De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1897 5 september pagina 5

5 september 1897 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

No. 1054 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. DAMEjS. Het Feministen-congres te Brnssel van 4?8 Augustus. (Slot). Op het programma van het jongste congres stond niet anders dan: Droits civüs, Droits conomiques, Bienfaisance et Prvpagande derhalve heel wat minder dan op dat van Berlijn. Niettemin is het nog veel te omvangrijk gebleken. Het laatste on derwerp kon m het geheel niet ter sprake komen, en voor de andere ware meer tijd gewenscht ge weest. Eén punt voor een congres is voldoende, en dit tegeliJK met de tijds- en plaatsbepaling van het congres zelf vastgesteld, zal velen de gewenschte gelegenheid bieden tot deugdelijke voor bereiding. Voor de openingsrede der Voorzitsters voor dien dag de organiseerster van het congres, Madlle. Popelin kreeg Frau Proelss het woord- Zoo min van haar, als van die welke na haar kwa men Frau Schwerin en Stritt, beiden Duitschen, Mad. de Woronoff, een Russische, Madlle. Molander, van Finland, Miss Hill uit Engeland en Miss Veigele, de Vereenigde Staten vertegen woordigende zal ik het gesprokene in bij zonderheden aanstippen. Een toespraak, inleiding of overzicht, welke overal het merk draagt van spreker of spreekster, kan niet in een kort verslag tot zijn recht komen. Daarom onthoud ik er mij liever van, met verwijzing naar het compte-rendu, die zeer zeker niet lang zal uitblijven. Het hart toch lag den spreeksters op de tong, en dat die hartetaal evenzeer waard was gehoord te worden als bezielend werkte, zal ieder getuigen, die dat gedeelte van het congres bijwoonde. Reeds bij de eerste zitting bleek, dat de acoustiek der zaal veel te weuscheu overliet, waartegen een congrescomitéonmogelijk zijn vergadering kan beveiligen, onder andere ook wijl de meerdere of mindere verreikendheid van het geluid dikwijls samenhangt met het geheel of slechts ten deele gevuld zijn der zaal. Voor de pers echter wordt altijd een plaats gereserveerd, waar alles te hooren is dit aan het adres van A. W. Belang en Recht van 15 Aug. In de namiddagzitting was het onderzoek naar het vaderschap aan de orde. Waren in hoofdzaak inleiders en inleidsters het eens om trent opheffing van het verbod, verschilden zij slechts ten opzichte der in praktijkbrenging, de vergadering deelde hun gevoelen, en betreurde eindelijk den heer Louis Briedel van Gencve wel blijk te moe ten geven, dat zijn doorwerkte studie te veel tijd nam. Op het congresprogram stond gedrukt, dat ieder woordvoerder over 10 minuten mocht be schikken. Door verreweg de meesten niet door allen is op die regeling inbreuk gemaakt. Van de spreeksters in de eerste plaats zij, die geheel voor de vuist spraken improviseeren is werkelijk een gevaarlijk pad, wat het slotwoord vinden aangaat; van de sprekers overschreden, zoowel de improvi sators als de lezers den mijlpaal zeer verre. Den tweeden dag werd gesproken over de regle menteering van vroirwenarbeid. De gevoelens waren verdeeld, alsook bij de vraaj of haar den toegang tot eenig beroep of bedrijf mag versperd worden, maar allen stemden samen, dat gelijk werk gelijk loon toekomt, hetzelfde of het door een man dan door een vrouw wordt geproduceerd. Doordien Madme. Vincent aantoonde, dat de Fransche arbeidster thans moet strijden om te komen tot rechten, die zij vroeger volledig heeft bezeten, trad helder in het licht, welk moreel voor deel Nederland zich zelf heeft gedaan door in de jeugdige Wet op de Kamers van Arbeid geen enkel verschil te maken tusschen arbeider en arbeidster, wat rechtsbevoegdheid aangaat. De loyaliteit der Hollandsche wettenmakers werd be wonderd en de gunstige positie der arbeidster niet weinig benijd. Dat Nederland anderen Staten het voorbeeld blijve geven! Van den laatsten dag was Bienfaisance de hoofdschotel. Madame Kergomard deed mededeelingeu uit haar rijke ervaring. Onder haar landgenooten Franschen waren er, die ons ver zekerden, dat de spreekster geen regel, doch uit zonderingen had tentoongesteld. Dit is waarlijk te hopen en al erg genoeg, dat als uitzondering in onzen tijd zoo veelvuldig kindermarteling kan voor komen niettegenstaande een temperatuur van 90 graden, huiverden wij. Als ontspanning was den congresledeu een be zoek aan de Congo-tentoonstelling te Terneuzen bereid. Kwart voor 8 uur op de Place de Louvain. Vroeg op, was dus het consigne, maar niemand heeft zijn verkorte nachtrust betreurd. De Congo-tentoonstelling is belangrijk; wie een gelegenheid kan scheppen haar te zien, late het niet na. Indrukwekkend zij a de beelden uit Congoivoor door Belgische kunstenaars gewrocht, en de schikking der zoo groote als kleine voorwerpen, doet uitroepen: //Ja, waarlijk de Belgen zijn in dit opzicht eenig!" Als hooge uitzondering was den den congresleden geoorloofd, het negerdorp binnen te gaan en zoowel de woningen als de bewoners van nabij te beschouwen. De meesten onzer be vonden zich toen op volkomen onbekend terrein. Bij mij verlevendigde het de herinnering aan hetgeen ik in Suriname had aanschouwd; te eer, daar de Surinaamsche neger van den Congo-neger afstamt. Dat de baby-neger zoo dikwijls hij een blanke aanraakte zijn vingertje afveegde, bewijst, dat op hem als op de volwassenen een blanke een weerzinwekkenden indruk maakt. Zoo'n wit mensch doet denken aan een varken met afgeschraapte huid," verklaart een neger in vertrouwelijk gesprek. De meesten dergenen voor wie het Brusselsche congres het eerste Feministen-congres was, hebben tot mij gezegd: Se perzik smaakt naar mee/'! 15 Aug. '17. ELISE A. HAIGHTON. llilliliiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiMiiiiiiniiiilliiliiiiiiiiiimiiiliiiiiiniiniininliiiiiiil Syiloliel in net Oostersc Eene oude Zigeunersage (volgens Wlislocki) luidt: Vele vele honderden jaren geleden waren de menschen zeer gelukkig. Zij liepen zonder kleederen rond, want. het was altoos zomer; er was noch koude, noch sneeuw, noch ijs, noch wind; zelfs de regen was altoos lauw. Toen echter de menschen den grooten God (taro dewlii) beleedigd hadden, kwamen nood en ellende over hen ; sneeuw en koude, ijs en wind ontstonden, de arme naakte menschen stierven zoo talrijk als muggen in den najaarsregen. Zelfs de duivels kregen het koud en kwamen bij de menschen om vuur te vragen. Maar de menschen zeiden: //wij hebben juist het vuur van God gekregen uit medelijden, dat mogen wij u niet geven". De duivelskoning echter antwoordde : //Geeft ons maar nmaal vuur en wij zullen dan wel zorgen, dat het aooit uitdooft. En wij zullen u dan twee kunsten leeren, waardoor gij u tegen koude beschutten kunt". De menschen stemden toe en gaven aan de duivelen van hun vuur. En de duivelen leerden aan de menschen het smidsbedrijf en de naaikunst. Nu konden de menschen zich tegen de koude be schutten door kleederen te maken. Maar omdat de naaikunst een duivelshandwerk is, werden de vrouwen na dien tijd trotsch en hoogmoedig en ijdel, en maakten zich versierde kleederen om zelfs aan de duivelen te behagen. De naaikunst is dus van duivelschen oorsprong. Gelukkig leert een andere sage dat ook de mannen van de duivelen een instrument liadden gekregen, als tegenwicht, den stok, die hun vroeger door den grooten God verboden was, en die nu als duivelswerktuig (bergesko sersamo) terugkeerde ; in den loop der jaren zijn vrouwenijdelheid en mannenruwheid, gesymboliseerd in het tooisel en den knuppel, ongetwijfeld duizenden malen naar den duivel teruggewenscht. Wanneer de naaikunst dan een duivelskunst was, is het niet te verwonderen dat in het versie ren der kleederen allerlei gedachten, teekens en symbolen werden aangebracht. Bij de Zuid-Slaven is van de teekens en figuren de symboliek ver loren gegaan, en ofschoon de figuren karakteristiek traditioneel en overgeërfd zijn, weet men niet meer wat ze beteekeuen. Toch zou eene ZuidSlavische vrouw er nooit aan denken, de patronen die zij op de hemden der mannen borduurt, op hare schorten of de mouwen van haar eigen costuum aan te brengen; ook zijn er afzonderlijke teekens voor de kleeren van nog niet huwbare meisjes, voor getrouwde vrouwen, voor bruiden, voor weduwen, op doods-kleedereu, maar de beteekenis der figuren zelf is verloren. Zoo ook ge schiedt het spinnen gezamenlijk, de spinavonden heeten prelo; maar het naaien en borduren geschiedt in eenzaamheid, ieder meisje leert het van hare moeder of eene andere oude vrouw. Van de liederen, die bij het spinnen en weven gezongen worden, zijn eenige beroemd geworlen, b.v. het Russische volkslied: Niihe mir, lieb' Mütterlein, den rothen Sarafan." Sarafan is het jakje dat de bruid draagt. Een ander is hot Kroa tische volkslied, dat ongeveer aldus luidt: Spin dan, spin, mijn dochtertje, Blijf dag en nacht aan 't weven ; Moedertje zal je wat helpen, Zij zal je een bruigom geven. De dochter vraagt angstig: Wien woudt ge mij clan geven ? Ueu ossenherdcr, dochtertje. Moedertje neen, och neen! 'Zend den ossenherder heen. Zijn hoofd rust zoo ruw, Waar de dauw ligt op het veld! Zoo gaat het gesprek voort, de moeder noemt al de knapen van het dorp, den koeherder, den varkenshoeder, den schaapherder; van den eerste heet het: Moedertje neen, och neen! Zijn hoofd rust in het gras Als de uoordewiud er blaast ! Van den tweede: Zijn hoofd rust in de ranken Waar de zoete wijn uit zwelt. Van den schaapherder: Op de wol legt hij zijn hoofd, Die hij van de schapen rooft. Het is het meisje te doen om een held, of nog eer om een edelman; als de moeder gekomen is tot den //Laitman", zingt zij; Moedertje ja, och ja! Want des Laitman's hoofd alleen Slaapt op donzen kussens in! In de borduurpatronen der Zuid-Slaven zijn de voornaamste kleuren rood en blauw; bij de Zigeu nervrouwen meest groen en rood. Al dit borduursel wordt op linnen aangebracht, vooral op mouwen en voorschoot. Het meest verspreide patroon voor hemdsmouwen draagt bij de Hongaarsehe zwervende Zigeuners den naam //ker" (huis) en doet aan kunstig in elkaar geschoven baksteeuen denken. De rand is van donkergroene wol, de groote binnenvelden toonen hoogroode draden, de kleinere gele wol met goud en zilver. Dit huis"-patroon is alleen toe gestaan aan getrouwde vrouwen; de jonge huwbare meisjes dragen een patroon dat //biriban" (allerlei) heet; het zijn in elkaar loopende vierhoeken van donkergroene wol, die weer heel kleine vierhoekjes van roode wol met goud of zilverdraad verbinden; daartusschen zijn schitterende glaskralen, met zilver of gouddraad gevoerd, gestrooid. Een ander pa troon, de //cerhen" (ster) wordt aan de jonge, nog niet huwbare meisjes toegestaan; het zijn witte sterren met een gouden kraal in het midden. Beteekent het //huis" hier de vestiging, het //aller lei" de keus, de ,/ster" de toekomst ? De Zigeuners weten het zelf niet meer. Maar deWoiwodendochters, die het recht hebben, er een fraai geborduurden gordel bij te dragen, versieren dien zeer zeker met een symbool; het patroon heet //varos" (burcht) en is alleen aan haar toegestaan. Een ander pa troon, het kruis, komt veel voor; het bevat eene woordspeling, want het woord //kruco" beteekent in de Zigeunertaai ook //geluk". De Zigeunervrou wen die een kind verwachten, dragen op haar gordel altoos dit beeld; de gordels zijn heel fraai, van strepen linnen en wit kalfsleder, men hangt er nog bereklauwen, rundertanden en hazepooten aan; deze dienen als amuletten en brengen moeder en kind geluk aan. De heel oude vrouwen hebben een patroon dat zij «sap" (slang) noemen; het slaat op hun am bacht van waarzegsters en wijze vrouwen, covalgi" en laci romni"; zij dragen bij haar bezoeken bij de zieken ook rijk geborduurde tasschen, gevuld met kruiden; zij bestrijken daarmede het lichaam van den kranke om de booze ziektedemouen te verjagen, met wie zij op deze wijze in aanraking komen. Het lichaam van de slang is altoos van roode wol, de kop van groene wol, de oogen van zilverdraari; het beest heeft een halve maan van gele wol in den bek. Daarentegen is weer een geheel ander patroon gestikt op den zak, dien de vrouwen bij zich hebben, wanneer ze de eerste nachten bij jonggeboren kinderen en.hun moeders komen waken; in die nachten verschijnen de //Urmen" (schikgodinnen), alleen door de toovervrouw gezien, en bespreken het toekomstig lot van het kind. De toovervrouw waakt dan alleen bij de jonge moeder, in het hol of in de tent, en prevelt onaf gebroken tooverformulieren, 's Morgens legt de jonge moeder ten dank een geldstuk in de toovertasch. Het borduurpatroou op deze heet Torouis" (toren). Bij de Zuid-Slaven zijn de oudste patronen de staf, de //gliste" (wormen of slangen) en de kriz" (kruis). Overigens borduren zij wat zij om zich heen zien, vruchten en bloemen, en hechten er geen beteekenis aan; kuruza" is Turksche tarwe, ,/kuruzova cima" de maïs kolven, voorts druiven, aren, weinig bloemen. De Grieksche en Armenische vrouwen borduren minder, maar schilderen; aan den Borporus, te Candilli, Cousgoundjoux, Arnaont-Keni, kan men de hoofddoeken en sluiers, de bedden, dekens en zakdoeken, met fijn schilderwerk bedekt vinden, dat de vrouwen maken. De samenstelling van de verf is een geheim; men ziet ze in kleine schaaltjes voor haar staan, ze is dan in alcohol en een gom-mengsel opgelost. De tulbent", een teere wollen stof', een soort mous seline, wordt dan uitgespreid en met het penseel worden eerst een paar rozenstclcn, dan wat blade ren er over uitgestrooid en aan deze takken dan de heerlijkste kleurigxte bloemen bevestigd. De vorm van bloemen en bloesems is gewoonlijk overal dezelfde, alleen in arrangement en afwisse ling ziet men verschil van smaak en bekwaamheid; omdat het geheel uit de hand gebeurt, zijn nooit twee doeken precies eender. De stof, aldus versierd, heet Kalemker" en wordt driemaal in zee gedom peld om te zien of zij zich goed houdt. Daarop gelijkend in kleurenpracht zijn de fraaie borduursels der Tcherkessische (Cirkassische) vrou wen ; maar dit is meer application, kleine lapjes laken, omstikt niet gouddraad en witte of groene zijde. In het samenstellen van kaleidoskoopliguren hebben zij een zeer rijken en originecleu smaak; of er in deze figuren, die woiderfraai uitkomen op den grond van vuurrood of bleekblauw of diepgroen laken, ook een symboliek ligt, wordt nog niet vermeld. Wellicht welen de bewoners het zelf niet, maar wellicht ook zou een ander, die meer van de geschiedenis van hun geloof en hun afkomst weet dan zij zelf, het voor hen kun nen ontdekken. Reddingsport Poppententoonstélling. ? Engelsche cakes. IJskisten. Recepten. Op eene kostschool in Engeland, te Southbourne-on-Sea (Ilampshire) heeft de directrice een sport ingevoerd, die zijn nut heeft. Zij heeft hare meisjes tot eene vrijwillige brandweer ge vormd, een spuit, emmers, slangen, enz. aange schaft,- en een luitenant van de brandweer uit Londen laten komen, om de leerlingen in het hanteeren en bedienen van dit alles te onder richten. De dienst is volkomen geregeld; ieder van de leerlingen weet. wat zij op een gegeven moment zou te doen hebben ; om er de oefening in te houden, wordt van tijd tot tyd, over dag of in een mooien zomernacht, plotseling het alarmsignaal gegeven, bv. »brand in zaal IV", en alles vliegt op zijn post. Boeken en cahiers blyven liggen, zooals ze lagen; twee meisjes gaan de spuit halen en trekken haar naar de aangewezen plek, twee anderen schroeven de slangen aan, op iedere verdieping ylen de aangewezen meisjes met emmers naar de kranen; in de slaapkamers worden de reddingstoestellen aan de \jzeren haken buiten de ramen vastgehecht, en de meisjes uit de benedenverdiepingen gaan drie aan drie onder aan deze toestellen staan, om ze in geval van nood strak te houden en de te redden meisjes te helpen. »Het brandgevaar ligt alleen in de verbijstering," zegt de directrice; «wanneer wy die weten te voorkomen, is het halve werk ge daan." * * * Ter gelegenheid van de tentoonstelling voor l!t()0, te Parijs, zal er ook eene poppententoonstelling gehouden worden, in dien zin, dat de costumen van alle landen en volken, historisch en van dezen tijd, er vertegenwoordigd zullen zijn. Men is reeds met het collectionneeren bezig; er bestaat reeds in de rue Gay-Lussac een museum, onder directie van Mej. Koenig, en gesubsidieerd door het ministerie van onderwys. Mej. Koenig heeft nu juist eene reis gemaakt door de de partementen, om met de hoofden van meisjes scholen te spreken over een volledige verza meling van costumes van de oude Fransche provinciën. Langzamerhand toch gaan ook de echte Cauchoises, Picardes, Arlésiennes, Bretonnes verdwijnen ; het is zaak te collectionneeren wat er overblijft en te herscheppen wat er geweest is. Er moet in die twee jaren hard gewerkt worden. De costumen uit het buitenland worden voort durend aangevuld; deze week kwamen er nog drie Engelsche poppen, boerinnen, aan, een ge schenk van Charles de Lesseps. * * -KDe heer George I'almer, dezer dagen te Reading gestorven, was een der weinige personen, die met Gladstone, Wellington, en een paar anderen hun eigen standbeeld hebben zien oprich ten. Toch was hij geen staatsman of generaal. Hij heeft met den heer Huntley de Engelsche cakes uitgevonden en hun namen zijn samen de wereld rondgegaan. De stad Reading, die haar bloei in de laatste jaren aan Palmer verschuldigd is, heeft hem een heel eigenaardig standbeeld opgericht, van brons, maar niet deftig of con ventioneel. De man staat er als een vriendelijke oude burgerman, in zijn fabrieksjas, met den hoogen hoed iri de eene hand en met de ander op zijn parapluie leunend, een accessoire dat in de beeldhouwkunst nog weinig bekend was. Men heeft ook niet verzuimd, eenige blikjes van zijn bekende «biscuits" op het monument aan te brengen. * * * IJskisten zijn vrij duur; er zelf een te maken is niet moeielijk. In een houten kist van 70 cM. ongeveer lang, 55 cM. breed, 15 cM hoog, met deksel, zet men een ledig cakesblik, dat in de winkels voor ongeveer 10 fi f 5 stuivers te krijgen is. In den bodem der kist boort men een gat als een rijksdaalder, in den bodem der blikken trommel een gat als een gulden, en zet onder de kist een bak voor het afloopende water. Men vult het blik met ijs, zet vleesch, boter, vruchten of wat ook er boven op, bier en wijn er rond omheen, en houdt de deksels van kist en blik steeds goed gesloten. * * * Cri'iiie iTiibricols, Een pond mooie abrikozen, met 125 gram suiker gekookt, wordt gezeefd, dan, als het bekoeld is, met vier eierdooiers en een glaasje kirsch gemengd, nog eens gezeefd, door stramien, met nog wat suiker in een vorm gedaan en au bain-mario gekookt. Abi'icot* ii rorniii/L'. Men kiest goede rijpe abri kozen, snijdt ze in helften en neemt de pitten weg ; laat ze dan met niet te veel suiker koken. Als de compote is afgeschuimd en van het vuui' genomen, mengt men er bet sap van een of twee chinaasappelen door, legt ze in de compoteschaal en zet ze in den kelder of in de ijskast tot men ze gebruiken wil. y.niildijke rischsoci). Van kleine zeevisschen en kleine krabben, goed schoongemaakt, laat men j het vleesch smoren in olie, waarin eene prei ia i jngeliakt. Xa een paar minuten voegt men er stukgesneden tomaten bij, en een beetje meer | water dan men soep noodig heeft; men kruidt ! het met zout, peper, een chinaasappelschil, laat i het O minuten koken, en de visch is dan geheel li.jngekookt. Men giet baar door een iijne zeef i o]) dunne sneedjes brood. i Ontdi'tli' au citufo'iil. Men laat een koekje l chocolade smelten in zoo weinig mogelijk melk ; i als ze koud is, mengt men ze met vier eierdooiers, een lepel room er, de vier stijfgeklopte eiwitten. Dan bakt men de omelet als een gewone, slaat haar dubbel, en bedekt haar met een glazuur van dikke chocolade. E -e.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl