Historisch Archief 1877-1940
8
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 1051
Morgen sctat men gratis,
(La Silhoitette.)
AnDOEL-HAMii) : «Maakt u niet ongerust, goede Hot mis. Ik ben
natuurlijk altijd van plan, morgen het vredestraktaat te
onderteekenen."
De al te goed gedresseerde
(La JSarcelona Coinica )
Hij doet het prachtig ! J«~u naar den directeur.
Meneer de directeur, mag ik u ...
Julius Pmttelman Brommeijer.
Ik heb een paar gezellige dagen
doorgebracht, maar er is daarin meer
van mijn gevoel gevergd dan het
zonder schade voor mijn gezondheid
kon geven. Xu van Houten weer
vertrokken is, komt er een soort van
ontspanning, zooals je dat ondervindt
na een poosje al te hard gewerkt te
hebben;en intieme gesprekken, groote
gewaarwordingen en diepe indruk
ken pakken mij altijd nog fbrscher
aan dan physieke en
intellectueele arbeid. Zoo is nu eenmaal
mijn persoonlijkheid.
Vooral Sam's tegenwoordigheid
werkt op mijn gemoed, eu dat, ge
loof ik, niet zoo zeer nog door de
uitnemende qualiteiten,
denietalledaagsche talenten, die je hem zoo
dadelijk of je wil of niet van 't ge
zicht leest, maar als hij dan zoo bij
me zit of staat, is het me of ik een
stuk publieke geschiedenis voor me
zie afspelen, waarvan de korte in
houd kan worden saamgevat in de
?woorden: deze man PU was verloren, maar hij is
wedergevonden ; Brommeijer krijgt zijn kind na veel omdwalingen
weer bij zich thuis. Daar is dan, onwillekeurig in den toon
van mijn spreken, soms zelfs in de uitdrukkingen die ik
bezig, iets van die warmte, waardoor zoo'n gelukkige vader
zich onderscheidt, en 't komt zelfs voor, dat ik heele mo
menten geen woord zeg, maar hem zit aan te staren met
een paar weeke oogen, zoodat er een fluïdum van sen
timent tot hem uitstraalt waardoor v. Houten zicli laat
omgeven .... ook sprakeloos, af en toe door een zuchtje
van welbehagen de stilte verbrekend. Zoo geschiedde het
verleden Maandag nog. Ben jij nu dezelfde man, die
zoo lang de zwijnen hebt gehoed.... dacht ik, en ofschoon
ik het niet hoorbaar over mijn lippen liet komen, maakte
op dat eigen ongenblik Sam een geste met zijn linker
hand, alsof hij iets over zijn linkerschouder wilde weg
gooien, natuurlijk zijn verleden... Ik bedoel maar, zoo be
grijpen onze zielen tegenwoordig elkaar, en het is opmerke
lijk, niet alleen wij, Sam en ik, maar ook mijn vrouw_ snuift
uit die gevoelsattnosfeer hetzelfde op. Zonder dat ik een
woord behoef te zeggen, altoos als mijnheer v. Houten bij
ons komt dineeren en dat doet hij wat graag wordt
het gemeste kalf geslacht, 't Geelt iets extra's, zoowel
wat betreft de vaste als de vloeibare stoften. Bij die
gelegenheden spijt het me soms dat de Bourgogne en
al de fijne merken, waaraan Böhringer ons geholpen heeft
door mij onaangeroerd moeten blijven, als ware ik ge
ridderd met den Blauwen knoop. Evenwel was dit niet ditmaal
al zoo. Want raijn vrouw had de attenlie gehad, zonder er
mij van te verwittigen, ook Calisch voor ons dinertje uit te
noodigen, en welk een smulpaap zou je niet moeten zijn,
als je twee verloren zonen tegelijk aan je tafel lekker zaagt
zitten eten en nog aan eigen ontbering denken kondt! In
elk geval, tot zoo iets ben ik niet in staat. Geen microbe
van ontevredenheid kon bij dat schouwspel zich hechten in
mijn gemoed en om de waarheid ie zeggen: al had ik
heelemaal moeten vasten, ik zou het niet bemerkt hebben
dat mijn maag te kort werd gedaan in zijn heiligste rechten.
Meer en meer kwam ik onder de bekoring van het
broedermaal; mijn vrouw en ik aten bijna niet en
al minder naar mate wij zagen dat het Sam en Nac
goed smaakte en hun gelukte allerlei afschuwelijke herin
neringen weg te spoelen, zooals indertijd Onze lieve Heer
de Egyptenaren heeft doen onderduikelen in de Koode Zee.
In 't eerst was er nog eenig discours, en Thérèse trachtte
Calisch, met wien zij dadelijk op een voet van familiariteit
was komen te staan, los te krijgen, tot het voeren van een
gesprek, het vertellen van een aardigheid of' het maken van
een kwinkslag, maar het gelukte haar niet. Het dineeren
droeg blijkbaar voor Calisch, even goed als voor Van
Houten en ons allen, een te symbolisch kaïakter; weldra
hoorden wij weinig meer dan het snelle tikken van een paar
vorken en messen op twee borden, en ontstond er iets ge
heimzinnigs in het vertrek, zooals je dat b.v. waarneemt in
een spiritistifche seance. Toch waren de beide gasten, naar
het scheen, uitsluitend materieel in hun verrichtingen.
Ook Thérèse, die anders niet gauw onder den indruk van
het niysterieuse komt. lei haar vork langzaam neer, en zag
van v. Houten naar Calisch en dan weer van. Calisch naar
v. Houten, tot, op eens, Nac naar zijn glas greep en zonder
eenige inleiding, toelichting of riabetrachtiiig v. Houten toe
voegde : met een stem uit de diepte, maar niet zoo diep als de
maag zit, neen regelrecht uit het hart... Magister Magistrorum
Peccat.or Peccatorum te salutat! Hierna en dat heeft
me bijzonder getroffen dronk Sam een teugje uit zijn
glas, en at door alsof er niets gebeurd was, en Nac had
zijn bokaal nog niet op tafel gezet of hij pikte ook weer
iets op uit zijn bord, zoodat ik wel tot de conclusie moest
komen, dat voor verloren en teruggevonden zonen de voeding
toch hoofdzaak blijft.
Dat diner, met twee teruggebrachten, was mij eigenlijk een
weinig te zwaar, des Guteu zu viel! Het deed mij daarom
genoegen dat het niet al te lang duurde. Sam moest naar
Eensgezindheid en Calisch had nog 't een of ander te ver
richten vóór half' negen. Ik vermoed, dat hij Altes Jr. en
v. Gigch iets had te zeggen met betrekking tot het plan
van campagne voor v. Houtens candidatuur. Nu bleef ik
met mijn trouwen Sam een sigaar rooken, in afwachting van
een paar vrienden, die hem vergezellen _ zouden naar de
vergadering van Vooruitga n (j. Zoo onder vier oogen konden
wij nog wat praten en had ik gelegenheid hem enkele op
merkingen te maken, die niet voor de groote klok bestemd
zijn. Ik begon al weer met hem mijn bewondering te be
tuigen. Natuurlijk, wat zou iemand anders kunnen na
zooveel gebleken regeerkracht ? Maar mijn bewondering
gold nu minder Sams regeer-, dan zijn ftegeer-kracht. Met
bijzonder genoegen, zei" ik, heb ik dat gesprek gelezen,
waarvan Charles ons mededeeling heeft gedaan. Die inter
viewer heeft hetzelfde gevoeld als ik, zoo dikwijls ik je
voor me zie. Keeds bij den eersten aanblik merk je, dat er
kracht van je moet uitgaan, en nog eens kracht. Het willen
spreekt uit je heele houding, uit je gang niet alleen, maar
uit je manier van zitten en uit de minste van je gebaren.
Je geeft het niet gauw op, als je eens begonnen bent,
Dat moet ieder nu wel erkennen, als hij ziet hoe je je
eandidaat wilt stellen in mijn district, nadat ze je in Groningen
zoo leelijk in je hemd hebben laten staan Ja zei v.
Houten, dat Groningen is mij uit de gis gevallen, dat heeft
alweer een bewijs geleverd voor de uitspraak : een^prof'eet is
niet geëerd in zijn vaderstad. We hadden, naar 't scheen,
alle kans. Het district was zoo gesplitst, dat we nu van het
platteland geen last meer konden hebben, de stadsbelangen
waren behoorlijk door me behartigd, ann de Universiteit
had ik niet geraakt, integendeel, ik heb ze geholpen aan
een mineralogisch laboratorium, aan het ziekenhuis, aan uit
breiding van het bibliotheekgebouw en vermeerdering van
personeel... jammer dat Calisch dat laatste op zijn lijstje
vergeten heeft! Waarom juist dat V Als je zulke lijstjes de
wereld in woudt hebben, zou je ze haast zelf dienen te
maken! Ku, hernam ik, het is duidelijk dat Nac maar
een greep heeft gedaan uit het vele. Dat zei _het Wallertje
ook aanstonds toen hij het gelezen had: hoe is het mogelijk
dat iemand ten opzichte van v. Houtens regeeringsdaden
wil getuigen en zijn beiiurnninjei) laat liggen !
Die goeie Waller ! lachte van Houten ; maar ik vervolgde :
en
pr<
dat je het nu na die Groninger geschiedenis toch maar
weer wilt probeeren in district VI! Als ik jou geweest was
zou ik liever een poosje rust hebben genomen, om wat op
mijn verhaal te komen. Maar dat was hem niet naar den
zin gesproken. Op mijn verhaal te komen, riep hij uit. Denkt
u dan dat ik me ziek gevoel of' vermoeid ben ? Op mijn
verhaal te komen...! Wanneer je eenmaal ISO jaar achter
een in den parlementairen vijver gezwommen hebt en ze lichten
je daar uit, dan kom je op je verhaal op de zelfde manier
als een visch op 't droge. Zeker, het is niet wat ik lust
of wat ik hebben moet, maar zoo'n gespartel om een
kamerzetel, 't lijkt dan toch voor een oogenblikje op het voort
zetten van je bestaan, je gebruikt ten minste je vinnen
weer even, als is 't maar in een tobbetje. De Kamer, mijn
waarde lieer Brommeijer, ziedaar voor menschen van mijn
soort de eenige gelegenheid om frisch te blijven, en niet
ons zelf alleen, maar ook de politiek en het vaderland
gezond te houden. De grootste leemte in onze staatsmachine
is, geloor' me, dat er 'maar «'n tweede kamer bestaat ; er
moesten er minstens twee of drie zijn, zoodat elk uitgeworpen
bekstuk dadelijk, zonder eenig verwijl, weer op een nieuwe
tribune kon klimmen, om het vervolg van zijn politieke
rede uittespreken, waaraan, zal het wezen zooals het be
hoort, geen eind komt vóór hij in zijn kist ligt en het
deksel daarvan terdege is vastgeschroefd. Maar wat is
het thans? Hoeveel redenaarskraeht woidt tot werkeloosheid
gedoemd? Zoo ging het met Kappeyne, onlangs nog met
Van Tienhoven, zoo weder dreigt het nu met mij. Ik zal
het ze van avond zeggen ! Daarover wou ik je juist nog
even spreken, vóór je naar de vergadering gaat... Eenige
voorzichtigheid moet ik je aanbevelen, want je hebt een kwaden
tegencandidaat. Geertsema willen zij in Cremers plaats stellen
als Indische specialiteit, en omdat ik niet kon denken, dat jou
begeeren ook naar dien kamerzetel zich zou uitstrekken, heb ik
daar fiat opgegeven voor Grondwet. Nu brengt jou optreden
mij wel een beetje in een moeilijk parket, vooral als ze
hooren, dat je bij me gelogeerd bent en met Calisch hier
gedineerd hebt, want hoe moet je tegenover Geertsema
positie nemen? Politiek zijn juilie van n en dezelfde
partij. Creroer zal allicht Geertsema nog liever gekozen
zien dan jou, want voor een minister ben je een lastige
duivel, juist omdat je altijd debatteeren moei. Je kunt toch
moeielijk zeggen: kies mij en kies Geertsema niet, want ik
ben nog niet uitgepraat en ik ga dood als ik met al die
brokken in mijn keel blijf zitten. Je moet den schijn be
waren en hoe zal je hem dat leveren ? Vari Houten
maakte een beweging met zijn hoofd als wilde hij zeggen:
maar dat is geen duit waard. Toch was ik nieuwsgierig
naar een verder bescheid. Jij bent, zoo ging ik voort, nooit
verlegen om een argument, anders zou je ook niet een
staatsman »van den eersten rang" wezen, maar op welken
grond zal je nu betoogen, dat zij jou moeten nemen ter
vervanging van een Indische specialiteit? In Indiöben.
je niet geweest en zelfs je financiëele studiën wijzen meer
West- dan Oost-waarts.... Ik bedoelde het goed, maar ik
meen bespeurd te hebben, dat Sam over die opmerking een
weinig gevoelig werd. Hoor eens mijnheer Brommeijer, zoo
repliceerde hij, zaken zijn zaken, of je die in Indiëof' in
Amerika drijft, ze leeren je een blik op affaires te hebben,
maken je practisch en geven je guldensverstand. Nu
moet u niet vergeten, dat ik Indiëal lang bestudeerd heb,
in verband met de staathuishoudkunde toegepast op den
landbouw. Het is de vraag of Cremer en Geertsema in
dit opzicht wel in mijne schaduw kunnen staan. Maar
dat is tevens een vraag, die ik van avond niet denk te
stellen. Neen, ik ga een anderen koers met ze uit. Ik zal
met hen overwegen, en ik weet zeker dat ze daarover
niet gedacht hebben wat voor soort van mensch heeft
Cremer het meest noodig? Een jurist of iemand die een
voudig Mr. yoor zijn naam mag schrijven, een debater
of iemand die niet veel meer dan gewoonweg praten kan:
de beste of de eerste de beste.... en dan kom ik na die
formeele quaestie met deze zakelijke opmerking, die een
beslissend antvyoord in zich sluit: ik wijs er namelijk op,
dat ik als jurist, als debater, als premier zonder en met
portefeuille, ais de tóerbeste, de invoering van een nieuw
kiesrecht minstens vier jaar heb tegengehouden, om te
eindigen met de vraag: wie doet of wie deed mij dat na?
Je kondt aan hem zien, dat hij zich van de doeltreffend
heid zijner methode overtuigd hield, en zich zeker van de
overwinning achtte, maar mij verwonderde het wel een beetje.
dat hij zoo weinig de kaart van 't land, in 't bijzonder van
district VI, kende. Me lieve vriend, zei ik, je dwaalt, 't Is
maar goed, datje mij je plan verteld hebt. Wil ik je eens wat
zeggen? Van die kieswet moetje in 't geheel niet reppen,
en wat dat jurist- en debaterschap betreft, 't is ook het
best dat je daarvan maar zwijgt. Juilie juristen en debaters
nebben ontzettend veel goeds in de wereld tot stand gebracht.
en als ik zelf nog eens van meet af kon beginnen, zou ik
me in de rechthebberij bekwamen en in 't praten zonder eind.
Maar hier in Amsterdam hebben wij daar te veel van
genoten om er nog het respect voor te gevoelen, dat het toch
werkelijk verdient. Wil je wel gelooven, dat ik verscheiden
menschen ken, en niet eens van de domste, die het er voor
houden, dat het parlement tienmaal meer zou praesteeren.
wanneer daar in 't geheel geen debaters zooals jij en je ge
lijken in waren. Je sprak daar straks van den parlementairen
vijver, welnu dat beeld is niet kwaad; daar zijn allerlei
visschen in, 't is me een zoodje! witvisch, karper, baars..
paling, alles door mekaar. Maar jij en je soort bewegen
je daaronder als de snoek, en zooais ik je daar nu voor me
zie lijk je wel een zoetwaterhaai, zoo'n opvreter
van^minstensveertien pond. Wezenlijk, op die voortreffelijke qualiteit moet
je niet wijzen.
Ja.zeiik. verder,van alle eerste rangs-staatsmannen die ik ge
kend heb, en ik heb er in mijn betrekkelijk kort leven, minstens
een dozijn versleten; en dat is ook alweer geen wonder,
want er is geen soort van effectieve grootheden die gauwer
slinkt ben jij toch de opmerkelijkste. Al die anderen
hadden iets gedaan, waarop zij zich beroemen konden, waar
mee zij voor den dag durfden komen en wat hun aanspraak
gaf op de onsterfelijkheid, zoodat zij, al naarmate zij minder
of meer ijdeltuitig waren, zelfs daarop bluften. Maar jij,
je bent grooter dan die allen te samen ; zooals Calisch te
recht heeft opgemerkt, alleen je bouw-departement, of'zooals
Waller zei, je benoemingen, of, zooals ik zeg, je
grensregeiingen, zijn reeds meer dan voldoende om te bewijzen, dat
je de rest verre boven het hoofd bent gegroeid; maar al die
verrichtingen waren tea slqtte maar kleinigheden,
karreweitjes van minder beteekenis, je monumentaal gewrocht is
je kieswet, nietwaar, en dat is juist iets watje liefst in 't open
baar niet moet memoreeren. 't Is waar, zei me laatst nog
Kuhn van (Jroiuhcct, van Houten heeft die
kiesrechtuitbreiding door '«ijn debating-talent vier vijf jaar weten tegen te
houden, maar wat heb je daar nu aan, waarom was een vent als
hij niet in staat dat beroerde ding voor goed te doen kelderen ?'.
Hubrecht daarentegen, telefoondirecteur en oprichter van
Voorn itynng, dat wil natuurlijk avanceeren als al wat
electrisch is tapt weer uit een heel ander vaatje: van
Houten, wat zou die van Houten, heeft hij niet zooveel
jaar gebruikt eenvoudig om Tak's kieswet een beetje te
bellerren?.' Zie je, vervolgde ik, bij wien moet je nu eigenlijk
komen met het beste dat je gemaakt hebt en dan is daar
nog iets. Eerlijk gezegd, het verwondert mij wel een weinig, dat
waar jij of je satellieten dan nog over de kieswet-historie het
wagen te spreken, juilie mijn vriend Gijs er geheel buiten laten,
net doen als had hij part noch deel gehad aan deafhiire. Jij
weet toch even goed als ik, dat er vaii je heele spelletje
niets terecht zou zijn gekomen, als van Tienhoven niet ge
holpen had om zijn eigen ministerie te laten duikelen, om
dat hij als jurist debater misschien nog dieper eerbeid voor
de grondwet had dan jij. 't Is waar, je hebt hem beloond
met een commissariaat en hij zit nu: rustig en warmpjes
aan het Spaarne, maar in die interview heb je hem toch nog
weer wat onaangenaams in plaats van wat liefelijks toege
voegd: het doen voorkomen als had jij niet hem niet in n.
ministerie kunnen zitten. Waartoe vroeg ik, zulk een uitval?
Want als er twee menschen in Nederland zijn te vinden.
die als jurist en debater samen onder n (leken kunnen
liggen, dan is dat, toch wel mijn nieuwe vriend Sam met
nnjn ouden vriend Gijs. Maar ik wil niets zeggen wat je
van avond ontstemmen kan. - Daar werd gescheld en
Jacob verscheen om te vragen of mijnheer gereed was om mee
te gaan. Wie v. Houten kwam afhalen, weet ik nog
niet. Ik heb vergeten dat teinformeeren. Ik vermoed dat het: