De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1897 12 september pagina 5

12 september 1897 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

No. 1055 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. DAMEjS. Nationale Tentoonstelling yan Vrouwenarbeid, Mijnheer de Redacteur. Mag ik in uw blad, dat steeds voor alle goede dingen open staat, eene kleine ruimte vragen, voor de mededeeling dat er in den loop dezer maand door de dames van het stedelyk comité, voor Amsterdam, der aanstaande Nationale Ten toonstelling voor Vrouwenarbeid, een beroep zal worden gedaan op de mildheid der Amsterdamgche ingezetenen. Zy twijfelen niet of deze zoo goede zaak, van een algemeen nationaal belang voor de grootste helft der Nederlandsche bevolking, zal door Amsterdam als voorgangster aller Neder landsche steden, met mildheid worden gesteund; maar tot dusver bleek dit nog onvolkomen, daar onbekendheid onbemindheid voortbrengt. Daarom stellen de dames van het comitézich dan ook voor, persoonlek de inzameling der giften te houden, en de gewenschte inlichtingen te geven. Tevens maakt het bestuur der Vereeniging bekend, dat de aanstaande algemeene vergadering gehouden zal worden, alhier op 29 September in de bovenzaal van «Eensgezindheid", en ook voor niet leden toegankelijk zal zijn, en het be stuur spreekt de hoop uit, dat velen van de gelegenheid om iets naders aangaande de ten toonstelling te vernemen, gebruik zullen maken. Met beleefden dank voor de afgestane ruimte, Namens liet Plaatselijk Comité: Mevrouw SCHOLTEN-COMMEMN. Mejuffrouw MERCIEB. Mejuffrouw BIENFAIT. liiiiiiiliiiiiliiiiiiimiiiiiiiiiiillini Naar aanleiding van Kip, iïhel) je, Het volgende stukje was geschreven en aan de redactie ingezonden vóór het stukje van mej. Elise A. Haighton verscheen. Na de lezing van »Kip, ik heb je", begreep ik dat aanvulling geen kwaad kon en verzocht de redactie het terug te mogen ontvangen. Het kwam my by nader inzien evenwel beter voor het oorspronkelyke schetsje niet te wyzigen, maar, naar aanleiding van mej. Haightons schetsje, eenige bemerkingen er aan toe te voegen. Allereerst dus myn bedoeld stukje. Hier is het: Een nieuw bedrijf Toor vrouwen. Myn buui nan klaagde mij onlangs zyn nood : »lk weet waarachtig niet wat ik met die meid beginnen moet," begon hy. »Als je je geld op stapels hebt liggen, komt het er niet op aan, maar je weet ik leef van een klein pensioen en als ik dood ben, heeft ze niets dan die paar duizend, die ik heb opgespaard." »Die meid" was Marie, zijne dochter, een flinke deern van 25 jaar, die zyn huishouden beheerde sinds de moeder oud en ziekelyk was, een flink meisje, maar die geenerlei opleiding had genoten, noch zooveel kennis vergaard als in onzen ty'd wel noodig is. Geen wonder dus dat de oude heer een beetje bezorgd omtrent haar toekomst was. 't "Was juist zooals hij gezegd had, als hij kwam te overlijden stond Marie om zoo te zeg gen op straat. Ik dacht een poosje na. Wy' liepen in myn tuin rond, want wij liepen gewoonlyk zoo maar by' elkaar binnen en eens klaps kreeg ik een idee. «Waarom zet je haar niet in een hoenderpark?" vroeg ik. »In een... hoenderpark?" vroeg mijn vriend, in de uiterste verbazing. »Ja, laat haar een hoenderpark beginnen. Wie verzorgt je kippen? Marie, nietwaar? Wie is het, die verleden jaar een paar keeren met goed gevolg kippen heeft laten broeden en voor de kuikens gezorgd, tot zij groot genoeg waren om voor zichzelf te zorgen ? Marie! Ik weet nog heel goed, dat jy' er niets op gesteld was, maar ten slotte heb je my zelf bekend, dat ze, omdat je te veel kippen kreeg, er een twintig of daar omtrent verkocht heeft en dat ze er een aardig voordeeltje uit geklopt heeft." »Dat is alles goed en wel, vriend, maar een bestaan ... denk eens na, een bestaan is daarin toch niet te vinden ?" «Niet? Nu dan weet je er al heel weinig van, amice. Wil ik je eens wat zeggen ? Weet je wel, dat je tegenwoordig kippen kan fokken waarvoor je 5, 10, 20, ja 100 gulden per stuk kan krijgen?" AVatte .. . ?" »Ja, watte! Weet je wel dat ik zulke sommen heb zien betalen voor n enkele goede haan ? Weet je wel, dat in ons land in 1882 werden ingevoerd rijf en sestiij millioen eieren, die wij hier konden produceeren en dat wij in dat jaar slechts drie en een half millioen eieren uitvoerden?" Myn vriend stond met open mond mij aan te staren; hy' wandelde eerst voort toen ik hem meetrok. »Je hebt zeker wel eens gehoord van kippen en eieren, die uit Italiëkornsn," ging ik voort. »Wil ik je eens zeggen hoeveel eieren dal land gemiddeld per jaar uitvoert ? Dat varieert tusschen de tweehonderd en driehonderd millioen. Millioen.'?' riep mijn vriend uit. »Ja, millioenen. En zeg nu nog dat in een hoenderpark geen bestaan te vinden is. . ." Hy sloeg de handen in elkander. * * # Een gevolg van dit gesprek was, dat Marie werkelyk een hoenderpark begon; eerst op zeer bescheiden schaal en naarmate hare verdiensten stegen dit uitbreidde. Thaus is wijn oude vriend nog in leven, maar hy is niet bezorgd meer over de toekomst van zijne dochter, want die is verzekerd. Wij hebben lang geconfereerd vóór wy het over de zaak eens waren, niet omdat er bezwaar was, want Marie gloeide dadelijk voor het hoen derpark, maar omtrent de vraag over welken boeg wij het zouden gooien. Ziehier wat de slotsom was: Een schuur aan het einde van den tuin werl ingericht tot kippenhok, d. w. z., die schuur werd door middel van gegalvaniseerd vlechtdraad van den zolder tot den vloer in vijf even groote afdeelingen verdeeld, terwijl er nog een zesde overschoot tot berging van de benoodigdheden. In elke afdeeling werden eenige flinke stokken aangebracht en een paar nestkastjes en daarmede waren de hokken gereed. Daarbuiten werden eveneens vijf rennen getimmerd, wat eenvoudig plaats had, door van afstand tot afstand breède en dikke latten in den grond te slaan en daarom hoog vlechtdraad te spannen van 1.80 M. hoog, waar geen kip overvliegt. Het waren lange ruime rennen en om den anderen dag kreeg elke afdeeling op hare beurt de vrijheid om te gaan weiden op een stuk land, dat achter den tuin lag. Met weinig kosten was dit geheel tot stand gebracht. Ik meen dat een en ander nog geen 50 gulden kostte. De kippen hadden bovendien in de schuur een flink ruim hok, om bij slecht weer binnen te blijven en dan werden zij ook eenvoudig opgehouden. Toen kwam de bevolking. Marie schafte zich vyf soorten aan, die goede leggers of goede vleeschkippen waren en van elke soort 10 hennen en l haan, te weten: 2 koppels Italianen, l koppel lichte Brahma's, l koppel Houdans en l koppel Crevecoeurs. Zij had dus 50 kippen om mede te beginnen; zij kostten haar pi. m. 150 gulden, maar daarvoor had zij puik, puike raskippen. Het geheele kapitaal bedroeg dus 200 gulden. In het eerste jaar kreeg zyn pi. m. 5000 eieren, die zij voor een gemiddelde prijs van 3'/2 cent op de markt liet verkoopen. De opbrengst was dus 175 gulden. Aan voeder betaalde zy' pi. m. 90 gulden. Er bleef dus over eene winst van 85 gulden, zeker een mooie winst van een kapitaaltje van 200 gulden. En daar zy' voortdurend uitbreidde, had zij spoedig haar grondkapitaal verdiend en begon het hoederpark op een zaakje te gelyken, zoodat zij mij na enkele jaren kon verzekeren ruim 1000 gulden inkomen te hebben. Zooals ik zeide, de oude heer had geen zorg meer voor de toekomst zijner dochter en kon gerust zijn tijd te gemoet zien. Welk een veld van exploitatie de pluimveeteelt ook voor vrouwen oplevert, kan iedereen begrijpen. Men ziet dat mej. Haighton en ik in hetzelfde schuitje varen. Waar ik fantaseerde, om kort en zakelyk duidelijk te maken, dat er in deze richting voor vele dames een toekomst is te vinden, was zy'.met niet genoeg te waardeeren ij ver steeds zoekend naar nieuwe wegen om dames aan een behoorlijk bestaan te helpen, my' reeds vóór geweest. Doch ter zake : Mej. H. heeft volkomen gelijk. Er w met kippen nu wel juist geen »handen" geld te verdienen maar er zyn onbetwistbaar zaken mede te maken, 1) Daarbij komt dat het eigenlijke werk, d, w. z. het met sorg rerplcgen van pluimvee, het met zory kruisen van verschillende rassen, om nieuwe rassen te scheppen, juist een aardig en zeer interessant werk is voor dames, ik zou haast zeggen »als gesneden koek". Bovendien behoeft, wat mej. H. de vakkennis noemt, zoo heel groot niet te zijn. Met het bestudeeren van een goede handleiding als b. v. Maitland's werk over hoenders, l eekman's bekend boekje 2) en het te gelijkertijd aanschaffen van een koppel zeer gewone hoenders, ten einde de theorie aan de praktijk te toetsen, komt men spoedig ver genoeg om veilig, zonder vrees voor te groote verliezen, een klein hoen derpark te beheeren. En indien men dan door bijzondere omstandigheden geen al te groote tegenspoed heeft, zal dat ongetwijfeld zijn renten wel afwerpen. Het is mij echter onmogelijk in een klein bestek, d. w. z. in een enkel artikeltje, alles te behandelen wat mej. H. besproken heeft. Zy' heeft volkomen gely'k, waar zij beweert, dat men het met zich zich zelf eens moet zijn in welke richting men wil werken, maar wat rashoeders aangaat nog deze opmerking, dat ook in ons land goede prijzen worden besteed en ti<) gulden voor een simpele haan geen zeldzaamheid is, evenals 25 gulden voor een hen. In ieder geval zijn wij het eens omtrent de hoofdzaak, zij als theoreticus, ik als practicus, dat n.l. in do hoenderfokkerij wel een toekomst voor dames te vinden is en niet alleen in de hoender- maar ook nog in wat anders, n.l. in de fokkerij van vogels. Het komt er maar op aan dit met cijfers duidelijk te maken en to bewijzen. Op verlangen wil ik gaarne trachten daaraan te voldoen. Loenen, Aug. '97, J. HKMHIIK v. UAI.KN. 1) Aan liet voorgespiegelde van 500 pCt, voordeel moet niet te veel waarde gehecht worden. 2) liet door mej. H. genoemde Avicultura van Bicker Caarten is geen handleiding. Zij verwart waarschijnlijk het weekblad Avicultura," bijblad van het weekblad Flurnlia, onder redactie van Beekman met een handleiding. De heer B. C. is aan genoemd blad medewerker, maar schreef zoover mij bekend is geen handleiding. iiiifimiiiiiiiniiiiiiiiiimiiimiiimiiiuiiiiiiiitiiiimiiiimiiiiiiiiiiiiiiu Ken teh'/'oonjii/l'roinv. 'J'elnna mor fabriekyirbcidslers. Eerste lda.<se. lieccjilen. Voor de rechtbank te Parijs verscheen dezer dagen een heel elegant meisje van goede familie, met pikant gezicht en rosblond haar, die opgaf Clémence Rodier te heeten, en employee by de telephoon was. Zij had in die hoedanigheid allerlei dwaze streken uitgehaald, zoodat rechters en publiek er een vroolijken ochtend van hadden. Vooreerst heette zij niet Clémence Kodier maar Jeanne deVallier;het eerste was eennom de guerre dien zij aangenomen had om zonder haar familie te compromitteeren telephoonjuffrouw te worden. Zij had het alleen gedaan voor de pret; een kennisje had haar verteld, dat men er allerlei interessante geheimen kon afluisteren, dat had haar aangelokt. De rechter las eene verklaring [ voor van den eersten getuige, die zich over het volgende beklaagde: »0p 5 Augustus had eene dame, die ik kende, mij wat te zeggen, en riep mijn telephoonnummer op. All oh ! Allöh! Wie is daar? Ik, Irma, met wien spreek ik ? Met Pierre. Kom je dezen avond ? Ik had nog geen tyd om te antwoorden, toen tot ons beider doodelijken schrik een doffe stem er tusschen in riep: Madame, madame, ge zijt j een verdorven zondares, uw man zal alles vernemen! Om Godswil, wie spreekt daar ? riep mijn kennis. Het geweten ! luidde het antwoord j nog doffer, en eer wij van den schrik waren bij gekomen, klonk er een vreeselijk geratel in den telephoon en daarna werd alles doodstil. Mijne vriendin kreeg een ziekte van den schrik, ik \ ging naar de politie. j Een tweede aanklager verschijnt zelf, mijnheer j Mureau. een beverige oude .heer met diep lig- ' gende oogen en een haviksneus ; hij vertelt: »ik was op een avond vol ergernis, want myn neef Georges, een der lichtzinnigste knapen van Parijs, had me uit zijn club getelephoneerd, dat ik hem GOO francs moest sturen om een speelschuld te betalen, want anders moest hij zich doodschieten. Ik zond hem niets, want hij had me al wel twin tigmaal hetzelfde gemeld, en loopt nog ondoodgeschoten rond. Om elf uur 's avonds ga ik naar bed. Precies om middernacht begint myn talephoon vreeselyk te bellen. Ik vond het vreemd en on aangenaam; plotseling denk ik aan myn verwenschten neef: misschien heeft de jongen zich werkelyk doodgeschoten en geeft me daarvan bericht. Eindelijk ga ik naar den telephoon. Allöh ! roept het daarin met een echte grafstem. AllAh! vraag ik. Wie is er aan ? En het akelig ant woord luidt: De dood! Xu ben ik niet bijgeloovig, maar het was middernacht, en dan .zulk een naamsopgaaf.... De »dood" sprak verder : Oude woekeraar, wanneer je je neef niet behoor lijk ondersteunt, kom ik je nog deze maand halen! En toen begon de telephoon zoo vreeselijk te knarsen alsof honderd lijkwagens over het pla veisel rammelden. Ik kreeg de koorts; den vol genden morgen stuurde ik myn neef maar dadely k zijn GOO francs. In dat genre kwamen er nog een reeks van getuigen; Jeanne de Vallier had hun allerlei zotheden geantwoord. Vroeg er een naar de beursnoteering, zy vertelde hem wat van Andrées luchtballon ; wilde iemand met een theater ver bonden worden, hy sprak een lykbidder, en zoo verder. De andere telephoonjuffrouwen hielpen in 't geheim mee, want Jeanne besteedde al het geld dat zij verdiende aan snoeperijen; het bureau leek soms een banketbakkerswinkel; zij tracteerde voortdurend. De rechtbank heeft zich door het lachen ont wapend geacht en de schalksche zonditreg niet te hard behandeld. De voornaamste klager trok zijn plainte in, omdat hij acht dagen geleden de bruigom van het meisje was geworden; ook de anderen betoonden zich toegevend, en na eene «strenge berisping" mocht zij aan den arm van haren bruidegom vertrekken. * * Te Freiburg in Sileziëis door particuliere zorg, maar in overleg met de fabriekanten, een thuis voor fabrieksarbeidsters gesticht, dat lOiJ meisjes bergen kan. Het bestaat sedert 1888 en verleent op dit oogenblik aan 27 Katholieke en 73 evangelische meisjes onderkomen. Het orde lijk leven, gezond eten en frissche slaapvertrek ken werken zeer gunstig op de meisjes; het samenzyn 's avonds lijkt hen in den beginne wat ernstig, onder toezicht der zusters, maar lang zamerhand leeren zij het nuttige er van inzien en betreuren haar vryheid niet. Van Zaterdagsmiddags tot Maandagsmorgens gaan ze naar haar ouders of betalen iiO ptennig kostgeld. Als beloo ning voor vlijt en goed gedrag mogen eenigen van de oudsten op kosten der fabriek koken en huis houden leeren; de kosten van inwoning zijn zoo berekend, dat zij wat kunnen sparen vour haar uitzet en dit 's avonds onder toezicht der zusters maken. * Men kan in Duitscbland opmerken, dat de ! eerste klasse op de spoorwegen hoe langer hoe ! minder gebruikt wordt; ook hier te lande wijkt j menigeen van de familie-traditie af en reist ! geen eerste" meer. In Engeland gaan, volgens het getuigenis van Lady Violet Treville, dames [ en heeren nu bij voorkeur in de derde zitten, zoodat i de eerste-klasse-wagons zoo goed als leeg zijn, ! en de meeste treinen nog maar, om aan het i reglement te voldoen, een enkelen wagon eerste klasse meevoeren. j * * j * Afipelsint^i. Dit is een Engelsch recept, men ! i zou het bijna evengoed een compote of marmelade i als saus kunnen noemen; men geefr. het bij ge- i j braden vleetch, gevogelte of wild. Appelen worden j ! geschild, van klokhuis en pitten ontdaan, en met ! i wat water te vuur gezet. Half gekookt worden i j ze afgenomen, en met een vork tot een niet al j ' te dik moes geklopt. Met citruensap, of, vulgens { den smaak, met een flinkeii lepel azyn, en een handvol kruidnagelen wordt het moes nog wat gewarmd en zeer warm opgediend. | Geroosterde ;ah/i saticc tartare. Men roostert l de zalm. kruidt ze met zout, peper en olyfolie en dient ze op met peterselie; maakt dan een sauce tartare, van witte mayonnaise, mosterd, augurken, chalotjes en cayennepeper, en dient die om de zalm. Macarcni-soeji. Men kookt de macaroni af wascht ze met versch water, snijdt ze en leg ze in de bouillon, laat ze daarin koken en strooi wat geraspte gruyêre-kaas in de soep. E-e. iMiiiuiliiiiliiiiimiliiMiniliimimiiiiiiiiMMillllillllililiiMilllliiilllllllliilllll iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiMiiim Mijnheer de Redacteur! Gedachtig aan de Génestet's woorden: »Als u het hart tot spreken dwingt, zoo spreek!" kan ik niet nalaten eenige opmerkingen te maken naar aanleiding van het ingezonden stuk «Een sociaal vraagstuk." Wat ter wereld heeft toch de dienstbare stand misdaan, om als een soort vogelvrijverklaarde, van alle kanten bloot te staan aan de scherpe pijlen van minachting, terugzetting en vernedering. Zoo iets, dan is 't mijns inziens wel de dienstbare stand, welke op verbetering en erkenning aanspraak heeft. Hoe zou het wel gevonden worden, wanneer de dienstboden, in nieuwsbladen en tijdschriften, de fouten en tekortkomingen van hunne meesters en meesteressen rond gingen bazuinen. En waar het karakter en de eigenaardigheden der dienst boden als een opengeslagen boek voor ieder ter inzage liggen, is het dunkt mij niet meer dan billijk, dat daarnaast een lijst wordt opgehangen van de daden en manieren van meesteressen en andere huisgenooten. En welk gehalte zou ik willen vragen, zullen die «volmaakte" dames dan in hunne dienst boden brengen ? Hoevele meesteressen zyn er niet waarvan gezegd kan worden: .>zij naaien niet en zij spinnen niet en nochthans zyn zy' schooner gekleed dan Salomo in al zijn heerlijkheid!" Wanneer men eerly'k en rechtvaardig de dingen onder de oogen ziet, moet men dan somtijds niet verbaasd staan, wanneer men opmerkt, over hoeveel vernuft en scherp zinnigheid sommige meesteressen (waarvan plat weg gezegd kan worden, dat zij liever lui dan moede zyn) hebben te beschikken, waar het geldt zooveel mogelijk van de werkkracht der ondergeschikten te prottteeren. Het tafreel waar de keukenprinses zich koelte toewuift met den waaier is nog zoo kwaad niet bedacht. Dikwijls wanneer ik die onderaardsche keu kens, hokken zijn het soms in den vorm van keukens ! voorby ging en de hitte gemengd met geuren van kruiden en baksels door de tralieramen naar buiten drong, kon ik niet nalaten met het oog op de keukenprinses daarbinnen, de innige verzuchting te slaken: »arm schepsel, hoe benauwd moet je 't daar wel hebben!" Een waaieren een gemakkelijk zitje zou in menige keuken goed geplaatst zijn. En waar h^t tegenwoordig in alle standen mode is om Hollandsche eigennamen te verdraaien en te verhaspelen, waarom zou dan de dienstbare stand daarin ten achter blyven? Wat de heeren wijzen moeten de gekken wel pry'zen. En wat de vrije tijd van dat nuffig en praatziek Catootje aangaat, wanneer men dikwijls 's avonds te negen a tien uur nog de verrukkelijke bedrij vigheid van messenslijpen, keukenschuren en dergelijke bezigheden hoort, kan men onmogelijk een groote verwachting van dien hooggeroemden vrijen tyd hebben. Hoe heerlijk voor het meisje wanneer zij dan een galant heeft die op haar uitgaansdag tracteert op een toertje per fiets, eene ontspanning waar zij dan ook een geheele veertien dagen, soms drie weken, op moet teren. Ook geloof ik gaarne dat menige meesteres die zooveel honderden guldens aan haar toilet besteedt, naiji'erig kan worden, wanneer zij ziet dat haar ondergeschikte met zoo weinig geld ook netjes en smaakvol voor den dag komt. Zou het «herziet u zelven" ook hier van toepassing kunnen zyn? Immers wanneer men, onder meer, hoort de vele klachten, van slagers, bakkers, modistes, mode winkels, en wie al niet, over onbetaalde rekeningen, dan kan men gerust aannemen, dat er buiten den dienstbaren ook nog wel een andere stand is die een goede dosis verbetering kan gebruiken. En waarom, zou ik willen vragen, moet bet verrichten van de huishoudelijke bezigheden, dat toch ook noodzakelijk is. zooveel minder betaald worden, dan b. v. het klaarmaken van recepten, het aan nemen van telegrammen, en alles wat verder tot de ondergeschikte vrouwelijke werkzaamheden behoort? Dat goedheid, hartelijkheid, enz. tegenover de hedendaagsche dienstbode boter aan de galg gesmeerd is, klinkt wel wat heel onnatuurlijk, 't Komt mij voor, dat men dan aan de echtheid van die betoonde goedheid en hartelijkheid wel eenigszins mag twijfelen. Dan immers hebben alle braven en goeden het misgehad, toen zij ons leerden te verwinnen, door liefde, toewijding, zelfverlooche ning en erkenning van anderer verdiensten. En gelukkig is het te weten, dat er nog genoeg lief derijke en degelijke huisvrouwen zyn, met humane denkbeelden tegenover hunne ondergeschikten, doch van dezulken hoorde ik nimmer eene uit storting van jammerkreten over haar bedienend personeel. liet komt er maar op aan om wederzijds, niet den splinter uit het oog der naaste te verwijderen en den balk. in eigen oog niet op te merken. Dat zij, die zoo doordrongen zijn van de verdor venheid van menschen en toestanden, door schryven daarin verbetering willen brengen, zal zeker zijn goede zijde hebben, maar meer kracht zou er van hun streven uitgaan, wanneer ieder in eigen kring, door voorbeeld en gedrag dien idealen toestand ging scheppen, die hy voor 't algemeen belang zoo begeerlijk vindt. Amsterdam. H. NOOKDENBOS.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl