Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 1052
Niet in vier voor de partij van het Mini
sterie als zwak erkende districten, maar in
vier vaste districten is een verkiezing noodig
geweest, en van die vier verkiezingen leidden
reeds twee tot een wijziging van de getal
sterkte der partij in de kamer en dat ten
nadeele van het Kabinet.
Te Amsterdam, waar Cremer, een
Liberalehieman, moest vervangen worden, is nu de
keus bepaald tusschen een
Conservatiefliberaal en een Antirevolutionair, en in het district
Enschedémoet herstemd worden tusschen een
katholiek en een sociaal-democraat. Wat zou
het zijn als over al de 100 eens moest worden
overgestemd!
.Bewijs genoeg, indien het nog noodig ware;
dat de politieke gesteldheid des lands onder
deze kiesrechtbedeeling vierkant in strijd
verkeert met de blijmoedige verschijning van
Pierson en zijn zevental!
* *
*
Inmiddels werden wij verrast door de
blijde tijding in het Handelsblad:
»Door den minister van binnenlandsche
zaken zal waarschijnlijk de Armenwet het
eerst aan de orde gesteld worden."
Mocht dat zoo zijn, dan zouden wij ons
in het bijzonder verheugen, daar wij reeds
jaren lang de meening hebben voorgestaan,
dat van alles wat op verbetering van de
sociale wetgeving betrekking heeft, de her
ziening der armenzorg Nr. n behoort te
zijn. Eerst brood voor de hongerlijders, was
steeds onze leus. Alleen zou onze ingeno
menheid niet weinig getemperd worden, indien
mocht blijken, dat ook het vervolg dier
mededeeling juist ware.
«Vermoedelijk zal worden voorgesteld een
staatscommissie te benoemen, die de ge
wichtige hervorming der Armenwet kan
voorbereiden."
Dan toch zouden wij alweder moeten den
ken aan onze karakteristiek van den heer
Borgesius, dat hij als welmeenend man gaarne
voor de zijnen een koek koopt en ook zeker
van plan is hun dien te geven, maar dat hij,
vóór hij thuis komt, hem half heeft opgegeten.
Immers wat er van dezen koek zou over
schieten bij de broosheid van een minis
terie, gelijk door het bovenstaande wordt
toegelicht als hij eerst nog door de handen
van een Staatscommissie moest gaan, behoeft
waarlijk niet gezegd te worden!
C. S. Adama van Scheltema.
»Beter dan eenig monument is een hulde in
daden."
«Men volge zijn voorbeeld."
Zoo schrijft de Redacteur van het Algemeen
Handelsblad aan het eind van zijn
hoogstwaardeerend artikel, gewijd aan de nagedachtenis van
den man, wiens beeltenis deze bladzyde belang
rijk maakt, en over wien een kort woord van
diepgevoelden eerbied te mogen schrijven ik my
gelukkig acht.
Gelukkig acht, niettegenstaande ik het gevoel
dat het aan vermetelheid grenst, over iemand te
schrijven, die men slechts enkele dagen ontmoet
heeft en aan wiens gedurende ongeveer 60 jaar
en steeds met jeugdig vuur gevoerden strijd men
zelf sedert eerst '2 jaar heeft deelgenomen.
Doch niet om u de belangrijkste feiten uit het
ryke leven van onzen wakkeren strijder te schet
sen, welke taak dagbladen reeds vervulden of
intiemere tijdschriften nog aanvaarden zullen
maar om u deelgenoot te maken van enkele ge
dachten, die zich aan mij opdrongen naar aan
leiding van het afsterven van dezen machtigen
drankbestrijder, nam ik de pen op. Want als
zoodanig leefde hij in de gedachten van ieder,
die van verre of van nabij met hem in aanraking
is gekomen, of door geschriften zijn invloed on
dervonden heeft; hij die reeds als jongeling den
strijd aangordde tegen het drankeuvel, toen daaraan
in ons land nog zoo goed als niemand dacht, en
die als 't ware tot de verpersoonlijking geworden
is van den ganschen drankstrijd der laatste halve
eeuw, waarvan alle phasen door hem doorleefd,
ja meer dan dat, door hem voorbereid zijn. Im
mers, aan onvermoeidheid een ongeëvenaarde
frischheid en lenigheid van den geest parende, is
hij zelfs tot op den allerlaatsten tyd, trots zijn
in sommige opzichten wankele gezondheid, mede
aan de spits der anti -alcohol -beweging blijven
staan, met open oog en volmaakte waardeering
van hetgeen het sedert enkele jaren ingetreden
nieuwste reveil op sociaal -gebied ons gebracht
heeft. Want laat het mij hier uit mogen spreken,
dat de laatste levensjaren van den grooten strij
der samenvallen met het begin van een beslissenden
omkeer in de waardeering van alcohol-houdende
dranken, waarin hij voor een aanzienlijk deel de
vrucht heeft mogen begroeten van zijn aan den
dienst der menschheid gewy'd en ter eere Gods
verricht liefdewerk.
Geboren prediker, heeft Adama van Scheltema
in woord en geschrift zyn gansche leven lang
duizende bij duizende zaden uitgestrooid en als
een edele hovenier in den wyngaard des Heeren
de ontkiemende planten beschermd en opgekweekt
en tot vollen wasdom gebracht. Getuige zijne
stichtingen, het bekende Koning Willems-Huis,
de Koningin Emma- School, allen te Amsterdam,
het Zeemanshuis (Koning Willems-Huis) te
Ymuiden, getuige de talryke afdeelingen der sedert
1881 gestichte nationale Christen-Geheel-Onthou
ders- Vereeniging met hare nagenoeg 8000 leden,
allen verbonden door het door Scheltema met
innige liefde geredigeerd weekblad »de
Wereldstrvjd", het orgaan dier Vereeniging. Is het
dan wonder, dat naast al deze stichtingen
Scheltema's prediking, zijn talrijke artikelen in dag
bladen en periodieken en zijn dit alles bezegelend
voorbeeld van onthouding en offervaardigheid ook
op de volksovertuiging in ruimen zin moesten
gaan inwerken en in wijdere kringen gaan knagen
aan de macht van sleur, onnadenkendheid en
onwetendheid ?
Zoo heeft hij dan een zeer aanzienlijk aandeel
aan dit nieuwste reveil op maatschappelijk ge
bied, te gewisser, waar Scheltema's gansche werk
zyn karakter ontleende aan zijn opvatting om
trent de sociale roeping van het christendom,
Dr. J. H. Gunning van Zwolle heeft het op
de plechtige byeenkomst van Zondag 15 Aug. te
Arnhem te zijner nagedachtenis gevierd, zoo
juist gezegd.
Intusschen, zonder krachtige hulptroepen van
buiten die godsdienstige wereld, waarin Scheltema
zich bij voorkeur bewoog, zonder de medewerking
van de mannen van het onderwijs, op hun
beurt wakker geschud door machtige indrukken
die het openbaar worden, aan het licht treden
van steeds zuiverder volksovertuigingen omtrent
de rol, die het alcoholisme tegenover de maat
schappelijke evolutie speelt .en zonder die
gansche zich steeds duidelijker
manifesteerende verteedering des harten", waarvan onze
onvergetelijke Allard Pierson in de laatste
jaren van zijn leven wist te getuigen, zonder dit
alles zou het Scheltema en zijn medestanders
onmogelijk gelukt zyn de genoemde kentering
in de waardeering van alcoholische dranken thans
reeds te hebben doen intreden. Inderdaad, hoe
zegenrijk Scheltema's werk geweest is, hoeveel
duizenden er ook zijn zouden, zooals Ds.
Rooze aan zijn graf zeide, die ondergegaan
waren in het kwade, als hij niet, en niet zóó
beslist, had gesproken, een leven als dat van
Scheltema had nog meer vrucht mogen doen ver
wachten, dan het alreeds gedragen heeft.
Ware hij 3 of 4 jaar eer gestorven, hij zou
echt vroom als hij was zijn God innig dank
baar geweest zijn voor den zegen, dien hij had
mogen verspreiden, maar hij zou het beloofde
land, waar zijn heiligste wenschen in vervulling
zouden gaan, niet eens van uit de verte hebben
gezien.
Hoe menig uur van strijd moet de edele man
gehad hebben, waar zijn innigste overtuigingen
telkens en telkens weer bleken geen ingang te
kunnen vinden bij geestverwanten op godsdienstig
gebied, by vrienden, bij bloedverwanten. Hoe
moet men de geheele afwezigheid van
kleingeloovigheid bewonderen, waar hij na dien strijd
telkens weer vrede heeft met niet te haasten en
blijmoedig andere meeningen naast zich gehand
haafd te zien, den omvang van den oogst zijns
werkens vertrouwend overlatende aan hooger we
reldbestuur. Maar dat het hem soms moeielijk
viel de oorzaak te ontdekken van het zoo bitter
langzaam ingang vinden zijner meeningen, ook
in de kringen, waarin hij dit het allereerst
meende te mogen verwachten, dit blijkt o. a. uit
een klein artikel, door hem geschreven in den
laatsten jaargang van »De Wereldstrijd", toen hij
nog verkeerde onder den beerlijken indruk van
het «uitnemend geslaagde" Onthouders- Congres te
Utrecht, waarvan hij zich gelukkig geprezen had
aan den avond van zijn leven nog te hebben
mogen getuige zijn, en toen van den kant van
den redacteur van »De nieuwe Sprokkelaar" met
het oog op dit Congres de vraag geopperd was :
»Kan daaruit iets waarlijk goeds voortkomen?"
Waar de nederigheid, bescheidenheid, gedul
digheid en vriendelijkheid van Vader Scheltema,
naast zoovele andere deugden, onlangs luide ver
kondigd werden, daar mag ook nog wel eens de
besliste taal gehoord worden waarin de strijd
vaardige baanbreker zijn misnoegen over de
lauwheid van zoovelen zijner geloofsgenooten
uitsprak; ook in ruimer kring bekend gemaakt
zal het »gewetens wakker kunnen schudden."
Kan daaruit iets waarlijk goeds
voortkomen?"
Zoo vraagt in :'r/n. blad, van heiien tl<' Het/a
,,lt<' Xietuc'e S/n-oUetaar" mei het omj ,,/, /ie/ pus /
gehouden ^ulieiniiul (ieheelonthoi'ders Congres.
lift mei de kennelijk volle orerli'iging, "V i'il
,\ azareth niets goeds kun. voortkomen. Il 'j roejit flt
rekenschuji l/en, dn' i'ren/ils ik ~elf het congre
mend geslaagd'' 'nnemden.
ll'aara/,1 'i/c dn/ ili'eil ?
Ik reken Ut'! een. der grootste voorreciit en mij
dal ik mi ruim r,i'i jaren mede heb >iw<i<',/ slri
tegen dei/. heilloi>ze)i toestand door kef /u/. bijn
lenden volksdrank maken van. gedistilleerd.
is bijna, altijd een zeer verdnetelijke geweest door liet
zich daaraan ontrekken van hen, (hènaar mijne over
tuiging de roeping hadden moeten gevoelen om daarin
vooraan te staan, en al is wijn geen volksdrank, er
desnoods den //wierden drank der gegoeden aan hadden
moeten opojj'eren om de volkseonscienlie voor den gods
dienst, welvaart en ijeluksloopenden invloed van onze
kunstmatig gekweekte drinkgewoonten te doen ontwaken.
Wat is blijkens de samenstelling van Eerste en
Tweede Kamer, wat blijkens die van kerkeraden en
kiescollegiëii geschied tot verlossing onzes volks van
deze dicitigelandsmaehl ? Wat geeft dezen recht om uit
de hoogte die vraag te stellen? II' at waarlijk goeds
heeft op dat gebied ons volk hun te danken? Wanneer
eene onnatuurlijk geëmancipeerde vrouw als de bekende
Mina Drukker," die niet ijverig deel nam aati de dis
cussie maar alleen aan liet slot zich hooren deed, naar
het haar toegedicht karakter gezegd had : Gij heli t
niets gedaan en gehandeld als zij die zeiden: laat ze
zuipen, 't is maar kanaille'" zou zulk een antwoord
geheel onverdiend zijn geweest ?
Hoe dit zij, dit congres was geen kerkelijk congres,
waar stellig geen geestdrift, over dit volksbelang zich
zou hebben yeo/ientaard, maar over allerlei uitvluchten
spitsvondig zou zijn geredeneerd. De onze gansche
natie vertegenwoordigende Nederlnndsche Vereeniging
tot afschajjiny, uit haar vooral ook door kerkelijke
weerstand veroorzaakte kwijn ing ontwaakt, had een
nationalen oorlogskreet doen hooren, alle man te wapen
geroepen, en zoo dikwijls ik nu in gedachten de welge
vulde zaal overzie, de uitingen van geestdrift wij
herinner en nadenk wat daar gesproken werd, rrij en
zoo d.at n belang, een l^ederlandsch volksbelang in
aller hart den boventoon hield, dan herhaal ik dankbaar :
dit congres ^s uitnemend geslaagd,'1
Wat recht hebben zij, die in dezen strijd nooit iets
deden, loten met de. daad geloond is, dat voor dit groote
volksbelang Nederlanders verdeeldheid weten te vergeten,
tot de medelijdend bezorgde vraag: Zal dit altijd zoo
blijven?" liet is geschied, en wat eens onder algemeenen
btjcal en goedkeuring gebeurd is, kan zoo blijven. Is
het in kerkelijke vergaderingen altijd zoo blijkbaar, dat
het woord des Meesfers: Hieraan zullen zij allen be
kennen, dat gij m ij n e discipelen zijt, dat gij liefde
hebt onder elkander," in aller hart de eerste plaats
heeft ? Zijn onze kerkelijke bladen van dien liefde-eiseh
model? Of is (r van congreszijde recht te zeggen:
Medicijnmeester genees uzelven." Hoe dit zij, bij de
eendracht en geestdrift te Utrecht betoond, aarzel ik.
niet dit congres uitnemend geslaagd te noemen.
Kan ik mij alzoi> in algemeenen zin niet wederleggen
sonder weerspraak bij de gestelde vraag, in meer bijzon
deren zin doet zij mij zeer pijnlijk aan met het oog op
de studenten in de godgeleerdheid, en jeugdige predi
kanten, die zich in de laatste jaren bij de geheel
onthouders a.ansloten. Dit is kennelijk in de steden aan
kerkeraden en kiescollegiën een groote ergernis, en reeds
blijkbaar zijn deze geteekeud tot uitsluiting bij hef doen
van beroeping. Ook de gemoedelijke vraag boven dit stuk
schijnt mij een nieuw kerkelijk zicaard, dat den
onbezonnenen goed in de oogen moet schitteren om hen af
te schrikken den ouden icelgebaanden drinkweg met dien
der kleinziel/ge geheelonthoud'nig te verwisselen. Schrik
moet, en zoo algemeen mogelijk icorden ingeboezemd, dal
geen oude palen. verzet icorden en de wijnjlescli hare eer
behoude. Een congres ah wat plaats vond , kerkelijk //otj
geheel onmogelijk, mag niet burgerlijk geduld. Dat /iet
maatschappelijk zoo boren venca.e.hting slaagde is een
teleurstelling en, ergernis. Onze akad'-miën moeten blijven
wat zij waren, als drinkscholen, kiccekpla.atsen ran
staaten kerkdienaren, die het genot en de waarde der drink
gewoonten weten te beseven.
Bij studentenfeesten moet de lijkenwagen niet i.n onbruik
raken. Geen. medelijden niet de ontelbare gezinnen, die
door de drinkgewoonten in ellende leren, mag gevoed
worden of de overhand krijgen. Alle kerkelijke /nachten
hebben toe te zien en te wake», dal een geest ran.
rolksliefde, als op dit congres zich uitsprak, inbreuk make
o/> gewoonten, die in 't kerkelijke zuo algemeene
u-aardeering hebben. Welk een ramp roor Nederland zou
het zijn, wam/eer niet, zooals de minister het reeds in
vooruitzicht gaf, in 1901 allen bij liet oude bleef, wan
neer niet van staats- en kerkelijke vergaderingen Heef
gelden, wat reeds eeuu-en blijkbaar was :
Xeen, in dat elflorndo moeten volkscongressen als
Jtelpas gehoudene geen onikeering scheppen.
Doch waartoe voorspellingen pro en contra. De jaren
1SÜ8 en 1901 zijn nabij ter beslissing, of uit d/t ver
oordeeld en geprezen congres, iets waarlijk goeds'1 kan
voortkomen ! Tegenoi-er de in getal kleine macht. die
het. met licht overmoedige geestdrift hoopt, stunt ee/ie
orerfalrijke, nauw auneengeslotene. foor w/e de wijnjleseh
eene heiligheid is, waarvoor teder volksbelang icijke/i
moet. De jenever jlcsch die de kurk is, icaar<ip de
schatkist drijft, mug niet rerlur/ine/i. Ons moet de roem
blijven hef land van Schiedam te heeten. En kan al
de kerk o/i de kroegdrinki/e/coonten geen lofzang zingen,
wat onredelijker dan voor deze radicale herrorming van
kerkeiijken het oj/'er ran hun glils injn te begeeren'
.\'een ran zulke ilolzinnigheden, als die een congres van
de uiteenloopendste beethoofden in eensgezinde geestdri jt
kan vereen igen , kan l/ij geen mogelijklieid iets </oeds,
laat staan iets beters dan onze gevierde drinkgewoonten
voortkomen.
l'. S. A. v. S.
Nietwaar, de bescheiden, geduldige man kon
ook bedroefd en mismoedigd worden, en in heiligen
toorn harde waarheden zeggen, doch slechts om
daarna met vasten tred den weg te vervolgen,
dien hij zich afgebakend had. Maar deze ont
boezeming doet ons toch een blik slaan op den
gemoedstoestand, waarin onze strijder zich maar
al te vaak moet hebben bevonden. En dit niet
alleen en niet het pijnlijkst tegenover
personen, die hem niet begrepen of waardeerden,
maar ook tegenover bewonderaars. Want bewon
derd en hooggesteld werd hij, en wordt hij nog
na zijn dood, door velen, die hem niet steunden,
althans niet volgden. De aangehaalde woorden,
aan den aanvang van deze regelen mogen daar
voor ten bewijze dienen. O, het is zoo gemak
kelijk, min of meer in toast-vorm, iemand te
huldigen. »llet is niet in woorden te zeggen,
»welk een lieve, nobele man vader Scheltema
»was ! Als een christen-ridder voerde hij tot het
«laatste strijd voor zijn zeer heilig ideaal. Zijn
»voorbeeld blijve als krijgsmuziek in den lande."
Nietwaar, men zou meenen hier de lofspraak
te hooren uit den mond van een volbloed geest
verwant, van iemand die het hoofdbeginsel, waar
voor Scheltema zy'n gansche leven »als een chris
tenridder' gestreden heeft, als juist erkende !
Doch hierin vergist men zich. »Wij hebben
«diepen eerbied voor zijn moedig streven, dat
»reeds veel vermocht. Wel zijn wij het, tot ons
'leedwezen, niet geheel (beter had de schr. ge
zegd : geheel niet) »eens met hem in deze. We
«kunnen niet met hem het matig gebruik
»van eiken drank waarin zich alcohol bevindt,
»veroordeelen. Maar zy'n hartstochtelüke str\jd
«tegen het drankgebruik heeft goed gesticht. Hij
maakte gewetens wakker." En dit zegt onze
redacteur van den medewerker aan zyn blad,
van den man, aan wiens graf hy zich »met
ontblooten hoofd" en met aandoening herinnert »vol
eerbied en dankbaarheid", »hoe hy onverpoosd,
«geduldig, liefdevol, ernstig, maar ook met humor
»en een glimlach, steeds aanhield om nog een
»pen te winnen voor de zaak, die hem zoo heilig
was." Doch neen, men liet den lieven, nobelen
vader Scheltema maar praten, al getuigt men later:
«nooit overdreef hij, altijd was hy gematigd en
«wijs."
Moeten dan aldus onze beste mannen geëerd
worden, zou ik willen vragen ? Aldus geëerd door
personen, die zelf in geestdrift kunnen geraken,
meer dan meenig ander, en de kunst om te be
wonderen zeer hoog houden ? En is er grooter
ironie denkbaar, dan wanneer deze bewonderaar
van uit de verte, die zy'n geliefden medewerker
diep leed moet hebben aangedaan, door steeds
te weigeren zy'n medestrijder te worden, aan het
einde van zy'n warm artikel uitroept:
«Beter dan eenig monument is een hulde in
daden".
«Men volge zy'n voorbeeld" ?
Scheltema maakte gewetens wakker. Het is te
hopen, dat hij dit ook nog na zy'n dood zal doen,
wellicht zelfs by hen, bij wier geweten hy by
zy'n leven te vergeefs aanklopte.
Doch waaraan ligt het, dat Scheltema, en dat
met hem zoovele eveneens vurige stryders de
meeste gewetens nog niet wakker vermochten te
maken? Ligt het aan de manier van aan te klop
pen ? Ligt het aan de diepte van den slaap, aan
de alcohol-narcose der gewetens? Ligt het meer
nog aan de verblinding en verstomping, door het
kastewezen, en wordt het aankloppen, als voor
andere kringen bedoeld, doorfje meeste gegoe
den niet begrepen?
Indien het eerste waar is, Goddank, de
strydmethoden vermenigvuldigen zich, de soorten van
strijders vertiendubbelen zich.
Ligt het aan de diepte van den slaap, welaan
het verhonderdvoudigde koor van roepers zal
hun kreet van «ontwaakt, gij die slaapt" hoe
langer hoe meer als bazuingeschal over u vaardig
laten worden en tal van geleerden zijn reeds daar,
om u te zeggen: bedwelming en niets anders
biedt u de alcohol, en uw afterdinner-bewonde
ring is al te vermengd met verdoving van uw
critisch vermogen, van uwe contrcjle-centra.
En blijft de slaap nogtans voortduren, omdat
men blijft meenen, dat het kloppen alleen den
buurman, den minderen man geldt, welnu, wy
zullen niet ophouden onzen Scheltema te volgen
in zijn vurige pogingen, om het ieder helder te
maken, dat de groote verantwoordelijkheid juist
op de hoogst gezetenen en hoogst ontwikkelden
rust en het juist hun schitterend voorbeeld van
«fatsoenlijke" matigheid is, hetwelk den zwakken,
slecht gevoeden en gekleeden, ellendig
gehuisvesten en afgesloofden, met geringer weerstands
vermogen bedeelden armeren broeder met zyn
gezin en met een deel van zijn gansche omgeving,
tot ellende en tot moreelen ondergang brengt.
Wij prijzen U gelukkig, wakkeren stryder, dat
gy het land der toekomst nog van verre hebt
mogen aanschouwen. Gij kunt op ons rekenen.
Uw vriend Rooze's woord aan uwe groeve zeg
ik van harte na: Over U spreken geeft niets,
maar het werk voortzetten, dat Gij begonnen zijt,
dat willen w\j.
Hilversum, li) Aug. 1897.
J. VAN HEKS.
Ferdinaml's stoute stukken.
Tien jaren is het geleden, dat Ferdinand
van Coburg door de Bulgaarsche Sobranja
werd verkozen tot opvolger van vorst
Alexander I. De Coburger schijnt behoefte ge
voeld te hebben om op dezen heiinneringsdag
weer eens van zich te doen spreken. Dat
men zich in gunstigen zin over hem heeft
uitgelaten, kan juist niet worden gezegd.
Eene zonderlinge verrassing is Ferdinand's
laatste bezoek aan den Sultan geweest. Heeft
dit bezoek plaats gehad tengevolge van eene
uitnoodiging van Abdoel Hamid, of kwam
de vorst uit eigen beweging? De Turken
houden stokstijf vol, dat zij van dit vereerend
bezoek, door den »vazal'' aan den Suzerein
gebracht, geen flauw vermoeden hadden.
Maar de Bulgaarsche zaakgelastigde te
Constantinopel, Dr. Markoff, aan wien het corps
diplomatique in de Turksche hoofdstad reeds
lang den bijnaam heeft gegeven van »den
kleinen IgnatiefF," vertelt aan wie het maar
wil hooren, dat de onderhandelingen over
het bezoek volle drie weken hebben geduurd,
doch dat wegens de allergewichtigste belangen,
die hierbij betrokken waren, de meest moge
lijke discretie was voorgeschreven. Aan deze
Bulgaarsche voorstelling gelooft echter in
Constantinopel niemand, al ware het slechts
omdat de grootste geheimen daar geen week,
laat staan drie weken worden bewaard.
Daarenboven pleegt de Sultan over zaken
van dergelijken aard altijd een of meer van
de gezanten der Europeesche mogendheden
te raadplegen, en waar het Bulgarije geldt,
zou Abdoel Hamid zeker niet van dezen
regel zijn afgeweken.
Eerst in den vroegen morgen van den
dag, Avaarop vorst Ferdinand verscheen
zoo beweert men in de omgeving van den
Sultan kwam het telegram, waarin die
komst werd aangekondigd. Men had slechts