Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 1052
Hoe kinderachtig dit ook moge zyn, het denk
beeld en de uitdrukking decoratieve kunst zy'n
nog komischer dan de rest. Werkelijk, in de
laatste jaren is er geen andere decoratieve kunst
dan het decoreeren van kladschilders. Aan onzen
tijd was het voorbehouden den ledepop «decora
tieve kunst", dien by de negers onbekenden
fetisch, als een reëel wezen te verheerlijken.
?Vroeger had men schilders, beeldhouwers,
architecten, goudsmeden, die hun ambacht voor
treffelijk verstonden en die de werken, welke
uit hunne handen voortkwamen, zoo schoon en
zoo fraai versierd mogelyk maakten. Indien de
een of ander bij hen was gekomen en hun had
gezegd: >Ik vind dit heel aardig, maar denkt
u wel dat het decoratief is ?" dan zouden
zyhem eerst in zijn. gezicht hebben uitgelachen, en
hem dan hebben geantwoord: »Dat weet ik heusch
niet; ik heb alleen maar myn best gedaan om
een mooien pot te maken, een mooie bank, waarop
men gemakkelijk kan zitten en die daarom nog
niet leely'k behoeft te zyn, een mooi schilderstuk,
een beeldhouwwerk dat mooi is en dat goed
uitkomt op de plaats, die de architect het aan
wijst."
»De grootste meesters maakten zooveel omslag
niet Matsys smeedde het ijzerwerk van een
put, en schilderde, om van den arbeid uit te
rusten, een Heilige Maagd. Toen Frans I of
Hendrik II Clouet, nadat deze bezig was geweest
hun portret te schilderen, verzochten (het is
letterlijk waar) voor hen een kistje blauw te
schilderen met gouden sterren, zeide de kun
stenaar niet: «Sire, ik ben geen decorateur!"
Hij schilderde het koffertje, zoo zorgvuldig moge
lijk, en mogelyk zong hij onder dien arbeid
vroolyk de liedjes van zijn tijd. En Rubens liet
een oogenblik zy'n fantastische droomen los, om
triomf bogen te teekenen en op te richten of om
modellen van koetsen te ontwerpen. In n
woord, allen, de eenvoudigsten en de roemrijk
sten, deden hun werk zonder pretensie en zonder
etiketten.
»0nze eeuw, die de makelaars, de
tusschenpersonen, de agenten en de parasieten van allerlei
aard heeft uitgevonden, moest ook de decoratieve
kunst uitvinden. Dat wil zeggen: eene kunst
die noch schilderkunst, noch beeldhouwkunst,
noch bouwkunst, noch smeed- of gietkunst, noch
pottebakkerskunst is, noch eenige andere bepaalde
kunst, maar die de onbeschaamde aanmatiging
heeft, op die allen van toepassing te zy'n. Van
daar die scholen, waar men geenerlei techniek
onderwees, maar formules voor alle bedrijven.
Vandaar die belachelijke onderscheiden tusschen,
die onzinnige discussiën over nuttige voorwerpen
en kunstvoorwerpen. Van daar al die holle en
leêge tirades, dat hersenschimmig en komisch
.jagen naar deflnitiën, dat vergeten van den
handenarbeid; vandaar eindely'k de verschijning
van dat tweeslachtig wezen, den kunstarbeider,
alsof niet ieder goed werkman zijne taak, van
welken aard die ook moge zijn, met de meest
mogelijke kunst moest vervullen.
?Men moet wel met papier betalen als men
geen klinkende munt heeft, en met woorden als
men geen werkelijkheid kan geven. Daar het
goede Fransche volk gewoon is geworden, zich
zoo knollen voor citroenen te laten verkoopen,
heeft men het op een goeden dag de kolossale
blaas van de Union centrale des Arts décoratifs
voor de oogen geduwd. Langzamerhand is de
blaas van zelf geslonken; men behoeft er niet
eens meer een gaatje in te prikken, om haar zoo
plat als een schol te maken. Alleen heeft zij
gedurende een vrij langen tijd eene plaats inge
nomen, die nuttiger gebruikt had kunnen worden.
uniuimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiii
den. Mezelf vermaken, met een paar Engelsche
kennissen van mij."
De blik van den //coach" werd nog donkerder.
»Je doet erger dan dat," vervolgde Lij op
gestrengen toon, //je brengt de race in gevaar en ver
raadt je land." Maar wat ter wereld hij daarmee
kon bedoelen, begreep Clo hoegenaamd niet.
//Laten we omkeeren en aan wal gaan," mom
pelde Lothrop op een geheel veranderden toon,
toen de instructeur, met onheilspellenden toorn op
het voorhoofd voorbij was gevaren. Clo gehoor
zaamde en zette hem aan land.
Ga mee, miss Percival," zei hij op smeekenden
toon, haar onder de schaduw der boomen
meetroonend. Clo volgde hem, niet weinig benieuwd,
wat die handelwijze beduidde.
Een minuut of wat liep hij zwijgend door. Toen
begon hij eensklaps : Drie dagen is toch eigenlijk
een bespottelijk korte tijd, niet ?"
Bespottelijk kort om heel Engeland in te
zien, ja," antwoordde Clo.
O, ik ben al een maand lang hier," lichtte
Lothrop haar in. Maar toch had ik, vóór de regatta
begon, geen flauw idee van wat hier wel het
allerbezienswaardigste was." En hij keek bedeesd naar
haar oogen.
Neen?" vroeg Clo. Hij had gehoopt dat zij,
begrijpende welk een korte tijd drie dagen was,
hem een weinig tegemoet zou zijn gekomen. Maar
de lichtstraal, die haar den staat van zaken zou
hebben geopenbaard, had nog niet geblonken.
//Dat was een raar gezegde van generaal
Hambledon," probeerde de jonge man opnieuw, //dat
meisjes hier hard moeten werken in de hoop een
man aan den haak te slaan. Het hinderde mij het
te hooren. Geen gentleman in Amerika zou zoo
iets verkondigen vooral niet in het bijzijn van
dames. Een enkele zou zich in de rookzaal van
een club misschien een dergelijke opmerking laten
ontvallen ofschoon een fatsoenlijk man zelfs
Zoo is voor de oogen der onnoozelen eene
majestueuse varkensblaas doorgegaan voor een nuttig
en bescheiden lantaarntje."
Arsène Alexandre heeft hier natuurlyk eene
boutade gegeven, maar bij alle overdrijving be
vatten zy'ne woorden een fond van waarheid, der
overweging alleszins waardig.
De lotgevallen van een schilderij.
De Berliner Bomanwelt vestigt de aandacht
op het feit, dat op de beroemde schilderij van
Correggio »Leda en hare metgezellen door zwanen
verrast", de kop van Leda onecht is. Het stuk,
dat zich thans in het museum te Berly'n bevindt,
heeft eene geheele Odyssee doorgemaakt. In het
jaar 1530 werd het door den meester geschilderd,
en aangekocht door hertog Frederik II van
Mantua, die het aan keizer Karel V schonk.
Van dezen ging het over op Philips II, die het
van Italiënaar Spanje liet brengen. De beeld
houwer Leone Leoni bracht het omstreeks 1550
naar Italiëterug. In 1603 werd het door graaf
Khevenhüller te Milaan aangekocht voor de ver
zameling van keizer Rudolf II, die het naar
Prag liet vervoeren. Hier werd het buitgemaakt
door de Zweden, die het in 1648 naar Stockholm
medenamen. Maar koningin Christina nam het
weer mede naar Italiëen vermaakte het aan
kardinaal Azzolini te Rome. Van dezen werd
het geërfd door een neef, die het aan vorst Livio
Odescalchi verkocht. Een broeder van den graaf
werd op zy'n beurt eigenaar en verkocht het stuk
aan Philips van Orleans, regent van Frankrijk.
De galerij van Versailles werd voor de schilderij
noodlottig: prins Louis, de zoon van den
regent, vond de uitdrukking van Leda wat
al te wulpsch, en liet het hoofd van Jupiter's
schoone gunstelinge wegsneden. Het verminkte
stuk werd door den schilder Coypel gekocht en
gerestaureerd. Daarna kwam het in handen van
den verzamelaar Pasquin, van wien het door
Frederik den Groote werd aangekocht voor de
verzameling op Sans Souci. Napoleon voerde
het van hier naar Frankrijk, waar het ten tweeden
male werd gerestaureerd. In 1815 deed het stuk
zijn laatste reis, en wel naar Berlyn. Hier werd
het voor de derde maal gerestaureerd, by' welke
gelegenheid Schlesinger een nieuwen Leda-kop
schilderde, die nog op het schilderij te zien is.
Er zyn op dit oogenblik een drietal uiterst
belangrijke teekeningen van Voerman bij Buffa,
een prachtige Monticelli, en nog steeds de won
dere Millet, waarvan ik hier reeds vroeger gewag
maakte. In het najaar komt by deze firma
waarschynlyk een expositie van werken van
Voerman.
Het laatste nummer van Jugend bevat een
teekening van Max Lieberman, «baders in zee",
die opmerkelijk is.
De laatste Studio, die over 't algemeen vrij
dun wordt, heeft een artikel aan Segantini ge
wijd met veel reproducties naar diens werk.
De Nederlandsche Opera heeft zich, om wat
reclame te maken, een ongelukkig affiche aan
geschaft; 't is onduidelijk en weinig fraai. Een
aanplakbiljet voor de tentoonstelling van druk
werk in het Stedelijk Museum is ten minste meer
begrijpelijk, ofschoon even weinig aesthetisch.
Th. M.
Bij de firma E. J. van Wisselingh & Co., Spui
23, is tentoongesteld een schilderij van W. B.
Tholen: «Zanderij".
daar nog niet; maar in een boot vol dames
zooals wij er over denken, onmogelijk! Voor
ons is de vrouw iets heiligs. Als bij ons een meisje
zich verwaardigt de attenties van een man aan te
nemen en hem te veroorloven haar aan te spreken
voelt hij zich geëerd en gevleid. En te veronder
stellen dat vrouwen jacht op hem maken, zooals
spinnen vliegen vangen ? het is monsterachtig ;
het is lijnrecht in strijd met elk begrip van rid
derlijkheid in onze Amerikaansche natuur. Ik ont
roerde toen de generaal zóó sprak."
Het klonk ongetwijfeld niet galant," mompelde
Chlora, nauwelijks wetende wat zij moest ant
woorden.
In de schaduw van een der grootste olmen hield
hij stil en bleef een oogenblik voor haar staan.
, miss Percival," riep hij, haar flink in het
pikante gezichtje en de sprekende donkere oogen
ziende : in Amerika verafgoden wij de vrouwen
niets is te goed voor haar. En dat is het, wat mij
zoo levendig doet gevoelen, dat drie dagen drie
dagen maar zulk een vreeselijk korte tijd is,
om een Eiigelsche vrouw te vragen, of of zij
denkt, dat zij ooit zal kunnen ..."
Hij keek haar aan en haalde diep adem. Clo's
hart klopte sneller. Maar nog, nu zelfs, begreep zij
hem ternauwernood.
Denkt u," vroeg de jonge man, rdat u me
ooit zou... zou kunnen liefhebbeu?"
Clo trad verbaasd een stap terug. Zij had hem
pas gisteren voor het eerst ontmoet. O, meneer
Lothrop," riep zij, .,ik heb er nooit nog een oogen
blik aan gedacht."
Hij keek teleurgesteld. «Nog geen oogenblik aan
gedacht!" herhaalde hij. En van het eerste mo
ment af, dat ik u zag, heb ik nergens anders aan
ledacht, niets anders voor oogen gehad dan . ..
dan dat lieve gezicht, en de edele ziel die het
weerspiegelt!"
(SM volgt.)
uilenspiegel, *)
Hollanders noch Vlamingen bezitten
4 een werk over de XVIde eeuw
in Vlaanderen, dat met het mees
terwerk van De Coster kan ver
geleken worden.
BUSKEN HDET.
De Coster's Uilenspiegel is nu juist dertigjaar
oud; en daar Busken Huet het een meesterwerk
heeft genoemd, zou ik mij kunnen bepalen tot
de aankondiging der Vlaamsche vertaling. Maar
dit is mij juist het minste lief; de vertaling heeft
mij te leur gesteld; ik heb in haar niet gevon
den, wat misschien alleen de schrijver zelf aan
een boek kan geven: zinbouw en woordkeus in
harmonie met het sentiment van het geheel en
een toegewijde detailbewerking, die menigmaal
even helder als de hoogst opgolvende hoofd
stukken, den lezer overtuigt van de sterkte en
innigheid der sensatie, waaruit het boek is ge
boren. Vooral het vertalen van Uilenspiegel is
bezwaarlijk. Het oorspronkelijke Fransch heeft
sprekende niet-fransche eigenschappen. Het komt
tot u en geeft u verwondering als een hooge,
slanke figuur, met blond haar en blauwe oogen,
die u verzekert, een parisien de Paris te zijn ;
zijn kleurenschittering is minder rijk en warm,
zijn gang hooger en hoekiger; zijn klank mist
de smedigheid en den rijkdom van donkere tonen,
maar is doorzichtig en in zijn wendingen forsch.
Indien nu een Paryzenaar, van het type gelijk
gij hem u pleegt voor te stellen, uw Hollandsch
wat mishandelt, over uw zware woorden struikelt,
en er zich door heenslaat, zoo goed en zoo kwaad
als het gaat, zyt gij hoffelijk genoeg, om te be
denken, dat hij geen landsman is. Maar wanneer
hij het uiterlijk heeft van u en de uwen, hindert
u zy'n koeterwaalsch, en kunt gij hem moeilijk
vergeven, dat hy' het Hollandsch niet even zuiver
spreekt als het Fransch, dat toch immers nooit
's mans eigen taal kan zijn. Het is deze prik
kelbaarheid, die ons Noord-Nederlanders vaak
overdreven eischen doet stellen aan onze zuide
lijke stamverwanten ; die ons op den Vlaming en
zy'n taal doet neerzien gelijk de bij Horatius op
gevoede gymnasiumleeraar neerziet op zy'n collega
den gymnastiek-onderwijzer. Neen, ons Hol
landsch, ons welbelegen en gepurifieerd en aro
matisch Hollandsch, met zijn zekerheid van uit
drukking en zijn fijnheid van onderscheiding, is
des heeren Delbecq's vertaling niet; haar
frischheid is ons op den duur te plebeïsch, te onbe
holpen. Zij doet bovendien aan het werk van
de Coster te kort, door menige zorgvuldig afge
werkte kleinigheid met een Franschen slag te
behandelen. Aan het plan van het boek wordt
daardoor geen afbreuk gedaan; maar wie het
oorspronkelijk werk heeft lief gekregen, herkent
aan de verwaarloozing van het bijwerk in de
reproductie den onkundigen en oneerbiedigen
dilettant.
Maar wie het boek niet in de uitgave van
Lacomblez te Brussel kan lezen, en de vertaling
in de handen krijgt, zonder het oorspronkelijk
boek te hebben ingezien, zal ook daarin vreugde
vinden en verrijking van zijn leven. Op den titel
afgaande, en gedachtig aan de Légendes flamandes
et wallonnes en de Contes brabanyons, die De
Coster vroeger schreef, zou men, door in Uilen
spiegel te zoeken een volksverhaal zonder meer,
zy'n verwachtingen te laag stellen. De oude
vlaamsche legende is in het boek verwerkt; maar
het reikt ver over deze hoofdstukken heen. Uilen
spiegel is het beeld geworden van het vlaamsche
volk in zyn opstand tegen Spanje, Uilenspiegel,
die zijn vader zag verbranden, zijn moeder ster
ven van verdriet, zijn have geroofd. Die de
inquisitie zag woeden in al haar wreedheid en
het volk zag geplunderd door gelukzoekers van
hoogen en lagen rang. Terwijl hijzelf het verzet
aanblaast tegen verdrukking van gewetensvrijheid
en uitbuiterij, in zy'n makker Lamme Goedzak
het beeld van het welvarende vlaamsche volk,
onzacht uit zijn aardsche genietingen geworpen
door paus en koning, terwille van het nieuwe
geloof verstoken van huwlijksgemeenschap, ge
willig van geest, maar zwak van vleesch. Doch
het is overbodig, den inhoud van het boek mede
te deelen.
Historisch getrouw schijnt Uilenspiegel niet te
zijn. De figuur van Filips, zoo zeggen deskun
digen, maakt hij] veel te zwart, en hy stelt het
Vlaamsche volk onschuldiger voor dan het is,
waar hij de beeldstormery voornamelijk door
onbekenden, vreemdelingen laat bedrijven. Het
is mij om het even ; als ik de geschiedenis van
den geuzenstrijd naar haar uiterlijke waarheid
wil lezen, zal ik mij ook niet bij De Coster
vervoegen. Wat niet wegneemt, dat ik in een
figuur als den deken der vischkoopers, die uit
winstbejag zijn buren van ketterij aanklaagt, en
in den koning, voor wien de inquisitie een milde
bron van inkomsten was, een zeer gezonde op
vatting van de geschiedenis zie, die de leeken
allicht meer leert, dan lange rijen jaartallen met
feiten. »Le roi hérita" hoe weinig heeft zelfs
de jongste generatie nog op de scholen geleerd,
*) De legende en de heldhaftige, vroolyke en
roemrijke daden van Uilenspiegel en Lamme
Goedzak in Vlaanderen en elders. Naar Charles
de Coster, door R. Delbecq voor het proza en
Johan voor de liederen. Amsterdam S. L. van
Looy.
dat allerlei geestesoorlogen slechts tot voorwendsel
hebben gestrekt voor den strijd tusschen econo
mische belangen, of althans slechts daarmede
vereenigd, hun grooten omvang hebben kunnen
krygen. Om een historische polemiek echter is
het De Coster niet te doen geweest.
Voor zoover de oorspronkelijke Uilenspiegel
legende in dit boek is verwerkt, doet het denken
aan don Quichote, aan de algemeen-humoristische
boeken, toepasselijk op de menschen van alle tijden.
Maar deze bedoeling gaat over Uilenspiegel heen.
In zy'n goedhartigheid en zyn snakery, in zyn
wraakzucht en zyn levenslust, in zyn lijdens
moed en zyn aandoenlykheid voor
vleeschgeneuchten is deze Uilenspiegel het symbool in het
byzonder van het vlaamsche volk. Maar ieder die
de rechtvaardigheid en de levensblijheid liefheeft,
die in opstand is tegen wreedheid en knevelary,
tegen machtsmisbruik en ge weten s verdrukking,
en in dezen tijd zy'n er velen zoo, en zy zyn
noodig alle dezen zullen dit boek ter hand
nemen en zich laven aan den hartstocht voor
recht en vrijheid die het deden schryven.
J. J. DB ROODE.
Inhoud van Tijdschriften.
Eigen Haard No. 34: Penteekening, door M.
van Waldrichem. I, In donkerheid. Van een
Zuid-Nederlandsche Tentoonstelling, door W.
Muiier, met illustraties naar teekeningen van
den schrijver. (Slot.) Een booze bui (by de
plaat). Japansche Versieringskunst, door S.
Kalff. Landschap, naar eene teekening van
S. L. Verveer, in Tyler's Museum te Haarlem.
De Haarlemmer Trekvaart, door Jo de Vries, met
afbeeldingen. I. Feuilleton.
iiiiiiiiiuïiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiii
40 cent» per regel.
Damast-Zijde es cent
tot f 14.65 per Meter alsmede zwarte, witte
en kleurige Henneberg'ZiJde van 35 et.
tot f 14.65 per Meter effen, gestreept,
geruit, gewerkt, damast enz. (ca. 240 versch. qual.
en aOOO versch. kleuren, dessins enz.). Franco
en vrij van Invoerrecbten In bals.
Dubbel briefporto naar Zwitserland.
G. Henneberg's Zijde-Fabrieken
(k. & k. Hoflever.), Zürich.
Hoofd-Iïepót
VAN
Dr. JAEGEB'S OKIG.
Sormaal-ffolartMen.
K. F. DEUSCHLE-BENGER,
Amsterdam, Kalverstraat 157.
Eenig specialiteit in dez<J
artikelen in geheel Nederland.
H. R A H R te Ut recht
Fiauofabriek.
Binnen- en Bnitenl. MuziekhandeL
Amerikaansche Orgels.
Ruime kenze in Huurpiano's.
MEIJROOS & KALSKOVEN
A r nhe m.
Piano-, Orgel- en Muziekhandei.
Ruime kenze in Huurpiano's.
Dagelijks 's morgens 10 uur, via
Broek in Waterland en Monniken
dam. Afvaart de Ruyterkade naast de
Kettingboot.
Op werkdagen zijn gezelschapsbiljetten,
tegen belangrijke reductie, op aanvrage
verkrijgbaar.
De HavenstoombooldieDsl.
Voor het maken hiervan is een
prachtig ingericht stoomjachl
dagelijks TE HUUR. Te bevragen: Kantoor
Havenstoombootdienst, 127 O. Z. Voorburgwal,
Amsterdam. Telefoon 684.