De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1897 19 september pagina 3

19 september 1897 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

No. 1056 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. afdrukken, vol hoop en goeden moed naar Bayreuth heeft zien vertrekken, heeft zeker in de verste verte niet kunnen vermoeden, dat voor haar zulk een spoedig en zulk een droevig einde zou zyn weggelegd. Slechts weinigen hebben ge weten, dat Jo Kempees in de laatste maanden ziek, zeer ziek is geweest; bij de meesten is de indruk van hare levendige, flinke en krachtige persoonlijkheid blyven voortbestaan, tot de doodsty'ding uit Frankfort plotseling die illusie kwam verstoren. Jo Kempees werd in 1868 geboren in Neder landsen-Indië, waar haar vader de betrekking van assistent-resident vervulde. Haar muzikale aanleg werd op gelukkige wijze ontwikkeld aan het con servatorium van de Maatschappij tot bevordering der Toonkunst te Amsterdam, waar Messchaert haar leeraar in den zang was. Zij behoorde tot de leer lingen, van wie ieder dadelijk kon getuigen, dat »er wat in zat", maarover den aard van haar stem was men het niet eens. De een meende, dat zij zich tot eene voortreffelijke altzangeres zou ontwikkelen; de ander, wellicht meer onder den indruk verkeerende van haar levendig temperament, zag in haar vooral de toekomstige dramatische zan geres. Jo Kempees zelve deelde klaarblijke lijk de laatste meeniDg', en begaf zicb, toen zy aan het Amsterdamsche conservatorium een loffelyk eindgetuigschrift had verworven, naar Brussel, om daar hare studiën voor opera-zangeres voort te zetten. Met veel inspanning en ijver gelukte het haar, den omvang harer stem in de hoogte zoover uit te breiden, dat zij bij de Nederlandsche opera als mezzosopraan kon optreden. Gedurende de campagne, die zij aan het Leidsche Plein medemaakte, vervulde zij o. a. de rollen van Adriano in Itienzi, van Venus in Tannhauser, van Ortrud in Lohengrin, van Leonore in Fidelio, van Azucena in den Troubadour, om van enkele .kleinere partijen niet te spreken. Na afloop van het seizoen verbond zy' zich echter niet op nieuw aan de opera, maar trad als concert zangeres op in verschillende plaatsen van cns land. Toen kwam de uitnoodiging voor Bayreuth, die zy' met groote ingenomenheid aangreep. Zij zag er niet tegen op, als het ware van voren af aan te beginnen, en, nadat zy' reeds in hoofdrollen van Wagner's werken was opge treden, in de bekende Stimmbildungs-Schiile onder de leiding van Julius Kniese en onder het patrotaat van mevrouw Wagner wederom leerling te worden en zich voor te bereiden voor kleinere rollen. Voor de uitvoeringen van dezen zomer waren haar de solopartij van de «Blumenmiidchen" in Parzifal en de rol van eene der Walküren toegedacht, terwyl men tevens op haar rekende als doublure voor enkele grootere rollen. Doch reeds in het voorjaar werd zy ernstig ongesteld. Wat men eerst voor influenza hield, bleek weldra eene gevaarlijke nierziekte te ziju. Het moet voor de levenslustige en ambitieuse jonge vrouw eene vreeselijke teleur stelling zyn geweest, te bemerken hoe hare krach tige natuur ondermynd werd door de verraderlijke kwaal, die haar weldra alle inspanning onmogelyk maakte. Met groote hartelijkheid en zorg werd de arme zieke verpleegd in het gezin van den Beierschen majoor Thompson, en enkele weken geleden scheen er werkelijk eenige verbetering in den toes'and te kernen. Toen werd het plan gemaakt, om uit den vreemde naar het vaderland terug te keeren ; maar die laatste wensch is niet vervuld, en te Frankfort maakte da dood een einde aan het jonge leven, dat zoovele verwach tingen had gewettigd, maar in den laatsten tijd voor de arme kunstenares slechts bittere teleur stelling had gebracht. Jo Kempees heeft gedurende hare korte loop baan als zangeres getoond te beseffen, dat de studiejaren na de schooljaren eerst recht begin nen. Haar volhardend streven en haar natuurlijke WMMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIUIII iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiininii Een versterkende kuur. Naar lui Fi-anscli, VAN GUSTAVE GEFFROY. Eu vooral, had de dokter gezegd tot de ouders van den kleinen Autoiue, op den dag van hun vertrek naar de kleine zeeplaats in Breiagne, vooral niets anders, dan melk en bouillon, waarin geen stukje vleesch mag zijn. Geen groenten, geen brood, geen vast voedsel hoegenaamd! Wanneer ge dien raad stipt opvolgt, zullen we hem er misschien nog wel op halen. En verzuim ook niet, hem alle dager, bij goed weer, zijn zeebad te geven. Een vlugge onderdompeling is voldoende, dan hem in een wollen deken wikkeleu en eeu poosje laten heen en weer dragen in de lekkere zon op het strand. Ik hoop dat die behandeling hem goed zal doen en dat ge uw Augustusmaand niet vergeefs zult doorbrengen in die uegerij. Als ge weerkomt, verwacht ik een sterken bengel te zien. Het kiud verlangt niet anders dan in het leven te blijven, al ziet het er teer uit; bij kijkt goed uit zijn oogen en zijn stem is krachtig, maar we moeten hem helpen. Vergeet dus vooral niet, wat ik heb voorgeschreven: Baden, melk en biuilbegaafdheid gaven haar en haren vrienden het recht, voor haar nog veel van de toekomst te verwachten, te meer, omdat hare bloeiende ge zondheid haar tegen iedere inspanning bestand scheen te maken. Het heeft helaas niet zoo mogen zyn. Maar men mag van haar getuigen, dat zy alles heeft gedaan om hare schoone gaven tot ontwikkeling te brengen en dat zij in kloeken stry'd voor haar ideaal op het veld van eer is gevallen. E. D. P. Pietro Mascagni. Naar aanleiding van het gerucht dat Mascagni poging tot zelfmoord zou hebben gedaan, tele grafeerde de directie van de Italiaansche Opera in de Haag aan Mascagni zelf en ontving daarop als antwoord het vo'gende telegram -. »Direttore Opera Italiana" Aiu. Notizia falsa spero trovare autore denunziarl o giustizia grazie vostra gentilezza saluti. MASCAGNI. (Bericht is valsch; hopen met justitie den vervaardiger te vinden ; dank voor uwe beleefd heid ; groeten MASCAGNI.) illllllllllllllMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIMHIIIIIIHHIIIH'lllllllllllllimillllll Caricatnreiiweflstil. Iemand, zich noemende II. C. van Lamoen te Dordrecht, heeft zich de vrijheid veroorloofd voor den Wedstrijd van caricattiren op sport betrekking hebbende, eene reproductie in te zenden van een teekening, voorkomende als titelblad in het No. van 21) Augustus 18% van het zoo gunstig be kende tijdschrift Jur/end. Hij werd daarvoor bekroond met een vierden prijs. Het valt alzoo niet te verwonderen-, dat de heer John Grand-Carteret met zijn Parijsche kunstvrierden onder de teekeningen, die wij aan hun oordeel onderwierpen, deze voor een vierden prijs heeft aanbevolen. Meer verwondering zal het wekken, dat genoemde van Lamoen zijn naam niet te goed heeft geacht om hem op deze wijs te compromitteeren,of misschien moeten wij zeggen, dat hij zijn naam zelfs zóó goed heeft geacht, dat deze geen schade zou kunnen lijden onder het plegen van zulk een plagiaat. Hoe dit zij, de heer ? H. C. van Lamoen moge als caricatuur-teekenaar niet zich zelf zijn, als caricatuur van een teekenaar kan men hem eene toekomst niet ontzeggen. llllllllllNIIIIIIIIMIIIIIIIIHIIIllimiMllllllllllllllllllllllllllllllMllimilllllllllllll Twee teetoninjren van Israêls. Wederom zijn twee meesterwerken naar het buitenland, en wel naar Duitschland verkocht Reeds voor dat de 22ste tentoonstelling derllollandsche teekenmaatschappij, welke op l'.l dezer gesloten wordt, geopend was, werd de haad op deze nieuwe waterverfteekeningen van Jozcj IsruHs gelegd. En geen wonder. Da beide creaties zijn zeldzaam schoon en staan als 't ware boven taxatie (*). Nogmaals heeft men op genoemde tentoonstelling het voorrecht onzen meester op zijne groote hoogte als scheppend kunstenaar te mogen gadeslaan. (*) Elke teekening werd voor /'3000 verkocht. lllllllllllHllllllllllimillllllllllllllMimilllMIIIIIMIIIIHIIUIIIIIIMIIIIIIIIIMIIIIII Ion; volstrekt geen ander voedsel, voeding is hier eeu kwestie van leven of dood. De ouders hadden alle vertrouwen in den raad van hun flinken arts, die tegelijkertijd bun vriend was eu die den kleiueu Antoiue had geholpen ter wereld te komen. I)e arme, kleine drommel was te vroeg verschenen, eu toen het licht viel op dat teere lichaampje, zoo broos, zoo magertjes als een draad, waaraan een groot hoofd was bevestigd, scheen het reeds zeker, dat liet, zwakke leven spoedig zou worden uitgeblu-cht. Alleen de moeder wanhoopte niet. Met bovennatuurlijke wilskracht wijdde ze zich aan liet onaanzienlijke //ding," dat zouder beweging, zonder adem, zouder leven scheen. Zij wilde en zou hem de levenskracht, hergeven, die het van haar ontvangen zou hebben, ais het noodlot den kleine iiiet tevroeg uit ziju weldadige gevangenis had verlost. Zij verliet hem dag noch nacht, koesterde eu voedde hem, gaf hem haar melk en haar krachten. Maanden en maanden sliep ze 's nachts geen enkel uur; haar rust vindend overdag, in de korte oogeublikkeii, als het kiud, na eeu crisis van schreien eu schreeuwen, door vermoeidheid was ingesluimerd. Maar ze werd beloond, ze volbracht het mirakel: Het kind kan blijven laven, had op ten dag de dokter gezegd. Toen de vader en de moeder vertrokken naar het strand en de golven, om daar het levenswerk te voltooien, was de kleine Autoine zeventien maanden oud. Hij was geen prachtstuk uog, ziju armpjes en beentjes waren belachelijk zwak en dun, ouder de teere huid kon meu zijn gausche gebeente ontdekken en zijn hoofd scheen uog altijd te groot voor het lichaam. Maar, ondanks De voorstellingen der beide teekeningen zij n geheel verschillend. Het grootste aquarel (51 by' 70 centimeter) vertoont eene vrouw uit het volk, die, op eene stoel gezeten, aan het kindje, dat tegen haren arm rust en op haar schoot ligt, met een lepel pap toedient. Na eenigen tyd dit werk bewonderd te hebben, weet men niet juist meer wat ons het meeste boeit: de natuur lijkheid van het tafereel, het intieme in het zieleleven van moeder en kind of de wijze der meesterlijke uitvoering. Maar niet minder pakt de kleinere waterverfteekening vSchemeravond", waarvan de heer Frenkel te Berlijn de gelukkige bezitter i». Israels komt hier op een gebied, dat, zoover ons bekend, door hem niet dikwijls betreden werd. Hij geeft ons een kudde van vijf schapen te aanschouwer, die door den herder geleid, op het punt staat den stal binnen te gaan. Tegen de deur der schapenkooi staat een meisje, die in de rechter hand een staf houdt; zij wacht op de kudda, die behoedzaam door den herder langs het rasterwerk wordt voortgedreven. Het maanlicht spreidt zijn glans over de groene weide ? de scha pen in den voorgrond en het meisje zijn disk reet sterker verlicht. Eene niet minder aangrijpende stemming be reikt de meester in dit werk. Er is iets profetisch over het geheel uitgespreid; men denkt als 't ware aan een groet uit het beloofde land; men gevoelt de hoogs aspiraties van een ongemee n kunstenaar. Hoe meer de stemming van het tafereel op ons werkt, te meer wordt men er van doordrongen, dat men iets bizonders, gedistingeerds en schoons heeft mogen genieten. De eenige opmerking die te maken zoude zijn, is misschien, dat deze kleinere teekening als aquarel minder doorzichtig behandeld is, dan de eerstgenoemde. J. II. S. Een monument voor Raphaël Ook in zijn geboortestad, in Urbino, heeft de veel geroemde Sanzio nu eindelijk ook een monument gekregen, dat onlangs werd onthuld. Alhoewel het geheel van dit moderne werk niet zonder den overmoedigen zwier is, dien men zich denken kan bij de beeltenis van dezen zestiende eeuwer te hooren, zoo mist nogthans dit monu ment, dat geheel onder modern- Kranschen invloed gemaakt werd, iets wat bij die overdadige levens kracht in llaphatU's werken, deze tot klassieke wonderen maken. Bij zooveel overgezonde kracht, bij zooveel grandioozen rijkdom, bij zooveel onge kende noblesse domineerd een geöquilibreerdheid, die overal voor gemaaktheid behoedt. Iets wat men.niet geheel en al van dit monument te zijner eere zeggen kan. TH. M. Jiij Kleinman in Haarlem verscheen de eerste aflevering van een serie omslagen met lichtdrukken naar teekeningen van oude meesters der Hollandsche school. Het musée Cernuschi, van Japansche en Chineesche kunstvoorwerpen, dat onlangs met gebouw en al door den verzamelaar aan de stad Parijs werd vermaakt, en toen de tweede publieke verzameling op dit gebied in die stad werd, schijnt minder goed voor de herberging van zijn kunstschatten berekend. Men doet alle moeite zoo spoedig mogelijk hierin veran dering te brengen, en de raad der stad zal er zich onmiddellijk mee bemoeien. Dat is eens heel wat anders dan in ons land. Als er hier geen beschikbare gebouwen zijn worden de mooie dingen in kisten gepakt en op zolder gezet. Dan is men zeker dat ze niet bederven. Muziekomslagen. Bij de Algemeene Muziekhandel op het Spui liggen deze week een een collectie geïllustreerde omslagen voor chansonnetten voor het raam, die werkelijk merkwaardig zijn. Ze ziju meest van moderne franscbe artisten, en men uierkt er van Steinlen en van \Villette onder. Dit is wel heel ander soort als men bij ons pleegt te maken, alles, was het werkelijkheid dat ziju levenskracht toeuam. Hij werd levendiger, hij begon te lachen met krachtiger stem eu iu het magere, bleeke gezichtje gliubterdcu twee zwarte oogeu vol schran derheid. Men moest hem alleen maar helpen zich te ontwikkelen, zouals de dokter gezegd had en het stille plaatsje, uitgekozen voor de nieuwe kuur, werd door de angstvallige ouders zeer geschikt en allerliefst bevonden. Een zeestraud in Bretagne, met lijn, zacht zand omgeven door booinen, dicht bij een microscopisch kleine haven, waar witte eu roode zeilen op en neer wiegden. Het huis, waar ze hun iutrek hadden genomen,was half viascliershut, half herberg, eu de eigenares een ronde, dikke vrouw. wier hartelijke ontvangst reeds versterkend werkte. De goede waardin had haar vierde of vijfde man onder handel), men was m het dorp den tel kwijt van haar talrijke weduwstaten en men moest zijn geheugen inspannen om zich al de namen te lieriimerei>, die ze reeds gedrageu had, of met juistheid te zeggen onder welken naam bij den burgerlijken stand de tallooze kindereu waren ingeschreven, die altijd om hnar heen krioelden. De kleiue Au toine werd met geestdrift ontvangen door dexe Ma lauie Blauwbaard, die evenwel niets bloeddorstigs over zich had, maat die geestdrift ging ver gezeld van uitroepen en bewegingen vol mede lijden. Zij verzekerde de ouders dat de heerlijke zeelucht eu het Iliuke voedsel Ie clier petit Jésus" weldra even gezund en stoer zouden maken als haar eigen beugels eu hij vóór September met ben iu liet warme zand zou krioelen. De mueder wilde niets liever dan geloof slaau aan haar opwekkende woorden, maar vertelde haar meteen het voorschrift van den dokter omtrent de voeding. De gastvrouw maar 't heeft daarom juist zyn by zondere aan trekkelijkheid. Er zijn er prachtige bij Van het «Tydschrift van Versieringskunst", onder redactie van den heer F. H. Boersma, en dat bij Kleinman in Haarlem verschijnt, is de eerste aflevering van de 2e jaargang verschenen, het bevat enkele zeer mooie specimina. Bij de firma E. J. van Wisselingh & Co., Spui 23, is tentoongesteld een teekening van M. A. J. Bauer: »De Emir van Bochara." liet succes dat Scheltema & Holkema's boek handel verkregen heeft met het sedert een paar jaren opgericht modern antiquariaat (hoofdzakelijk op kunst-, kunsthistorisch en kunstnijverheidsgebied) gaf deze firma aanleiding die branche uit te breiden en naast haar magazijn, Rjkin 76, een perceel naar haar wenschen en behoeften te verbouwen door den architect Jan Springer. Thans heeft zij haar derden catalogus van haar modern antiquariaat verzonden en noodigt het publiek uit haar nieuwe lokaliteit te komen be zichtigen. Rembrandt-tentoonstelling. Ter gelegenheid van de inhuldiging van H. M. koningin Wilhelmina zal een Rembrandt-tentoon stelling worden gehouden. De YereeiiYoiiuigfle" 05 't Dortse Konires, 1} door Dr. BUITENRUST HKTTEJIA. Prof. Jan te Winkel had gesproken over de Nederlandse taal in Zuid-Africa. Hij had daarbij niet kunnen zwijgen over het sterke verlangen van onze taaigenoten daar ginds om de Nederlandse schrijftaal te vereenvoudigen. Hadden die-duar zelfs niet een Kongres bijeen geroepen om er over te beraadslagen ? En al verschilden ze in enkele gevallen onder ling, hierover waren alle afgevaardigden uit Z.-A. 't eens : we gaan »Kollewijnen" ; onverschillig of ze kwamen uit de Z. A. II., uit de O. V. of uit de K. K. En daarom zei prof. Te Winkel dat hij de mensen ginds niet kon afraden die Vereenvoudiging aan te nemen ! Al »gelooft" hij dat voor Neder land die tijd noch niet gekomen is, daar hier noch maar een kleine minderheid er »voor" is ; en zo iets altijd »van zelf" komt, niet door enkelen wordt doorgedreven ! 2) Hij wil dus de Vergadering aanraden hun te schrijven: ga jullie gang maar! Toen vroeg de Konsul-generaal van OranjeVrijstaat, de vertegenwoordiger van Z. A. op 't Kongres, 't woord. Hij «verbaasde de gewapende macht, belast met het bewaken van de Vries en Te Winkel" de woorden zijn vaa de X. K. C. door over Zuid-Africaanse taal heel anders wat mede te delen. Men mag blij zijn zo onze taal daar in leven blijft. Algemeen is ze noch lang niet. En de Africaners zijn praktiese mensen -. ze vinden onze nederlandse schrijftaal veel te lastig : dan noch liever engels, dat hun in kontakt brengt met de hele wereld; en waar men niet zo op een taal- of schrijffout let ! Toch voelen ze voor de Nederlanders veel. De Hollan der die in Guinea landde, genoot een hartelike ontvangst, men gaf hem wat hij maar wenste en verlangde geen geld te zien. De meeste van zij u gastheren hadden ook hollandse namen noch. Maar toen hij later brieven meekreeg waren ze in 't engels: daarin durfden ze alleen schrij ven ! Voor de redding van onze taal in Africa vroeg de vertegenwoordiger : vereenvoudiging ook hier ! Want deden ze 't daar alleen, dan scheiden ze zich van de hogere beschaafden en beste hollandse litteratuur. Eeti Kapenaar, de heer Crot^, kwam toen ver tellen dat men in Zuid-Africa zijn eiyeH taal had; en geen Nederlands. Daarnaast spreekt men En gels. Die eigen taal moest ontwikkeld ! Geen gemaakte boeketaal. Merkwaardig genoeg sprak hij al was 't met enig aksent onze gewone spreektaal, (zelfs zonder de overtollige /i's uit de boeketaal). Hij werd tegengesproken door de Transvaler, vroeger Nederlander, de heer Haijcn. Toen deze in l S'.) l bij de famielies Krnger en Elofi' was gekomen, zei de 70-jarige juffrouw Eloff de tweede avend al: wat is 't plezierig dat we nu beloofde voor de noodige melk te zorgen en een boerenmeisje werd aangenomen om op den kleine te passeu en met hem langs liet strand te wan delen iu de uren, dat de ouders hun maaltijden namen. Alles ging zoo goed als liet maar gaan kon de eerste veertien dagen. Het weer was verrukkelijk, warm en toch frisoh, de zee had eeii gelijke, liefkoozeude golfslag. Alle dagen werd de kleine Antoiue naar bet strand gedragen en ondergedom peld iu het zilte water, ondanks zijn heftige kreten, ziju tranen en driftbuien. Maar geheel opgaande in hun taak van toewijding merkten de ouders niet op dat eeu drama zich begon te ontspinnen rondom beu. Op het strand duurde het niet lang of de dor pelingen, de enkele badgasten, de kinderineideu begonnen het gedrag van de ouders te laken, die een arm, klein kind, enkel vel en been, eiken morgen tot een koud bad dwongen, ondanks zijn tegcnspartelen en geschreeuw. Het was schande, een zwak, doodziek schaap te baden, alleen omdat de ouders er pleizier iu vonden. De kleine zou natuurlijk op een dag een kou vatten en dus fei telijk vermoord worden. Me u had toeli ontaarde vaders en moeders, verklaarden de toeschouwers die het tegeuspartelen en het doordringend gekrijsch van den kleinen Antoine 's ochtends bijwoonden. In het logement sprak men er niet minder over eu de hertrouwde weduwe besloot, zouder iets te zeggen, den kleine in stilte goed te doen eu hem zoodoende te versterken. Alle dagen, als de ouders aan tafel waren voor liet diner, gaf zij een teeken, dat een bevel inhield, aan het kindermei-je eu

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl