De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1897 22 augustus pagina 2

22 augustus 1897 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 1052 Niet in vier voor de partij van het Mini sterie als zwak erkende districten, maar in vier vaste districten is een verkiezing noodig geweest, en van die vier verkiezingen leidden reeds twee tot een wijziging van de getal sterkte der partij in de kamer en dat ten nadeele van het Kabinet. Te Amsterdam, waar Cremer, een Liberalehieman, moest vervangen worden, is nu de keus bepaald tusschen een Conservatiefliberaal en een Antirevolutionair, en in het district Enschedémoet herstemd worden tusschen een katholiek en een sociaal-democraat. Wat zou het zijn als over al de 100 eens moest worden overgestemd! .Bewijs genoeg, indien het nog noodig ware; dat de politieke gesteldheid des lands onder deze kiesrechtbedeeling vierkant in strijd verkeert met de blijmoedige verschijning van Pierson en zijn zevental! * * * Inmiddels werden wij verrast door de blijde tijding in het Handelsblad: »Door den minister van binnenlandsche zaken zal waarschijnlijk de Armenwet het eerst aan de orde gesteld worden." Mocht dat zoo zijn, dan zouden wij ons in het bijzonder verheugen, daar wij reeds jaren lang de meening hebben voorgestaan, dat van alles wat op verbetering van de sociale wetgeving betrekking heeft, de her ziening der armenzorg Nr. n behoort te zijn. Eerst brood voor de hongerlijders, was steeds onze leus. Alleen zou onze ingeno menheid niet weinig getemperd worden, indien mocht blijken, dat ook het vervolg dier mededeeling juist ware. «Vermoedelijk zal worden voorgesteld een staatscommissie te benoemen, die de ge wichtige hervorming der Armenwet kan voorbereiden." Dan toch zouden wij alweder moeten den ken aan onze karakteristiek van den heer Borgesius, dat hij als welmeenend man gaarne voor de zijnen een koek koopt en ook zeker van plan is hun dien te geven, maar dat hij, vóór hij thuis komt, hem half heeft opgegeten. Immers wat er van dezen koek zou over schieten bij de broosheid van een minis terie, gelijk door het bovenstaande wordt toegelicht als hij eerst nog door de handen van een Staatscommissie moest gaan, behoeft waarlijk niet gezegd te worden! C. S. Adama van Scheltema. »Beter dan eenig monument is een hulde in daden." «Men volge zijn voorbeeld." Zoo schrijft de Redacteur van het Algemeen Handelsblad aan het eind van zijn hoogstwaardeerend artikel, gewijd aan de nagedachtenis van den man, wiens beeltenis deze bladzyde belang rijk maakt, en over wien een kort woord van diepgevoelden eerbied te mogen schrijven ik my gelukkig acht. Gelukkig acht, niettegenstaande ik het gevoel dat het aan vermetelheid grenst, over iemand te schrijven, die men slechts enkele dagen ontmoet heeft en aan wiens gedurende ongeveer 60 jaar en steeds met jeugdig vuur gevoerden strijd men zelf sedert eerst '2 jaar heeft deelgenomen. Doch niet om u de belangrijkste feiten uit het ryke leven van onzen wakkeren strijder te schet sen, welke taak dagbladen reeds vervulden of intiemere tijdschriften nog aanvaarden zullen maar om u deelgenoot te maken van enkele ge dachten, die zich aan mij opdrongen naar aan leiding van het afsterven van dezen machtigen drankbestrijder, nam ik de pen op. Want als zoodanig leefde hij in de gedachten van ieder, die van verre of van nabij met hem in aanraking is gekomen, of door geschriften zijn invloed on dervonden heeft; hij die reeds als jongeling den strijd aangordde tegen het drankeuvel, toen daaraan in ons land nog zoo goed als niemand dacht, en die als 't ware tot de verpersoonlijking geworden is van den ganschen drankstrijd der laatste halve eeuw, waarvan alle phasen door hem doorleefd, ja meer dan dat, door hem voorbereid zijn. Im mers, aan onvermoeidheid een ongeëvenaarde frischheid en lenigheid van den geest parende, is hij zelfs tot op den allerlaatsten tyd, trots zijn in sommige opzichten wankele gezondheid, mede aan de spits der anti -alcohol -beweging blijven staan, met open oog en volmaakte waardeering van hetgeen het sedert enkele jaren ingetreden nieuwste reveil op sociaal -gebied ons gebracht heeft. Want laat het mij hier uit mogen spreken, dat de laatste levensjaren van den grooten strij der samenvallen met het begin van een beslissenden omkeer in de waardeering van alcohol-houdende dranken, waarin hij voor een aanzienlijk deel de vrucht heeft mogen begroeten van zijn aan den dienst der menschheid gewy'd en ter eere Gods verricht liefdewerk. Geboren prediker, heeft Adama van Scheltema in woord en geschrift zyn gansche leven lang duizende bij duizende zaden uitgestrooid en als een edele hovenier in den wyngaard des Heeren de ontkiemende planten beschermd en opgekweekt en tot vollen wasdom gebracht. Getuige zijne stichtingen, het bekende Koning Willems-Huis, de Koningin Emma- School, allen te Amsterdam, het Zeemanshuis (Koning Willems-Huis) te Ymuiden, getuige de talryke afdeelingen der sedert 1881 gestichte nationale Christen-Geheel-Onthou ders- Vereeniging met hare nagenoeg 8000 leden, allen verbonden door het door Scheltema met innige liefde geredigeerd weekblad »de Wereldstrvjd", het orgaan dier Vereeniging. Is het dan wonder, dat naast al deze stichtingen Scheltema's prediking, zijn talrijke artikelen in dag bladen en periodieken en zijn dit alles bezegelend voorbeeld van onthouding en offervaardigheid ook op de volksovertuiging in ruimen zin moesten gaan inwerken en in wijdere kringen gaan knagen aan de macht van sleur, onnadenkendheid en onwetendheid ? Zoo heeft hij dan een zeer aanzienlijk aandeel aan dit nieuwste reveil op maatschappelijk ge bied, te gewisser, waar Scheltema's gansche werk zyn karakter ontleende aan zijn opvatting om trent de sociale roeping van het christendom, Dr. J. H. Gunning van Zwolle heeft het op de plechtige byeenkomst van Zondag 15 Aug. te Arnhem te zijner nagedachtenis gevierd, zoo juist gezegd. Intusschen, zonder krachtige hulptroepen van buiten die godsdienstige wereld, waarin Scheltema zich bij voorkeur bewoog, zonder de medewerking van de mannen van het onderwijs, op hun beurt wakker geschud door machtige indrukken die het openbaar worden, aan het licht treden van steeds zuiverder volksovertuigingen omtrent de rol, die het alcoholisme tegenover de maat schappelijke evolutie speelt .en zonder die gansche zich steeds duidelijker manifesteerende verteedering des harten", waarvan onze onvergetelijke Allard Pierson in de laatste jaren van zijn leven wist te getuigen, zonder dit alles zou het Scheltema en zijn medestanders onmogelijk gelukt zyn de genoemde kentering in de waardeering van alcoholische dranken thans reeds te hebben doen intreden. Inderdaad, hoe zegenrijk Scheltema's werk geweest is, hoeveel duizenden er ook zijn zouden, zooals Ds. Rooze aan zijn graf zeide, die ondergegaan waren in het kwade, als hij niet, en niet zóó beslist, had gesproken, een leven als dat van Scheltema had nog meer vrucht mogen doen ver wachten, dan het alreeds gedragen heeft. Ware hij 3 of 4 jaar eer gestorven, hij zou echt vroom als hij was zijn God innig dank baar geweest zijn voor den zegen, dien hij had mogen verspreiden, maar hij zou het beloofde land, waar zijn heiligste wenschen in vervulling zouden gaan, niet eens van uit de verte hebben gezien. Hoe menig uur van strijd moet de edele man gehad hebben, waar zijn innigste overtuigingen telkens en telkens weer bleken geen ingang te kunnen vinden bij geestverwanten op godsdienstig gebied, by vrienden, bij bloedverwanten. Hoe moet men de geheele afwezigheid van kleingeloovigheid bewonderen, waar hij na dien strijd telkens weer vrede heeft met niet te haasten en blijmoedig andere meeningen naast zich gehand haafd te zien, den omvang van den oogst zijns werkens vertrouwend overlatende aan hooger we reldbestuur. Maar dat het hem soms moeielijk viel de oorzaak te ontdekken van het zoo bitter langzaam ingang vinden zijner meeningen, ook in de kringen, waarin hij dit het allereerst meende te mogen verwachten, dit blijkt o. a. uit een klein artikel, door hem geschreven in den laatsten jaargang van »De Wereldstrijd", toen hij nog verkeerde onder den beerlijken indruk van het «uitnemend geslaagde" Onthouders- Congres te Utrecht, waarvan hij zich gelukkig geprezen had aan den avond van zijn leven nog te hebben mogen getuige zijn, en toen van den kant van den redacteur van »De nieuwe Sprokkelaar" met het oog op dit Congres de vraag geopperd was : »Kan daaruit iets waarlijk goeds voortkomen?" Waar de nederigheid, bescheidenheid, gedul digheid en vriendelijkheid van Vader Scheltema, naast zoovele andere deugden, onlangs luide ver kondigd werden, daar mag ook nog wel eens de besliste taal gehoord worden waarin de strijd vaardige baanbreker zijn misnoegen over de lauwheid van zoovelen zijner geloofsgenooten uitsprak; ook in ruimer kring bekend gemaakt zal het »gewetens wakker kunnen schudden." Kan daaruit iets waarlijk goeds voortkomen?" Zoo vraagt in :'r/n. blad, van heiien tl<' Het/a ,,lt<' Xietuc'e S/n-oUetaar" mei het omj ,,/, /ie/ pus / gehouden ^ulieiniiul (ieheelonthoi'ders Congres. lift mei de kennelijk volle orerli'iging, "V i'il ,\ azareth niets goeds kun. voortkomen. Il 'j roejit flt rekenschuji l/en, dn' i'ren/ils ik ~elf het congre mend geslaagd'' 'nnemden. ll'aara/,1 'i/c dn/ ili'eil ? Ik reken Ut'! een. der grootste voorreciit en mij dal ik mi ruim r,i'i jaren mede heb >iw<i<',/ slri tegen dei/. heilloi>ze)i toestand door kef /u/. bijn lenden volksdrank maken van. gedistilleerd. is bijna, altijd een zeer verdnetelijke geweest door liet zich daaraan ontrekken van hen, (hènaar mijne over tuiging de roeping hadden moeten gevoelen om daarin vooraan te staan, en al is wijn geen volksdrank, er desnoods den //wierden drank der gegoeden aan hadden moeten opojj'eren om de volkseonscienlie voor den gods dienst, welvaart en ijeluksloopenden invloed van onze kunstmatig gekweekte drinkgewoonten te doen ontwaken. Wat is blijkens de samenstelling van Eerste en Tweede Kamer, wat blijkens die van kerkeraden en kiescollegiëii geschied tot verlossing onzes volks van deze dicitigelandsmaehl ? Wat geeft dezen recht om uit de hoogte die vraag te stellen? II' at waarlijk goeds heeft op dat gebied ons volk hun te danken? Wanneer eene onnatuurlijk geëmancipeerde vrouw als de bekende Mina Drukker," die niet ijverig deel nam aati de dis cussie maar alleen aan liet slot zich hooren deed, naar het haar toegedicht karakter gezegd had : Gij heli t niets gedaan en gehandeld als zij die zeiden: laat ze zuipen, 't is maar kanaille'" zou zulk een antwoord geheel onverdiend zijn geweest ? Hoe dit zij, dit congres was geen kerkelijk congres, waar stellig geen geestdrift, over dit volksbelang zich zou hebben yeo/ientaard, maar over allerlei uitvluchten spitsvondig zou zijn geredeneerd. De onze gansche natie vertegenwoordigende Nederlnndsche Vereeniging tot afschajjiny, uit haar vooral ook door kerkelijke weerstand veroorzaakte kwijn ing ontwaakt, had een nationalen oorlogskreet doen hooren, alle man te wapen geroepen, en zoo dikwijls ik nu in gedachten de welge vulde zaal overzie, de uitingen van geestdrift wij herinner en nadenk wat daar gesproken werd, rrij en zoo d.at n belang, een l^ederlandsch volksbelang in aller hart den boventoon hield, dan herhaal ik dankbaar : dit congres ^s uitnemend geslaagd,'1 Wat recht hebben zij, die in dezen strijd nooit iets deden, loten met de. daad geloond is, dat voor dit groote volksbelang Nederlanders verdeeldheid weten te vergeten, tot de medelijdend bezorgde vraag: Zal dit altijd zoo blijven?" liet is geschied, en wat eens onder algemeenen btjcal en goedkeuring gebeurd is, kan zoo blijven. Is het in kerkelijke vergaderingen altijd zoo blijkbaar, dat het woord des Meesfers: Hieraan zullen zij allen be kennen, dat gij m ij n e discipelen zijt, dat gij liefde hebt onder elkander," in aller hart de eerste plaats heeft ? Zijn onze kerkelijke bladen van dien liefde-eiseh model? Of is (r van congreszijde recht te zeggen: Medicijnmeester genees uzelven." Hoe dit zij, bij de eendracht en geestdrift te Utrecht betoond, aarzel ik. niet dit congres uitnemend geslaagd te noemen. Kan ik mij alzoi> in algemeenen zin niet wederleggen sonder weerspraak bij de gestelde vraag, in meer bijzon deren zin doet zij mij zeer pijnlijk aan met het oog op de studenten in de godgeleerdheid, en jeugdige predi kanten, die zich in de laatste jaren bij de geheel onthouders a.ansloten. Dit is kennelijk in de steden aan kerkeraden en kiescollegiën een groote ergernis, en reeds blijkbaar zijn deze geteekeud tot uitsluiting bij hef doen van beroeping. Ook de gemoedelijke vraag boven dit stuk schijnt mij een nieuw kerkelijk zicaard, dat den onbezonnenen goed in de oogen moet schitteren om hen af te schrikken den ouden icelgebaanden drinkweg met dien der kleinziel/ge geheelonthoud'nig te verwisselen. Schrik moet, en zoo algemeen mogelijk icorden ingeboezemd, dal geen oude palen. verzet icorden en de wijnjlescli hare eer behoude. Een congres ah wat plaats vond , kerkelijk //otj geheel onmogelijk, mag niet burgerlijk geduld. Dat /iet maatschappelijk zoo boren venca.e.hting slaagde is een teleurstelling en, ergernis. Onze akad'-miën moeten blijven wat zij waren, als drinkscholen, kiccekpla.atsen ran staaten kerkdienaren, die het genot en de waarde der drink gewoonten weten te beseven. Bij studentenfeesten moet de lijkenwagen niet i.n onbruik raken. Geen. medelijden niet de ontelbare gezinnen, die door de drinkgewoonten in ellende leren, mag gevoed worden of de overhand krijgen. Alle kerkelijke /nachten hebben toe te zien en te wake», dal een geest ran. rolksliefde, als op dit congres zich uitsprak, inbreuk make o/> gewoonten, die in 't kerkelijke zuo algemeene u-aardeering hebben. Welk een ramp roor Nederland zou het zijn, wam/eer niet, zooals de minister het reeds in vooruitzicht gaf, in 1901 allen bij liet oude bleef, wan neer niet van staats- en kerkelijke vergaderingen Heef gelden, wat reeds eeuu-en blijkbaar was : Xeen, in dat elflorndo moeten volkscongressen als Jtelpas gehoudene geen onikeering scheppen. Doch waartoe voorspellingen pro en contra. De jaren 1SÜ8 en 1901 zijn nabij ter beslissing, of uit d/t ver oordeeld en geprezen congres, iets waarlijk goeds'1 kan voortkomen ! Tegenoi-er de in getal kleine macht. die het. met licht overmoedige geestdrift hoopt, stunt ee/ie orerfalrijke, nauw auneengeslotene. foor w/e de wijnjleseh eene heiligheid is, waarvoor teder volksbelang icijke/i moet. De jenever jlcsch die de kurk is, icaar<ip de schatkist drijft, mug niet rerlur/ine/i. Ons moet de roem blijven hef land van Schiedam te heeten. En kan al de kerk o/i de kroegdrinki/e/coonten geen lofzang zingen, wat onredelijker dan voor deze radicale herrorming van kerkeiijken het oj/'er ran hun glils injn te begeeren' .\'een ran zulke ilolzinnigheden, als die een congres van de uiteenloopendste beethoofden in eensgezinde geestdri jt kan vereen igen , kan l/ij geen mogelijklieid iets </oeds, laat staan iets beters dan onze gevierde drinkgewoonten voortkomen. l'. S. A. v. S. Nietwaar, de bescheiden, geduldige man kon ook bedroefd en mismoedigd worden, en in heiligen toorn harde waarheden zeggen, doch slechts om daarna met vasten tred den weg te vervolgen, dien hij zich afgebakend had. Maar deze ont boezeming doet ons toch een blik slaan op den gemoedstoestand, waarin onze strijder zich maar al te vaak moet hebben bevonden. En dit niet alleen en niet het pijnlijkst tegenover personen, die hem niet begrepen of waardeerden, maar ook tegenover bewonderaars. Want bewon derd en hooggesteld werd hij, en wordt hij nog na zijn dood, door velen, die hem niet steunden, althans niet volgden. De aangehaalde woorden, aan den aanvang van deze regelen mogen daar voor ten bewijze dienen. O, het is zoo gemak kelijk, min of meer in toast-vorm, iemand te huldigen. »llet is niet in woorden te zeggen, »welk een lieve, nobele man vader Scheltema »was ! Als een christen-ridder voerde hij tot het «laatste strijd voor zijn zeer heilig ideaal. Zijn »voorbeeld blijve als krijgsmuziek in den lande." Nietwaar, men zou meenen hier de lofspraak te hooren uit den mond van een volbloed geest verwant, van iemand die het hoofdbeginsel, waar voor Scheltema zy'n gansche leven »als een chris tenridder' gestreden heeft, als juist erkende ! Doch hierin vergist men zich. »Wij hebben «diepen eerbied voor zijn moedig streven, dat »reeds veel vermocht. Wel zijn wij het, tot ons 'leedwezen, niet geheel (beter had de schr. ge zegd : geheel niet) »eens met hem in deze. We «kunnen niet met hem het matig gebruik »van eiken drank waarin zich alcohol bevindt, »veroordeelen. Maar zy'n hartstochtelüke str\jd «tegen het drankgebruik heeft goed gesticht. Hij maakte gewetens wakker." En dit zegt onze redacteur van den medewerker aan zyn blad, van den man, aan wiens graf hy zich »met ontblooten hoofd" en met aandoening herinnert »vol eerbied en dankbaarheid", »hoe hy onverpoosd, «geduldig, liefdevol, ernstig, maar ook met humor »en een glimlach, steeds aanhield om nog een »pen te winnen voor de zaak, die hem zoo heilig was." Doch neen, men liet den lieven, nobelen vader Scheltema maar praten, al getuigt men later: «nooit overdreef hij, altijd was hy gematigd en «wijs." Moeten dan aldus onze beste mannen geëerd worden, zou ik willen vragen ? Aldus geëerd door personen, die zelf in geestdrift kunnen geraken, meer dan meenig ander, en de kunst om te be wonderen zeer hoog houden ? En is er grooter ironie denkbaar, dan wanneer deze bewonderaar van uit de verte, die zy'n geliefden medewerker diep leed moet hebben aangedaan, door steeds te weigeren zy'n medestrijder te worden, aan het einde van zy'n warm artikel uitroept: «Beter dan eenig monument is een hulde in daden". «Men volge zy'n voorbeeld" ? Scheltema maakte gewetens wakker. Het is te hopen, dat hij dit ook nog na zy'n dood zal doen, wellicht zelfs by hen, bij wier geweten hy by zy'n leven te vergeefs aanklopte. Doch waaraan ligt het, dat Scheltema, en dat met hem zoovele eveneens vurige stryders de meeste gewetens nog niet wakker vermochten te maken? Ligt het aan de manier van aan te klop pen ? Ligt het aan de diepte van den slaap, aan de alcohol-narcose der gewetens? Ligt het meer nog aan de verblinding en verstomping, door het kastewezen, en wordt het aankloppen, als voor andere kringen bedoeld, doorfje meeste gegoe den niet begrepen? Indien het eerste waar is, Goddank, de strydmethoden vermenigvuldigen zich, de soorten van strijders vertiendubbelen zich. Ligt het aan de diepte van den slaap, welaan het verhonderdvoudigde koor van roepers zal hun kreet van «ontwaakt, gij die slaapt" hoe langer hoe meer als bazuingeschal over u vaardig laten worden en tal van geleerden zijn reeds daar, om u te zeggen: bedwelming en niets anders biedt u de alcohol, en uw afterdinner-bewonde ring is al te vermengd met verdoving van uw critisch vermogen, van uwe contrcjle-centra. En blijft de slaap nogtans voortduren, omdat men blijft meenen, dat het kloppen alleen den buurman, den minderen man geldt, welnu, wy zullen niet ophouden onzen Scheltema te volgen in zijn vurige pogingen, om het ieder helder te maken, dat de groote verantwoordelijkheid juist op de hoogst gezetenen en hoogst ontwikkelden rust en het juist hun schitterend voorbeeld van «fatsoenlijke" matigheid is, hetwelk den zwakken, slecht gevoeden en gekleeden, ellendig gehuisvesten en afgesloofden, met geringer weerstands vermogen bedeelden armeren broeder met zyn gezin en met een deel van zijn gansche omgeving, tot ellende en tot moreelen ondergang brengt. Wij prijzen U gelukkig, wakkeren stryder, dat gy het land der toekomst nog van verre hebt mogen aanschouwen. Gij kunt op ons rekenen. Uw vriend Rooze's woord aan uwe groeve zeg ik van harte na: Over U spreken geeft niets, maar het werk voortzetten, dat Gij begonnen zijt, dat willen w\j. Hilversum, li) Aug. 1897. J. VAN HEKS. Ferdinaml's stoute stukken. Tien jaren is het geleden, dat Ferdinand van Coburg door de Bulgaarsche Sobranja werd verkozen tot opvolger van vorst Alexander I. De Coburger schijnt behoefte ge voeld te hebben om op dezen heiinneringsdag weer eens van zich te doen spreken. Dat men zich in gunstigen zin over hem heeft uitgelaten, kan juist niet worden gezegd. Eene zonderlinge verrassing is Ferdinand's laatste bezoek aan den Sultan geweest. Heeft dit bezoek plaats gehad tengevolge van eene uitnoodiging van Abdoel Hamid, of kwam de vorst uit eigen beweging? De Turken houden stokstijf vol, dat zij van dit vereerend bezoek, door den »vazal'' aan den Suzerein gebracht, geen flauw vermoeden hadden. Maar de Bulgaarsche zaakgelastigde te Constantinopel, Dr. Markoff, aan wien het corps diplomatique in de Turksche hoofdstad reeds lang den bijnaam heeft gegeven van »den kleinen IgnatiefF," vertelt aan wie het maar wil hooren, dat de onderhandelingen over het bezoek volle drie weken hebben geduurd, doch dat wegens de allergewichtigste belangen, die hierbij betrokken waren, de meest moge lijke discretie was voorgeschreven. Aan deze Bulgaarsche voorstelling gelooft echter in Constantinopel niemand, al ware het slechts omdat de grootste geheimen daar geen week, laat staan drie weken worden bewaard. Daarenboven pleegt de Sultan over zaken van dergelijken aard altijd een of meer van de gezanten der Europeesche mogendheden te raadplegen, en waar het Bulgarije geldt, zou Abdoel Hamid zeker niet van dezen regel zijn afgeweken. Eerst in den vroegen morgen van den dag, Avaarop vorst Ferdinand verscheen zoo beweert men in de omgeving van den Sultan kwam het telegram, waarin die komst werd aangekondigd. Men had slechts

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl