Historisch Archief 1877-1940
No. 1054
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
Hij opent de deur achter in den winkel en roept naar binnen:
Paul, Paul!"
Een uit zijn kracht gegroeide jongen van veertien jaar met een
pafferig, bleek gezicht treedt den winkel binnen. Het is dezelfde
jongen, die Kurt's boekentasch op den grond heeft geschopt.
Klara ziet haar zoon aan, hij staat kalm glimlachend tegen de
toonbank te leunen. De andere jongen wordt verlegen en bloost en
werpt een onaangenamen, nijdigen blik op zijn schoolvijand.
Nu, waarom zeg je niet goedendag?" vraagt zijn vader.
Paul maakt een linksche buiging.
//Dat is al bijna geen kind meer," zegt Klara, alleen om maar
iets te zeggen.
/, Ja ja, en ik beleef veel plezier van hem, maar met het Latijn
wil het nog niet vlotten. En daar mijn vrouw niet zoo geleerd is
«Is u, Frau Doktor, komt er eiken dag een student, om hem daarmee
te helpen, die eet bij ons en krijgt vijftig Pfennig per les, dan kan
men aan lafel meteen nog eens een verstandig woordje spreken.
Het is werkelijk heel voordeelig. Hoe is het, jongens, geef jullie
elkaar geen hand?"
Waarom niet," zegt Kurt en strekt zijn rechterhand uit.
En daar de andere jongen nog aarzelt, lacht hij en roept hij uit:
//Laat ons daar maar niet meer aan denken."
Paul neemt de aangeboden hand aan, maar zegt bijna onhoorbaar:
//Ik zal heff je wel betaald zetten."
Klara maakt aanstalten tot vertrekken. De boekhandelaar wil grappig
zijn en vraagt met een minzaam glimlachje://Wordt er vandaag weer
geblokt ?" En zich tot Kurt wendende, voegt hij er bij: //Onder zulke
omstandigheden moet het voor jou een waar genot zijn, Latijn te
leeren, kleine man."
Op straat gekomen zegt Klara:
n Je kunt voortaan wel eens een beetje meer je mond houden, Kurt."
Kurt antwoordt niets. Hij is woedend, woedend op den boekhan
delaar, die zulke malle vragen doet, woedend opdien lam men jon
gen" en woedend op Ma, die vandaag op alles wat heeft aan te
merken.
Net alsof dat indruk op hem maakt! Heelemaal niet , geen
snippertje"
In den loop van het ,verstandige" tafelgesprek vertelt de boek
bandelaar een alleraardigst historietje: hoe Frau Doktor Passikrit
met haar zoon Latijn blokt.
//Dat geval is volstrekt niet zoo buitengewoon," zegt de student,
die voor niets aan tafel eet.
//Ja maar, het pikante van de zaak is, dat Frau oklor Passikrit
dezelfde is als Klara Kurtz.
Klara Kurtz, wie is dat ?"
//Wel, dat is juist het aardige... een tamelijk wel onbekende
ballerina van het hoftheater."
Een wat?" vraagt Paul.
Nu, een van het ballet! Ha, ha, ha...!"
Allen lachen, alleen de student is druk bezig met het verdelgen
van een stuk kip, en Paul mooi pelt met een valsch glimlachje: //Zoo
een van het ballet!..."
(Wordt vervolgd).
Pieter-Baas.
Naar men ons mededeelt, is het liedje van mr. J. E. Banck,
»Pieter-Baas"j dat, bij gelegenheid der Czaar-Peterfeesten
aan de autoriteiten en hooge bezoekers door de schooljeugd
werd toegezongen, in korten tijd een geliefde »volksdeun",
in den goeden zin van het woord, geworden, zoodat men
het in de Zaanstreek allerwegen hoort zingen. De muziek
is van den heer J. Kuilman, hoofd der school te
Schermerhorn. Het liedje zal vermoedelijk in het Russisch worden
vertaald; wij zijn in staat, den Hollandschen tekst te ge ven.
PIETER-BAAS.
Daar landde op zeeVren morgen
Een vreemdling te Zaandam
En niemand wist te zeggen,
Van welke plaats hij kwam.
Hij huurde zich een woning,
Een needrig huis en erf,
Scheepstimmerman van ambacht,
Bezoekt hij trouw de werf.
Wat ruw in zijn manieren,
Maar met een hart van goud,
Was Pieter-Baas ook weldra
Met iedereen vertrouwd.
»Wie baas wil zijn en blijven,
Dacht Pieter-Baas terecht,
»Die moet geen moeite schuwen,
»De baas begint als knecht.
»Wanneer mijn schip voltooid is,
»Dan zeil ik naar mijn land,
»Zal ik het roer omklemmen
»Met vastberaden hand."
En van den vroegen morgen
Tot aan den avondstond
Weerklonk zijn forsche bijlslag
Den omtrek in het rond.
Hoe zal het vaartuig heeten,
Hoe zijn bestemmingsplaats,
Wie is die nijvre werkman,
De wakkre Pieter-Baas?
Die werkbaas is Czaar Peter,
De Groote metterdaad,
Het schip, dat hij helpt bouwen,
Het Russisch schip van Staat.
INGEZONDEN.
Het wetsontwerp Ontzetting uit de ouderlijke macht",
In het Handelsblad van 30 en 31 Juli komt onder boven
staande titel een artikel voor.
De kwestie van kinderopvoeding is ne zoo ingrijpende, dat
«ontzetting uit de ouderlyke macht" een wetsontwerp mag heeten
van het grootste belang voor de toekomst van het
Nederlandsche volk.
Dit wetsontwerp zou echter dienen rooraf te worden gegaan
door het verheffen van Leerplicht tot wet en door het uit
breiden van de wet op de ouderlijke macht zelf.
De leerplicht.... want wie ziet niet in, dat dikwijls
die»ontaetting" niet noodig zou zyn indien er leerjilicht bestond.
De «ontzetting" blijft altijd iets onnatuurlijks en men moet
naar middelen zoeken om dezen uitersten maatregel te kunnen
.voorkomen. Aan lieden die volwassen zijn, die «ouders" zijn,
is weinig meer te verbeteren; maar aan de «kinderen" kan
alles gedaan worden, en de vorming van dat Nederlandsche volk
der toekomst is alles waard.
De leerplicht zou de kinderen dagelijks aan de (slechte) in
vloed der ouders onttrekken, zou in den meester, den opvoeder,
De Amsterdamsche gemeentebegrooting
voor 1898.
SPRENGER v. EIJK: 't Helpt niet veel, of ik al pomp
DE STEDEMAAGD: Neen, zou u ook niet denken dat mijn
iiimiiMtiimiiiMMimilumimiiiiimiiiiitlillimiMMiiiiiimMmiiiimiMiiMii
IIIIHIIIIHIMIlmlIIIIMmlmlHIB
een aangewezen controleur hebben, van de behandeling thuis
door het kind ondervonden.
De leerplicht houdt het kind bezig en leidt zijn gedachten op
iets anders dan tooneelen van dronkenschap, echtbreuk, enz. enz.
De leerplicht bevrijdt ook de kinderen van bovenmatigen arbeid
op jeugdigen leeftyd, fabrieksarbeid, van het exploiteeren door
de ouders.
De leerplicht zou onze straten bevrijden van zwervende kinderen.
De leerplicht zou de rechtbanken en gevangenissen ontlasten
van een aantal jeugdige misdadigers.
In Duitschland waar het onderwijs ontegenzeggelijk het beste
is, en waar de leerplicht reeds voor 'M jaar geleden bestond,
heeft de ondervinding geleerd dat zij zeer goede resultaten afwerpt.
Toen ik zelf in Duitschland in volksscholen werkzaam was,
bleek uit de statistieken dat 50 pCt. meer kinderen de scholen
bezochten dan voor dat een geldboete gezet was op het niet
volbrengen van die plicht. Op het platteland werd tweemaal in
't jaar door een omroeper aan 't volk meegedeeld dat de kinderen
dan en dan geboren, nu aan den leerplicht moesten voldoen.
Zeer uitgebreide controle werd uitgeoefend, zoowel op rijken
als op armen, en de ontheffing door geneeskundig advies moest
telkens vernieuwd worden. Duitschland laat het niet over aan
de ouderlijke willekeur of belangzucht, of zij der staat goede
burgers willen geveu. Waar gemeenschap is, gaan de belangen
van die gemeenschap boven die van 't individu.
Het kwaad voorkomen, is beter dan eene behendige, doch
altijd gevaarlijke operatie ondernemen; tot die gevaarlijke operatie,
op sociaal gebied, behoort zeker »de ontzetting uit de ouderlijke
macht"; en tot de middelen om het kwaad althans gedeeltelijk
te voorkomen, in elk geval te temperen behoort onge
twijfeld de leerplicht.
De uitbreiding van de wet op de ouderlijke macht is in zoo
verre noodzakelijk, dat het oude wetsartikel alleen VADKRLUKE
macht verstaat, terwijl de ontzetting van de moederlijke macht
dikwijls evenzeer noodig is.
Als ik mij niet vergis, is dit wetsontwerp reeds elf jaar,
sinds 1886, aanhangig. De kinderen van toen zijn reeds de
menschen van heden ; er is veel veranderd en veel gedacht sinds
dien tijd; men is ook gaan inzien dat de wetten op ouders
en kinderen, voogden, enz. meer met het oog op rijken,
bezittende, gemaakt zijn; dat zij vooral betrekking hebben
op materieele rechtvaardigheid en bescherming, terwijl de arme
kinderen en de arme ouders meer behoefte hebben aan moreel
steunende wetten.
Daar een wet byna een menschenleven schijnt te vorderen om
tot stand te kunnen komen, zou het wellicht eenvoudiger zijn
geen wetten meer te maken .... omdat in onze, door stoom
kracht en electriciteit gezweepte samenleving, de toestanden
telkens veranderen en de toepassing van een nieuwe wet spoedig
verouderd en onuitvoerbaar blijkt.
De meeste wetten op ouderlijke macht en de «ontzetting" uit
die macht zijn entoereikend omdat het misbruik maken niet
voorkomen wordt.
Dat de wet op de ouderlijke macht (vooral met het oog op
de ontzetting) wel deugdelijk herzien moet worden in dien zin
dat niet alleen de vaderlijke- doch ook de moederlijke-macht,
onder ouderlijke-macht te verstaan is, bewijst het groot getal
kinderen waarvan de vader i>f dood of onbekend is.
Als wet die de ontzetting uit de ouderlijke macht dikwerf
overbodig zou maken, zou de leer)>lidit een van de eerste
plaatsen innemen.
CATIIAKI.NA AJ.BKRWNOK TIIUM.
In het midden latende, in hoe verre de redeneering over
«ontzetting uit de ouderlijke macht" afdoende mag heeten, plaatsen
wy gaarne deze aanprijzing van Leerplicht welker beteekenis niet
weinig wordt verhoogd door het feit dat zij uit de pen van een
geloovige katholieke, als mej. Cath. Alberdingk Thijm, is gevloeid.
Red.
Een onfle grief.
«Het Vaderland vergeet zyn Helden niet."
Wl.TNMALEN.
Het is een mooi woord, dat kapitein Wy'nmalen, aan boord'
van de Koningin Wilhelmina, na haar binnenkomen te IJmtüden
het detachement en inzonderheid sergeant Zeig toesprak: »het
Vaderland vergeet zijs Helden niet," een woord, dat mij dezer dagen
opnieuw in de gedachte kwam by 't lezen van een uittreksel uit
't verslag der vereeniging «Trouw aan Koning en Vaderland," en
't verhandelde op haar jongstgehouden vergadering, in welke
o. a. besloten werd wederom aan te vragen eene Rijkssubsidie
van f 25000, alsmede machtiging om andermaal te houden eene
algemeene collecte. Die subsidie zoowel als die collecte moeten
strekken ten behoeve van de oude, nu afgeleefde Helden des
Vaderlands.
«Millioenen schreef my iemand een paar jaar geleden
»heeft men over voor ons krijgsmnterieel, geen enkele ton heeft
»men willen besteden ten behoeve van onze krijgers, die eens,
«door waarachtige vaderlandsliefde gedreven, vol heilige
geest»drift zich zelven bloot stelden aan doodsgevaar en de hunnen
»aan kommer en rouw."
Het getal der door bovengenoemde vereeniging bedeelden
bedraagt thans 516, van welken er 298 honderd en vier gulden
'sjaars, 150 slechts vy'ftig gulden 's jaars, en i!H let wel !
zelfs tien gulden 'sjaars ontvangen. Gelukkig voor de oudjes,
dat zij al is 't voor velen te weinig ? althans dit nog
krijgen; maar het blijft zeker velen met mij grieven, dat zy dit
krijgen als bedeeling, dat dit geld voor een gedeelte zelfs moet
komen van een collecte!
Het schijnt mij dus toe, dat het woord van kapitein Wijnmalen
niet altijd opgaat, en dat het Vaderland wel degelijk zijn Helden,
en nog wel zijn oudste Helden vergeet, zoo geheel anders als
in andere landen, b.v. Frankrijk en België, pleegt te geschieden.
Nu weet ik, hoe in bovengenoemd verslag gewaarschuwd wordt
tegen «jammerklachten in de verschillende bladen omtrent het
niet genoeg verzorgd zijn der Metüen Kruisridders," ik weet
ook hoe daar verder op gewezen wordt, dat »de roerendste
klachten in een ingezonden stuk weinig succes hebben"
wien de schoen past, trekke hem aan ! maar dat alles be
neemt mij den moed niet nog eens te slaan op het oude aam
beeld, nog eens voor den dag te komen met de oude grief:
»het Vaderland vergeet zijn Helden van '39, '31 !"
En daarmee doet het onrecht aan de ouden en bluscht het de
geestdrift bij de jongeren.
Ik weet niet, hoe onze nieuwe regeering over deze zaak denkt,
hoe zij in deze beschikken zal, straks bij de behandeling der
begrooting. Maar hartelijk zullen zeker velen in den lande met
mij wenschen, dat, eer aangebroken is het kroningsjaar onzer
beminde Vorstinne, uit den weg geruimd zal zijn een oude grief,
afgedaan zal zijn een oude schuld, met welke beladen, het
Kederlandsche volk zijn nieuwe toekomst niet mag tegengaan.
Een land, dat zijn groote mannen nog eert, gaat niet zoo ras
ten gronde!
Grosthuizen (X.-IL), Koninginnedag 1897.
F. W. DRIJVER.