De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1897 22 augustus pagina 4

22 augustus 1897 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 1052 Hoe kinderachtig dit ook moge zyn, het denk beeld en de uitdrukking decoratieve kunst zy'n nog komischer dan de rest. Werkelijk, in de laatste jaren is er geen andere decoratieve kunst dan het decoreeren van kladschilders. Aan onzen tijd was het voorbehouden den ledepop «decora tieve kunst", dien by de negers onbekenden fetisch, als een reëel wezen te verheerlijken. ?Vroeger had men schilders, beeldhouwers, architecten, goudsmeden, die hun ambacht voor treffelijk verstonden en die de werken, welke uit hunne handen voortkwamen, zoo schoon en zoo fraai versierd mogelyk maakten. Indien de een of ander bij hen was gekomen en hun had gezegd: >Ik vind dit heel aardig, maar denkt u wel dat het decoratief is ?" dan zouden zyhem eerst in zijn. gezicht hebben uitgelachen, en hem dan hebben geantwoord: »Dat weet ik heusch niet; ik heb alleen maar myn best gedaan om een mooien pot te maken, een mooie bank, waarop men gemakkelijk kan zitten en die daarom nog niet leely'k behoeft te zyn, een mooi schilderstuk, een beeldhouwwerk dat mooi is en dat goed uitkomt op de plaats, die de architect het aan wijst." »De grootste meesters maakten zooveel omslag niet Matsys smeedde het ijzerwerk van een put, en schilderde, om van den arbeid uit te rusten, een Heilige Maagd. Toen Frans I of Hendrik II Clouet, nadat deze bezig was geweest hun portret te schilderen, verzochten (het is letterlijk waar) voor hen een kistje blauw te schilderen met gouden sterren, zeide de kun stenaar niet: «Sire, ik ben geen decorateur!" Hij schilderde het koffertje, zoo zorgvuldig moge lijk, en mogelyk zong hij onder dien arbeid vroolyk de liedjes van zijn tijd. En Rubens liet een oogenblik zy'n fantastische droomen los, om triomf bogen te teekenen en op te richten of om modellen van koetsen te ontwerpen. In n woord, allen, de eenvoudigsten en de roemrijk sten, deden hun werk zonder pretensie en zonder etiketten. »0nze eeuw, die de makelaars, de tusschenpersonen, de agenten en de parasieten van allerlei aard heeft uitgevonden, moest ook de decoratieve kunst uitvinden. Dat wil zeggen: eene kunst die noch schilderkunst, noch beeldhouwkunst, noch bouwkunst, noch smeed- of gietkunst, noch pottebakkerskunst is, noch eenige andere bepaalde kunst, maar die de onbeschaamde aanmatiging heeft, op die allen van toepassing te zy'n. Van daar die scholen, waar men geenerlei techniek onderwees, maar formules voor alle bedrijven. Vandaar die belachelijke onderscheiden tusschen, die onzinnige discussiën over nuttige voorwerpen en kunstvoorwerpen. Van daar al die holle en leêge tirades, dat hersenschimmig en komisch .jagen naar deflnitiën, dat vergeten van den handenarbeid; vandaar eindely'k de verschijning van dat tweeslachtig wezen, den kunstarbeider, alsof niet ieder goed werkman zijne taak, van welken aard die ook moge zijn, met de meest mogelijke kunst moest vervullen. ?Men moet wel met papier betalen als men geen klinkende munt heeft, en met woorden als men geen werkelijkheid kan geven. Daar het goede Fransche volk gewoon is geworden, zich zoo knollen voor citroenen te laten verkoopen, heeft men het op een goeden dag de kolossale blaas van de Union centrale des Arts décoratifs voor de oogen geduwd. Langzamerhand is de blaas van zelf geslonken; men behoeft er niet eens meer een gaatje in te prikken, om haar zoo plat als een schol te maken. Alleen heeft zij gedurende een vrij langen tijd eene plaats inge nomen, die nuttiger gebruikt had kunnen worden. uniuimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiii den. Mezelf vermaken, met een paar Engelsche kennissen van mij." De blik van den //coach" werd nog donkerder. »Je doet erger dan dat," vervolgde Lij op gestrengen toon, //je brengt de race in gevaar en ver raadt je land." Maar wat ter wereld hij daarmee kon bedoelen, begreep Clo hoegenaamd niet. //Laten we omkeeren en aan wal gaan," mom pelde Lothrop op een geheel veranderden toon, toen de instructeur, met onheilspellenden toorn op het voorhoofd voorbij was gevaren. Clo gehoor zaamde en zette hem aan land. Ga mee, miss Percival," zei hij op smeekenden toon, haar onder de schaduw der boomen meetroonend. Clo volgde hem, niet weinig benieuwd, wat die handelwijze beduidde. Een minuut of wat liep hij zwijgend door. Toen begon hij eensklaps : Drie dagen is toch eigenlijk een bespottelijk korte tijd, niet ?" Bespottelijk kort om heel Engeland in te zien, ja," antwoordde Clo. O, ik ben al een maand lang hier," lichtte Lothrop haar in. Maar toch had ik, vóór de regatta begon, geen flauw idee van wat hier wel het allerbezienswaardigste was." En hij keek bedeesd naar haar oogen. Neen?" vroeg Clo. Hij had gehoopt dat zij, begrijpende welk een korte tijd drie dagen was, hem een weinig tegemoet zou zijn gekomen. Maar de lichtstraal, die haar den staat van zaken zou hebben geopenbaard, had nog niet geblonken. //Dat was een raar gezegde van generaal Hambledon," probeerde de jonge man opnieuw, //dat meisjes hier hard moeten werken in de hoop een man aan den haak te slaan. Het hinderde mij het te hooren. Geen gentleman in Amerika zou zoo iets verkondigen vooral niet in het bijzijn van dames. Een enkele zou zich in de rookzaal van een club misschien een dergelijke opmerking laten ontvallen ofschoon een fatsoenlijk man zelfs Zoo is voor de oogen der onnoozelen eene majestueuse varkensblaas doorgegaan voor een nuttig en bescheiden lantaarntje." Arsène Alexandre heeft hier natuurlyk eene boutade gegeven, maar bij alle overdrijving be vatten zy'ne woorden een fond van waarheid, der overweging alleszins waardig. De lotgevallen van een schilderij. De Berliner Bomanwelt vestigt de aandacht op het feit, dat op de beroemde schilderij van Correggio »Leda en hare metgezellen door zwanen verrast", de kop van Leda onecht is. Het stuk, dat zich thans in het museum te Berly'n bevindt, heeft eene geheele Odyssee doorgemaakt. In het jaar 1530 werd het door den meester geschilderd, en aangekocht door hertog Frederik II van Mantua, die het aan keizer Karel V schonk. Van dezen ging het over op Philips II, die het van Italiënaar Spanje liet brengen. De beeld houwer Leone Leoni bracht het omstreeks 1550 naar Italiëterug. In 1603 werd het door graaf Khevenhüller te Milaan aangekocht voor de ver zameling van keizer Rudolf II, die het naar Prag liet vervoeren. Hier werd het buitgemaakt door de Zweden, die het in 1648 naar Stockholm medenamen. Maar koningin Christina nam het weer mede naar Italiëen vermaakte het aan kardinaal Azzolini te Rome. Van dezen werd het geërfd door een neef, die het aan vorst Livio Odescalchi verkocht. Een broeder van den graaf werd op zy'n beurt eigenaar en verkocht het stuk aan Philips van Orleans, regent van Frankrijk. De galerij van Versailles werd voor de schilderij noodlottig: prins Louis, de zoon van den regent, vond de uitdrukking van Leda wat al te wulpsch, en liet het hoofd van Jupiter's schoone gunstelinge wegsneden. Het verminkte stuk werd door den schilder Coypel gekocht en gerestaureerd. Daarna kwam het in handen van den verzamelaar Pasquin, van wien het door Frederik den Groote werd aangekocht voor de verzameling op Sans Souci. Napoleon voerde het van hier naar Frankrijk, waar het ten tweeden male werd gerestaureerd. In 1815 deed het stuk zijn laatste reis, en wel naar Berlyn. Hier werd het voor de derde maal gerestaureerd, by' welke gelegenheid Schlesinger een nieuwen Leda-kop schilderde, die nog op het schilderij te zien is. Er zyn op dit oogenblik een drietal uiterst belangrijke teekeningen van Voerman bij Buffa, een prachtige Monticelli, en nog steeds de won dere Millet, waarvan ik hier reeds vroeger gewag maakte. In het najaar komt by deze firma waarschynlyk een expositie van werken van Voerman. Het laatste nummer van Jugend bevat een teekening van Max Lieberman, «baders in zee", die opmerkelijk is. De laatste Studio, die over 't algemeen vrij dun wordt, heeft een artikel aan Segantini ge wijd met veel reproducties naar diens werk. De Nederlandsche Opera heeft zich, om wat reclame te maken, een ongelukkig affiche aan geschaft; 't is onduidelijk en weinig fraai. Een aanplakbiljet voor de tentoonstelling van druk werk in het Stedelijk Museum is ten minste meer begrijpelijk, ofschoon even weinig aesthetisch. Th. M. Bij de firma E. J. van Wisselingh & Co., Spui 23, is tentoongesteld een schilderij van W. B. Tholen: «Zanderij". daar nog niet; maar in een boot vol dames zooals wij er over denken, onmogelijk! Voor ons is de vrouw iets heiligs. Als bij ons een meisje zich verwaardigt de attenties van een man aan te nemen en hem te veroorloven haar aan te spreken voelt hij zich geëerd en gevleid. En te veronder stellen dat vrouwen jacht op hem maken, zooals spinnen vliegen vangen ? het is monsterachtig ; het is lijnrecht in strijd met elk begrip van rid derlijkheid in onze Amerikaansche natuur. Ik ont roerde toen de generaal zóó sprak." Het klonk ongetwijfeld niet galant," mompelde Chlora, nauwelijks wetende wat zij moest ant woorden. In de schaduw van een der grootste olmen hield hij stil en bleef een oogenblik voor haar staan. , miss Percival," riep hij, haar flink in het pikante gezichtje en de sprekende donkere oogen ziende : in Amerika verafgoden wij de vrouwen niets is te goed voor haar. En dat is het, wat mij zoo levendig doet gevoelen, dat drie dagen drie dagen maar zulk een vreeselijk korte tijd is, om een Eiigelsche vrouw te vragen, of of zij denkt, dat zij ooit zal kunnen ..." Hij keek haar aan en haalde diep adem. Clo's hart klopte sneller. Maar nog, nu zelfs, begreep zij hem ternauwernood. Denkt u," vroeg de jonge man, rdat u me ooit zou... zou kunnen liefhebbeu?" Clo trad verbaasd een stap terug. Zij had hem pas gisteren voor het eerst ontmoet. O, meneer Lothrop," riep zij, .,ik heb er nooit nog een oogen blik aan gedacht." Hij keek teleurgesteld. «Nog geen oogenblik aan gedacht!" herhaalde hij. En van het eerste mo ment af, dat ik u zag, heb ik nergens anders aan ledacht, niets anders voor oogen gehad dan . .. dan dat lieve gezicht, en de edele ziel die het weerspiegelt!" (SM volgt.) uilenspiegel, *) Hollanders noch Vlamingen bezitten 4 een werk over de XVIde eeuw in Vlaanderen, dat met het mees terwerk van De Coster kan ver geleken worden. BUSKEN HDET. De Coster's Uilenspiegel is nu juist dertigjaar oud; en daar Busken Huet het een meesterwerk heeft genoemd, zou ik mij kunnen bepalen tot de aankondiging der Vlaamsche vertaling. Maar dit is mij juist het minste lief; de vertaling heeft mij te leur gesteld; ik heb in haar niet gevon den, wat misschien alleen de schrijver zelf aan een boek kan geven: zinbouw en woordkeus in harmonie met het sentiment van het geheel en een toegewijde detailbewerking, die menigmaal even helder als de hoogst opgolvende hoofd stukken, den lezer overtuigt van de sterkte en innigheid der sensatie, waaruit het boek is ge boren. Vooral het vertalen van Uilenspiegel is bezwaarlijk. Het oorspronkelijke Fransch heeft sprekende niet-fransche eigenschappen. Het komt tot u en geeft u verwondering als een hooge, slanke figuur, met blond haar en blauwe oogen, die u verzekert, een parisien de Paris te zijn ; zijn kleurenschittering is minder rijk en warm, zijn gang hooger en hoekiger; zijn klank mist de smedigheid en den rijkdom van donkere tonen, maar is doorzichtig en in zijn wendingen forsch. Indien nu een Paryzenaar, van het type gelijk gij hem u pleegt voor te stellen, uw Hollandsch wat mishandelt, over uw zware woorden struikelt, en er zich door heenslaat, zoo goed en zoo kwaad als het gaat, zyt gij hoffelijk genoeg, om te be denken, dat hij geen landsman is. Maar wanneer hij het uiterlijk heeft van u en de uwen, hindert u zy'n koeterwaalsch, en kunt gij hem moeilijk vergeven, dat hy' het Hollandsch niet even zuiver spreekt als het Fransch, dat toch immers nooit 's mans eigen taal kan zijn. Het is deze prik kelbaarheid, die ons Noord-Nederlanders vaak overdreven eischen doet stellen aan onze zuide lijke stamverwanten ; die ons op den Vlaming en zy'n taal doet neerzien gelijk de bij Horatius op gevoede gymnasiumleeraar neerziet op zy'n collega den gymnastiek-onderwijzer. Neen, ons Hol landsch, ons welbelegen en gepurifieerd en aro matisch Hollandsch, met zijn zekerheid van uit drukking en zijn fijnheid van onderscheiding, is des heeren Delbecq's vertaling niet; haar frischheid is ons op den duur te plebeïsch, te onbe holpen. Zij doet bovendien aan het werk van de Coster te kort, door menige zorgvuldig afge werkte kleinigheid met een Franschen slag te behandelen. Aan het plan van het boek wordt daardoor geen afbreuk gedaan; maar wie het oorspronkelijk werk heeft lief gekregen, herkent aan de verwaarloozing van het bijwerk in de reproductie den onkundigen en oneerbiedigen dilettant. Maar wie het boek niet in de uitgave van Lacomblez te Brussel kan lezen, en de vertaling in de handen krijgt, zonder het oorspronkelijk boek te hebben ingezien, zal ook daarin vreugde vinden en verrijking van zijn leven. Op den titel afgaande, en gedachtig aan de Légendes flamandes et wallonnes en de Contes brabanyons, die De Coster vroeger schreef, zou men, door in Uilen spiegel te zoeken een volksverhaal zonder meer, zy'n verwachtingen te laag stellen. De oude vlaamsche legende is in het boek verwerkt; maar het reikt ver over deze hoofdstukken heen. Uilen spiegel is het beeld geworden van het vlaamsche volk in zyn opstand tegen Spanje, Uilenspiegel, die zijn vader zag verbranden, zijn moeder ster ven van verdriet, zijn have geroofd. Die de inquisitie zag woeden in al haar wreedheid en het volk zag geplunderd door gelukzoekers van hoogen en lagen rang. Terwijl hijzelf het verzet aanblaast tegen verdrukking van gewetensvrijheid en uitbuiterij, in zy'n makker Lamme Goedzak het beeld van het welvarende vlaamsche volk, onzacht uit zijn aardsche genietingen geworpen door paus en koning, terwille van het nieuwe geloof verstoken van huwlijksgemeenschap, ge willig van geest, maar zwak van vleesch. Doch het is overbodig, den inhoud van het boek mede te deelen. Historisch getrouw schijnt Uilenspiegel niet te zijn. De figuur van Filips, zoo zeggen deskun digen, maakt hij] veel te zwart, en hy stelt het Vlaamsche volk onschuldiger voor dan het is, waar hij de beeldstormery voornamelijk door onbekenden, vreemdelingen laat bedrijven. Het is mij om het even ; als ik de geschiedenis van den geuzenstrijd naar haar uiterlijke waarheid wil lezen, zal ik mij ook niet bij De Coster vervoegen. Wat niet wegneemt, dat ik in een figuur als den deken der vischkoopers, die uit winstbejag zijn buren van ketterij aanklaagt, en in den koning, voor wien de inquisitie een milde bron van inkomsten was, een zeer gezonde op vatting van de geschiedenis zie, die de leeken allicht meer leert, dan lange rijen jaartallen met feiten. »Le roi hérita" hoe weinig heeft zelfs de jongste generatie nog op de scholen geleerd, *) De legende en de heldhaftige, vroolyke en roemrijke daden van Uilenspiegel en Lamme Goedzak in Vlaanderen en elders. Naar Charles de Coster, door R. Delbecq voor het proza en Johan voor de liederen. Amsterdam S. L. van Looy. dat allerlei geestesoorlogen slechts tot voorwendsel hebben gestrekt voor den strijd tusschen econo mische belangen, of althans slechts daarmede vereenigd, hun grooten omvang hebben kunnen krygen. Om een historische polemiek echter is het De Coster niet te doen geweest. Voor zoover de oorspronkelijke Uilenspiegel legende in dit boek is verwerkt, doet het denken aan don Quichote, aan de algemeen-humoristische boeken, toepasselijk op de menschen van alle tijden. Maar deze bedoeling gaat over Uilenspiegel heen. In zy'n goedhartigheid en zyn snakery, in zyn wraakzucht en zyn levenslust, in zyn lijdens moed en zyn aandoenlykheid voor vleeschgeneuchten is deze Uilenspiegel het symbool in het byzonder van het vlaamsche volk. Maar ieder die de rechtvaardigheid en de levensblijheid liefheeft, die in opstand is tegen wreedheid en knevelary, tegen machtsmisbruik en ge weten s verdrukking, en in dezen tijd zy'n er velen zoo, en zy zyn noodig alle dezen zullen dit boek ter hand nemen en zich laven aan den hartstocht voor recht en vrijheid die het deden schryven. J. J. DB ROODE. Inhoud van Tijdschriften. Eigen Haard No. 34: Penteekening, door M. van Waldrichem. I, In donkerheid. Van een Zuid-Nederlandsche Tentoonstelling, door W. Muiier, met illustraties naar teekeningen van den schrijver. (Slot.) Een booze bui (by de plaat). Japansche Versieringskunst, door S. Kalff. Landschap, naar eene teekening van S. L. Verveer, in Tyler's Museum te Haarlem. De Haarlemmer Trekvaart, door Jo de Vries, met afbeeldingen. I. Feuilleton. iiiiiiiiiuïiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiii 40 cent» per regel. Damast-Zijde es cent tot f 14.65 per Meter alsmede zwarte, witte en kleurige Henneberg'ZiJde van 35 et. tot f 14.65 per Meter effen, gestreept, geruit, gewerkt, damast enz. (ca. 240 versch. qual. en aOOO versch. kleuren, dessins enz.). Franco en vrij van Invoerrecbten In bals. Dubbel briefporto naar Zwitserland. G. Henneberg's Zijde-Fabrieken (k. & k. Hoflever.), Zürich. Hoofd-Iïepót VAN Dr. JAEGEB'S OKIG. Sormaal-ffolartMen. K. F. DEUSCHLE-BENGER, Amsterdam, Kalverstraat 157. Eenig specialiteit in dez<J artikelen in geheel Nederland. H. R A H R te Ut recht Fiauofabriek. Binnen- en Bnitenl. MuziekhandeL Amerikaansche Orgels. Ruime kenze in Huurpiano's. MEIJROOS & KALSKOVEN A r nhe m. Piano-, Orgel- en Muziekhandei. Ruime kenze in Huurpiano's. Dagelijks 's morgens 10 uur, via Broek in Waterland en Monniken dam. Afvaart de Ruyterkade naast de Kettingboot. Op werkdagen zijn gezelschapsbiljetten, tegen belangrijke reductie, op aanvrage verkrijgbaar. De HavenstoombooldieDsl. Voor het maken hiervan is een prachtig ingericht stoomjachl dagelijks TE HUUR. Te bevragen: Kantoor Havenstoombootdienst, 127 O. Z. Voorburgwal, Amsterdam. Telefoon 684.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl