Historisch Archief 1877-1940
No. 1051
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
Van Gigch en Altes geweest zullen zijn. Sam stond op en ik
herhaalde hem nog eens bij 't heengaan: nu voorzichtig
vriendlief en spreek vooral over je kieswet niet; beginnen
zij er over, maak je er zoo gauw mogelijk van af en zeg:
-die kieswethistorie is niet alleen mijn bedrijf geweest, maar
vooral ook dat van onzen zoo geliefden politicus Mr. Gijs.
v. Houten haalde zijn schouders op, blijkbaar nog niet vol
komen overtuigd. Hij vertrok en kwam eerst tegen tien
uur terug. HO wist toen den uitslag nog niet. Toch extra
bliimoedig zag hij er niet uit. Hij had gehoord dat Grondwet
definitief Geertsema had gesteld en de vergadering vond
hij niet bijzonder sympathiek. Een half uur later stapte
?Calisch binnen met de noodlottige cijfers 18 en 37...
Wij bevonden ons in de huiskamer en het was de moeite
waard den indruk na te gaan, dien dit bericht maakte, 't
Meest van allen scheen mijn vrouw geschrikt: ze kreeg een
kleur, zooals ik maar zelden bij haar zag, en riep: 't is
schande! ja 't is meer dan schande! Calisch met zijn goed
hartig gezicht keek even v. Houten meewarig aan en stak
mijn vrouw de hand toe: uw gevoelsuiting strekt u tot eer,
Mevrouw, Ook bij mij gaat zoo iets om, het bruist
hier van binnen, maar van uw lippen als vrouw heeft
zulk een woord de hoogste waarde U, Mevrouw, gaaft alles
wat u kunt, want meer dan woorden staan niet ter uwer
?dispositie, maar ik als man, wij als mannen... tot de
daad geroepen ... wij zullen hem wreken ... de eerste kamer
zetel, die nu weer open komt, moet voor v. Houten zijn en
aan mij zal het allerminst liggen, als niet reeds morgen
een oproep uitgaat tot al de partijgenooten, opdat er over
morgen tien zijn opgestaan om onzen meester n voor n
hun gestoelte aan te bieden. O, ware ik zelf nu
maar tot kamerlid gekozen !... 't Waardigst no<r, in zooverre
alle hartstochtelijkheid afwezig bleef, was Sam zelf. 't
Eenige woord, dat hij bij 't vernemen van de Jobstijding
sprak, was: Zoo ! en met het diepe nadenken, dat een
filosoof onderscheidt, liet hij na een poos van zwijgen daarop
volgen ? maar op gedernpten toon, zoodat het bijna niet
verstaanbaar was: O, schim van Kappeyne v. d. Cbppello,
O Kappeyne...!
Ik was waarschijnlijk de eenige, die den diepen zin van
deze verzuchting begreep. Inderdaad, zei ik, hem de hand
toestekende daar is meer dan een oppervlakkige overeen
komst tusschen jou geval en het zijne. Dat wordt de
cne geschiedenis van twee reuzen! Miskend, niet begrepen,
juist als het er nu eens echt toe komen zou, niet begeerd ;
gevreesd als jurist-debater, gehaat door al dat kleine volkje
in den vijver. Maar, al was Kappeyne lang zoo groot
niet als jij, toch kan hij je tot voorbeeld strekken. Zooals
hij zich op zijn Rorneinsch Recht wierp, gooi jij je nu weer
op je Maxwell. Wat weerga, voor een man als jij bent, is
er altoos nog wel wat te doen om anderen gelukkig te
maken; probeer het eens met de Beurs en heb maling aan
dat Parlement! Toch, al wilde ik hem moed inspreken, het
bleef ietwat gedrukt in de huiskamer, je kondt aan al de
mislukte pogingen om een gesprek te voeren merken, dat er
eenige neerslachtigheid heerschte; alleen Tnérèae scheen ?
door het gebeurde volstrekt onaangedaan, zoodat het mij
een weinig ergerde. Want een kwartiertje nog maar nadat
Calisch was gekomen, deed zij al pogingen om met hem te
giggelen en even later zei ze tot v. Houten, mijnheer wat
heeft u toch een zonderlinge coiffure, van achter zit daar
een dot haar dat op de fotografie uitkomt als een
damestoetje. U moest u eens laten yerkappen. Mijn vrouw
trok haar onder tafel aan haar japon en ik zond haar een
blik toe waaruit scherpe afkeuring sprak om op zulk
een oogenblik bij zulk een man zulk een futiel
onderwerp aan te roeren; maar Nac is niet te houden als
er een mop of' een ui valt te vertellen of te fabriceeren en
dadelijk liet hij er op volgen : Ja mijnheer v. Houten dat
was nog zoo kwaad niet, u moest u eens laten verkappen
S, la radicale en in n adem gaf hij minstens zes woordspe
lingen op »toetje" ten beste, als nagerecht, varkentje, kinder
mondje en weet ik al meer, zoodat zelfs even een glimlach
om Sams lippen schoot, terwijl ik er over zat te denken,
hoe bij iemand als Nac de diepste aandoeningen, hem zoo
min van middag het eten konden bederven, als nu het ge
noeglijk kouten. Maar na deze al te losse woordenwisseling
stokte het gesprek weer en nog meer dan te voren. Voor
mij was dat zoo erg niet, want ik deed mij in alle stilte te
goed in het aanschouwen van mijn beide politieke geest
verwanten, zoo geheel verschillend in uiterlijken verschijnings
vorm en toch zoo n van zin. Er begon weer zoo'n
gemoedelijkheidsstrooming te ontstaan tusschen mij en Sam
«n ik kreeg, wat ik maar heel enkel in mijn leven heb
gehad, een gevoel alsof de Bochtnymf, door het openstaande
venster was komen zweven om mijn woonvertrek te wijden.
Uit haar poezele groene handjes strooide ze de fijnste
grachtpareltjes over het tapijt en langs de wanden, en
streefde op v. Houten aan, om, haar hoofdje op haar vuistjes
geleund, stil voor hem te blijven staan, zwijgend hem te be
wonderen, tot Sam met een lichte beweging van zijn
schouder die van willen sprak, haar op Nac wees, en zij,
een krans van leliën, uit het water, waaruit zij was opge
stegen, meegebracht, hem om de slapen wond meteen zacht
gefluister: »waar kondt gij beter zijn dan hier, mijn beste,
beste jongen!"
Toen ik haar daarop meende te zien verdwijnen, was
alles tegelijk verdwenen. De gaspitten waren neergedraaid,
maar n lichtte nog flauwtjes. en het heele gezelschap
scheen zoek. Bij afwezigheid van discours en onder den
lauwer, druk der gevoeligheid was ik op mijn stoel in
slaap gevallen, terwijl, zooals mij weldra bleek, de overigen
«en goed heenkomen hadden gezocht en hun den moed had
ontbroken mij uit den dut te wekken.
Je was gisterenavond zeker van den stank bedwelmd, zei
v. Houten 's morgens tegen me; ik zelf heb er ook last van
gehad ; aan de Bocht is een luchtje.
Och, antwoordde ik, heb jij ook zoo vast geslapen
dan val je me alweer mee.
Neen, dat niet. Integendeel. Maar ik heb er van nacht
nog eens over gedacht, Ik geloof toch niet, dat ik
heeleroaal weer in de Maxwells ga. Ik kreeg een ander ideetje.
De tentoonstelling. Weet je wel die van :9.~> had me
ook zoo aangegrepen, en zou je niet denken dat we Calisch'
bekeering aan die tentoonstelling hebben te danken ? In
«en tentoonstelling, dat heb ik toen al begreoen, zit veel
meer dan de meeste menschen bevroeden. Ja, zei ik, ik
herinner me nog best dien avond, waarop jij, Meinesz, Roëll
Gomperts en de Wit, hier gedanst hebben' bij een aria uit
La fille de Madame Amjot, en dat jij tot de conclusie
kwam dat [de pret voortaan een element zou moeten
uitmaken van je filosofie. - Ik heb er mij later dikwijls ge
noeg over verbaasd, dat jij zoo wezen kon.... maar nu zie je
waar dat op uit is geloopen. Waar blijf'je nu metje»lol'"?
Van Houten keek een wijl zinnend voor zich uit en begon
weer: toch zou ik dien de Wit wel eens willen spreken.
Nu, zei ik, als jij iets /rilt Ik had de woorden 'nog
niet van mijn lippen of de Wit viel de deur binnen alles
behalve zachtzinnig. Dag mijnhesr Brommeijer! Zoo oude
heer! en hij gaf mij zijn rechter- en v. Houten zijn linker
hand, dat 's miserabel afgeloopen gisterenavond. Jij hebt
Verkiezing in district VI.
Ontwerp van een ruiterstandbeeld voor de nieuwste Indische Specialiteit.
pech tegenwoordig, 't Spijt me verd..., maar dat heb je
veel in de wereld: groote mannen en kleine zaken ! Niet dat
ik Geertsema geen plaats in de Kamer gun, neen, hij is 't
waard, net zoo goed als jij, drommels jammer dat jelui alle
bei niet kunt gaan. Daar moest wat op gevonden kunnen
worden, en zoo zei ik al tot Abspoel, we moeten hern zien
schadeloos te stellen. Maar hoe...? Ben je al op de ten
toonstelling geweest:- Je zult zeggen welke? De tentoonstel
ling van nfdawenüMekn. Neen'? Dan moet je aanstonds
meegaan. Je^houdt toch nog van tentoonstellingen! Nou,
die van 'Oöjiè! Gaan de beenen nog wel eens van den vloer,
als toen hier met Meinesz, dien wij met zijn agent eerste
klasse achterna zijn gecancaneerd ? God b3waar me, wat een
avondje!
Nu, Meinesz is nog dezelfde gebleven. De Wit, haalde een
circulaire uit zijn zak en streek haar open met een slag
van zijn vlakke hand kijk maar. Zie je dat? Hij wees
op het woord HANEN WICIXSTRUD. Heil den lezer. L. 'S. Zie
je! »Tot de aantrekkelijkheden der Internationale tentoon
stelling van Reclame-middelen, met zooveel succes door de
Vereeniging Amsterdam. Vooruit! Heere, Heere, Amsterdam
gaat^ tegenwoordig zoo vooruit! (Eore-Voorzitter Mr. S A.
VeningMeinesz, Burgemeester van Amsterdam)georganiseerd,
zal behooren een zoogenaamde HAXKN-WKIJSTUIMD". Hoe vind
je hem? Hanen-wedstrijd onder Meinesz of beter gezegd :
«wedstrijd in 't kraaien tusschen verschillende" niet
tusschen n, maar tusschen rerwliilknile «Hanen". En
weetje hoe dat gaat? Elke haan in een afzonderlijk hokje.
We hebben er nu al '.):?!. 't Ding heeft succes! Een verbazend
succes! en nu moet elk jurylid nauwkeurig opteekenen hoe
dikwijls de liaan, die onder zijn tce/.icht staat, kukeleku
roept. Dat dient met zorg te'geschieden. Je kunt voor
die juryleden niet iedereen gebruiken. Alleen strikt eerlijke
menschen. Maar die waren gernnkkelnk te vinden. Heel
de noblesse van Amsterdam doet mee. Ik wil met je parieren
dat er minstens vijftig gouden potlooden aan het werk zullen
zijn. En nu wouen Abspoel en ik, niet toestemming van het
I itvoerend Comité, jou vragen, niet om mee dat werk te
verrichten, maar om op te treden als KKI:I: jurylid VH.II den
wedstrijd in het Hanengekraai. Is 't niet leuk mijnheer
Brommeijer!
En wat zeg je van dat motto v. Houten? Sam las: A/W
u-ijl de liftne/i kraaien, tjnnl 't datjen, muur kraaien ilofii <le
hanen mijl '/ damjl.
Zeker, zei v. Houten, daar steekt een diepe gedachte in,
ook voor de politiek! 't Was duidelijk, dat woord
had hem gepakt en het leek me lang niet onmogelijk dat
Sam zijn toestemming zou geven. Daarom meende ik dat
het tijd werd tusscberibeiden te komen.
Hoor eens de Wit, zei ik; wat kom je hier doen? -- Ik
heb je niet geroepen, en ik zou graag zien, dat je weer
heen gingt. Je hebt hier geen boodschap.
Wat blief... Hè? - Wat! U zou dus denken dat er
in de wereld ergens een plaats was, waar ik geen bood
schap had !
Ja, hernam ik... dat zou ik denken... en in elk geval
pas je niet hier. Maak dus datje wegkomt; jij Godver
geten volksbederver!
Wat zeg je daar! De Wit meende dat het een grapje
was, begon te proesten, hij greep van Houten bij den arm
als moest hij zichzelf steunen en riep, op mij wijzend: zeg
v. Houten neen maar wat een schalk van een oudeheer!
Dat ging natuurlijk niet op. Uit al de poriën van mijn vel,
hooger dan gewoonlijk gekleurd, liet ik mijn afschuw en
woede rooken, en met een nadruk, die alle misvatting bui
ten sloot, duwde ik hem toe, ga nu heen,
menschenmoordenaar, mijn huis is geen schavot. Hij wou alweer wat tegen
spreken, maar ik gedoogde dat niet. Waarop hebben jij en
je bende het andera toegelegd, dan op het decapiteeren
van je natuurgenooten! Wat is een mensch in jullie oog
anders dan armen, beenen, spieren en longen, waar blijft
zijn hoofd?
Zijn hoofd? riep de Wit nu werkelijk ietwat geprikkeld ...
Zijn hoofd?! kom dan een andere week een Zondag maar
eens kijken; dan hebben wij een cigaren-rookers wedstrijd.
Op een gegeven wenk beginnen zij allemaal tegelijk om 't
hardst te dampen, en wie 't eerst daarmee klaar is wint den
prijs. Denkt u dat iemand dat zou kunnen doen zonder
hoofd! Neem me niet kwalijk Mijnheer Brommeijer, maar u
lastert mij en de sport, en de Reclame-tentoonstelling en
Amsterdam Vooruit, en de Veredeling van Volksvermaken
en Meinesz.... dat staat u niet fraai, wat zeg jij nu v.
Houten .... maar de Wit was al bij de deur, en zonder
hem nog verder uit zijn humeur te brengen, kreeg ik hem er
uit. Nu. ware het niet om v. Houten geweest, ik zou hem
zoo niet behandeld hebben, want ik mag hem wel lijden,
t is een beste vent. Maar het moest. Sam verkeerde inder
daad in gevaar. Die extra groote koppen, die het heelal door
gronden, zooals Sam dat werkelijk doet, hebben in het gewone
leven iets van het brein van een kind. Nederland zou hij
kunnen regeeren, zoodat er niets op te zeggen viel, gelijk
hij drie jaar gedaan heeft, en toch kan je hem niet
alleen laten loopen. Dat was eerst die Groninger
candidatuur, daarna de Amsterdamsche en nu al dadelijk weer
dat eere-jury lidmaatschap van den Hanen-wedstrijd....
Als ik het oog niet op hem houd, de hemel weet waar hij
nog belandt.