Historisch Archief 1877-1940
No. 1055
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
vakvereenigingen noodig zijn bij loonbewe
gingen en werkstakingen.
***
Aan de opname van bovenstaand artikel
wenscht de redactie geenszins de beteekenis
gehecht te zien, dat zij reeds op grond van het
door den heer Bymholt aangevoerde, de vak
vereenigingen veroordeeld zou willen zien.
iiiiilitiiiiiiimtiiiiiiuiiinuimmiiiimiiiiiiiimiimuunimimiiimimiiliiiu
TOONLLCTTMVZIEIK
Peter Benoit en net KonME Vlaamsen
Conservatorium,
Op Zondag 12 September zullen de te Ant
werpen bijeengekomen Vlamingen eindelijk uiting
kunnen geven aan hunne, reeds sedert weken
met moeite ingehouden geestdrift.
Zij zullen met juichkreten den man begroeten
in wiens geheele leven het streven en strijden
van het Vlaamsche volk geconcentreerd is; den
man die zonder ophouden gearbeid heeft aan
wat hem als ideaal voorzweefde : eene toonkunst
die het Vlaamsche volkskarakter weerspiegelt en
die zich met geene andere dan de Vlaamsche
taal verbindt.
En 't moet erkend worden dat juist nu het
tijdstip goed gekozen is, want de verheffing van
de Vlaamsche Muziekschool tot Koninklijk- of
Staats-Conservatorium is de bekroning van het
moeitevol en volhardend streven van Vlaanderen's
meest gevierden toondichter, van Peter Benoit.
Die Vlaamsche Muziekschool was altijd het
lievelingskind van haren stichter, die in haar
zag het beste middel om zijne denkbeelden en
begrippen omtrent de kunst onder het volk ingang
te doen vinden.
Als allereerste voorwaarde hield Banoit on
wrikbaar daaraan vast, dat het onderwijs in geene
andere dan in de Vlaamsche taal zou worden
gegeven, en dat zooveel mogelijk en voorzoover
zij geschikt bleken, werken van Noord-en
ZuidNederlandsche meesters in het leerplan zouden
worden opgenomen. Voor alles dus moest zijne
stichting een Nederlandsch karakter dragen.
?miiiiiiiitiiittnii minimum niiiiii
iiiiiiiiiiiiiiitiiHiiiiiiiiiiiiiiiiiitiiiiirintniiiiiiitiititrniitiiiiiiiiiniiiiiiini
DE BOEDEL TARRADE,
naar het Fratiscli
VAN
MASSON?FORESTIER.
(Slot.)
Niets ontdekt, heeren? Niet V" vroeg de kan
tonrechter, //Nu, ik heb mijn tijd niet verloren;
ik heb wonderlijke dingen gevonden, usschen
twee uitgaven voor zijn huishoudentje in, heeft
de goede man voor de vuist weg allerlei herinne
ringen uit bet verleden, bespiegelingen over de
fortuin en zedekundige stellingen opgeteekend;
//Betaald aan mijn kleermaker voor een grijs
zomerpak, 35 francs. Mijn kleermaker steekt m
geen goed vel. Ik geloof dat hij teringachtig is
en toch zingt hij opera-aria's, [k ben onrustig
en ongelukkig. De helft van mijn leven heb ik
de wereld door gezworven en nu leef ik opge
sloten, afgezonderd van iedereen, ontevreden. Ik
heb dertig jaren gezwoegd, om een klein vermo
gen bijeen te brengen, waar ik ternauwernood
genot van heb, niettegenstaande ik er mij weinig
om bekommer, iets voor mijn erven na te laten."
,/Wanneer is dat gedateerd ?" vroeg de klerk.
Den zesden September van verleden jaar."
//O, dat is ten minste belangrijk. Is er niets
meer ?
^ //Jawel,' let nog eens op deze passage: //Ik zal
geen tien jaren meer leven. Aangenomen dus,
dat ik nog vijftig duizend francs bezir, dan is
dat meer, dan ik noodig heb, want ik verteer
geen drie duizend francs per jaar en het huis is
mijn eigendom, zoodat ik geen huur behoef te
betalen. Ik kan dus een gift maken anoniem
natuurlijk, zooals altijd ik zal twee duizend
Dat hij hierdoor dadelijk de sympathie der
Vlamingen verwierf is begrijpelijk, maar even
duidelijk moet het zijn dat de Franschgezinden
in die school een gevaarlek wapen in de hand
hunner tegenstanders zagen, en dus met al hunne
krachten zich tegen hare ontwikkeling trachtten
te verzetten en haren bloei tegenwerkten.
Als gevolg van een en ander was Benoit ge
noodzaakt by voortduring voor het behoud van
zyne muziekschool te strijden tegen
kwaadwilligen die direct, en onverschilligen die indirect,
door hunne lauwheid, haar schaadden. Tijdgenooten
die al wat in die jaren gebeurd is meeleefden
en dus van alles geheel op de hoogte zijn, ver
klaren het een wonder dat Benoit steeds als
overwinnaar uit den kamp kwam, en zijn een
stemmig van meening, dat een ander, minder
onverzettelijk en energiek als hij, reeds lang den
strijd zou hebben opgegeven.
Maar juist die onverzettelijke energie, gepaard
aan het vertrouwen in de levenskracht van zijne
schepping en gesteund door de overtuiging van
haar recht van bestaan, deden hem volharden in
het zekere vooruitzicht van eenmaal te triomfeeren.
Ten bewyze hoezeer de tegenstanders samen
spanden, volge hier eene aanhaling uit een
artikel in »Neerlandia" van professor Julius
Sabbe, uit Brugge. Deze schrijft:
»Wij weten in dien strijd van een
oogenblik van opperste crisis te spreken, toen de
heele Fransche pers van Antwerpen en
Brussel gemeene zaak met al die vijanden
maakte, en, in eene nooit ontwapenende
polemiek, den schepper der Vlaamsche
Muziekschool hatelijk, of erger nog. belache
lijk trachtte voor te stellen, met het erkende
doel hem te doen verdwijnen.
De toestanden en verhoudingen geraakten
zoo erg gespannen, dat de Staat die Benoit
als een vorsten- als een godengeschenk aan
Antwerpen had gegeven zich verplicht
achtte op te treden, om den eereman tegen
al die loopgravendelvers te verdedigen, of
liever, om hem weer in zijn ware, schitte
rende klaarte te stellen.
Leo van Gheluwe, inspector van den Staat,
werd met de zending belast.
Al de aantijgingen en beschuldigingen, de
verdraaiingen en overdrijvingen vielen in 't
niet voor het licht der waarheid, en l'eter
Benoit kwam vergroot uit den strijd, dien
hij voor de zegepraal der nationale begin
selen had durven aanbinden en volhouden.
De groote kamp was doorgeworsteld."
Met practischen blik zag Benoit dat zijn doel
met dit resultaat nog niet bereikt was, en dat,
zoolang de muziekschool bleef eene particuliere
inrichting, gesubsidieerd door stad en provincie,
iedere verandering van bestuur in gemeente en
gewest oorzaak van nieuwe verwikkelingen, ja
zelfs later, wanneer hij er niet meer zijn zou
om de school te beschermen, van haren onder
gang kon zijn.
Het eenige middel hiertegen zag hij in de
verheffing der school tot Staats-Conservatorium,
evenals die te Brussel, Gent en Luik, met dat
onderscheid dat zijne school, gevestigd in 't hart
van het Vlaamsche land, zou zijn eer blijven
eene volstrekt Vlaamsche instelling.
Juist dit punt was weer oorzaak dat het zoolang
duurde voor des meesters ideaal bereikt werd .
De voorwaarden waarop de minister in de ver
heffing tot Conservatorium wilde toestemmen
boden niet genoeg waarborg dat geen vreemd e
invloed zich zou doen gevoelen; van zijn kant
wilde Benoit, gesteund door zijnen trouwen Jan
van Kijswijck, den beminden burgemeester van
liiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiilMiimiitimmiiiiiiiiiiimiimMiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii
francs aan het gesticht voor verwaarloosde kinde
ren sturen .. ." Wat nu volgt zal ik maar over
slaan, 't, zijn jammerklachten over den algemceuen
achteruitgang van ons land, tlan kom ik aan deze
hoogst belangrijke passage: als ik eens plotseling
stierf, wat zou er dan met mijn geld gebeuren ?
Mijn zuster, die mij niet genegen is, voor wie ik
ternauwernood achting heb, maar die ik toch niet
wil onterven, zou dadelijk maken dat ze erbij
was, en de heeren van 't gerecht met hun
grijpklauwen... ,/wel bedankt namens de heeren," viel
de taxateur in ... //zouden overal snuffelen, maar
niets vinden. Dat idee lijkt me ! of beter nog dat
het tien jaar, twintig jaar, een eeuw ua mijn dood
pas gevonden wordt. Daar de Eransche bank
altijd haar oude biljetten inwisselt, zou mijn
vermogentje althans nog eens iemand tot een gelukkig
man maken. Hem zou ik het van harte gunnen,
temeer wanneer het een arme drommel is, voor
wien het leven wreed is geweest.
Geteekcnd: Platon Tarrade."
//Hm! wat zegt u daarvan, heeren? 't Moet wel
verbazend goed verstopt zijn. Wat zou uw patroon
doen, dunkt u, als hij hier was, mijnheer (Quertier?"
//'k Zou 't u waarlijk niet kunnen zeggen."
//Nu, als ik mijn meeuing mag zeggen, dan is
dit de weg dien wij moeten volgen: Onze bemoei
ingen opschorten, zoodra de taxatie is afgeloopen;
de erfgename op de hoogte stellen en haar ver
zoeken over te komen. Ongetwijfeld zal de
waardige dame, die als rechtgeaarde dochter van
Auvergne wel op den penning zal zijn, zoodra zij
verneemt dat hier wat te halen valt, zich wel
haasten om beter te worden en oogenblikkelijk
hierheen snellen. Als Platon Tarrade haar goed
beoordeeld heeft, zullen wij haar wonderen zien
verrichten om den schat op 't spoor te komen. Zij
en haar man zullen leeper zijn dan wij, geloof
dat gerust."
't Idee lijkt ons uitstekend, mijnheer de kan
tonrechter. Opschorten dus maar."
Antwerpen, geen duimbreed prys geven, en zoo
doende verliepen jaren zonder dan men het
gewenschte doel scheen te naderen.
In den laatsten tijd vernam men geruchten dat
de kansen gunstiger stonden; weinigen geloofden
het! Toen, op eens de tijding dat de Staat de
voorwaarden, door Antwerpen gesteld, aanvaardde
en dat dus op l October 1897, dertig jaren na
hare oprichting, de muziekschool den titel zal
voeren van : Koninklijk- of Staats-Conservatorium
voor de Vlaamsche muziek.
Dat de voordeelen zich niet bepalen tot eene
naamsverandering, kan blijken uit eenige punten
van de gesloten overeenkomst.
Ten eerste is bepaald dat: »het jaarlijksch
budget der nieuwe inrichting eene som van cir ca
100.000 francs zal bedragen, waarvan r;i<; ten
laste van den Staat, 'j c ten laste van de Stad
en 2/Mi ten laste van de Provincie", maar boven
aan staat de aannerfing van deh nadrukkelijk en
eisch der stad Antwerpen: dat de school, in hare
strekking, sooals in haar onderwijs, Vlaamsch gal
gijn mor alle toekomst."
't Is om deze zegepraal te vieren en om zyne
liefde voor meester Benoit, den man die hun die
zegepraal bezorgde, nog weer eens duidelijk en
openlijk te doen blijken dat het Vlaamsche volk
Zondag en Maandag juichen en jubelen zal. En
wij, Noord-Nederlanders, die er heen trekken
om den kunstenaar ook onze hulde en die van
vele landgenoten te brengen, zullen dat feest
met vreugde en opgewondenheid meevieren.
Want, al mag 't waar zijn, dat Benoit's muze
ten Noorden van de Schelde, waar wij in de
toonkunst meer de ernstig-Duitsche richting
volgen, niet altijd zoo verstaan werd als in 't
Vlaamsche land, toch zullen wij den meester
gaarne die eere brengen dat wij hem schatten
en hoogachten als een onverzwakt strijder voor
en strever naar het hooge in de kunst; een
onvermoeid arbeider aaa de hem toebedeeld e
taak; maar, boven alles als de man die zijn
geheele leven er aan wijdde om zijne
landgenooten smaak voor en begrip van de tomkunst
te doen krijgen; eene taak die hij schitterend
volbracht heeft en die hem eene beteekenis voo r
zijn vaderland heeft doen verwerven, zóó groot
dat eerst het nageslacht ten volle daarover zal
kunnen oordeelen.
WOUTKK IIl'TSCI lE.NIil'VTEU.
De triple-alliantie op noten.
Ter eere van het bezoek van keizer Wilhelm
en koning Umberto aan Wiesbaden heeft de
hofkapelmeestervSehlar bij een gelegenheidsstuk
van Lauff, dat den titel Sa/re draagt, muziek
gecomponeerd, waarover de Itlicinischer Koerier
het volgende schrijft:
»Bij het binnentreden der Majesteiten klinkt
de door 24 historische trompetten geblazen
Savoyaarden-fanfare. Dan wordt het Italiaansche
volkslied aangeheven door de houten blaasin
strumenten, en ten slotte vereenigen zich de 24
trompetten hiermede.
»Nu begint het voorspel, waarin verschillende
thema's zijn verwerkt, onder anderen een
vredesthema en een gebed. liet voorspel eindigt met
een >; Wecknij ", die door vier trompetten op het
tooneel wordt geblazen. Het scherm gaat op en
een melodrama begint. Bij het optreden van
sltiilifi" wordt het Italiaansche volkslied als
Scherzo ten gehoore gebracht. Nu volgen kleine
intermezzo's, waarin het gesproken woord als het
ware licht onderstreept wordt; ten slotte leidt
een climax weder tot het vredesthema.
«Terwijl het Ewige Rome en de twee adelaars,
HiiiiiiiiiiiiiiiiHtiMMiiiiitiiiMMiiiiiiiiniiiiitiiiHiitiniiiiiiiiiiiiiiiiirniitliiiiil
Mevrouw Viersot is aangekomen. Een lange,
magere vrouw, met gemelijke trekken en een ar
moedig uiterlijk. Zij is alleen gekomen. Misschien
wantrouwt zij haar man . , .
Eu de vacatiëu zijn hervat. Reeds vier mid
dagen achtereen is het huisje in alle hoekeu door
zocht. De meubelen zijn uit elkaar genomen, de
vloereu opgebroken, de laiiibriseeriugen losgemaakt.
Er is niets gevonden. Daarna heeft de erfgename
op raad van den kantonrechter die schik in het
zaakje heeft en met jeugdig vuur het onderzoek
leidt naar het bureau van politie in Parijs
geschreveu, om haar een specialiteit te zenden. De
man heeft alles ten onderste boven gekeerd; hij
heeft zelfs de boeken uit hun. banden gelicht,
gaten in het, hout van de schotten der ledikanten,
van de .stoelpoot.cn, tafelbladen en armleuningen
geboord. Een gegoten haardijzer, dat eeuigsziiis
hoi klonk, heeft hij verbrijzeld. Aldoor niets!
Volgens zijn meeuing is er geen schat.
//Jawel, ik beweer dat er wel een is!" houdt de
kantonrechter stokstijf vol.
//Neen," bromt de zuster. //Mijn broer is altijd
een hatelijk meusch geweest. Hij heeft bij zijn
leven nooit iets voor m ij gedaan, en nu houdt hij
mij nog voor den mal."
Kom, kom, de enkele regels die ik van hem
gelezen heb zijn geschreven door iemand zonder
de minste boosaardige bedoelingen. Uw broer
moet integendeel eeu goed meusch zijn geweest."
/?.... Hij zal het expres gedaan hebben, om ons
op kosten te jagen."
//Mevrouw, ik zou in uw plaats den moed niet
laten zakken. Ten overvloede verzoek ik u te
geloovcn, dat alle moeite en tijd die ik aan dit
onderzoek besteed heb, mij hoegenaamd geen
voordeel opleveren."
..... Maar anderen toch wel!"
//Wie dan?"
Den notaris.... en uw grillïer."
//Mevrouw," zegt de kantonrechter gekrenkt,
//als u er zoo over deukt, ga ik heen. Mijnheer
Quertier, wees zoo goed in uw inventaris te ver
melde1.), dat ik mij met mijn grillier aan de zaak
de Duitsche en de Oostenryksche. op het tooneel
langzaam omhoog stijgen, klinken achter het
tooneel koor- en orgelfragmenten; bij het vallen
van het scherm doen zich weder de 24 historische
trompetten hooren. Het Italiaansche volkslied
wordt, in overeenstemming met zijn bewegelijken
aard, telkens door de houten blaasinstrumenten
voorgedragen; het Duitsche in breede harmo
nieën door het koper, terwijl het strijkkwartet
verbindend optreedt."
Deze muziek, door keizer Wilhelm gekeurd
en goed bevonden, schijnt ons berekend op ooren,
die bij het kanongebulder der keizermanoeuvres
iets hebben geleden en nog slechts op zeer krach
tige prikkels reageeren.
IIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIHIM1IIIIIMIIIIIIIM1IIIMIIIIIIIIMIIIIMIMIIIIIIIMIIIIIIIII
L
STenLlTTUlLN
De toren te Menen.
Een van de weinige, mooie monumenten die
ons in Nederland uit den gothieken tijd restten;
een van de weinige men telt ze met drie of
vier mooie torens uit den tijd van vóór de
Renaissance, is door den brand in deze week
vernietigd En dat juist dit ongeluk aan dezen
zeldzamen toren moest overkomen is dubbel te
betreuren, omdat hij uit een serie van werken
van gelijke bestemming, uit gelijken tijd, zeker
niet een van de minste was, en nu eenmaal voor
beelden in dezen geest in ons kleine land zeer
schaarsch zijn.
Om een kleine schets van de historie van dit
merkwaardige monument te geven, zij herinnerd
dat een inscriptie den aanvang van den bouw op
den l len Mei 1492 stelt, en de voltooing den 28en
Mei 1531 werd bereikt. Herhaalde herstellingen,
zooals aan dit soort bouwwerken uitteraard zeer
dikwijls moeten geschieden, hadden langzamer
hand de eindbekroning van geheel renaissance
maaksel doen zijn. Een met leien gedekt dak,
van eigendommelijk profiel, zal in de achttiende
eeuw waarschijnlijk de oudere spits die ook wel
van bergsteen geweest zal zijn-- vervangen heb
ben ; zoodat in deze dagen, tot nog kort voor
den brand, het rijzige geheel in bijna volkomen
geconserveerdheid hoog boven het dak van de
nabije kerk uitstak.
Voor wie dezen toren kende, en met steeds
vermeerderende bewondering den prachtigen. toren
van Amersfoort van bijna dezelfde teekening
als deze afgebrande boven de lagere huisjes
met roode daakjes heeft zien stijgen; wie den
prachtigen laat gothischen toren, die in Maastricht
vlak naast de oude Sint Servaas zich ver
heft, heeft aanschouwd en bewonderd ; wie den
Domtoren te Utrecht kent, en in Leeuwar
den de »01den llove" stil en statig en sterk zie h
niet al te hoog boven het leege plein, waar eerst
de kerk stond, heeft zien verheffen ; en wie met
studieusen ernst de schoonheid van deze eigenaar
dige monumenten heeft doorvoeld, voor dien zal het
reden tot treuren zijn dat deze zeer eigenaardige
Geldersche streek van een zoo prachtig monume nt
beroofd is. Want die oude gebouwen geven een
zoo bijzonder cachet aan de geheele omgeving.
vormen er zoo een geheel mee, zijn zoo in de
lokale kleur, in de stemming, bij heel het land
schap of bij het stadsgezicht behoorend, dat men
zijn eigen vaderstad soms niet meer herkent als
immuun IIHIIHIIIIHIIIII minimum i imiiiiiiiiinni
onttrek. Ouze plicht was te blijven, zoolang er
verondersteld kou worden, dat bier of daar een
schat was verborgen, maar van het oogeiiblik af,
dat de erfgename zelf overtuigd is, dat die niet
bestaat, gaan wij heen. Tot ziens, mijn waarde,
gegroet, mevrouw.''
* ?*
*
I)e klerk bleef alleen met de zuster over. Haar
tersluiks opnemend begon hij de gekwiteerde reke
ningen, assurautiepolissen en belastingpapieren te
sorteeren; wanneer hij een brief vond, doorliep liij
dien en gaf hem dan aan de zuster, die hem las,
i.iaar aandachtig, langzaam, en vervolgens in het
vuur wierp. Eindelijk werd zij ongeduldig:
//En wanneer zal u zoowat klaar /ijn?"
//Wanneer ik al die papieren gelezen heb."
//Waarvoor hebt u noodig ze te lezen? .. . als
er een testament was .... 't zou tegen mij zijn."
//Heel wel mogelijk!''
//Welnu! En denkt u dan soms dat ik u zal
betalen om mij te kort te doen?.. .. 'k Heb er
genoeg van, schei uit, ga lieen en geef mij de
sleutels."
Die vrouw had, als eenige erfgename, gteu ster
veling rekenschap te geven. Quertier begreep haar.
Hij stond op, borg zijn akte, sloot zijn inktkoker
en ging heen.
* » *
Zooals de klerk voorzien had besteedde mevrouw
Viersot een groot deel van den nacht, om allerlei
paperassen in den haard te verbranden. Dd nala
tenschap zou ongetwijfeld gering zijn (de opbrengst
van liet huisje, en den inboedel) maar zij was ten
minste zeker die te honden.
Alvorens naar Auvergne terug te keeren, ging
zij den notaris opzoeken en droeg hem op, zoo
spoedig mogelijk tot den verkoop over te gaan.
Vasselot beloofde baar, dat alles binnen veertien
dagen zou zijn afgeloopen.
* #
*
Het is 's morgens tien uur; de veiling begiut
niet vóór tweeën. Querticr wandelt in het nette
tuintje, waar de hyacinthen nu reeds vrijwel zijn