Historisch Archief 1877-1940
No 1051
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
Marie Seebacli's Men".
Toen Marie Seebach in de modelvoorstellingen
te München de Gretchen uit Goethe's JFawsthad
gespeeld, was zjj zooals wy reeds mededeel
den plotseling van eene vrijwel onbekende
grootheid geworden tot de eerste der Duitsche
tooneelspeelsters. Het was een ongehoorde triomf,
zooals z\j zelve waarschijnlijk niet ten tweeden
male beleefde. De roem van haar Gretchen is
een duurzame, een onsterfelijke geworden.
In een te Königsbergen verschijnend blad
?worden door E. Kr. eenige bijzonderheden mede
gedeeld over de zeer oorspronkelijke wijze,
waarop Marie Seebach deze rol opvatte en speelde.
»In hare eerste jaren" zoo lezen wy speelde
Marie Seebach de scène in den Dom met eene
opvatting, die den toorn van alle
Goethe-philologen opwekte God en Goethe mogen het hun
vergeven! maar die nog heden, zoowel wat die
pen zin als geschiktheid voor het tooneel betreft,
een even gelukkige als geniale greep mag worden
genoemd.
Op het bidbankje geknield, het hoofd met de
rechterwang op de gevouwen handen steunend,
het scherpe, bleeke profiel, scherp afstekend op
den met zwart fluweel bekleeden lezenaar, naar
de toeschouwers gericht, met wijd geopende,
strakke oogen voor zich uitstarend, sprak zij met
diepe, holle fluisterstem, maar voor alle toehoor
ders volkomen verstaanbaar, de vreeselijke
zelfbeschuldigingen: »Wie anders, Gretchen, war
Dir's". . . . »Und unter deinem Herzen regt's
si oh nicht quellend schon, und angstigt Dich
und sich mit ahnungsvoller Gegenwart?" »Grimm
. fasst Dich! Die Posaune tont!" .... »Verbirg
Dich, Sünd, und Scband bleibt nicht verbor
gen.'' . . . >Ihr Antlitz wenden Verklarte von
Dir ab."
Daartusschen dan, met Gretchen's eigen, na
tuurlijke stem, de uitroepen van het angstige
meisje; »Weh! Weh! War ich der Gedanken
los!" »War ich hier weg .... Mir wird so eng!
Die Mauerpfeiler befangen mich !" enz. De scène
was, zóó door Seebach gespeeld, een aangrijpende
schildering van gewetensfolteringen en van het
in het niet verzinken van het schuldige schepsel
voor het eeuwige en het aardsche gerecht.
Marie Seebach, die met de meeste zorg en
studie steeds nieuwe wijzigingen bracht in de
opvatting van hare rollen, heeft deze opvatting
later weder opgegeven, naar men beweert uit
eerbied voor de Weimarsche Goethe-kenners,
die haar niet-orthodox vonden en beweerden,
dat den dichter daardoor onrecht werd gedaan.
Het experiment is door niemand herhaald, om
dat niemand de daarvoor noodige buigzaamheid
\an registers bezat.
Een andere door Seebach in de Gretchen-rol
aangebrachte nuance heeft overal zoo vast wor
tel geschoten, als of zij door den dichter zelf
?was aangegeven. Alle tegenwoordige Gretchen's
passen haar toe, waarschijnlijk zonder te ver
moeden, van wie zy afkomstig is. In den kerker
zit Gretchen, aan waanzin ten prooi, op het
«trooleger neergehurkt; Faust tracht haar mede
te voeren, maar zij ontrukt zich aan zyn handen.
»Lass mich nur erst das Kind noch franken,"
dan buigt zij zich, met moederlijke teederheid,
naar het strooleger, als lag daar iets levends,
maar zy' vindt niets. Angstig en verward vra
gend, zegt zij dan: »Ich herzt'es diese ganze
Uacht" zy zoekt en woelt in het stroo,
het kind, waar is het kind ! Het kind, dat de
rampzalige zelve heeft gedood ! Dan, met een
hartverscheurenden kreet van vertwijfeling: »Sie
nahmen mir's, urn mich zu kranken, und sagen
nur ich hatt'es umgebracht". Ziedaar eene dra
matische verlevendiging van vier half-epische
dichterlijke regels, die voor ons gevoel tot de
schoonste ingevingen van het vertolkend talent
behoort.
Eene zeer eigenaardige, diepgevoelde bewe
ging van wonderbare plastiek had Marie Seebach
in het vizioen van de terechtstelling. Met
koortsachtigen klimax haastte zij zich tot het hoogte
punt: »Zum Blutstuhl bin ich schon entrückt,
Schon zuckt nach jedem Nacken die Scharfe,
die nach weinen zückt' en dan drukt zij
knielend de saamgewrongen handen plotseling,
met volle kracht, van achter zich zelve in den
nek, als of daar de doodelijke slag van het zwaard
haar trof, en fluisterend klinkt het, op doffen
toon: »Stumm liegt die Welt, wie das Grab."
Het was ons, als of wij het tooneel op het schavot
hadden bijgewoond. De groote zondares, wier
misdaad »ein guter Wahn" was, had zich voor
onze oogen zelve geoordeeld, ofschoon de dichter
het lot der bekoorlijke zwaar beproefde in het
duister laat. En dan het slot, het zacht weg
stervende, treurige: sHeinrich! Heinrich !
Dat was de laatste Aeolusharptoon van Marie
Seebach's Gretchen.
«illlliillllllliilll llliiiiiiiiiiiiMmiiiiiin iiiimiMiiMililimmiiiiii
Een Winter in Zuidelijke strelen,
Ken Winter in Egypten, van dr. H. SABERSKY.
Berlin, Schall und Grund. 1897.
Qu'est ce que voyager? vraagt de guitige
comtesse Diane in haar Livre d'Or, en het
antwoord, door een harer gasten gegeven luidt:
'C'est quitter les tres pour les choses."
Of wilt ge liever een woord van onzen Pierson?
»Reizen is het hart verwijden. Reizen, is een
vreemd land bezoeken met de innige begeerte
het niet als een vreemd land te verlaten. Reizen
is studeeren in anderen lichaamstoestand, studie
in beweging. Wij, die studeeren, zijn eigenlijk
altijd op reis."
Voor iemand, die 't met bovenstaande uitspra
ken eens is, die het reizen niet beschouwd wil
hebben als een tijdverdrijf, een repoussoir van
verveling, of als een quaestie van mode 't
behoort nu eenmaal zoo, dat men in den
zomertijd uit zyn gewone omgeving verdwijnt,
en een bekend en druk bezocht oord als tijdelijke
verblijfplaats opgeeft voor iemand die in het
reizen een aangename, maar tevens nuttige
'bezigheid ziet is het altijd aangenaam reisboeken
ter hand te nemen. Vooral wanneer die boeken
in prettigen, boeienden verhaaltrant de markante
zaken, op reis gezien, meedeelen. Vooral wanneer
het geen catalogi en inventarissen zijn a la Murray
en a la Baedeker. Ik wil daarmee niet zeggen
dat ik zulke betrouwbare gidsen overbodig vind.
Evenmin als een verstandig man gletschers en
sneenwvelden zal overtrekken zonder een
goedgeoriënteerden gids met de noodige touwen en
haken voorzien, evenmin zal zich een reiziger,
die weet wat hij aan zich zelven verplicht is,
zonder Murray, of Baedeker of Grieben op
reis gaan.
Maar deze boeken zijn, als ik het zoo eens
noemen mag, de technische hulpmiddelen bij het
reizen. Ook een meer literarische voorbereiding
kan noodig zijn, die de roode bandjes niet
schenken. Een voorbereiding, die den akker
omwerkt, ploegt, die er voren insnijdt, waarin
weldra het vruchtdragende zaad zelf zal werden
opgevangen om later een ryken en rijpen oogst
te leveren.
Hoewel nu Egypte een land is, dat nog niet
binnen den kring der «gecombineerde rondreis
biljetten" is opgenomen, en een tocht daarheen
voorloopig tot de artikelen van groote weelde
zal blijven behooren, (door afstand en klimaat,
die een bezoek in 't gewene reisseizoen onmo
gelijk maken) bestaat toch allicht de kans, dat
er ook onder de talrijke lezers van de Groene
Amsterdammer een enkele wil doen, wat dr.
Sabersky deed en wat zoovele anderen (ook wel
Nederlanders) doen, n.l. een winter in het
Nijlland doorbrengen.
Voor hen is dr. Sabersky's boek een
alleruitnemendste gids.
Er bestaan voor Egypte reisboeken. Baedeker
zorgde er voor op de wijze, zooals hij steeds
zorgt voor de beschrijving van verre landen
zoowel als voor streken in de nabijheid. Weten
schappelijk staat de uitgave van den beroemden
uitgever als een onwrikbare rots te midden van
de kritiek. De beroemdste Egyptologen werkten
er aan mede. Trouwens Meyer en Murray be
hoeven daarin niet voor hun collega onder te doen.
Ook verschaft de firma Cook & Co., welbekend,
aan alle reizigers die haar de klandizie gunnen
van een «ticket" voor een Nylreis, als toegift op
het reisbiljet, het werk van Budger, den custos
van Egyptische oudheden in 't British Museum
te Londen. De bekende geleerde heeft het
opzettelijk voor de Cook-Vennootschap geschreven.
Maar dit werk is niet zoo «ersehöpfend" als
Baedeker en Meyer, en kan wat grondigheid
betreft er niet mee vergeleken worden. Het
biedt evenwel het meest noodzakelijke in een
niet te uitgebreid bestek bijeen. En Cook en
de zijnen weten wat hunne cliënten verlangen,
al maken ze daarmee toch het debiet van de
roode bandjes niet in 't minst kleiner. Een
Engelschman gaat toch niet zonder dien »Guide"
op reis, en de café-chantant parodie van den
Engelschman met rossige bakkebaarden, geruit
pak en gelamferden helmhoed is wat 't reisboek
betreft toch nog altijd trouw naar de natuur
afgebeeld.
Maar 't boek van dr. Sabersky is niet alleen
van waarde voor hen, die zich de weelde kunnen
veroorloven van een langer of korter verblijf in
't Nijlland. Ook voor hen die thuis moeten
bly'ven en zich met een »Voyage autour de ma
chambre" moeten vergenoegen, is het een aan
trekkelijk en belangrijk boek. Dr. S. zelf is
geen Egyptoloog: hetgeen hij over al de oudheden
van Egypte vertelt, put hij uit werken van be
kende geleerden als Ebers, maar daardoor
krijgen we ook een kijk op de zaken zonder de
overstelpende geleerdheid, die op zich zelve heel
wetenswaard is, maar leeken weinig belang kan
inboezemen.
Wanneer men het smakelijk geschreven werk
doorleest benijdt men den schrijver die onzen
mooien winter met nevel en sneeuw mocht ont
vlieden en een winter vol zonneschijn en luwe
?voorjaarslucht mocht opzoeken, om daarin een
nog mooier winter door te brengen. Men benijdt
hem, die drie maanden lang in staat was zich
in te werken in de overblijfselen uit die tijden,
toen onze beschaving nog niet bestond, of nog
piep-jong in de wieg lag, terwijl ze düiir reeds
kon wyzen op een verleden van eeuwen.
Maar het werkje heeft edeler invloed dan dat
men er uit leert »benijden." Het gunt ons een
blik in de overoude tempels, en vooral: het drukt
ons goed op het hart, hoe ontzaggelijk groot de
werken van het oude Egypte zijn geweest. Het
laat ons, door vergelijking met algemeen bekende
bouwwerken als bijv. den Keulschen Dom, zien,
welk reuzengewrochten de Egyptische tempels
zy'n geweest. De schrijver reconstrueert voor onze
oogen de bouwwerken. Uit n bot en onbehou
wen overblijfsel van een mastodont wordt het
gansche dier opgebouwd uit n zuil van een
verder zoo goed als vernietigde tempel bouwt
Dr. S. een geheelen Karnak-tempel openplaats!
er den Keulschen Dom in, om te laten zien dat
onze moderne bouwmeesters knutselaartjes met
met bouwdoosjes zijn, in vergelijking met die van
3, 4, 5000 jaren geleden in het Nijldal.
Bijzonder belangwekkend zijn Dr. S's besehry
vingen van het museum in Caïro. Hoogst be
langrijk wat hy over Emin Brugschs opgraving
van de konings mummiën.
Maar eigenlijk is alles interessant voor hem
die iets over een reis in Egypte weten wil.
Men volgt den gemoedelijken verteller eerst op
zijn tocht door de Middellandsche zee, landt
met hem in Egypte, en neemt met hem zijn in
trek in Caïro. Levendige beschrijvingen van 't
handelen en dingen in de bazars worden ons hier
niet onthouden en ook de uitstapjes naar de
pyramiden, de Sphinxen maken we met hem mee.
Tot daar is ons terrein een tamelijk algemeen
bekend gebied. Doch wannee/ hy de Nylreis
aanvangt wint ook de tocht aan belangrijkheid,
naar mate we meer onbekende streken naderen.
Het glanspunt van het boek is de beschrijving
van het verblyf gedurende een maand te Luksor.
Goed weet Dr. S. er voor te zorgen daij wij niet
worden aangegrepen door «Tempelmüdigheit",
waarvoor gevaar zou bestaan, wanneer hij ach
tereenvolgens al de tempelruïnes afhandelde.
Maar de geheimzinnige E. van het gezelschap,
tevens de jager van den troep, weet van afwis
seling, en wij gaan met hem op vogel- en jak
halzen-jacht, waarby spannende momenten niet
ontbreken. En zoo zien we het «rariteiten-kabi
net" ontstaan, waarin de Engelsche dames, in
het Cooks Hotel te Luksor gelogeerd, met zoo
veel belangstelling een ky'kje komen nemen.
Echt Duitsche gemoedelijkheid kan men den
schrijver niet ontzeggen. Soms maakt ze ons wel
eens een weinig »wee." Wanneer enkele reizigers
de stoomboot, waarmee de Nijlreis naar Luksor
wordt volbracht, hebben verlaten, om een
»abstecher" te maken naar de tempel-ruïnes en de
begraafplaatsen van Abydos (geheel Egypte zou
zou men zeggen was een reusachtig kerkhof,
dank zy de merkwaardige doodenvereering!),
dan komen ze aan terug, »wo wir allseitig
freundlich empfangen wurden." Stel je ook voor,
dat medereizigers, die ge n dag te voren verliet,
u bij den terugkeer met onvriendelijke woor
den opwachtten! En wanneer men gezamenlijk
de zuilen van Dendera zal gaan bezoeken, en
een paar deelgenooten aan den tocht recht
vroolyk zijn: so teilte sich die frohe Stimmung,
die treue Begleiterin der Hoffnung, schnell der
ganzen Karawane mit, und fand in einer
allgemeinen Heiterkeit ihren Ausdruck."
Maar dat zijn eigenaardigheden van des schrijvers
persoonlijkheid, die aan het werk als lezenswaardig
boek weinig schaden.
Meer jammer vind ik het, dat de bijgevoegde
plaatjes, die over het algemeen goed gelukt zijn,
aan de achterzijde bedrukt moesten worden. Dat
is m. i. »polizei-widrig-dumm" welk woord door
den schrijver op ezeljongens wordt toegepasf,
maar hier aan den drukker of uitgever mag
worden toegekend. Het is een spaarzaamheid
die ons smakeloos voorkomt; die de plaatjes
bederft, die den druk aan de andere zijde
verleelijkt kortom een slechte gewoonte die wel
meer in zwang komt, enkele centen uithaalt,
maar waartegen niet met genoeg nadruk kan
worden gewaarschuwd.
Overigens ziet het boekje er smakelijk uit.
De plaatjes zy'n niet de bekende opnamen die
men zoo vaak reeds heeft gezien, geen oude
clichés, maar eigengenomen photo's. Een kaartje
bewy'st goede diensten voor de reisroute.
Om kort te gaan: het werkje van dr. Sabersky
geeft een prettige voorbereiding tot het verkennen
van het terrein voor den gelukkige die zich gaat
opmaken tot een Egyptische reis. Het verschaft
ook een welkome kennis van het land en' zijn
machtige overblijfselen aan hem die thuis moet
blijven en zal op zeer veel punten veel nieuws
leeren ook aan hem, die reeds tamelijk wel op
de hoogte dacht te zijn.
Het zij dus warm aanbevolen aan allen die in
't kennisnemen van vreemde landen en volkeren,
een bron van genot zien.
U., Dr. S.
De sport bij uitnemendheid".
In het laatste nummer van Jur/cnd vinden wij
den volgenden lofzang van Ludwig Kulda op
de rijwielsport:
Weiss Gott, mich hat die Tadelsucht
Der Radelsucht
Schon fters hart verdrossen!
AVarum dies neue Flügelthier
lieklügelt ihr
Mit negativen Glossen ?
Was kann euch zu verdachtigen
Berechtigen
Dies wundervolle Strampeln,
Das jede Heldeneigenschaft
Dem Feigen schafft
Und Manner macht aus Ilampeln?
Den Grossstadtluft-Versauerten,
Vermauerten
Eröffnet es die Pforten
Und tragt uns in Geselligkeit
Mit Schnelligkeit
Nach ungeahnten Orten.
Es führt die flink sich Regenden
In Gegenden,
Die heil im Frühlicht glanzen,
Aueh wenn man durch Besteuerung
Die Neuerung
Belastigt an den Grenzen.
Es fördert uns gesundheitlich,
Wenn rundheitlich
Das Bauchlein sich will schweifen;
Denn wie man eine Baderkur
Der Raderkur
Vorzieht, wer kann's begreifen?
Ob Mannlichkeit, ob Weiblichkeit,
Die Leiblichkeit
Erkor das Rad zum Horte.
Und dient mir zur Entschuldigung
Der Huldigung
Für diesen Sport der Sporte.
MillilllimiiiiiiiiiiiiiiiilHiiiiiiliniiiiiiiiliiiiiiliiiilHiiiiimmiiiiiiiiiiliiiiiiH»
7de Jaargang. 15 Augustus 1897.
Tydelijk adres van den redacteur:
Van Baerlestraat 12, Amsterdam.
Verzoeke alle mededeelingen, deze rubriek
betreffende, aan bovenstaand adres te richten.
MHiiiiilniiiimiiiiMiiimiiiiiiiiiiniHiiimiiiiiiiiiiitiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiMiil
GROOTE JAARLIJKSCHE WEDSTRIJD VAN DEN
NED. SCHAAKWEDSTRIJD,
gehouden te Utrecht 9?13 Augustus 1897.
Wedstrijden Eerste Klasse.
Hoofdklasse
1 A
D. Bleijkmans, Amst.
J. W. te Kolsté, Utrecht
R. J. Loman, Londen
H. B. H. Meiners, Amst.
M&t", Utrecht
VI
O
o!
0}
S
1 0
l'o
1 0
1/3
?o
5
"o
M
S
0 1
1/2
0
''3!
1
a
J
Va
1/2
i/iVz
1/2 0
a
'3
a
0 1
i
l.ol'o
1
1^
ee
s
1/2
"ëe
«j
^o
3
l/g 0 j 3
'/o 1
0
31/2
2
3'fe
Overgangsklasse
1 B
A. Bleijkmans, Amst.
J. F. S. Easer, Leiden
H. D. B. Meijer, Amst.
W. C. v. d. Heulen, Delft
J. J. Speet, Breda
CC
a
ee
s
?1
M
1
1
1
1
t-t
o
.33
w
0
0
1/2
1
c
tb
0
v
0
1
0
1
s
?a
^
0
1/2
1
l/i
Q>
O)
</
0
0
0
Va
ai
eg
O
H
0
21/2
2
2
31/j
Wedstrijd Tweede Klasse.
Groep A.
K. J. Bleykmans, Amst.
A. J. Kleeblad, Amst. .
B. Leussen, Leiden. . .
J. Samson, Leiderdorp.
E. Wieling, Groningen.
n
53
a
JA
o>
3
?a'
3
5
0
!
0
1
i
0
1
Q
B
I I
O)
0
0
_
0
v.,
ez
?XL
1
1
1
1
P
Is
^
0
0
l'o
0
o
H
1
2
31'-,
~
0
31/2
g
Groep B.
s'
gin
q
5
^
e.2
o
i
5
*?
-J
'S
^3
o
H
c
o
2
=?
"o
H
Dr. Westendorp Boerma, Groningen i l |i's| l
MM
B. van Dam, Leiden j O i?O i l
Strick v. Linschoteu, Delft, i'il l i
J. C. ten Tnsschedc, Amsterdam : O
A. Ypes. Leeuwarden
! O
O l
Groep der l'rijswinners.
Dr. W. Boerma
B. Lcussen
S. v. Linschotcn
E. Wieling
l l
21/3
2 1 '2