de zelfzuchtige oude vrouw wy'zend naar wat zy zal verliezen, want Nina wil in een klooster gaan en Alexis zal dan verkwy'nen, (of zooals Buysse zegt: sombreeren) komt de schryver tot de werkely'kheid terug. Maar dit gedeelte, dat zoo aangrijpend sterk had kunnen zijn, geeft Buysse juist niet. Hy vindt't genoeg het te vertellen als 't gebeurd is. En dat is wel heel goedkoop. Het schijnt dat de Vlaming bang hij gaat elke week heen en weer naar kantoor. Nu, hij nam den generaal op zeken dag mee naar Bunker's Hill, waar de groote slag werd geleverd. U weet immers wel, Bunker's Hill, juffrouw Percival?" O, ja/' antwoordde Clo, hoewel zij er eigenlijk niets van wist. Maar zij besloot dien avond bij de Hambledons alles na te lezen wat zij in de Encydopaedid Brittannica over Amerika vinden kon, voor het geval dat... welnu, dat zij meneer Loth rop morgen toevallig misschien weer mocht ont moeten. Toen hij dus op den top kwam," vervolgde de jonge man, met zijn verhaal doorgaande, zette mijn vader, die vóór alles Amerikaan in zijn hart is, een min of meer hooge borst en zei zoo'n beetje dramatisch-heldhaftig: Hier is 't, waar Putman viel!" De generaal zette oogenblikkelijk zija lorg net op, bekeek de plek aandachtig, en vroeg: Och, is 't waar en heeft hij zich bezeerd?" Zelfs Clo begreep de pointe en raadde vaag dat Putman de eene of andere dappere Amerikaansche rebel moest zijn geweest die tegen de Engelsclien streed. //Net iets voor dien goeien, ouden generaal,'' lachte zij. Zij wandelden nog een keer of wat de plaat; rond, aldoor druk keuvelend, en Clo vond, in weerwil van haar bedeesdheid, dat meneer Lothrop een alleraardigst pleizierig jongmensch was om mee te praten. Daarna keerden zij naar den waterkan! terug. Clo wist niet hoe 't kwam. maar niettegen staande er juist een race werd gehouden, stelde zij er veel minder belang in, dan dien morgen. Je bewaart nu al je attentie voor de inter nationale match, Clo," zei mevrouw Ilambledon haar blik opvangend. Misschien wel," antwoordde Clo. Maar zij was blij, dat mijnheer Lothrop juist op dat oogenblik met een der andere meisjes praatte, want zij wilde hem niet graag laten merkeu, dat haar geest ge. heel vervuld was van Baldwin versus Oxford. Iets later in den namiddag, toen er een nummer geroeid werd, dat als een wedstrijd van «k s geworden te geven waar vroeger zyn kracht .ag, of hij de realiteit niet meer aandurft. Al wat er eerlijk, kloek en stevig in zijn eerste werk was, is nu ingeschrompeld tot eenige pagina's, b.v. een gesprek tusschen de naïeve, onnoozele Nina en de hoveniersdochter Komanie, die er al meer van weet: »En uw beminde, Romanie, komt hij u nooit halen om met u te wandelen?" Het meisje in tweeën gebogen over het bed roode kooien, waarvan zy met een mes de kroppen uitsneed en die in haren korf wierp, richtte zich halvelings op, het hoofd gekeerd, blozend, een verwondering in het oog. «Zeker wel, mejuffrouw, bijna eiken Zondag gaan wij samen uit." »Ah ! ... en waarheen ? ..." »Wel, mejuffrouw, des zomers naar de kermissen of feesten in de omliggende dorpen; des winters al niet verder dan naar Vannelaer, waar wij enkele herbergen be zoeken. Er is somtyds een speelman en wy' dansen ..." Nina was ook een weinig rood geworden. Haar eenigszins gejaagde adem deed haastiger haar mooie ronde borst op en neer gaan; haar hartje popelde van opgewekten weetlust. »En s'avonds, Romanie. . . brengt hij u s'avonds weer naar huis?" «Zeker, mejuffrouw ..." Nina, meer en meer blozend en ontroerd, bleef een poos stilzwijgen, aarzelend, gekweld, een vreemd-verlegen glimlach op haar frissche lippen, doch de tentatie werd nog eens te machtig; zy kwam een weinig nader, zy waagde het, met een gesmoord-trillende stem te vragen: »En in de duisternis, als ge samen terug komt ... neemt hij u dan by den arm niet... omhelst hij u niet ?" Dit gesprek had nog iets meer ongedwongen kunnen zijn, maar het is overigens af; er zijn niet te veel en niet te weinig woorden, de situatie wordt juist aangegeven. Goed is Buysse ook waar hij beschryft hoe de oude gulzige douairière de Stoumont het pootje krijgt en de vrees, niet meer lekker te mogen eten en te drinken haar martelt. Niet minder juist zy'n de emoties weergegeven van deze adellijke oude dame, als Nina haar de krant voorleest, hoe zij zich opwindt, en uitlaat over de nieuwe tijden waarin onwe tende, vulgaire werklieden met grove handen en grove taal, naast lieden van geboorte en opvoeding, naast graven en baronnen hun plaats innemen. Deze ergernis is kostelijk getypeerd. Maar deze gedeelten zyn spaarzaam en men beseft dan eerst wat wij in Cyriel Buysse nu gaan verliezen. Als er van Buysse nog iets wil terecht komen, moet hy' naar Vlaanderenland terug. Hij moet weer het eerlyke werk opzoeken, weer opleven in Heggen en Steggen, weer spreken in de krach tige taal van het boersche volk. Hij moet bovenal weer Vlaming worden, een eerlijke, ronde Vla ming en zich niet willen verfijnen tot een sen timent, wat niet het zijne is en 't nooit wordt. Voor hem en voor ons is dat gewenscht, onze taal is er te goed voor, om zoo hardkantig gerad braakt, zóó mishandeld te worden. Zooals de mis lukte auteur nu is, winnen wy niets in hem en. Vlaanderen verliest heel veel. Voor hem is zelfs beter een middelmatige Vlaming dan een kreu pel schryvende Nederlander te zy'n. En als hy in Vlaanderenland terug, de brok ken natuurleven weer in zich kan opnemen, ze nog onvervalscht gaat weergeven, dan kunnen wy Nederlanders weer veel van hem genieten, hem waardeeren en beminnen, wat nu niet het geval is. F. R. roeiers om de ,Diamond-sculls" werd aangeduid, hoorde Clo een der andere meisjes aan Lothrop vragen: Dus u blijft nog maar drie dagen langer in Engeland?" Ja, nog maar drie dagen," antwoordde hij op spijtigen toon. Veel te kort, vooral wanneer men werkelijk iets wil volbrengen." III. Zij reden in de avondkoelte huiswaarts. Chauncy Lotbrop ging naar de Royal Lion" om hen goedendag te zeggen. U komt morgen immers ook, Miss Percival?" vroeg hij, toen zij den voet op de trede zette. O, ja", antwoordde Clo knikkend. /?En ook overmorgen?" Dat is immers de dag van uw race! Dien zal ik zeker niet verzuimen; reken er op! U gaat er immers al de dagen heen, mevrouw Hambladon?" Mevrouw Hambledon glimlachte. //Natuurlijk," antwoordde zij. 't Zijn in 't geheel maar drie dagen, dus wij kunnen er geen van overslaan." En zij sloeg een eigeuaardigen blik op Lothrop. De jonge Amerikaan kleurde. Maar hij scheen recht m zijn nopjes. Allemachtig aardig van miss Percival, de internationale match te willen bij wonen. Hij wuifde vroolijk met de hand ten af scheid. Clo reed met de Hambledon's terug en dacht dien avond veel aan den prettigen jongen Ameri kaan. Het speet haar dat. hij een Amerikaan was en 't speet haar ook, dat hij nog maar drie dagen langer in Engeland bleef. Dadelijk na de races weer naar Parijs! Hoe jammer, dat men dikwiils zulke aardige kennissen maakt, alleen om ze meteen weer te verliezen! Het duurde uren en uren eer zij dien nacht den slaap kon vatten. Zij maakte zich diets dat haar slapeloosheid een gevolg was van den langen dag in de open lucht, de vermoeidheid van het pagaaien en de spanning van de races. Zij bracht die geen oogenblik in verband met mijnheer Lothrop. Inhoud van Tydschriften. Eigen Haard No. 33 : Een oud Devies, door Louise B. B. (Slot.) Het middagmaal der jonge arenlezers, naar Baudoin. Vacantie- en Gezondheids-kolonies, door Jo de Vries. (Slot.) De Artillerie-Cursus te Delft, door J. Eysten, Luit. der Art., met afbeeldingen. Van een ZuidNederlandsche Tentoonstelling, door W. Muiier, met illustraties naar teekeningen van den schry ver. I. Voetbal, door J. C. Schröder. IV. (Slot.) Verscheidenheid. Feuilleton. MI miiiiiiiiiiiii iiliirii iiiiiiiini 40 cents per regel. Ruwzijden Bastkleederen tot f42.75 per stof voor een compl. Robe Tussors en Shantungs-Pongees, alsmede zwarte, witte en kleurige Henneberg-ZiJde van 35 et. tot f 14.65 per Meter effen, ge streept, geruit, gewerkt, damast enz. (ca. 240 verscb. qual. en 200(1 vereen, kleuren, dessins enz.). Franco en vr(| van invoer rechten in huis. Stalen ommegaand. Dobbel briefporlo naar Zwitserland. G, Henneberg's Zijde-Fabrieken (k. & k. Hoflever), Zürich. RTRAHR te Utrecht. Pianofabriek. Binnen- en Buiten!. Muziekhandel. Amerikaansche Orgels. Ruime keuze in Huurpiano's. MEIJROOS & KALSHOVEN, Arnhem. Piano-, Orgel- en Muziekhandel. Ruime keuze in Hunrpiano's. tot eiland D a g e l ij k s 's morgens 10 uur, via Broek in Waterland en Monniken dam. Afvaart de Ruyterkade naast de Kettingboot. Op werkdagen zijn gezelschapsbiljetten, tegen belangrijke reductie, op aanvrage verkrijgbaar. De HavenstoombooldieDst. Voor het maken hiervan is een prachtig ingericht sloomjachl dagelijks TE HUUR. Ta bevragen: Kantoor Havenstoombootdienst, 127 O. Z. Voorburgwal, Amsterdam. Telefoon 684. lltllliiiMmiiütiiiMlilliillllllll Maar zij zorgde wat (katijdor) .... op haar gelaat te doen eer zij naar bed ging; men moet een beetje oppassen voor zijn teint bij zulke gelegen heden of men wordt zoo vreeselijk bruin van de zon, en zij wilde volstrekt niet dat mijnheer Lot. . . . een van de lui in Henley zou denken, dat zij zoo'n negerin was, vooral omdat Amerikaanscbe jonge dames in den regel zoo'n mooie blanke tint hebben. Den volgenden morgen vertrokken zij om den zelfden tijd als den dag te voren. De rit was, vreemd genoeg, nok prettiger dan gisteren. En dat was zonderling, omdat van de meeste dingen bij herhaling min of meer van het aardige afgaat. Maar datzelfde ongewone verschijnsel openbaarde zich ook in Henley. Ofschoon liet tooneel het bekoorlijke van liet nieuwe liad verloren en of schoon zij de afzonderlijke races niet meer met dezelfde ademlooze belangstelling volgde, genoot zij dien tweeden morgen nog meer dan op den openingsdag. Misschien kwam liet doordat mijnheer Lothrop bij het hek op hen stond te wachten, toen zij aankwamen en hen gedienstiger dan ooit door de plaats rondleidde. Met mevrouw Hamhledon's, half bewust verleende, hulp, troonde hij Chlora zoo vaak hij er kans toe zag van den rivierkant naar de olmen en het grasveld mede. Hij had den mond vol van de schoonheid, het aan trekkelijke en de antiquiteit van Engeland. De oude dorpjes voud hij zoo lief, de verweerde kerk torens, de met klimop begroeide hofsteden. Dan zou Northumberland u bevallen," zei Clo eenvoudig. «Onze Anglikaansche kerk daar is zoo mooi." //Nu, misschien krijg ik die nog wel eens te zien," gaf hij ten antwoord. Met een half verlangenden blik keek Clo naar hem op. En u kunt nog maar twee dagen lang in Engeland blijven," antwoordde zij. Ditmaal ja. Maar 't zou kunnen dat ik weer in Engeland kwam en zelfs in Northumberland." (Wordt vervolgd).

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl