De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1897 15 augustus pagina 9

15 augustus 1897 – pagina 9

Dit is een ingescande tekst.

No. 1051 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. Van Gigch en Altes geweest zullen zijn. Sam stond op en ik herhaalde hem nog eens bij 't heengaan: nu voorzichtig vriendlief en spreek vooral over je kieswet niet; beginnen zij er over, maak je er zoo gauw mogelijk van af en zeg: -die kieswethistorie is niet alleen mijn bedrijf geweest, maar vooral ook dat van onzen zoo geliefden politicus Mr. Gijs. v. Houten haalde zijn schouders op, blijkbaar nog niet vol komen overtuigd. Hij vertrok en kwam eerst tegen tien uur terug. HO wist toen den uitslag nog niet. Toch extra bliimoedig zag hij er niet uit. Hij had gehoord dat Grondwet definitief Geertsema had gesteld en de vergadering vond hij niet bijzonder sympathiek. Een half uur later stapte ?Calisch binnen met de noodlottige cijfers 18 en 37... Wij bevonden ons in de huiskamer en het was de moeite waard den indruk na te gaan, dien dit bericht maakte, 't Meest van allen scheen mijn vrouw geschrikt: ze kreeg een kleur, zooals ik maar zelden bij haar zag, en riep: 't is schande! ja 't is meer dan schande! Calisch met zijn goed hartig gezicht keek even v. Houten meewarig aan en stak mijn vrouw de hand toe: uw gevoelsuiting strekt u tot eer, Mevrouw, Ook bij mij gaat zoo iets om, het bruist hier van binnen, maar van uw lippen als vrouw heeft zulk een woord de hoogste waarde U, Mevrouw, gaaft alles wat u kunt, want meer dan woorden staan niet ter uwer ?dispositie, maar ik als man, wij als mannen... tot de daad geroepen ... wij zullen hem wreken ... de eerste kamer zetel, die nu weer open komt, moet voor v. Houten zijn en aan mij zal het allerminst liggen, als niet reeds morgen een oproep uitgaat tot al de partijgenooten, opdat er over morgen tien zijn opgestaan om onzen meester n voor n hun gestoelte aan te bieden. O, ware ik zelf nu maar tot kamerlid gekozen !... 't Waardigst no<r, in zooverre alle hartstochtelijkheid afwezig bleef, was Sam zelf. 't Eenige woord, dat hij bij 't vernemen van de Jobstijding sprak, was: Zoo ! en met het diepe nadenken, dat een filosoof onderscheidt, liet hij na een poos van zwijgen daarop volgen ? maar op gedernpten toon, zoodat het bijna niet verstaanbaar was: O, schim van Kappeyne v. d. Cbppello, O Kappeyne...! Ik was waarschijnlijk de eenige, die den diepen zin van deze verzuchting begreep. Inderdaad, zei ik, hem de hand toestekende daar is meer dan een oppervlakkige overeen komst tusschen jou geval en het zijne. Dat wordt de cne geschiedenis van twee reuzen! Miskend, niet begrepen, juist als het er nu eens echt toe komen zou, niet begeerd ; gevreesd als jurist-debater, gehaat door al dat kleine volkje in den vijver. Maar, al was Kappeyne lang zoo groot niet als jij, toch kan hij je tot voorbeeld strekken. Zooals hij zich op zijn Rorneinsch Recht wierp, gooi jij je nu weer op je Maxwell. Wat weerga, voor een man als jij bent, is er altoos nog wel wat te doen om anderen gelukkig te maken; probeer het eens met de Beurs en heb maling aan dat Parlement! Toch, al wilde ik hem moed inspreken, het bleef ietwat gedrukt in de huiskamer, je kondt aan al de mislukte pogingen om een gesprek te voeren merken, dat er eenige neerslachtigheid heerschte; alleen Tnérèae scheen ? door het gebeurde volstrekt onaangedaan, zoodat het mij een weinig ergerde. Want een kwartiertje nog maar nadat Calisch was gekomen, deed zij al pogingen om met hem te giggelen en even later zei ze tot v. Houten, mijnheer wat heeft u toch een zonderlinge coiffure, van achter zit daar een dot haar dat op de fotografie uitkomt als een damestoetje. U moest u eens laten yerkappen. Mijn vrouw trok haar onder tafel aan haar japon en ik zond haar een blik toe waaruit scherpe afkeuring sprak om op zulk een oogenblik bij zulk een man zulk een futiel onderwerp aan te roeren; maar Nac is niet te houden als er een mop of' een ui valt te vertellen of te fabriceeren en dadelijk liet hij er op volgen : Ja mijnheer v. Houten dat was nog zoo kwaad niet, u moest u eens laten verkappen S, la radicale en in n adem gaf hij minstens zes woordspe lingen op »toetje" ten beste, als nagerecht, varkentje, kinder mondje en weet ik al meer, zoodat zelfs even een glimlach om Sams lippen schoot, terwijl ik er over zat te denken, hoe bij iemand als Nac de diepste aandoeningen, hem zoo min van middag het eten konden bederven, als nu het ge noeglijk kouten. Maar na deze al te losse woordenwisseling stokte het gesprek weer en nog meer dan te voren. Voor mij was dat zoo erg niet, want ik deed mij in alle stilte te goed in het aanschouwen van mijn beide politieke geest verwanten, zoo geheel verschillend in uiterlijken verschijnings vorm en toch zoo n van zin. Er begon weer zoo'n gemoedelijkheidsstrooming te ontstaan tusschen mij en Sam «n ik kreeg, wat ik maar heel enkel in mijn leven heb gehad, een gevoel alsof de Bochtnymf, door het openstaande venster was komen zweven om mijn woonvertrek te wijden. Uit haar poezele groene handjes strooide ze de fijnste grachtpareltjes over het tapijt en langs de wanden, en streefde op v. Houten aan, om, haar hoofdje op haar vuistjes geleund, stil voor hem te blijven staan, zwijgend hem te be wonderen, tot Sam met een lichte beweging van zijn schouder die van willen sprak, haar op Nac wees, en zij, een krans van leliën, uit het water, waaruit zij was opge stegen, meegebracht, hem om de slapen wond meteen zacht gefluister: »waar kondt gij beter zijn dan hier, mijn beste, beste jongen!" Toen ik haar daarop meende te zien verdwijnen, was alles tegelijk verdwenen. De gaspitten waren neergedraaid, maar n lichtte nog flauwtjes. en het heele gezelschap scheen zoek. Bij afwezigheid van discours en onder den lauwer, druk der gevoeligheid was ik op mijn stoel in slaap gevallen, terwijl, zooals mij weldra bleek, de overigen «en goed heenkomen hadden gezocht en hun den moed had ontbroken mij uit den dut te wekken. Je was gisterenavond zeker van den stank bedwelmd, zei v. Houten 's morgens tegen me; ik zelf heb er ook last van gehad ; aan de Bocht is een luchtje. Och, antwoordde ik, heb jij ook zoo vast geslapen dan val je me alweer mee. Neen, dat niet. Integendeel. Maar ik heb er van nacht nog eens over gedacht, Ik geloof toch niet, dat ik heeleroaal weer in de Maxwells ga. Ik kreeg een ander ideetje. De tentoonstelling. Weet je wel die van :9.~> had me ook zoo aangegrepen, en zou je niet denken dat we Calisch' bekeering aan die tentoonstelling hebben te danken ? In «en tentoonstelling, dat heb ik toen al begreoen, zit veel meer dan de meeste menschen bevroeden. Ja, zei ik, ik herinner me nog best dien avond, waarop jij, Meinesz, Roëll Gomperts en de Wit, hier gedanst hebben' bij een aria uit La fille de Madame Amjot, en dat jij tot de conclusie kwam dat [de pret voortaan een element zou moeten uitmaken van je filosofie. - Ik heb er mij later dikwijls ge noeg over verbaasd, dat jij zoo wezen kon.... maar nu zie je waar dat op uit is geloopen. Waar blijf'je nu metje»lol'"? Van Houten keek een wijl zinnend voor zich uit en begon weer: toch zou ik dien de Wit wel eens willen spreken. Nu, zei ik, als jij iets /rilt Ik had de woorden 'nog niet van mijn lippen of de Wit viel de deur binnen alles behalve zachtzinnig. Dag mijnhesr Brommeijer! Zoo oude heer! en hij gaf mij zijn rechter- en v. Houten zijn linker hand, dat 's miserabel afgeloopen gisterenavond. Jij hebt Verkiezing in district VI. Ontwerp van een ruiterstandbeeld voor de nieuwste Indische Specialiteit. pech tegenwoordig, 't Spijt me verd..., maar dat heb je veel in de wereld: groote mannen en kleine zaken ! Niet dat ik Geertsema geen plaats in de Kamer gun, neen, hij is 't waard, net zoo goed als jij, drommels jammer dat jelui alle bei niet kunt gaan. Daar moest wat op gevonden kunnen worden, en zoo zei ik al tot Abspoel, we moeten hern zien schadeloos te stellen. Maar hoe...? Ben je al op de ten toonstelling geweest:- Je zult zeggen welke? De tentoonstel ling van nfdawenüMekn. Neen'? Dan moet je aanstonds meegaan. Je^houdt toch nog van tentoonstellingen! Nou, die van 'Oöjiè! Gaan de beenen nog wel eens van den vloer, als toen hier met Meinesz, dien wij met zijn agent eerste klasse achterna zijn gecancaneerd ? God b3waar me, wat een avondje! Nu, Meinesz is nog dezelfde gebleven. De Wit, haalde een circulaire uit zijn zak en streek haar open met een slag van zijn vlakke hand kijk maar. Zie je dat? Hij wees op het woord HANEN WICIXSTRUD. Heil den lezer. L. 'S. Zie je! »Tot de aantrekkelijkheden der Internationale tentoon stelling van Reclame-middelen, met zooveel succes door de Vereeniging Amsterdam. Vooruit! Heere, Heere, Amsterdam gaat^ tegenwoordig zoo vooruit! (Eore-Voorzitter Mr. S A. VeningMeinesz, Burgemeester van Amsterdam)georganiseerd, zal behooren een zoogenaamde HAXKN-WKIJSTUIMD". Hoe vind je hem? Hanen-wedstrijd onder Meinesz of beter gezegd : «wedstrijd in 't kraaien tusschen verschillende" niet tusschen n, maar tusschen rerwliilknile «Hanen". En weetje hoe dat gaat? Elke haan in een afzonderlijk hokje. We hebben er nu al '.):?!. 't Ding heeft succes! Een verbazend succes! en nu moet elk jurylid nauwkeurig opteekenen hoe dikwijls de liaan, die onder zijn tce/.icht staat, kukeleku roept. Dat dient met zorg te'geschieden. Je kunt voor die juryleden niet iedereen gebruiken. Alleen strikt eerlijke menschen. Maar die waren gernnkkelnk te vinden. Heel de noblesse van Amsterdam doet mee. Ik wil met je parieren dat er minstens vijftig gouden potlooden aan het werk zullen zijn. En nu wouen Abspoel en ik, niet toestemming van het I itvoerend Comité, jou vragen, niet om mee dat werk te verrichten, maar om op te treden als KKI:I: jurylid VH.II den wedstrijd in het Hanengekraai. Is 't niet leuk mijnheer Brommeijer! En wat zeg je van dat motto v. Houten? Sam las: A/W u-ijl de liftne/i kraaien, tjnnl 't datjen, muur kraaien ilofii <le hanen mijl '/ damjl. Zeker, zei v. Houten, daar steekt een diepe gedachte in, ook voor de politiek! 't Was duidelijk, dat woord had hem gepakt en het leek me lang niet onmogelijk dat Sam zijn toestemming zou geven. Daarom meende ik dat het tijd werd tusscberibeiden te komen. Hoor eens de Wit, zei ik; wat kom je hier doen? -- Ik heb je niet geroepen, en ik zou graag zien, dat je weer heen gingt. Je hebt hier geen boodschap. Wat blief... Hè? - Wat! U zou dus denken dat er in de wereld ergens een plaats was, waar ik geen bood schap had ! Ja, hernam ik... dat zou ik denken... en in elk geval pas je niet hier. Maak dus datje wegkomt; jij Godver geten volksbederver! Wat zeg je daar! De Wit meende dat het een grapje was, begon te proesten, hij greep van Houten bij den arm als moest hij zichzelf steunen en riep, op mij wijzend: zeg v. Houten neen maar wat een schalk van een oudeheer! Dat ging natuurlijk niet op. Uit al de poriën van mijn vel, hooger dan gewoonlijk gekleurd, liet ik mijn afschuw en woede rooken, en met een nadruk, die alle misvatting bui ten sloot, duwde ik hem toe, ga nu heen, menschenmoordenaar, mijn huis is geen schavot. Hij wou alweer wat tegen spreken, maar ik gedoogde dat niet. Waarop hebben jij en je bende het andera toegelegd, dan op het decapiteeren van je natuurgenooten! Wat is een mensch in jullie oog anders dan armen, beenen, spieren en longen, waar blijft zijn hoofd? Zijn hoofd? riep de Wit nu werkelijk ietwat geprikkeld ... Zijn hoofd?! kom dan een andere week een Zondag maar eens kijken; dan hebben wij een cigaren-rookers wedstrijd. Op een gegeven wenk beginnen zij allemaal tegelijk om 't hardst te dampen, en wie 't eerst daarmee klaar is wint den prijs. Denkt u dat iemand dat zou kunnen doen zonder hoofd! Neem me niet kwalijk Mijnheer Brommeijer, maar u lastert mij en de sport, en de Reclame-tentoonstelling en Amsterdam Vooruit, en de Veredeling van Volksvermaken en Meinesz.... dat staat u niet fraai, wat zeg jij nu v. Houten .... maar de Wit was al bij de deur, en zonder hem nog verder uit zijn humeur te brengen, kreeg ik hem er uit. Nu. ware het niet om v. Houten geweest, ik zou hem zoo niet behandeld hebben, want ik mag hem wel lijden, t is een beste vent. Maar het moest. Sam verkeerde inder daad in gevaar. Die extra groote koppen, die het heelal door gronden, zooals Sam dat werkelijk doet, hebben in het gewone leven iets van het brein van een kind. Nederland zou hij kunnen regeeren, zoodat er niets op te zeggen viel, gelijk hij drie jaar gedaan heeft, en toch kan je hem niet alleen laten loopen. Dat was eerst die Groninger candidatuur, daarna de Amsterdamsche en nu al dadelijk weer dat eere-jury lidmaatschap van den Hanen-wedstrijd.... Als ik het oog niet op hem houd, de hemel weet waar hij nog belandt.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl