De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1897 5 september pagina 2

5 september 1897 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 1054 tusschentijdsche verkiezingen te bemoeien, voor zichzelf of hun collega's. 3o Districten, die speciale belangen te be hartigen hebben, zullen bij voorkeur een minister afvaaardigen. 4o Zoo niet alle, de meeste ministers zullen zich gaarne verkozen zien tot volksvertegen woordiger, in naam, en het aantal werkelijke vertegenwoordigers, bij de Grondwet op 100 bepaald, zal dalen tot pl.ra. 92. 5o. Juist in hen, die het hoogst moesten staan in belangelooze toewijding, zal men het voorbeeld zien, althans meenen te zien, eener overdreven zorg voor eigen veiligheid als politiek persoon. 60 De invloed van het politieke en per soonlijke element, toch reeds zoo krachtig waar parlement en ministers te samen moe ten werken, kan niet anders dan er door toenemen. 7o De minister komt nog sterker in zijn karakter als partijman uit, en de vereeniging van het kamerlidmaatsohap en het minister schap is niet alleen een nieuwe aanleiding tot gescharrel en geknoei maar brengt op den duur, in menig geval, nog grooter ani mositeit. 80 De pas gevallen ministers, aanstonds als kamerleden optredende, hebben meer zelfbeheersching noodig, dan in den regel van menschen, die pas echec geleden heb ben, mag worden verwacht. Hun tegenwoor digheid is meestal schadelijk, niet voor de politieke levendigheid en de achterschermsche bewegingen, maar voor de vruchtbaarheid van den wetgevenden arbeid. Om deze redenen, waar geen enkel voor deel, voor zoover wij weten, tegenover staat, betreuren wij de nieuwigheid, waarvan mr. Van Houten de waardige peetvader mag heeten. Men had haar voor dien grooten politicus behooren over te laten en er aller minst een Kabinet nuémoeten inwijden, dat geen partij-meerderheids-kabinet was, en bij welks samenstelling zelfs het parlementair stelsel niet tot zijn recht is gekomen. De heeren Borgesius en Lely zullen ongetwijfeld wel in de gelegenheid gesteld worden der Kamer mededeeling te doen van de motieven, die hen als ministers er toe geleid hebben een candidatuur te aanvaarden; en wij erkennen gaarne nieuwsgierig te zijn om te vernemen wat in de eerste onzer politieke hoofden mag zijn omgegaan, zoodat de beide heeren zich tot dezen stap bereid verklaarden. Voor ons is dit een puzzle, dat we maar niet kunnen oplossen. Het zotte gezegde van mr. Van Houten, dat de Minister steun voor zijn voet zou hebben, als hij in n van de 100 districten tot afgevaardigde was geko zen, zal wel niemand ernstig hebben opge vat en den «principiëelen voordeelen1' van het Vaderland zullen allicht geen beter lot wedervaren. »Het is heel aardig gezegd,'' schrijft het Vaderland, »als men het zich herkiesbaar stel len van Ministers als een verzekering tegen on gelukken bestempelt, maar, men beschouwt toch op die wijze het vraagstuk alleen van de kleine zijde." 't Is best mogelijk dat het blad gelijk heeft. De verzekering tegen ongelukken is ongetwijfeld »een kleine zijde van de zaak" maar de groote zijde... waar ligt die, hoe ziet zij er uit? Dat Lely en Bor gesius zelf het zeggen! Tot dusverre bleef zij zelfs het Vaderland verborgen ... het blad heeft, evenals wij, vruchteloos een afdoende verklaring gezocht. Wanneer wij dit bedenken, vragen wij ons af: zou er in 't geheel aan deze zaak wel een groote zijde zijn? Politiek op de reis. »Een journalist heeft nooit rust!" Voor die verzuchting, door den schrijver van Van Dag lot Dag geslaakt, toen hij aan het Groote Hoofd te Dordrecht van een der mooiste Hollandsche riviergezichten genie tend, door een aanval van hooggeleerde zijde aan de eischen van zijn beroeps plicht werd herinnerd, voelde de schrijver der artikeltjes over buitenlandsche politiek in »het Weekblad" innige sympathie, toen hij, in het schoone Ahrthal wandelend, plot seling bedacht, dat er nog een artikel voor »de Groene" moest zijn. Alle vergelijkingen gaan mank en zoo komt het dan ook niet bij mij op, mijn journalistische taak, die slechts een peulschilletje is in verhouding tot die van den altijd bezigen Van Dag tot Dagschrijver, eene bezwaarlijke te noemen. Maar toch, als men er een paar dagen uit is, zet men zoo graag de politiek, ook de buiten landsche, ter zijde, om dat buitenland te bekijken door den bril van een gewoon, niet politiseerend en niet critiseerend mensch. Een luisterrijk voorbeeld van onthouding van politiek op reis heeft de Duitsche keizer gegeven, toen hij te Coblentz de inwijding bijwoonde van het kolossale, ter eere van zijn grootvader opgerichte gedenkteeken. De keizer zelf had in den strijd om den voor rang tusschen allerlei steden en dorpen en historische of door de natuur rijk bedeelde plekjes in het schoone Rijnland de voorkeur gegeven aan Coblentz, en wel aan het punt, waar de Moezel en de Rijn te zamen vloeien, en dat sedert eeuwen den naam draagt van »die Deutsche Eek." Waarom Coblentz juist gekozen werd, is niet volkomen duidelijk: niet de naam van den ouden Wilhelm, maar die van zijne echtgenoote is sedert jaren met dien van Coblentz verbonden. «Deutsche Ecken" zijn overal te vinden, maar als men zich herinnert hoe op het Germania-gedenkteeken de Rijn den wachthoorn overgeeft aan de Moezel, dan begrijpt men, dat deze vroeger voor een goed deel Fransche rivier voor de Duitschers sedert 1870 eene verhoogde en zeer bijzondere beteekenis heeft verkregen. Zóó laat zich misschien de keuze van den keizer het best verklaren. Toen echter de vorst van Wied bij de inwijding eene warme, maar politiek vol komen onbeduidende lofrede op keizer Wil helm II had gehouden, was Wilhelm II zeer geroerd, maar geen woord vloeide over de keizerlijke lippen. Dit was eene verrassing, en voor sommigen misschien eene teleurstel ling, maar (het zij met allen eerbied gezegd) Z. M. heeft door te spreken zijn volk wel eens minder aangename verrassingen bereid. En daarom mag men den souverein prijzen als hij, overtuigd dat er een goede wacht staat aan den Rijn en aan de Moezel, ook een wacht zet voor de deuren zijn monds. Spreken is zilver, maar zwijgen is goud. Dit geldt dubbel, nu er te St. Petersburg zooveel gesproken is, zooveel zelfs, dat einde lijk het groote woord er uit is. Heel op het laatst van het bezoek, toen de Franschen al begonnen te wanhopen, heeft de czar ge sproken van de twee bevriende en verbonden volkeren. Nu had wel Whist in den Figaro, die beweert een uiterst fijnen neus voor de hoogere buitenlandsche politiek te hebben, zijn landgenooten getroost met de verzekering, dat de alliantie er al lang was, maar lieden die het ook goed konden weten, en misschien nog beter, verzekeren van hun kant, dat al wat er vroeger over eene alliantie werd ver teld, als de uiting van een vromen wensch moest worden beschouwd. En inderdaad is het zoo vurig verlangde en zoo lang terug gehouden woord eerst gesproken, nu te St. Petersburg uitvoerige onderhandelingen en besprekingen hebben plaats gehad tusschen den czar, president Faure en hunne respec tieve ministers van buitenlandsche zaken. Dus toch eene alliantie. Ja, maar eene alliantie voor den vrede en nóg eens voor den vrede. Als Faure zegt, dat de twee volken worden geleid door een gemeenschap pelijk ideaal van beschaving, recht en «recht vaardigheid", dan zou dit den Franschen chauvinisten nog wat hoop kunnen laten. Maar als de czar zegt, dat de beide volken besloten zijn met hun geheele macht samen te werken in het belang van den wereldvrede, in een geest van recht en billijkheid, dan laat dit aan duidelijkheid niets te wenschen over. President Faure althans heeft het ver staan, en zoodra hij te Duinkerken voet op Franschen bodem zette, in den zelfden geest gesproken over vredelievende idealen. De Fransche chauvinisten vinden dit niet heel aangenaam, vooral nu de gewezen Amerikaansche gezant te Parijs, de heer Eustis, den Franschen nog eens onder den neus heeft ge wreven, dat zij alles doen voor Rusland en Rusland niets voor hen. Maar zij durven wat hun hart bedroeft niet of althans niet luide uit te spreken. Keizer Wilhelm's laatste toast in Rusland bevatte de belofte, dat hij met den czar zou samen werken tegen ieder die den vrede trachtte te verstoren. Dat behoeven de Fran schen zich niet aan te trekken, want Caran d'Ache of Forain het doet er niet toe, wie van de twee; beiden doen aan hooge politiek hebben verzekerd dat de bedrei ging Engeland gold. Vrede en vriendschap is dus overal het refrein, en de dreigementen gelden alleen de spelbrekers. Het zou in strijd zijn met de waarheid, als de weekbladschrijver beweerde, dat de onvergelijkelijke natuur of het purperen druivensap van het Ahrthal hem deze waardeerende beschouwingen over het nut van internationale minzaamheid in de pen had den gegeven. Het zou ook onbeleefd zijn tegenover zijn reisgezellen, wier bescheiden heid verbiedt hen nader aan te duiden, maar die aan alles dachten en over alles praatten, behalve over politiek. Toch kwam die ge dachte daar bij hem op, en dat kwam zóó. In een der schilderachtige dorpjes moest de komst van het gezellig boemelende lokaal treintje worden afgewacht. Waar kon dat beter geschieden dan in een der »Lauben" van een Winzer- Verein ? Daar zat reeds een klein gezelschap, twee heeren en twee dames, Duitschers, genietende van het goede der aarde en allerlei liederen zingend. De Hol landers groetten eventjes (een Hollander mag niet toeschietelijk zijn!) en zette zich op een afstandje neer. Daar ziet een der Duitsche heeren, die later bleek een kurassiers-officier in burgerkleeren te zijn, in een Hollandsen knoopsgat een rood-wit-blauwen oranjelintje. Het was namelijk Koninginnedag. Dadelijk stond de kurassier op, kwam met het glas in de hand op de Hollanders toe en verzocht hun, heel beleefd en heel hartelijk, te mogen drinken op de gezondheid van de »junge, liebliche Königin". En het »IIoeh! IJoeh! Hoch!" kwam er bij alle vier zoo frisch uit, als gold het alle Duitsche vorsten te zamen. En toen volgde het verzoek om het »Wien Neerlandsch pleut'1 eens te mogen hooren: dat was toch zoo'n mooi lied. Aan 't verzoek werd natuurlijk voldaan ; het was geen muzi kale Leistung van eenige beteekenis, maar goed bedoeld. Het Wilhelmus moest maar wegblijven; wij waren bang, dat de Coninck van Hispanien onze vriendelijke buren wat vreemd zou voorkomen. Jammer dat het onderhoud maar zoo kort duurde; 't was waarlijk een aardig stukje internationale politiek op de reis. Vooruitzichten. Men schrijft ons, dat vermoedelijk op de de agenda van het Ministerie zullen voor komen : Invoering midden Europeeschen tijd, met Zomerdienst 1898. Herziening Armenwet. Herziening (verscherping) drankwet. Herziening (verscherping) der wet op den kinderarbeid. Voor schriften enz. regelende de a.s. kroning der koningin. *- Staatstoezicht op Ver zekering-Maatschappijen. Droogmaking der Zuiderzee. Aleremeene Dienst plicht. Leerplicht. Overbrenging van een deel der Landbouwschool naar Delft. Pensioenwetten. Verschillende wetsherzieningen. betreffende Indië, waar onder «Regeling der Indische pensioenen bij de wet." Daar wij dit bericht ontvangen van eene »zijde", die het weten kan, maar onze relaties zich niet uitstrekken tot »daar waar men het weten moet", geven wij dit onder het noodige voorbehoud, in de onderstelling dat het nooit kwaad kan, in den politieken kom kommertijd eenige stof tot discussie, infor matie en correspondentie te verschaffen. trein werd gevormd om de reizigers en post naar Amsterdam te vervoeren. De post uit Frankrijk en Belgiëalsmede de reizigers kwamen dientengevolge eerst te 10 uur alhier en misten de verschillende aansluitingen. 2 Sept. Een aardige posttrein! Toen gistermiddag de trein van Antwerpen te Rozendaal aankwam, bleek het postrijtuig zoo defect te zijn, dat het uit den trein ver wijderd moest worden en de dienst in een bagagewaeen moest worden verricht. In plaats van te 2.13 kwam de trein om 3.5 in Amster dam aan. Handelsblad, 13 Aug. * * * Gistermiddag had de trein van Parijs naar Amsterdam zooveel vertraging, dat de aan sluitingen te Rozendaal werden gemist, en te Rotterdam D. P. een nieuwe trein werd ge formeerd, waardoor de trein eerst te 4 uur alhier aankwam, en ook hier de aansluiting met het Noorden ontbrak. De laatste trein uit Parijs kwam in den afgeloopen nacht met 87 minuten vertraging hier aan. 10 Aug. * * 6 * Door de vele passagiers voor Brussel kwam gistermorgen een sneltrein van Amsterdam naar Antwerpen met l Va uur vertraging al daar aan. Ook werd des namiddags de aan sluiting van Parijs naar Amsterdam te Ant werpen gemist, zoodat passagiers en post inplaats van 7.4 gisteren om 12.0 aankwamen. 18 Aug. * * * Bij aankomst te Rotterdam van trein 39 Amsterdam-Parijs bleek het dat het postrijtuig was warm geloopen. De post moest worden overgeladen waardoor een vertraging van 20 minuten plaats had. 25 Aug. * * * Wegens te groote vertraging vertrok gister middag de trein van Antwerpen naar Amster dam zonder aansluiting. Hierdoor kwam de Fransche post vannacht eerst om 12 uur aan in plaats van 7 uur gisteravond. 20 Aug. * * * Gisteravond moest te Rotterdam D. P. wederom het postrijtuig uit den sneltrein van Amsterdam naar Parijs verwijderd worden. Oorzaak was het heet loopen der assen. De post werd overgebracht in een reserve-postrijtuig. De trein vertrok hierdoor met 25 minuten vertraging. 31 Aug. Gisteravond te <i uur was de sneltrein van Parijs naar Amsterdam te Rotterdam nog niet gearriveerd zoodat er te Rotterdam een voorBriefen yan Jan yan 't Sticht, Toen in den Franschen tjjd onder den lammen koning onze schouwburg geheel afbrandde, was het gebouw niet veel meer dan een houten loods, die gebouwd was door Kees Kopenhagen, een vischboer vischhandelaars kende men toen nog niet die dit feit aan het nageslacht wilde herinneren maar de brand kwam er ongelukkig tusschen door een bord in den gevel met het opschrift: Deze schouwburg is gesticht Van rotte visch en licht gewicht. Vlak daartegenover, op de plaats waar nu de Stichtsche bank in haar trotsch gebouw met millioenen speelt en een harer huurders, de grutter de Gruijter (men zou ook kunnen zeggen de Grutter de grutter) zgn onnavolgbaar kippenvoer tentoonstelt, was toen ter t^jd een ontspanningslocaal gevestigd, waar concerten en ook wel eens tooneel voorstellingen gegeven werden. Dat locaal voldeed echter niet aan de behoefte en Lodewyk liet dus den schouwburg herbouwen. Die schouwburg kwam onder directie van Van Leeuwen van den overkant, die later ook be gonnen is Tivoli te exploiteeren (zijn zoon hebben vele ingezetenen hier nog als muziekdirecteur gekend). Heel wat lotswisselingen heeft die schouwburg gehad. Een »zaal naast den schouw burg" werd er spoedig tegenaan gebouwd voor concerten en andere uitvoeringen, en het platte gedeelte boven die zaal waarop nu nog brandladders geplaatst worden, diende in vroeger tijd aan de elite der burgerjj om de feesten en volksvermakelykheden, die op het Vreeburg gegeven werden, b\j te wonen. De vloer van dat plat was wel een beetje wrak voor den last dien hij dik wijls te dragen had en toen de schouwburg het eigendom geworden was van De Heus, den gasfabriekant, liet deze, die over een royale beurs beschikte, er meerdere soliditeit aan geven door er een geheel koperen vloer op te leggen. Deze zelfde heer De Heus heeft nog op de Rijnkade het paleis laten bouwen dat thans door den heer Van Beuningen bewoond wordt. Dat palais, zegt men, is nog lang niet voltooid hoe groot de omvang ook is. Want volgens de plannen van den heer De Heus had het toen malige badhuis, thans het pharmaceutisch labo ratorium, er nog bijgetrokken moeten worden waardoor de deur een meer voegzame plaats in het midden en de gevel ook aan de Noordzijde den afgeronden vorm zou verkregen hebben dien zij thans alleen aan de Zuidzijde heeft. Van de uitvoering dier plannen zal nu vermoedelijk wel niet veel meer komen, want de heer Van Beu ningen is een veel te practisch en ervaren spoor wegman om te veel »onnutte laadruimte" te dul den. Ik geloof dat het, na het huis van den heer Kol, wel het grootste is uit de geheele stad en van buiten gezien is het althans groot genoeg om er een nageslacht in te kunnen herbergen als het zand aan de oevers der zee. Dus vooralsnog meer dan voldoende. Maar om op onzen schouwburg terug te komen: De Heus had daarin by alle voorstellingen een eigen loge, welk recht met den eigendom later is overgegaan aan den uitgever van het Utrechtsch Dagblad, Jan Bosch, die daarvan een veel trou wer gebruik maakte dan z\jn voorganger. Nu is het eigendom van eene maatschappij, de Stichtsche Schonwburgmaatschappij, die de komediezaal en het tooneel hebben laten ver bouwen, maar de rest hebben laten staan. De oude lage ingang aan den voorgevel hangt als een zaadbakje aan een vogelkooi tegen het hooge middengebouw, waarboven een toren, met een pannekoek er op, uitsteekt. En tegen den zij gevel staat nog altijd de zaal naast den schouw burg het geheel zoo leelijk, zoo misvormd, en dat op het voornaamste plein van onze stad, dat vreemdelingen met Baedeker in de hand met verbazing er naar staan kijken. Maar wat zal men zeggen! Het geld is er niet voor disponibel. Heel veel rente geloof ik niet, dat de aandeelhouders der Maatschappij van hun geld trekken, want de komedie wordt hier slecht bezocht. Misschien dat het dezen winter wat beter zal gaan, althans met de opera's. Want dat heeft hier altijd veel aantrekkelijks gehad, als men den doodstrijd van den een of ander. hij zij vriend of vijand, kon bewonen. En daar spitst men zich al op, dat het gevecht tusschen De Groot en Van der Linden, een gevecht op leven en dood zal zijn. Een van de strijders, misschien wel beiden, zullen in den strijd be zwijken. Nu ik hoop, dat onze pessimisten nu eens geen gelijk zullen blijken te hebben en dat het den beiden ondernemers goed gaat. Onze natie begint nu al langzamerhand in de feestelijke stemming te verkeeren, die in het aanstaande jaar tot uitbarsting moet komen en als die stemming met een weinig taktiek wordt aangewakkerd en geëxploiteerd, dan kan het al best reeds dit jaar een voordeelig seizoen voor alle publieke vermakelijkheden worden. Onze vermaarde pyrotechnische fabriek van de firma Kuysch spant reeds al hare krachten in om de kroningst'eesten waardig op te luisteren. Zooals bekend is heeft de tegenwoordige directeur, de heer Van Rijn, een prijsvraag uitgeschreven voor een gepaste slotdecoratie en daarop zijn reeds van een vrij groot aantal kunstenaars van naam aanvragen om inlichtingen ingekomen, terwijl een tweetal beantwoordingen ontvangen zijn. Den Isten October is de tijd van inzending der antwoorden verstreken. Den 15en van deze maand herdacht de stichter van deze fabriek, de heer Ruijsch, den dag, waarop hij voor een halve eeuw het eerste groote

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl