Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 1054
tusschentijdsche verkiezingen te bemoeien,
voor zichzelf of hun collega's.
3o Districten, die speciale belangen te be
hartigen hebben, zullen bij voorkeur een
minister afvaaardigen.
4o Zoo niet alle, de meeste ministers zullen
zich gaarne verkozen zien tot volksvertegen
woordiger, in naam, en het aantal werkelijke
vertegenwoordigers, bij de Grondwet op 100
bepaald, zal dalen tot pl.ra. 92.
5o. Juist in hen, die het hoogst moesten
staan in belangelooze toewijding, zal men
het voorbeeld zien, althans meenen te zien,
eener overdreven zorg voor eigen veiligheid
als politiek persoon.
60 De invloed van het politieke en per
soonlijke element, toch reeds zoo krachtig
waar parlement en ministers te samen moe
ten werken, kan niet anders dan er door
toenemen.
7o De minister komt nog sterker in zijn
karakter als partijman uit, en de vereeniging
van het kamerlidmaatsohap en het minister
schap is niet alleen een nieuwe aanleiding
tot gescharrel en geknoei maar brengt
op den duur, in menig geval, nog grooter ani
mositeit.
80 De pas gevallen ministers, aanstonds
als kamerleden optredende, hebben meer
zelfbeheersching noodig, dan in den regel
van menschen, die pas echec geleden heb
ben, mag worden verwacht. Hun tegenwoor
digheid is meestal schadelijk, niet voor de
politieke levendigheid en de achterschermsche
bewegingen, maar voor de vruchtbaarheid van
den wetgevenden arbeid.
Om deze redenen, waar geen enkel voor
deel, voor zoover wij weten, tegenover staat,
betreuren wij de nieuwigheid, waarvan mr.
Van Houten de waardige peetvader mag
heeten. Men had haar voor dien grooten
politicus behooren over te laten en er aller
minst een Kabinet nuémoeten inwijden, dat
geen partij-meerderheids-kabinet was, en bij
welks samenstelling zelfs het parlementair
stelsel niet tot zijn recht is gekomen. De heeren
Borgesius en Lely zullen ongetwijfeld wel
in de gelegenheid gesteld worden der Kamer
mededeeling te doen van de motieven, die
hen als ministers er toe geleid hebben een
candidatuur te aanvaarden; en wij erkennen
gaarne nieuwsgierig te zijn om te vernemen
wat in de eerste onzer politieke hoofden mag
zijn omgegaan, zoodat de beide heeren
zich tot dezen stap bereid verklaarden. Voor
ons is dit een puzzle, dat we maar niet
kunnen oplossen. Het zotte gezegde van
mr. Van Houten, dat de Minister steun voor
zijn voet zou hebben, als hij in n van de
100 districten tot afgevaardigde was geko
zen, zal wel niemand ernstig hebben opge
vat en den «principiëelen voordeelen1' van
het Vaderland zullen allicht geen beter lot
wedervaren.
»Het is heel aardig gezegd,'' schrijft het
Vaderland, »als men het zich herkiesbaar stel
len van Ministers als een verzekering tegen on
gelukken bestempelt, maar, men beschouwt
toch op die wijze het vraagstuk alleen van
de kleine zijde."
't Is best mogelijk dat het blad gelijk
heeft. De verzekering tegen ongelukken
is ongetwijfeld »een kleine zijde van de
zaak" maar de groote zijde... waar ligt
die, hoe ziet zij er uit? Dat Lely en Bor
gesius zelf het zeggen! Tot dusverre
bleef zij zelfs het Vaderland verborgen ...
het blad heeft, evenals wij, vruchteloos een
afdoende verklaring gezocht.
Wanneer wij dit bedenken, vragen wij ons
af: zou er in 't geheel aan deze zaak wel
een groote zijde zijn?
Politiek op de reis.
»Een journalist heeft nooit rust!" Voor
die verzuchting, door den schrijver van Van
Dag lot Dag geslaakt, toen hij aan het
Groote Hoofd te Dordrecht van een der
mooiste Hollandsche riviergezichten genie
tend, door een aanval van hooggeleerde
zijde aan de eischen van zijn beroeps
plicht werd herinnerd, voelde de schrijver
der artikeltjes over buitenlandsche politiek
in »het Weekblad" innige sympathie, toen
hij, in het schoone Ahrthal wandelend, plot
seling bedacht, dat er nog een artikel voor
»de Groene" moest zijn. Alle vergelijkingen
gaan mank en zoo komt het dan ook niet
bij mij op, mijn journalistische taak, die
slechts een peulschilletje is in verhouding tot
die van den altijd bezigen Van Dag tot
Dagschrijver, eene bezwaarlijke te noemen. Maar
toch, als men er een paar dagen uit is, zet
men zoo graag de politiek, ook de buiten
landsche, ter zijde, om dat buitenland te
bekijken door den bril van een gewoon,
niet politiseerend en niet critiseerend mensch.
Een luisterrijk voorbeeld van onthouding
van politiek op reis heeft de Duitsche keizer
gegeven, toen hij te Coblentz de inwijding
bijwoonde van het kolossale, ter eere van zijn
grootvader opgerichte gedenkteeken. De
keizer zelf had in den strijd om den voor
rang tusschen allerlei steden en dorpen en
historische of door de natuur rijk bedeelde
plekjes in het schoone Rijnland de voorkeur
gegeven aan Coblentz, en wel aan het punt,
waar de Moezel en de Rijn te zamen vloeien,
en dat sedert eeuwen den naam draagt van
»die Deutsche Eek." Waarom Coblentz juist
gekozen werd, is niet volkomen duidelijk:
niet de naam van den ouden Wilhelm, maar
die van zijne echtgenoote is sedert jaren met
dien van Coblentz verbonden. «Deutsche
Ecken" zijn overal te vinden, maar als men
zich herinnert hoe op het
Germania-gedenkteeken de Rijn den wachthoorn overgeeft aan
de Moezel, dan begrijpt men, dat deze vroeger
voor een goed deel Fransche rivier voor de
Duitschers sedert 1870 eene verhoogde en
zeer bijzondere beteekenis heeft verkregen.
Zóó laat zich misschien de keuze van den
keizer het best verklaren.
Toen echter de vorst van Wied bij de
inwijding eene warme, maar politiek vol
komen onbeduidende lofrede op keizer Wil
helm II had gehouden, was Wilhelm II zeer
geroerd, maar geen woord vloeide over de
keizerlijke lippen. Dit was eene verrassing,
en voor sommigen misschien eene teleurstel
ling, maar (het zij met allen eerbied gezegd)
Z. M. heeft door te spreken zijn volk wel
eens minder aangename verrassingen bereid.
En daarom mag men den souverein prijzen
als hij, overtuigd dat er een goede wacht
staat aan den Rijn en aan de Moezel, ook
een wacht zet voor de deuren zijn monds.
Spreken is zilver, maar zwijgen is goud.
Dit geldt dubbel, nu er te St. Petersburg
zooveel gesproken is, zooveel zelfs, dat einde
lijk het groote woord er uit is. Heel op het
laatst van het bezoek, toen de Franschen
al begonnen te wanhopen, heeft de czar ge
sproken van de twee bevriende en verbonden
volkeren. Nu had wel Whist in den Figaro,
die beweert een uiterst fijnen neus voor de
hoogere buitenlandsche politiek te hebben,
zijn landgenooten getroost met de verzekering,
dat de alliantie er al lang was, maar lieden
die het ook goed konden weten, en misschien
nog beter, verzekeren van hun kant, dat al
wat er vroeger over eene alliantie werd ver
teld, als de uiting van een vromen wensch
moest worden beschouwd. En inderdaad is
het zoo vurig verlangde en zoo lang terug
gehouden woord eerst gesproken, nu te St.
Petersburg uitvoerige onderhandelingen en
besprekingen hebben plaats gehad tusschen
den czar, president Faure en hunne respec
tieve ministers van buitenlandsche zaken.
Dus toch eene alliantie. Ja, maar eene
alliantie voor den vrede en nóg eens voor
den vrede. Als Faure zegt, dat de twee
volken worden geleid door een gemeenschap
pelijk ideaal van beschaving, recht en «recht
vaardigheid", dan zou dit den Franschen
chauvinisten nog wat hoop kunnen laten.
Maar als de czar zegt, dat de beide volken
besloten zijn met hun geheele macht samen
te werken in het belang van den wereldvrede,
in een geest van recht en billijkheid, dan
laat dit aan duidelijkheid niets te wenschen
over. President Faure althans heeft het ver
staan, en zoodra hij te Duinkerken voet op
Franschen bodem zette, in den zelfden geest
gesproken over vredelievende idealen. De
Fransche chauvinisten vinden dit niet heel
aangenaam, vooral nu de gewezen
Amerikaansche gezant te Parijs, de heer Eustis, den
Franschen nog eens onder den neus heeft ge
wreven, dat zij alles doen voor Rusland en
Rusland niets voor hen. Maar zij durven wat
hun hart bedroeft niet of althans niet luide
uit te spreken.
Keizer Wilhelm's laatste toast in Rusland
bevatte de belofte, dat hij met den czar zou
samen werken tegen ieder die den vrede
trachtte te verstoren. Dat behoeven de Fran
schen zich niet aan te trekken, want Caran
d'Ache of Forain het doet er niet toe,
wie van de twee; beiden doen aan hooge
politiek hebben verzekerd dat de bedrei
ging Engeland gold. Vrede en vriendschap
is dus overal het refrein, en de dreigementen
gelden alleen de spelbrekers.
Het zou in strijd zijn met de waarheid,
als de weekbladschrijver beweerde, dat de
onvergelijkelijke natuur of het purperen
druivensap van het Ahrthal hem deze
waardeerende beschouwingen over het nut van
internationale minzaamheid in de pen had
den gegeven. Het zou ook onbeleefd zijn
tegenover zijn reisgezellen, wier bescheiden
heid verbiedt hen nader aan te duiden, maar
die aan alles dachten en over alles praatten,
behalve over politiek. Toch kwam die ge
dachte daar bij hem op, en dat kwam zóó.
In een der schilderachtige dorpjes moest de
komst van het gezellig boemelende lokaal
treintje worden afgewacht. Waar kon dat
beter geschieden dan in een der »Lauben"
van een Winzer- Verein ? Daar zat reeds een
klein gezelschap, twee heeren en twee dames,
Duitschers, genietende van het goede der
aarde en allerlei liederen zingend. De Hol
landers groetten eventjes (een Hollander mag
niet toeschietelijk zijn!) en zette zich op een
afstandje neer. Daar ziet een der Duitsche
heeren, die later bleek een kurassiers-officier
in burgerkleeren te zijn, in een Hollandsen
knoopsgat een rood-wit-blauwen oranjelintje.
Het was namelijk Koninginnedag. Dadelijk
stond de kurassier op, kwam met het glas
in de hand op de Hollanders toe en verzocht
hun, heel beleefd en heel hartelijk, te mogen
drinken op de gezondheid van de »junge,
liebliche Königin". En het »IIoeh! IJoeh!
Hoch!" kwam er bij alle vier zoo frisch uit,
als gold het alle Duitsche vorsten te zamen.
En toen volgde het verzoek om het »Wien
Neerlandsch pleut'1 eens te mogen hooren:
dat was toch zoo'n mooi lied. Aan 't verzoek
werd natuurlijk voldaan ; het was geen muzi
kale Leistung van eenige beteekenis, maar
goed bedoeld. Het Wilhelmus moest maar
wegblijven; wij waren bang, dat de Coninck
van Hispanien onze vriendelijke buren wat
vreemd zou voorkomen.
Jammer dat het onderhoud maar zoo kort
duurde; 't was waarlijk een aardig stukje
internationale politiek op de reis.
Vooruitzichten.
Men schrijft ons, dat vermoedelijk op de
de agenda van het Ministerie zullen voor
komen :
Invoering midden Europeeschen tijd,
met Zomerdienst 1898. Herziening
Armenwet. Herziening (verscherping)
drankwet. Herziening (verscherping)
der wet op den kinderarbeid. Voor
schriften enz. regelende de a.s. kroning
der koningin. *- Staatstoezicht op Ver
zekering-Maatschappijen. Droogmaking
der Zuiderzee. Aleremeene Dienst
plicht. Leerplicht. Overbrenging van
een deel der Landbouwschool naar Delft.
Pensioenwetten. Verschillende
wetsherzieningen. betreffende Indië, waar
onder «Regeling der Indische pensioenen
bij de wet."
Daar wij dit bericht ontvangen van eene
»zijde", die het weten kan, maar onze relaties
zich niet uitstrekken tot »daar waar men
het weten moet", geven wij dit onder het
noodige voorbehoud, in de onderstelling dat
het nooit kwaad kan, in den politieken kom
kommertijd eenige stof tot discussie, infor
matie en correspondentie te verschaffen.
trein werd gevormd om de reizigers en post
naar Amsterdam te vervoeren. De post uit
Frankrijk en Belgiëalsmede de reizigers
kwamen dientengevolge eerst te 10 uur alhier
en misten de verschillende aansluitingen.
2 Sept.
Een aardige posttrein!
Toen gistermiddag de trein van Antwerpen
te Rozendaal aankwam, bleek het postrijtuig
zoo defect te zijn, dat het uit den trein ver
wijderd moest worden en de dienst in een
bagagewaeen moest worden verricht. In plaats
van te 2.13 kwam de trein om 3.5 in Amster
dam aan.
Handelsblad, 13 Aug.
* *
*
Gistermiddag had de trein van Parijs naar
Amsterdam zooveel vertraging, dat de aan
sluitingen te Rozendaal werden gemist, en te
Rotterdam D. P. een nieuwe trein werd ge
formeerd, waardoor de trein eerst te 4 uur
alhier aankwam, en ook hier de aansluiting
met het Noorden ontbrak.
De laatste trein uit Parijs kwam in den
afgeloopen nacht met 87 minuten vertraging
hier aan. 10 Aug.
* * 6
*
Door de vele passagiers voor Brussel kwam
gistermorgen een sneltrein van Amsterdam
naar Antwerpen met l Va uur vertraging al
daar aan. Ook werd des namiddags de aan
sluiting van Parijs naar Amsterdam te Ant
werpen gemist, zoodat passagiers en post
inplaats van 7.4 gisteren om 12.0 aankwamen.
18 Aug.
* * *
Bij aankomst te Rotterdam van trein 39
Amsterdam-Parijs bleek het dat het postrijtuig
was warm geloopen. De post moest worden
overgeladen waardoor een vertraging van 20
minuten plaats had. 25 Aug.
* *
*
Wegens te groote vertraging vertrok gister
middag de trein van Antwerpen naar Amster
dam zonder aansluiting. Hierdoor kwam de
Fransche post vannacht eerst om 12 uur aan
in plaats van 7 uur gisteravond. 20 Aug.
* *
*
Gisteravond moest te Rotterdam D. P.
wederom het postrijtuig uit den sneltrein van
Amsterdam naar Parijs verwijderd worden.
Oorzaak was het heet loopen der assen. De
post werd overgebracht in een
reserve-postrijtuig. De trein vertrok hierdoor met 25
minuten vertraging. 31 Aug.
Gisteravond te <i uur was de sneltrein van
Parijs naar Amsterdam te Rotterdam nog niet
gearriveerd zoodat er te Rotterdam een
voorBriefen yan Jan yan 't Sticht,
Toen in den Franschen tjjd onder den lammen
koning onze schouwburg geheel afbrandde, was
het gebouw niet veel meer dan een houten loods,
die gebouwd was door Kees Kopenhagen, een
vischboer vischhandelaars kende men toen
nog niet die dit feit aan het nageslacht wilde
herinneren maar de brand kwam er ongelukkig
tusschen door een bord in den gevel met het
opschrift:
Deze schouwburg is gesticht
Van rotte visch en licht gewicht.
Vlak daartegenover, op de plaats waar nu de
Stichtsche bank in haar trotsch gebouw met
millioenen speelt en een harer huurders, de
grutter de Gruijter (men zou ook kunnen zeggen
de Grutter de grutter) zgn onnavolgbaar
kippenvoer tentoonstelt, was toen ter t^jd een
ontspanningslocaal gevestigd, waar concerten en ook
wel eens tooneel voorstellingen gegeven werden.
Dat locaal voldeed echter niet aan de behoefte
en Lodewyk liet dus den schouwburg herbouwen.
Die schouwburg kwam onder directie van Van
Leeuwen van den overkant, die later ook be
gonnen is Tivoli te exploiteeren (zijn zoon hebben
vele ingezetenen hier nog als muziekdirecteur
gekend). Heel wat lotswisselingen heeft die
schouwburg gehad. Een »zaal naast den schouw
burg" werd er spoedig tegenaan gebouwd voor
concerten en andere uitvoeringen, en het platte
gedeelte boven die zaal waarop nu nog
brandladders geplaatst worden, diende in vroeger tijd
aan de elite der burgerjj om de feesten en
volksvermakelykheden, die op het Vreeburg gegeven
werden, b\j te wonen. De vloer van dat plat was
wel een beetje wrak voor den last dien hij dik
wijls te dragen had en toen de schouwburg het
eigendom geworden was van De Heus, den
gasfabriekant, liet deze, die over een royale beurs
beschikte, er meerdere soliditeit aan geven door
er een geheel koperen vloer op te leggen. Deze
zelfde heer De Heus heeft nog op de Rijnkade
het paleis laten bouwen dat thans door den heer
Van Beuningen bewoond wordt.
Dat palais, zegt men, is nog lang niet voltooid
hoe groot de omvang ook is. Want volgens de
plannen van den heer De Heus had het toen
malige badhuis, thans het pharmaceutisch labo
ratorium, er nog bijgetrokken moeten worden
waardoor de deur een meer voegzame plaats in
het midden en de gevel ook aan de Noordzijde
den afgeronden vorm zou verkregen hebben dien
zij thans alleen aan de Zuidzijde heeft. Van de
uitvoering dier plannen zal nu vermoedelijk wel
niet veel meer komen, want de heer Van Beu
ningen is een veel te practisch en ervaren spoor
wegman om te veel »onnutte laadruimte" te dul
den. Ik geloof dat het, na het huis van den heer
Kol, wel het grootste is uit de geheele stad en
van buiten gezien is het althans groot genoeg om
er een nageslacht in te kunnen herbergen als
het zand aan de oevers der zee. Dus vooralsnog
meer dan voldoende.
Maar om op onzen schouwburg terug te komen:
De Heus had daarin by alle voorstellingen een
eigen loge, welk recht met den eigendom later
is overgegaan aan den uitgever van het Utrechtsch
Dagblad, Jan Bosch, die daarvan een veel trou
wer gebruik maakte dan z\jn voorganger.
Nu is het eigendom van eene maatschappij,
de Stichtsche Schonwburgmaatschappij, die de
komediezaal en het tooneel hebben laten ver
bouwen, maar de rest hebben laten staan. De
oude lage ingang aan den voorgevel hangt als
een zaadbakje aan een vogelkooi tegen het hooge
middengebouw, waarboven een toren, met een
pannekoek er op, uitsteekt. En tegen den zij
gevel staat nog altijd de zaal naast den schouw
burg het geheel zoo leelijk, zoo misvormd,
en dat op het voornaamste plein van onze stad,
dat vreemdelingen met Baedeker in de hand
met verbazing er naar staan kijken. Maar wat
zal men zeggen! Het geld is er niet voor
disponibel. Heel veel rente geloof ik niet, dat de
aandeelhouders der Maatschappij van hun geld
trekken, want de komedie wordt hier slecht
bezocht. Misschien dat het dezen winter wat
beter zal gaan, althans met de opera's. Want
dat heeft hier altijd veel aantrekkelijks gehad,
als men den doodstrijd van den een of ander.
hij zij vriend of vijand, kon bewonen. En daar
spitst men zich al op, dat het gevecht tusschen
De Groot en Van der Linden, een gevecht op
leven en dood zal zijn. Een van de strijders,
misschien wel beiden, zullen in den strijd be
zwijken.
Nu ik hoop, dat onze pessimisten nu eens geen
gelijk zullen blijken te hebben en dat het den
beiden ondernemers goed gaat.
Onze natie begint nu al langzamerhand in de
feestelijke stemming te verkeeren, die in het
aanstaande jaar tot uitbarsting moet komen en
als die stemming met een weinig taktiek wordt
aangewakkerd en geëxploiteerd, dan kan het al
best reeds dit jaar een voordeelig seizoen voor
alle publieke vermakelijkheden worden.
Onze vermaarde pyrotechnische fabriek van
de firma Kuysch spant reeds al hare krachten
in om de kroningst'eesten waardig op te luisteren.
Zooals bekend is heeft de tegenwoordige directeur,
de heer Van Rijn, een prijsvraag uitgeschreven
voor een gepaste slotdecoratie en daarop zijn reeds
van een vrij groot aantal kunstenaars van naam
aanvragen om inlichtingen ingekomen, terwijl
een tweetal beantwoordingen ontvangen zijn.
Den Isten October is de tijd van inzending der
antwoorden verstreken.
Den 15en van deze maand herdacht de stichter
van deze fabriek, de heer Ruijsch, den dag,
waarop hij voor een halve eeuw het eerste groote