Historisch Archief 1877-1940
No. 1055
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
DAMEjS.
Nationale Tentoonstelling yan Vrouwenarbeid,
Mijnheer de Redacteur.
Mag ik in uw blad, dat steeds voor alle goede
dingen open staat, eene kleine ruimte vragen,
voor de mededeeling dat er in den loop dezer
maand door de dames van het stedelyk comité,
voor Amsterdam, der aanstaande Nationale Ten
toonstelling voor Vrouwenarbeid, een beroep zal
worden gedaan op de mildheid der Amsterdamgche
ingezetenen. Zy twijfelen niet of deze zoo goede
zaak, van een algemeen nationaal belang voor de
grootste helft der Nederlandsche bevolking, zal
door Amsterdam als voorgangster aller Neder
landsche steden, met mildheid worden gesteund;
maar tot dusver bleek dit nog onvolkomen, daar
onbekendheid onbemindheid voortbrengt. Daarom
stellen de dames van het comitézich dan ook
voor, persoonlek de inzameling der giften te
houden, en de gewenschte inlichtingen te geven.
Tevens maakt het bestuur der Vereeniging
bekend, dat de aanstaande algemeene vergadering
gehouden zal worden, alhier op 29 September
in de bovenzaal van «Eensgezindheid", en ook
voor niet leden toegankelijk zal zijn, en het be
stuur spreekt de hoop uit, dat velen van de
gelegenheid om iets naders aangaande de ten
toonstelling te vernemen, gebruik zullen maken.
Met beleefden dank voor de afgestane ruimte,
Namens liet Plaatselijk Comité:
Mevrouw SCHOLTEN-COMMEMN.
Mejuffrouw MERCIEB.
Mejuffrouw BIENFAIT.
liiiiiiiliiiiiliiiiiiimiiiiiiiiiiillini
Naar aanleiding van
Kip, iïhel) je,
Het volgende stukje was geschreven en aan
de redactie ingezonden vóór het stukje van
mej. Elise A. Haighton verscheen. Na de lezing
van »Kip, ik heb je", begreep ik dat aanvulling
geen kwaad kon en verzocht de redactie het
terug te mogen ontvangen. Het kwam my by
nader inzien evenwel beter voor het
oorspronkelyke schetsje niet te wyzigen, maar, naar
aanleiding van mej. Haightons schetsje, eenige
bemerkingen er aan toe te voegen. Allereerst
dus myn bedoeld stukje. Hier is het:
Een nieuw bedrijf Toor vrouwen.
Myn buui nan klaagde mij onlangs zyn nood :
»lk weet waarachtig niet wat ik met die meid
beginnen moet," begon hy. »Als je je geld op
stapels hebt liggen, komt het er niet op aan,
maar je weet ik leef van een klein pensioen en
als ik dood ben, heeft ze niets dan die paar
duizend, die ik heb opgespaard."
»Die meid" was Marie, zijne dochter, een flinke
deern van 25 jaar, die zyn huishouden beheerde
sinds de moeder oud en ziekelyk was, een flink
meisje, maar die geenerlei opleiding had genoten,
noch zooveel kennis vergaard als in onzen ty'd
wel noodig is. Geen wonder dus dat de oude
heer een beetje bezorgd omtrent haar toekomst
was. 't "Was juist zooals hij gezegd had, als hij
kwam te overlijden stond Marie om zoo te zeg
gen op straat.
Ik dacht een poosje na.
Wy' liepen in myn tuin rond, want wij liepen
gewoonlyk zoo maar by' elkaar binnen en eens
klaps kreeg ik een idee.
«Waarom zet je haar niet in een hoenderpark?"
vroeg ik.
»In een... hoenderpark?" vroeg mijn vriend,
in de uiterste verbazing.
»Ja, laat haar een hoenderpark beginnen. Wie
verzorgt je kippen? Marie, nietwaar? Wie is
het, die verleden jaar een paar keeren met goed
gevolg kippen heeft laten broeden en voor de
kuikens gezorgd, tot zij groot genoeg waren om
voor zichzelf te zorgen ? Marie! Ik weet nog
heel goed, dat jy' er niets op gesteld was, maar
ten slotte heb je my zelf bekend, dat ze, omdat
je te veel kippen kreeg, er een twintig of daar
omtrent verkocht heeft en dat ze er een aardig
voordeeltje uit geklopt heeft."
»Dat is alles goed en wel, vriend, maar een
bestaan ... denk eens na, een bestaan is daarin
toch niet te vinden ?"
«Niet? Nu dan weet je er al heel weinig
van, amice. Wil ik je eens wat zeggen ? Weet
je wel, dat je tegenwoordig kippen kan fokken
waarvoor je 5, 10, 20, ja 100 gulden per stuk
kan krijgen?"
AVatte .. . ?"
»Ja, watte! Weet je wel dat ik zulke sommen
heb zien betalen voor n enkele goede haan ?
Weet je wel, dat in ons land in 1882 werden
ingevoerd rijf en sestiij millioen eieren, die wij
hier konden produceeren en dat wij in dat jaar
slechts drie en een half millioen eieren uitvoerden?"
Myn vriend stond met open mond mij aan te
staren; hy' wandelde eerst voort toen ik hem
meetrok.
»Je hebt zeker wel eens gehoord van kippen
en eieren, die uit Italiëkornsn," ging ik voort.
»Wil ik je eens zeggen hoeveel eieren dal land
gemiddeld per jaar uitvoert ? Dat varieert
tusschen de tweehonderd en driehonderd millioen.
Millioen.'?' riep mijn vriend uit.
»Ja, millioenen. En zeg nu nog dat in een
hoenderpark geen bestaan te vinden is. . ."
Hy sloeg de handen in elkander.
* *
#
Een gevolg van dit gesprek was, dat Marie
werkelyk een hoenderpark begon; eerst op zeer
bescheiden schaal en naarmate hare verdiensten
stegen dit uitbreidde. Thaus is wijn oude vriend
nog in leven, maar hy is niet bezorgd meer over
de toekomst van zijne dochter, want die is
verzekerd.
Wij hebben lang geconfereerd vóór wy het
over de zaak eens waren, niet omdat er bezwaar
was, want Marie gloeide dadelijk voor het hoen
derpark, maar omtrent de vraag over welken
boeg wij het zouden gooien. Ziehier wat de
slotsom was:
Een schuur aan het einde van den tuin werl
ingericht tot kippenhok, d. w. z., die schuur werd
door middel van gegalvaniseerd vlechtdraad van
den zolder tot den vloer in vijf even groote
afdeelingen verdeeld, terwijl er nog een zesde
overschoot tot berging van de benoodigdheden.
In elke afdeeling werden eenige flinke stokken
aangebracht en een paar nestkastjes en daarmede
waren de hokken gereed. Daarbuiten werden
eveneens vijf rennen getimmerd, wat eenvoudig
plaats had, door van afstand tot afstand breède
en dikke latten in den grond te slaan en daarom
hoog vlechtdraad te spannen van 1.80 M. hoog,
waar geen kip overvliegt. Het waren lange
ruime rennen en om den anderen dag kreeg elke
afdeeling op hare beurt de vrijheid om te gaan
weiden op een stuk land, dat achter den tuin
lag. Met weinig kosten was dit geheel tot stand
gebracht. Ik meen dat een en ander nog geen
50 gulden kostte. De kippen hadden bovendien
in de schuur een flink ruim hok, om bij slecht
weer binnen te blijven en dan werden zij ook
eenvoudig opgehouden.
Toen kwam de bevolking.
Marie schafte zich vyf soorten aan, die goede
leggers of goede vleeschkippen waren en van
elke soort 10 hennen en l haan, te weten: 2
koppels Italianen, l koppel lichte Brahma's, l
koppel Houdans en l koppel Crevecoeurs. Zij
had dus 50 kippen om mede te beginnen; zij
kostten haar pi. m. 150 gulden, maar daarvoor
had zij puik, puike raskippen. Het geheele
kapitaal bedroeg dus 200 gulden.
In het eerste jaar kreeg zyn pi. m. 5000 eieren,
die zij voor een gemiddelde prijs van 3'/2 cent
op de markt liet verkoopen. De opbrengst was
dus 175 gulden.
Aan voeder betaalde zy' pi. m. 90 gulden. Er
bleef dus over eene winst van 85 gulden, zeker
een mooie winst van een kapitaaltje van 200 gulden.
En daar zy' voortdurend uitbreidde, had zij
spoedig haar grondkapitaal verdiend en begon
het hoederpark op een zaakje te gelyken, zoodat
zij mij na enkele jaren kon verzekeren ruim
1000 gulden inkomen te hebben.
Zooals ik zeide, de oude heer had geen zorg
meer voor de toekomst zijner dochter en kon
gerust zijn tijd te gemoet zien.
Welk een veld van exploitatie de pluimveeteelt
ook voor vrouwen oplevert, kan iedereen begrijpen.
Men ziet dat mej. Haighton en ik in hetzelfde
schuitje varen. Waar ik fantaseerde, om kort
en zakelyk duidelijk te maken, dat er in deze
richting voor vele dames een toekomst is te vinden,
was zy'.met niet genoeg te waardeeren ij ver steeds
zoekend naar nieuwe wegen om dames aan een
behoorlijk bestaan te helpen, my' reeds vóór
geweest.
Doch ter zake :
Mej. H. heeft volkomen gelijk. Er w met kippen
nu wel juist geen »handen" geld te verdienen
maar er zyn onbetwistbaar zaken mede te maken, 1)
Daarbij komt dat het eigenlijke werk, d, w. z.
het met sorg rerplcgen van pluimvee, het met zory
kruisen van verschillende rassen, om nieuwe rassen
te scheppen, juist een aardig en zeer interessant
werk is voor dames, ik zou haast zeggen »als
gesneden koek". Bovendien behoeft, wat mej. H.
de vakkennis noemt, zoo heel groot niet te zijn.
Met het bestudeeren van een goede handleiding
als b. v. Maitland's werk over hoenders, l
eekman's bekend boekje 2) en het te gelijkertijd
aanschaffen van een koppel zeer gewone hoenders,
ten einde de theorie aan de praktijk te toetsen,
komt men spoedig ver genoeg om veilig, zonder
vrees voor te groote verliezen, een klein hoen
derpark te beheeren. En indien men dan door
bijzondere omstandigheden geen al te groote
tegenspoed heeft, zal dat ongetwijfeld zijn renten
wel afwerpen.
Het is mij echter onmogelijk in een klein
bestek, d. w. z. in een enkel artikeltje, alles te
behandelen wat mej. H. besproken heeft. Zy'
heeft volkomen gely'k, waar zij beweert, dat men
het met zich zich zelf eens moet zijn in welke
richting men wil werken, maar wat rashoeders
aangaat nog deze opmerking, dat ook in ons
land goede prijzen worden besteed en ti<) gulden
voor een simpele haan geen zeldzaamheid is,
evenals 25 gulden voor een hen.
In ieder geval zijn wij het eens omtrent de
hoofdzaak, zij als theoreticus, ik als practicus,
dat n.l. in do hoenderfokkerij wel een toekomst
voor dames te vinden is en niet alleen in de
hoender- maar ook nog in wat anders, n.l. in de
fokkerij van vogels. Het komt er maar op aan
dit met cijfers duidelijk te maken en to bewijzen.
Op verlangen wil ik gaarne trachten daaraan te
voldoen.
Loenen, Aug. '97, J. HKMHIIK v. UAI.KN.
1) Aan liet voorgespiegelde van 500 pCt,
voordeel moet niet te veel waarde gehecht worden.
2) liet door mej. H. genoemde Avicultura
van Bicker Caarten is geen handleiding. Zij
verwart waarschijnlijk het weekblad Avicultura,"
bijblad van het weekblad Flurnlia, onder redactie
van Beekman met een handleiding. De heer
B. C. is aan genoemd blad medewerker, maar
schreef zoover mij bekend is geen handleiding.
iiiifimiiiiiiiniiiiiiiiiimiiimiiimiiiuiiiiiiiitiiiimiiiimiiiiiiiiiiiiiiu
Ken teh'/'oonjii/l'roinv. 'J'elnna mor
fabriekyirbcidslers. Eerste lda.<se.
lieccjilen.
Voor de rechtbank te Parijs verscheen dezer
dagen een heel elegant meisje van goede familie,
met pikant gezicht en rosblond haar, die opgaf
Clémence Rodier te heeten, en employee by de
telephoon was. Zij had in die hoedanigheid allerlei
dwaze streken uitgehaald, zoodat rechters en
publiek er een vroolijken ochtend van hadden.
Vooreerst heette zij niet Clémence Kodier maar
Jeanne deVallier;het eerste was eennom de guerre
dien zij aangenomen had om zonder haar familie
te compromitteeren telephoonjuffrouw te worden.
Zij had het alleen gedaan voor de pret; een
kennisje had haar verteld, dat men er allerlei
interessante geheimen kon afluisteren, dat had
haar aangelokt. De rechter las eene verklaring [
voor van den eersten getuige, die zich over het
volgende beklaagde:
»0p 5 Augustus had eene dame, die ik kende,
mij wat te zeggen, en riep mijn
telephoonnummer op.
All oh ! Allöh! Wie is daar? Ik, Irma,
met wien spreek ik ? Met Pierre. Kom je
dezen avond ?
Ik had nog geen tyd om te antwoorden, toen
tot ons beider doodelijken schrik een doffe stem
er tusschen in riep: Madame, madame, ge zijt j
een verdorven zondares, uw man zal alles
vernemen! Om Godswil, wie spreekt daar ? riep
mijn kennis. Het geweten ! luidde het antwoord j
nog doffer, en eer wij van den schrik waren bij
gekomen, klonk er een vreeselijk geratel in den
telephoon en daarna werd alles doodstil. Mijne
vriendin kreeg een ziekte van den schrik, ik \
ging naar de politie. j
Een tweede aanklager verschijnt zelf, mijnheer j
Mureau. een beverige oude .heer met diep lig- '
gende oogen en een haviksneus ; hij vertelt: »ik
was op een avond vol ergernis, want myn neef
Georges, een der lichtzinnigste knapen van Parijs,
had me uit zijn club getelephoneerd, dat ik hem
GOO francs moest sturen om een speelschuld te
betalen, want anders moest hij zich doodschieten.
Ik zond hem niets, want hij had me al wel twin
tigmaal hetzelfde gemeld, en loopt nog
ondoodgeschoten rond. Om elf uur 's avonds ga ik naar
bed. Precies om middernacht begint myn talephoon
vreeselyk te bellen. Ik vond het vreemd en on
aangenaam; plotseling denk ik aan myn
verwenschten neef: misschien heeft de jongen zich
werkelyk doodgeschoten en geeft me daarvan
bericht.
Eindelijk ga ik naar den telephoon. Allöh !
roept het daarin met een echte grafstem. AllAh!
vraag ik. Wie is er aan ? En het akelig ant
woord luidt: De dood! Xu ben ik niet
bijgeloovig, maar het was middernacht, en dan
.zulk een naamsopgaaf.... De »dood" sprak verder :
Oude woekeraar, wanneer je je neef niet behoor
lijk ondersteunt, kom ik je nog deze maand halen!
En toen begon de telephoon zoo vreeselijk te
knarsen alsof honderd lijkwagens over het pla
veisel rammelden. Ik kreeg de koorts; den vol
genden morgen stuurde ik myn neef maar dadely k
zijn GOO francs.
In dat genre kwamen er nog een reeks van
getuigen; Jeanne de Vallier had hun allerlei
zotheden geantwoord. Vroeg er een naar de
beursnoteering, zy vertelde hem wat van Andrées
luchtballon ; wilde iemand met een theater ver
bonden worden, hy sprak een lykbidder, en zoo
verder. De andere telephoonjuffrouwen hielpen
in 't geheim mee, want Jeanne besteedde al het
geld dat zij verdiende aan snoeperijen; het bureau
leek soms een banketbakkerswinkel; zij tracteerde
voortdurend.
De rechtbank heeft zich door het lachen ont
wapend geacht en de schalksche zonditreg niet
te hard behandeld. De voornaamste klager trok
zijn plainte in, omdat hij acht dagen geleden de
bruigom van het meisje was geworden; ook de
anderen betoonden zich toegevend, en na eene
«strenge berisping" mocht zij aan den arm van
haren bruidegom vertrekken.
* *
Te Freiburg in Sileziëis door particuliere
zorg, maar in overleg met de fabriekanten, een
thuis voor fabrieksarbeidsters gesticht, dat lOiJ
meisjes bergen kan. Het bestaat sedert 1888 en
verleent op dit oogenblik aan 27 Katholieke en
73 evangelische meisjes onderkomen. Het orde
lijk leven, gezond eten en frissche slaapvertrek
ken werken zeer gunstig op de meisjes; het
samenzyn 's avonds lijkt hen in den beginne wat
ernstig, onder toezicht der zusters, maar lang
zamerhand leeren zij het nuttige er van inzien
en betreuren haar vryheid niet. Van
Zaterdagsmiddags tot Maandagsmorgens gaan ze naar haar
ouders of betalen iiO ptennig kostgeld. Als beloo
ning voor vlijt en goed gedrag mogen eenigen van
de oudsten op kosten der fabriek koken en huis
houden leeren; de kosten van inwoning zijn
zoo berekend, dat zij wat kunnen sparen vour
haar uitzet en dit 's avonds onder toezicht der
zusters maken.
*
Men kan in Duitscbland opmerken, dat de !
eerste klasse op de spoorwegen hoe langer hoe !
minder gebruikt wordt; ook hier te lande wijkt j
menigeen van de familie-traditie af en reist !
geen eerste" meer. In Engeland gaan, volgens
het getuigenis van Lady Violet Treville, dames [
en heeren nu bij voorkeur in de derde zitten, zoodat i
de eerste-klasse-wagons zoo goed als leeg zijn, !
en de meeste treinen nog maar, om aan het i
reglement te voldoen, een enkelen wagon eerste
klasse meevoeren. j
* * j
*
Afipelsint^i. Dit is een Engelsch recept, men !
i zou het bijna evengoed een compote of marmelade
i als saus kunnen noemen; men geefr. het bij ge- i
j braden vleetch, gevogelte of wild. Appelen worden j
! geschild, van klokhuis en pitten ontdaan, en met !
i wat water te vuur gezet. Half gekookt worden i
j ze afgenomen, en met een vork tot een niet al j
' te dik moes geklopt. Met citruensap, of, vulgens
{ den smaak, met een flinkeii lepel azyn, en een
handvol kruidnagelen wordt het moes nog wat
gewarmd en zeer warm opgediend.
| Geroosterde ;ah/i saticc tartare. Men roostert
l de zalm. kruidt ze met zout, peper en olyfolie
en dient ze op met peterselie; maakt dan een
sauce tartare, van witte mayonnaise, mosterd,
augurken, chalotjes en cayennepeper, en dient
die om de zalm.
Macarcni-soeji. Men kookt de macaroni af
wascht ze met versch water, snijdt ze en leg
ze in de bouillon, laat ze daarin koken en strooi
wat geraspte gruyêre-kaas in de soep.
E-e.
iMiiiuiliiiiliiiiimiliiMiniliimimiiiiiiiiMMillllillllililiiMilllliiilllllllliilllll
iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiMiiim
Mijnheer de Redacteur!
Gedachtig aan de Génestet's woorden: »Als u
het hart tot spreken dwingt, zoo spreek!" kan
ik niet nalaten eenige opmerkingen te maken
naar aanleiding van het ingezonden stuk «Een
sociaal vraagstuk." Wat ter wereld heeft toch de
dienstbare stand misdaan, om als een soort
vogelvrijverklaarde, van alle kanten bloot te staan aan
de scherpe pijlen van minachting, terugzetting
en vernedering. Zoo iets, dan is 't mijns inziens
wel de dienstbare stand, welke op verbetering en
erkenning aanspraak heeft.
Hoe zou het wel gevonden worden, wanneer de
dienstboden, in nieuwsbladen en tijdschriften, de
fouten en tekortkomingen van hunne meesters en
meesteressen rond gingen bazuinen. En waar
het karakter en de eigenaardigheden der dienst
boden als een opengeslagen boek voor ieder ter
inzage liggen, is het dunkt mij niet meer dan billijk,
dat daarnaast een lijst wordt opgehangen van de
daden en manieren van meesteressen en andere
huisgenooten. En welk gehalte zou ik willen vragen,
zullen die «volmaakte" dames dan in hunne dienst
boden brengen ?
Hoevele meesteressen zyn er niet waarvan gezegd
kan worden: .>zij naaien niet en zij spinnen niet
en nochthans zyn zy' schooner gekleed dan Salomo
in al zijn heerlijkheid!" Wanneer men eerly'k en
rechtvaardig de dingen onder de oogen ziet, moet
men dan somtijds niet verbaasd staan, wanneer
men opmerkt, over hoeveel vernuft en scherp
zinnigheid sommige meesteressen (waarvan plat weg
gezegd kan worden, dat zij liever lui dan moede
zyn) hebben te beschikken, waar het geldt zooveel
mogelijk van de werkkracht der ondergeschikten
te prottteeren.
Het tafreel waar de keukenprinses zich koelte
toewuift met den waaier is nog zoo kwaad niet
bedacht.
Dikwijls wanneer ik die onderaardsche keu
kens, hokken zijn het soms in den vorm van
keukens ! voorby ging en de hitte gemengd met
geuren van kruiden en baksels door de tralieramen
naar buiten drong, kon ik niet nalaten met het
oog op de keukenprinses daarbinnen, de innige
verzuchting te slaken: »arm schepsel, hoe benauwd
moet je 't daar wel hebben!" Een waaieren een
gemakkelijk zitje zou in menige keuken goed
geplaatst zijn. En waar h^t tegenwoordig in alle
standen mode is om Hollandsche eigennamen te
verdraaien en te verhaspelen, waarom zou dan de
dienstbare stand daarin ten achter blyven? Wat
de heeren wijzen moeten de gekken wel pry'zen.
En wat de vrije tijd van dat nuffig en praatziek
Catootje aangaat, wanneer men dikwijls 's avonds
te negen a tien uur nog de verrukkelijke bedrij
vigheid van messenslijpen, keukenschuren en
dergelijke bezigheden hoort, kan men onmogelijk
een groote verwachting van dien hooggeroemden
vrijen tyd hebben. Hoe heerlijk voor het meisje
wanneer zij dan een galant heeft die op haar
uitgaansdag tracteert op een toertje per fiets, eene
ontspanning waar zij dan ook een geheele veertien
dagen, soms drie weken, op moet teren. Ook
geloof ik gaarne dat menige meesteres die zooveel
honderden guldens aan haar toilet besteedt,
naiji'erig kan worden, wanneer zij ziet dat haar
ondergeschikte met zoo weinig geld ook netjes
en smaakvol voor den dag komt. Zou het «herziet
u zelven" ook hier van toepassing kunnen zyn?
Immers wanneer men, onder meer, hoort de vele
klachten, van slagers, bakkers, modistes, mode
winkels, en wie al niet, over onbetaalde rekeningen,
dan kan men gerust aannemen, dat er buiten den
dienstbaren ook nog wel een andere stand is die
een goede dosis verbetering kan gebruiken. En
waarom, zou ik willen vragen, moet bet verrichten
van de huishoudelijke bezigheden, dat toch ook
noodzakelijk is. zooveel minder betaald worden,
dan b. v. het klaarmaken van recepten, het aan
nemen van telegrammen, en alles wat verder tot
de ondergeschikte vrouwelijke werkzaamheden
behoort? Dat goedheid, hartelijkheid, enz. tegenover
de hedendaagsche dienstbode boter aan de galg
gesmeerd is, klinkt wel wat heel onnatuurlijk, 't
Komt mij voor, dat men dan aan de echtheid van
die betoonde goedheid en hartelijkheid wel
eenigszins mag twijfelen. Dan immers hebben alle braven
en goeden het misgehad, toen zij ons leerden te
verwinnen, door liefde, toewijding, zelfverlooche
ning en erkenning van anderer verdiensten. En
gelukkig is het te weten, dat er nog genoeg lief
derijke en degelijke huisvrouwen zyn, met humane
denkbeelden tegenover hunne ondergeschikten,
doch van dezulken hoorde ik nimmer eene uit
storting van jammerkreten over haar bedienend
personeel.
liet komt er maar op aan om wederzijds, niet
den splinter uit het oog der naaste te verwijderen
en den balk. in eigen oog niet op te merken.
Dat zij, die zoo doordrongen zijn van de verdor
venheid van menschen en toestanden, door
schryven daarin verbetering willen brengen, zal zeker
zijn goede zijde hebben, maar meer kracht zou
er van hun streven uitgaan, wanneer ieder in
eigen kring, door voorbeeld en gedrag dien idealen
toestand ging scheppen, die hy voor 't algemeen
belang zoo begeerlijk vindt.
Amsterdam. H. NOOKDENBOS.